Eindrapport IenW over onderzoek naar rechtmatig en behoorlijk gebruik van afkomstgegevens
Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Brief regering
Nummer: 2022D54921, datum: 2022-12-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-26643-949).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit VVD kamerlid)
- Beslisnota inzake Eindrapport IenW over onderzoek naar rechtmatig en behoorlijk gebruik van afkomstgegevens
- Rapport uitvoering Motie 21 door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
Onderdeel van kamerstukdossier 26643 -949 Informatie- en communicatietechnologie (ICT).
Onderdeel van zaak 2022Z25507:
- Indiener: M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Digitale Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2022-12-21 10:15: Procedurevergadering Infrastructuur en Waterstaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2022-12-21 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-01-25 10:15: Procedurevergadering Infrastructuur en Waterstaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2023-03-16 13:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
32 761 Verwerking en bescherming persoonsgegevens
Nr. 949 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 december 2022
In het debat van 19 januari 2021 (Handelingen II 2020/21, nr. 45, item 4) over het rapport «Ongekend Onrecht» van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) is bij motie van het lid Marijnissen (SP) c.s. verzocht om «een voorstel te doen hoe overal binnen overheidsinstellingen vervuilde data, risicomodellen en het gebruik van nationaliteit worden opgeruimd». Het lid Klaver (GroenLinks) c.s. heeft gevraagd om hierbij niet alleen te kijken naar nationaliteit, maar ook naar etniciteit en geboorteplaats («de afkomstgegevens»).1
In vervolg hierop en op de brief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)2 treft u bijgaand de bevindingen van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) aan over de uitvoering van de moties Marijnissen c.s. en Klaver c.s (hierna: Motie#21).3
Het onderzoek is binnen IenW conform het plan van aanpak uitgevoerd met negen dienstonderdelen en zeven zelfstandige bestuursorganen ressorterende onder IenW.4 Hierbij zijn 49 verwerkingen waarin nationaliteit, geboorteplaats en/of etniciteit worden gebruikt getoetst op (on)rechtmatig of (on)eigenlijk gebruik.
Aanpak
Op 8 april 2021 heeft de Staatssecretaris van BZK de Kamer bericht over de beoogde aanpak voor het onderzoek.5 Bij de uitvoering van dit onderzoek zijn de drie fasen uit de brief aangehouden:
• Fase 1: in kaart brengen bij welke verwerkingen de afkomstgegevens nationaliteit, geboorteplaats en etniciteit worden gebruikt, waarbinnen specifiek aandacht is voor deze afkomstgegevens in risicomodellen.
• Fase 2: toetsen of de beoordeling door de dienstonderdelen en zelfstandige bestuursorganen op het (on)rechtmatig of (on)eigenlijk gebruik van afkomstgegevens in de verwerkingen in lijn is met de geldende privacy wet- en regelgeving.
• Fase 3: aanbevelingen doen over het verwijderen of rectificeren van onrechtmatig of oneigenlijk gebruikte afkomstgegevens en het informeren van betrokkenen hierover.
Fase 1
In de eerste fase van het onderzoek is bij de dienstonderdelen en zelfstandige bestuursorganen geïnventariseerd in welke huidige verwerkingen afkomstgegevens worden gebruikt, met bijzondere aandacht voor het gebruik van afkomstgegevens in risicomodellen. Met de inventarisatie is een zo breed mogelijke uitvraag naar risicomodellen, nationaliteit, etniciteit en geboorteplaats beoogd, waarbij het aan de dienstonderdelen en zelfstandige bestuursorganen is gelaten om vanuit de (specifieke) processen bij hen de voor hen relevante gegevens te verstrekken. Tijdens deze fase is ook door de diensten en zelfstandige bestuursorganen beoordeeld of de registraties rechtmatig zijn en het gebruik behoorlijk is. Daarbij geldt als uitgangspunt dat IenW erop vertrouwt dat de gegevens die voortvloeien uit de inventarisatie naar eer en geweten zijn verstrekt en dat binnen de dienstonderdelen en zelfstandige bestuursorganen actieve uitvraag heeft plaatsgevonden, waardoor een volledige en accurate set aan gegevens is verstrekt aan IenW. De opgegeven gegevens zijn getoetst op juistheid, volledigheid en onderlinge consistentie waarmee de kwaliteit van de aangeleverde gegevens werd gewaarborgd.
Fase 2
In de tweede fase van het onderzoek vond een toetsing plaats op basis van de inventarisatie en beoordeling door de diensten en zelfstandige bestuursorganen. In het kader van deze toetsing is onderzocht of de beoordeling door de dienstonderdelen en zelfstandige bestuursorganen op het (on)rechtmatig of (on)eigenlijk gebruik van afkomstgegevens in de verwerkingen in lijn is met de geldende privacy wet- en regelgeving. Om te bepalen of de afkomstgegevens rechtmatig worden gebruikt, zijn de opgegeven verwerkingen getoetst aan de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) of, indien van toepassing, de Wet politiegegevens of de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens6. Voor een aantal grondslagen vanuit de AVG, waaronder de wettelijke grondslag en taak van algemeen belang zijn de gegevens noodzakelijk voor het bereiken van het verwerkingsdoel. Daarbij dient een afweging van proportionaliteit en subsidiariteit plaats te vinden. De dienstonderdelen en zelfstandige bestuursorganen hebben zelfstandig beoordeeld of de afkomstgegevens noodzakelijk zijn voor de verwerking, omdat zij het zicht hebben op hun processen en het gebruik van de gegevens. Voor de verwerkingsgrondslagen waarin de afweging van proportionaliteit en subsidiariteit is vereist, is de noodzakelijkheid door IenW daarom verondersteld. In het geval dat de verwerking van afkomstgegevens letterlijk in de wettelijke verplichting is opgenomen, blijkt de noodzakelijkheid van de verwerking van de afkomstgegevens uit de kennelijke noodzaak van de wetgever om het gebruik van de afkomstgegevens in deze verwerking te codificeren.
Fase 3
De derde fase van het onderzoek omvat de rectificatie van onrechtmatig of oneigenlijk gebruik en het informeren van betrokkenen hierover.
Resultaten
In het onderzoek zijn geen bijzonderheden naar voren gekomen. Er wordt op grond van de inventarisatie binnen het Ministerie van IenW geen gebruik gemaakt van risicomodellen waarin afkomstgegevens zijn opgenomen. Daarnaast is in geen van de opgegeven verwerkingen het afkomstgegeven «etniciteit» aangetroffen.
Binnen zes van de dienstonderdelen zijn geen verwerkingen aangetroffen waarin nationaliteit, geboorteplaats en etniciteit worden gebruikt. Bij drie van de zelfstandige bestuursorganen zijn eveneens geen afkomstgegevens binnen de gegevensverwerkingen aangetroffen. Uitzondering hierop is het gebruik van de wettelijk verplichte verwerkingen bij aanstelling van een nieuwe medewerker.
Binnen drie van de dienstonderdelen wordt wel gebruik gemaakt van de afkomstgegevens nationaliteit en/of geboorteplaats binnen verwerkingen. Ook vier van de zelfstandige bestuursorganen maken gebruik van de afkomstgegevens nationaliteit en/of geboorteplaats binnen verschillende verwerkingen.
Alle opgegeven verwerkingen zijn getoetst op rechtmatigheid en behoorlijk (niet oneigenlijk) gebruik. Het gebruik van deze afkomstgegevens binnen alle opgegeven verwerkingen is rechtmatig bevonden. Geen van de verwerkingen met afkomstgegevens is onbehoorlijk. Er is daarom geen reden om over te gaan tot fase 3 van het onderzoek; het verwijderen of rectificeren van deze gegevens en het informeren van betrokkenen hierover is niet van toepassing.
Het rapport met de uitkomst van de inventarisaties is als bijlage bij deze brief opgenomen.
Met deze brief heb ik uw Kamer inzage gegeven in de aanpak en de resultaten van de uitvoering van Motie#21 door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en de zelfstandige bestuursorganen die daaronder ressorteren.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
Kamerstuk 35 510, nr. 21 en Kamerstuk 35 510, nr. 16.↩︎
Kamerstukken 26 643 en 32 761, nr. 855↩︎
Kamerstuk 35 510, nr. 21 en Kamerstuk 35 510, nr. 16.↩︎
Kamerstukken 26 643 en 32 761, nr. 855↩︎
Kamerstukken 26 643 en 32 761, nr. 751 en Kamerstuk 26 643 en 32 761, nr. 790.↩︎
Aangezien de Wjsg niet van toepassing is op de verwerkingen binnen IenW wordt deze wet verder buiten beschouwing gelaten.↩︎