Begrotingswijzigingen ten opzichte van de 2e suppletoire begroting 2022 van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Diergezondheidsfonds
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2023
Brief regering
Nummer: 2022D55072, datum: 2022-12-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36200-XIV-115).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Mede ondertekenaar: Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Onderdeel van kamerstukdossier 36200 XIV-115 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2023.
Onderdeel van zaak 2022Z25553:
- Indiener: P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Medeindiener: Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2022-12-21 11:15: Procedurevergadering LNV (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2023-01-17 15:05: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-02-29 12:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
36 200 XIV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2023
Nr. 115 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT EN VOOR NATUUR EN STIKSTOF
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 december 2022
Met deze brief informeren we u over de nu voorziene begrotingswijzigingen ten opzichte van de tweede suppletoire begroting 2022 van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 1). Allereerst wordt ingegaan op de nu voorziene wijzigingen in het verplichtingen- en uitgavenbudget, aansluitend worden verwachte wijzigingen in de ontvangsten toegelicht. De definitieve realisatiecijfers kunnen mogelijk afwijken en worden verwerkt in de Slotwet 2022.
UITGAVEN EN VERPLICHTINGEN
Artikel 21
Naar verwachting vallen de kasuitgaven op het totaal van artikel 21 lager uit ten opzichte van de tweede suppletoire begroting. Ook worden er naar verwachting op het totaal van artikel 21 minder verplichtingen aangegaan. Dit is een saldo van verhogingen en verlagingen. Hieronder worden relevante ramingsbijstellingen binnen artikel 21 toegelicht.
Subsidies
Het kasbudget voor de subsidies in Artikel 21 valt hoger uit. Het gaat om een hogere uitgave € 2,6 mln. De hogere kasuitgaven worden veroorzaakt door een hoger beroep op de regeling flankerend beleid pelsdierhouderijen van € 7,2 mln. Hiernaast zorgen meerdere kleinere uitgaven die naar beneden worden bijgesteld voor per saldo € 2,6 mln. aan hogere uitgaven. Bij de regeling waterbassins wordt een negatieve verplichtingen stand gecorrigeerd (€ 3,0 mln. extra aan verplichtingen, technische mutatie). Bij de Regeling kunstmestvervanging en mestverwerking wordt het aan te gane verplichtingenbedrag verhoogd (van € 3,0 mln., naar € 6,0 mln.,). Dat komt omdat de regeling per 1 december 2022 is opengesteld. Met de betrokken kasgevolgen is van deze openstelling is reeds in de begroting van 2023 rekening gehouden.
Garanties
Het verplichtingen budget voor garanties op Artikel 21 wordt met € 40,0 mln. naar beneden bijgesteld. De lagere verplichtingenstand komt doordat in 2022 naar verwachting minder garanties op leningen zuilen worden afgegeven bij de Borgstelling MKB Landbouw (BL) dan dat het huidige het huidige LNV plafond (€ 120,0 mln.) toelaat.
Daarnaast zal een extra bijstorting in de Borgstellingsfaciliteit (begrotingsreserve ten behoeve van garanties waaronder de BL) worden gedaan van € 2,7 mln. De extra kasuitgaven zijn bedoeld voor een nieuwe garantieregeling: de BL-G(lastuinbouw). De storting maakt het mogelijk dat de overheid garant kan staan (tot aan € 35,0 mln.) voor overbruggingskredieten die door de glastuinbouw kunnen worden aangevraagd. De motie-Amhaouch (Kamerstuk 36 045, nr. 82 d.d. 2 juni 2022) heeft verzocht om een aanpassing van de LNV borgstellingsregeling. Hieraan wordt nu tegemoet gekomen.
Bijdrage aan mede-overheden
Op het budget van de bijdrage aan mede-overheden wordt in totaal voor € 11,8 mln. aan lagere kasuitgaven voorzien. Dit wordt veroorzaakt doordat er minder middelen zijn aangevraagd door de provincies voor de Maatregel Gerichte Aankoop.
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken
Zowel het verplichtingen- als het kasbudget voor de bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken in artikel 21 vallen met € 15,9 mln. hoger uit. Dit heeft te maken met een hogere storting in het Diergezondheidsfonds. Doordat er meer uitbraken en ruimingen zijn geweest door de uitbraak van de vogelgriep zijn de uitgaven hoger dan verwacht. Daarnaast zijn ruimingen voorgeschoten uit crisisreserves van andere sectoren. Deze reserves moeten weer worden aangevuld en dat leidt tot deze hogere verplichtingen en uitgaven.
Artikel 22
Naar verwachting vallen de kasuitgaven op het totaal van artikel 22 lager uit ten opzichte van de tweede suppletoire begroting. Ook worden er naar verwachting op het totaal van artikel 22 meer verplichtingen aangegaan. Dit is een saldo van verhogingen en verlagingen. Hieronder worden relevante ramingsbijstellingen binnen artikel 22 toegelicht.
Subsidies
Zowel het verplichtingen- als het kasbudget voor het onderdeel subsidies op Artikel 22 vallen naar verwachting lager uit. In totaal gaat het om € 5,6 mln. aan lagere verplichtingen en € 5,5 mln. aan lagere kasuitgaven. In beide gevallen wordt het hoofdzakelijk veroorzaakt door de uitputting van nationale cofinancieringsmiddelen van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV 2014–2020) en het Europees Maritiem, Visserij en Aquacultuur Fonds (EMFAF 2021–2027). Deze middelen worden verrekend met de begrotingsreserve Visserij, waarmee wordt zeker gesteld dat de nationale cofinanciering beschikbaar blijft bij vertragingen in de uitgaven.
Opdrachten
Voor het opdrachtenbudget op artikel 22 wordt in totaal € 7,8 mln. aan lagere verplichtingen en € 6,3 mln. aan hogere uitgaven verwacht. De lagere verplichtingen worden grotendeels veroorzaakt doordat er voor de Klimaatimpuls natuur en biodiversiteit voor € 4,8 mln. aan lagere verplichtingen wordt aangegaan. Daarnaast vallen de verplichtingen voor diverse kleinere projecten voor de visserijsector met € 1,4 mln. lager uit. Dit zorgt ook voor lagere kasuitgaven ad. € 1,2 mln. De kasuitgaven vallen hoger uit doordat er een extra opdracht wordt verstrekt van € 13,5 mln. aan Staatsbosbeheer. Deze opdracht valt onder de Provinciale Uitvraag en het budget werd eerder onder bijdrage aan medeoverheden op artikel 22 geraamd.
Bijdragen aan mede-overheden
De bijdrage aan mede-overheden valt voor de verplichtingen € 8,0 mln. hoger uit en voor de kas met € 12,0 mln. lager uit. Dat de verplichtingen hoger uitvallen wordt voornamelijk veroorzaakt door een verplichting voor de specifieke uitkering van de Provinciale Uitvraag aangegaan € 28,8 mln. voor de specifieke uitkering uitvoeringskosten provincies, waarvan € 14,4 mln. nog betrekking heeft op 2022.
De kasuitgaven voor de specifieke uitkering van de Provinciale Uitvraag valt lager uit. Dit komt zoals eerder is toegelicht door. Dit komt door de opdracht die aan Staatsbosbeheer wordt gegeven is geraamd op het budget van bijdrage aan mede-overheden, terwijl de uitkering via het opdrachtenbudget verloopt.
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken
De bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken valt voor de kas en de verplichtingen ten opzichte van de Najaarsnota € 0,764 mln. hoger uit. Dit als gevolg van een storting in het BTW-compensatiefonds vanuit de LNV-begroting. Het betreft een storting van het BTW-declarabele deel van de in 2022 beschikbare middelen voor een tweetal provincies, specifiek voor provinciale voorbereidingskosten en versnellingsvoorstellen. Deze storting is in aanvulling op de reeds gestorte BTW-declarabele kosten zoals gemeld in de 2e suppletoire begroting.
Artikel 23
Naar verwachting vallen de kasuitgaven op het totaal van artikel 23 lager uit ten opzichte van de tweede suppletoire begroting. Ook worden er naar verwachting op het totaal van artikel 23 minder verplichtingen aangegaan. Dit is een saldo van verhogingen en verlagingen. Hieronder worden relevante ramingsbijstellingen binnen artikel 22 toegelicht.
Subsidies
Het subsidiebudget op artikel 23 valt naar verwachting lager uit. Het betreft € 52,8 mln. aan lagere verplichtingen en € 7,5 mln. aan lagere kasuitgaven. Het lagere saldo verplichtingen wordt voornamelijk veroorzaakt door het aangaan van een minder grote verplichting voor meerjarige onderzoeksprogrammering. Het verplichtingenbudget valt hierdoor € 34,6 mln. lager uit.
Daarnaast valt dit jaar € 20,0 mln. aan verplichtingenruimte vrij voor het project Crop-XR uit het Nationaal Groeifonds. De verwachting was dat de volledige subsidie in 2022 aangegaan zou worden. Deze verplichting wordt naar verwachting in 2023 aangegaan. De lagere kasuitgaven worden hoofdzakelijk veroorzaakt door een onderuitputting van € 9,4 mln. op het onderdeel van de Missiegedreven Topsectoren. Verder wordt er € 3,2 mln. meer uitgegeven aan diverse onderzoeks- en innovatieprojecten.
Opdrachten
Op het opdrachtenbudget van artikel 23 is er een hoger verplichtingenbudget van € 6,2 mln. nodig. Dit word voornamelijk veroorzaakt door € 4,3 mln. aan extra verplichtingen aan het RIVM. De verplichting wordt al in 2022 aangegaan terwijl het extra verplichtingenbudget hiervoor in 2023 vanuit andere onderdelen van de begroting volgen.
Bijdragen Baten-Lastendiensten
Bij de bijdrage aan de Baten-Lastendiensten vallen de verplichtingen met € 5,8 mln. hoger uit. Net als bij het onderdeel «opdrachten» wordt een hogere verplichting aangegaan voor het RIVM, terwijl de dekking hiervoor uit andere onderdelen van de begroting in 2023 volgen.
Bijdragen aan ZBO / RWT
De verplichtingen voor de bijdragen aan ZBO en RWT vallen lager uit. Dit wordt veroorzaakt doordat de verplichtingen voor Visserijonderzoek en Natuur&Milieu van € 136,0 mln. en verplichtingen aan Wageningen Research van € 51,4 mln. zijn geraamd in 2022, terwijl de uitgaven doorlopen in 2023. De verplichtingen worden hierdoor voor 2022 naar beneden bijgesteld.
Artikel 24
Zowel het verplichtingen- als het kasbudget voor de bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken op artikel 24 vallen met € 10,4 mln. lager uit. Dit wordt veroorzaakt doordat de bijdrage aan de RVO, aan de hand van de laatste prognoses, lager uitvalt dan vooraf geraamd.
Artikel 50
Naar verwachting vallen zowel de uitgaven, als de verplichtingen op het totaal van artikel 50 lager uit ten opzichte van de tweede suppletoire begroting. Dit is een saldo van verhogingen en verlagingen. Hieronder worden relevante verlagingen binnen artikel 50 toegelicht.
De realisatie van het budget (kas en verplichtingen) valt € 5,8 mln. lager uit. Dit is verdeeld over zowel het personele als materiele budget. Op het personele budget loopt de invulling van onder andere Gebiedsgericht Werken en vacatures bij Directie Bedrijfsvoering achter op de verwachting. Veel vacatures zijn doorgeschoven naar medio 2023. Op het materiele budget is de achterlopende uitputting het gevolg van onderuitputting op het budget voor de werkzaamheden van het Inkoop -en Uitvoeringscentrum en op enkele specifieke budgetten van de Directie Bedrijfsvoering, waaronder het budget voor de thuiswerkvergoeding.
Ontvangsten
Artikel 21
Begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit
Uit de begrotingsreserve borgstellingsfaciliteit wordt in totaal € 15,0 mln. onttrokken. De regeling borgstellingskrediet landbouw in verband met corona (BL-C) is per 30 juni 2022 gesloten. De totale garantieruimte is niet volledig benut. De reservering van € 18 mln. valt daarom gedeeltelijk vrij ten behoeve van het generale beeld conform afspraak coronamiddelen.
Begrotingsreserve Landbouw
Uit de Begrotingsreserve Landbouw wordt naar verwachtingen € 7,9 mln. onttrokken. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door een onttrekking van € 7,2 mln. voor het flankerend beleid pelsdierhouderijen. De financiering van het flankerend beleid pelsdierhouderijen vindt net als voorgaande jaren plaats via speciaal gereserveerde middelen uit de begrotingsreserve landbouw. Tot slot is er een onttrekking door een tekort op de SBV regeling bij de categorieën melkgeiten van € 0,5 mln. en bij cacaogelden van € 0,2 mln.
Begrotingsreserve Apurement
Uit de begrotingsreserve Apurement wordt € 2,8 mln. onttrokken. Dit heeft betrekking op correcties van de Europese Commissie (EC) vanwege een niet EU-conforme uitvoering van EU-subsidieregelingen.
Artikel 22
Begrotingsreserve Visserij
In 2022 wordt naar verwachting € 1,8 mln. aan de begrotingsreserve Visserij onttrokken. Dit wordt veroorzaakt door de uitputting van nationale cofinancieringsmiddelen van het EFMZV en het EMFAF en de daarmee samenhangende geraamde ontvangsten. Door deze onttrekking kunnen vertraagde uitgaven gedekt worden met de eerder beschikbaar gestelde nationale cofinanciering.
Ontvangsten Visserij
De ontvangsten voor de visserijsector vallen met € 2,3 mln. lager uit. Dit komt voornamelijk door Europese ontvangsten in het kader van het EFMZV die deels nog moeten worden gedeclareerd en later worden ontvangen. Het verschil wordt verrekend met de begrotingsreserve Visserij.
Diergezondheidsfonds
Bij Slotwet wordt een verlaging voorzien van de ontvangsten LNV op de DGF-begroting met € 3,3 mln. en € 0,8 mln. waardoor de ontvangsten weer gelijk zijn aan het beschikbare bedrag op de LNV-begroting (op bijdragen andere hoofdstukken).
In samenhang hiermee wordt tevens voorzien dat dan de bij najaarsnota doorgevoerde negatieve bijstelling van het DGF-saldo ten behoeve van vogelgriep ad € 3,3 mln. wordt teruggedraaid.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema
De Minister voor Natuur en Stikstof,
Ch. van der Wal-Zeggelink