[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Initiatiefnota

Initiatiefnota van het lid Westerveld: ons land is beperkt

Initiatiefnota

Nummer: 2022D55533, datum: 2022-12-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36282-2).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36282 -2 Initiatiefnota van het lid Westerveld: ons land is beperkt.

Onderdeel van zaak 2022Z25726:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

36 282 Initiatiefnota van het lid Westerveld: ons land is beperkt

Nr. 2 INITIATIEFNOTA

Woord vooraf

Onze samenleving wordt zoveel mooier als mensen mét en zonder beperking elkaar vaker ontmoeten. Als echt iedereen kan meedoen.

Ik heb veel mooie voorbeelden gezien.

Bij de Samen naar Schoolklassen, waar kinderen met en zonder beperking samen op school zitten, spelen en van elkaars verschillen leren.

Bij sportclubs, waar zoveel mogelijk rekening met iedereen wordt gehouden.

Bij culturele evenementen, waar ook mensen met een beperking net zo kunnen genieten als ieder ander.

Maar te vaak hangt dit af van persoonlijke projecten. Van vrijwilligers die het belang zien van samen bezig zijn.

Het is helemaal niet vanzelfsprekend dat mensen met een beperking gewoon erbij horen.

Dat komt omdat onze samenleving niet goed is ingericht.

Allerlei verhalen van mensen zelf inspireerden mij en mijn team om deze initiatiefnota te schrijven. Heel veel dank aan hen!

Want ik gun het ons allemaal dat iedereen gewoon kan meedoen.

Inleiding

Op 13 december 2006 werd het VN-verdrag voor de rechten van mensen met een handicap aangenomen. Dat gebeurde tijdens de algemene vergadering van de Verenigde Naties (VN).

In het VN-verdrag handicap staat wat er nodig is om te zorgen dat iedereen mee kan doen.

Zodat mensen met een beperking kunnen leven als anderen. Bijvoorbeeld als het gaat om wonen, onderwijs, winkelen en sport.

Tien jaar later, in 2016, sloot Nederland zich bij het VN-verdrag aan.

De regering maakte afspraken met gemeenten en organisaties om de samenleving toegankelijker te maken.

Hiermee is een belangrijke stap gezet naar een inclusieve samenleving.

Dit is een samenleving waarin iedereen kan meedoen.

Helaas moet er nog veel gebeuren.

Want een echt inclusieve samenleving is toegankelijk voor mensen met alle soorten beperkingen.

Of het nu een auditieve, een visuele, een lichamelijke, psychische of een verstandelijke beperking is: iedereen moet altijd mee kunnen doen.

Dat kan alleen nog niet in Nederland.

Dit blijkt uit allerlei rapporten.

Dit blijkt ook uit eigen onderzoek onder leden van GroenLinks.

Voor dit onderzoek van GroenLinks is een vragenlijst gebruikt.

Deze vragenlijst is ingevuld door 130 ervaringsdeskundigen.

De resultaten laten zien dat zij allerlei drempels tegenkomen in de samenleving.

De drempels zijn verschillend voor mensen met een andere leeftijd of een andere beperking.

Maar de grootste problemen zijn voor iedereen hetzelfde: er is te weinig begrip, te weinig erkenning en de samenleving is niet toegankelijk.

Hierdoor worden mensen met een beperking vaak uitgesloten van onze samenleving.

De antwoorden op de vragenlijst van GroenLinks zijn verwerkt in de hoofdstukken in deze initiatiefnota.

«Werk vinden is heel erg lastig omdat werkgevers iemand willen die makkelijk is, niet iemand die minder uren werkt of aangepast werk moet doen.»

«Met rolstoelen moet je altijd een (lange!) omweg maken. Hellingen zijn te steil. En als je boven bent kun je de deur niet open krijgen.»

«De dagelijkse zaken zoals in de supermarkt er makkelijk doorheen kunnen en overal bij kunnen. Cafés in kunnen, veel deuren zijn te krap. Vind eens een gehandicaptentoilet in een centrum, onmogelijke taak.»

«Mijn indruk is dat er in de politiek vaak over mensen wordt gepraat, niet met mensen.»

«Ook op school wordt het gezien als een kostenpost in plaats van de verrijking die het werkelijk is.»

«Wat heeft een kind aan een speeltuin als het kind door allerlei wegbelemmeringen er niet kan komen of de speeltoestellen niet geschikt zijn?»

Achtergrond en doel

Het VN-verdrag voor mensen met een beperking

In het VN-verdrag handicap staat wat Nederland moet doen om de positie van mensen met een beperking te verbeteren. Zodat zij kunnen leven als anderen.

De Nederlandse regering zou in ieder geval twee dingen moeten doen.

1. Beleid maken om de positie van mensen met een beperking te verbeteren.

2. Altijd mensen met een beperking laten meepraten bij het maken van dit beleid.

Zo wordt Nederland weer een echte samenleving, waarin ook mensen met een beperking zelf hun leven kunnen inrichten.

Hoe maak je beleid om de positie van mensen met een beperking te verbeteren?

Dit zegt het VN-verdrag.

1. Stap over van het medische model naar het sociale model. Probeer niet de beperking van iemand op te lossen. Maar kijk naar wat iemand nodig heeft om mee te doen.

2. «Niets over ons, zonder ons». Overleg met de mensen waar het over gaat bij het maken van beleid. Maak geen beleid dat mensen beperkt in het dagelijks leven.

3. Maak een «universal design». De samenleving moet zo zijn ingericht dat iedereen mee kan doen.

De regering heeft hier een start mee gemaakt met het programma Onbeperkt Meedoen1.

Maar de uitkomsten in het dagelijks leven vallen tegen.

Daarom geeft de initiatiefnemer in deze nota voorstellen om het anders aan te pakken.

Dit wordt een «initiatiefnota» genoemd.

Mensen met een beperking moeten volwaardig mee kunnen doen aan de samenleving. Net als anderen. De overheid moet maatregelen nemen om dit mogelijk te maken.

Artikel 1: Doel van dit Verdrag is het volledige genot door alle personen met een handicap van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden op voet van gelijkheid te bevorderen, beschermen en waarborgen, en ook de eerbiediging van hun inherente waardigheid te bevorderen. Personen met een handicap omvat personen met langdurige fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperkingen die hen in wisselwerking met diverse drempels kunnen beletten volledig, effectief en op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de samenleving.

Zo is het nu

In 2019 hebben organisaties voor mensen met een beperking een rapport gemaakt.

In het rapport staat hoe het gaat met het VN-verdrag handicap in Nederland.

Het rapport heet «Schaduwrapportage Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap in Nederland»2.

De uitkomst van het rapport is dat de situatie voor mensen met een beperking niet is verbeterd, maar is verslechterd.

Mensen met een beperking hebben een lager inkomen, werken minder vaak en zijn vaker werkloos. De ondersteuning om mee te kunnen doen in Nederland is slechter geworden.

Hulpmiddelen worden soms niet gegeven. Onderwijs op maat is vaak niet mogelijk. En meer mensen worden opgenomen in een zorginstelling tegen hun wil (p. 8 schaduwrapportage).

Dit wil initiatiefnemer bereiken

Deze initiatiefnota gaat over het invoeren van het VN-verdrag in Nederland.

De initiatiefnemer wil dat de overheid een plan maakt voor meerdere jaren.

Zodat Nederland stap voor stap een land wordt waarin iedereen mee kan doen.

De initiatiefnemer wil:

– het «facultatief protocol» invoeren

– het beleid verbeteren op allerlei leefgebieden voor mensen met een beperking

– gegevens gaan bijhouden, zodat gemeten kan worden of de samenleving ook echt inclusiever wordt.

Het «facultatief protocol» invoeren (beslispunt 1)

Bij het VN-verdrag hoort ook het «facultatief protocol». Dit is een tekst in het VN-verdrag die de regering wel of niet kan invoeren.

In het facultatief protocol staat dat mensen een klacht kunnen indienen als hun mensenrecht wordt overtreden. Zij kunnen met hun klacht naar het internationale comité voor de rechten van de mens. Het comité doet daar dan een uitspraak over.

Deze uitspraken zijn niet bindend, maar wel belangrijk.

In 94 landen wordt het facultatief protocol gebruikt. Maar niet in Nederland.

Nederland moet het protocol ook gebruiken.

Het beleid verbeteren (beslispunt 2)

Mensen met een beperking hebben last van afspraken die zijn gemaakt.

Dit gaat over sociale zekerheid, mobiliteit, onderwijs, democratie, zorg en de toegankelijkheid van gebouwen.

Deze initiatiefnota behandelt deze gebieden per hoofdstuk.

In elk hoofdstuk staan voorstellen om het beleid te veranderen.

Zodat de problemen van mensen met een beperking worden opgelost.

De verschillende gebieden moeten terugkomen in het meerjarenplan van de overheid.

Gegevens gaan bijhouden (beslispunt 3)

In Nederland worden gegevens bijgehouden door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

Dat zijn gegevens van mensen over hun geslacht, inkomen en leeftijd.

Het CBS kijkt niet naar beperking.

Hierdoor kan niet gemeten worden hoe het met mensen met een beperking gaat.

Het CBS moet daarom gegevens gaan bijhouden van mensen met een beperking.

Zo kan de overheid zien wat de gevolgen zijn van gemaakte afspraken.

Er zijn al onderzoeken gedaan door het College van de Rechten van de Mens.

Het CBS kan de gegevens van het College gebruiken.

Verantwoording

Deze nota zou nooit mogelijk zijn geweest zonder de inzet van de mensen van alle belangenorganisaties, zoals Martin Boerjan en Thomas Ronnes van Ieder(in), Henk-Willem Laan van het Gehandicapte Kind, Joli Luickx van Balans, Esther de Bruijn van stichting Liz, Ed Bijman en Gerard de Nooij van Ongehinderd, Patricia van der Heijden van de FNV, Jacqueline Gomes van Per Saldo en nog vele anderen.

Onze speciale dank gaat uit naar Pauline Gransier en Margit van Hoeve van de coalitie voor inclusie. Zij hebben onvermoeid en met engelengeduld enorm veel uren aan uitleg en duiding gegeven. Zonder hun was het schrijven van deze nota nooit gelukt.

Ook hebben heel veel mensen met een beperking meegedacht en feedback gegeven op eerdere versies van deze nota. Vooraf, met de enquête onder GroenLinks-leden en via de sociale media van initiatiefnemer. En achteraf, bij de eerste versie van deze nota. Hieruit blijkt eens te meer hoe belangrijk en nuttig het is om de mensen om wie het gaat te betrekken.

Tot slot: deze nota is herschreven in begrijpelijke taal door Bureau Opaal, zodat deze goed te lezen is voor zo veel mogelijk mensen. Veel dank aan hen!

In deze nota worden de begrippen «handicap» en «beperking» door elkaar gebruikt.

Sommige mensen hebben een grote voorkeur voor een van beide woorden. Maar de Nederlandse taal is hierover niet altijd duidelijk. En omdat initiatiefnemer geen goede keuze kon maken, worden beide woorden gebruikt.

In een weblog van April Ranshuijsen legt zij goed uit hoe de Engelse taal beter past bij wat het VN-Verdrag bedoelt. Degenen die zich hier verder in willen verdiepen raadt initiatiefnemer aan om dit te lezen.3

De Kamer wordt gevraagd in te stemmen de betrokken Minister te verzoeken de volgende maatregelen te bewerkstelligen:

1. Het facultatief protocol van het VN-verdrag wordt geratificeerd (ondertekend).

2. Er komt een meerjarige nationale beleidsaanpak om de positie van mensen met een beperking te verbeteren.

3. Het CBS gaat gegevens bijhouden over de positie van mensen met een beperking.

1. Inkomen en werk

«Ik heb veel meer ruimte nodig voor eigen invulling dan een werkgever mij kan bieden. Ik kan best wel wat, maar lang niet alles en niet lang achter elkaar. Maar voordat ik dat allemaal heb uitgelegd, is er al lang iemand anders aangenomen.»

Inkomen

Mensen met een beperking kunnen niet altijd werken.

Soms kunnen zij alleen in deeltijd werken.

Er zijn verschillende wetten die het inkomen van mensen met een beperking regelen: de Participatiewet en de Wet werk en inkomen naar vermogen.

Mensen met een beperking hebben ondersteuning nodig.

De zorg en ondersteuning is geregeld in zorgwetten, zoals de Wet langdurige zorg (Wlz), de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo).

Deze zorgwetten hebben vaak een grote invloed op het inkomen van mensen.

Dit moet anders.

Stapeling zorgkosten

Door de verschillende zorgwetten, stapelen de kosten op.

Uit onderzoek van Ieder(in)4 blijkt dat mensen met een beperking financieel in de problemen komen, vanwege hun zorgkosten.

De meeste mensen hebben bijvoorbeeld te maken met verschillende eigen bijdragen:

– de inkomensafhankelijke eigen bijdrage voor de Wlz

– het eigen risico

– een eigen bijdrage voor hulpmiddelen

– een eigen bijdrage voor medicijnen

– en een eigen bijdrage voor de Wmo.

Deze eigen bijdragen stapelen zich op.

Bijna alle mensen met een beperking hebben ook nog aanvullende zorgkosten, zoals de aanschaf van een sporthulpmiddel. Deze kosten moeten zij zelf betalen.

Hierdoor heeft één derde van de mensen met een beperking moeite met rondkomen.

En 40% van de mensen vraagt weleens niet om zorg vanwege de hoge kosten.

In Nederland hebben we afgesproken dat mensen zelf meebetalen aan de zorg die zij nodig hebben. Dit is voor mensen met een beperking op dit moment niet redelijk.

Mensen die niet of bijna niet kunnen werken en zorg nodig hebben, kunnen de eigen bijdragen niet meer betalen.

Een vast bedrag voor de totale eigen bijdrage (beslispunt 1)

De initiatiefnemer wil een maximaal bedrag vaststellen voor de totale eigen bijdrage voor de zorg.

Zodat de stapeling van zorgkosten nooit te hoog kan worden.

Eén keer eigen risico per langdurige aandoening (beslispunt 2)

Het eigen risico is voor veel mensen met een beperking of een chronische ziekte, al jaren een probleem. Zij maken elk jaar weer hun eigen risico op. Vaak voor kosten die zij maken voor dezelfde aandoening of beperking.

Het is eerlijker om iedereen maar één keer eigen risico te laten betalen voor elke aandoening. Mensen die altijd fysiotherapie krijgen, medicijnen moeten slikken of naar het ziekenhuis moeten, hoeven dan alleen nog maar in het eerste jaar hun eigen risico te betalen.

Zo’n regeling is erg moeilijk te maken. En het zal dan ook nog veel tijd kosten voordat zo’n regeling ingevoerd kan worden.

De initiatiefnemer wil eerst dat precies wordt uitgezocht hoe deze regeling eruit kan zien.

In de tussentijd zijn er wel mensen die nu in de problemen komen door het eigen risico.

Daarom wil de initiatiefnemer dat het eigen risico in de tussentijd wordt afgeschaft voor mensen met weinig geld.

Schaf de eigen bijdrage voor zorgkosten af bij een levenslange beperking (beslispunt 3)

De inkomensafhankelijke eigen bijdrage in de Wlz heeft te maken met de hoogte van het inkomen en van wat iemand bezit (vermogen). Als je meer werkt, betaal je meer zorgkosten.

Hierdoor is het voor mensen met een beperking vaak niet zinvol om meer te gaan werken.

Daarnaast is het heel lastig om te sparen. Want spaargeld is vermogen, en met meer vermogen betaal je meer zorgkosten.

Mensen met een beperking in de Wlz hebben echt een andere positie in de maatschappij dan mensen zonder beperking. Een positie met minder mogelijkheden en kansen.

Niet door de beperking, maar door de regels van de zorgwet.

De initiatiefnemer wil de eigen bijdrage voor zorgkosten van mensen die hun leven lang dezelfde beperking hebben, helemaal afschaffen.

Uitgelegd: Wet langdurige zorg, Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Zorgverzekeringswet.

Veel mensen krijgen uit één of meerder zorgwetten zorg.

Je woont in een instelling.

Of je woont in een woning met andere mensen met een beperking.

Of je woont zelfstandig en regelt zelf je zorg.

Bijvoorbeeld in een Thomashuis of ouderinitiatief.

Of je woont bij je ouders thuis.

Je hebt 24 uur per dag zorg en ondersteuning nodig, je leven lang.

En altijd iemand in de buurt die je kan helpen als dat nodig is.

Dan heb je te maken met de Wet langdurige zorg.

De Wlz wordt betaald vanuit de rijksoverheid.

Je betaalt dan een inkomensafhankelijke eigen bijdrage.

Je bent ouder dan 18 jaar.

Je woont in je eigen huis of bij je ouders.

Soms woon je ook in een zorginstelling

Je hebt een paar uur per week begeleiding nodig.

Je gaat naar dagbesteding, naar school of je werkt.

Je hebt niet de hele tijd zorg of ondersteuning in de buurt nodig.

Dan heb je te maken met de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo).

De Wmo wordt betaald vanuit de gemeentes.

Je betaalt dan het elke 4 weken 17,50 euro eigen bijdrage.

Je woont thuis of in Fokuswoning.

Je werkt, gaat naar school of naar de dagbesteding.

Je krijgt dan een aantal uur verpleging of persoonlijke verzorging per dag.

Je betaalt dan het eigen risico.

Mensen met een beperking hebben recht op werk dat bij hen past. Zij krijgen net als iedereen de kans op een baan waarmee zij geld kunnen verdienen.

Artikel 27: De Staten die Partij zijn erkennen het recht van personen met een handicap op werk, op voet van gelijkheid met anderen; dit omvat het recht op de mogelijkheid in het levensonderhoud te voorzien door middel van in vrijheid gekozen of aanvaard werk op een arbeidsmarkt en in een werkomgeving die open zijn, waarbij niemand wordt uitgesloten, en die toegankelijk zijn voor personen met een handicap. De Staten die Partij zijn waarborgen en bevorderen de verwezenlijking van het recht op werk, met inbegrip van personen die gehandicapt raken tijdens de uitoefening van hun functie, door het nemen van passende maatregelen, onder meer door middel van wetgeving,

«Mensen met een beperking zijn ook gewoon mensen die een baan zoeken die past bij hun talenten», zegt Rick Brink, van 2019 tot 2020 Minister van Gehandicaptenzaken. «Talenten heeft iedereen. Die bewustwordingsslag moeten werkgevers vaak nog maken.»5

Werk

Mensen met een beperking zitten meer dan twee keer zo vaak zonder werk als anderen.6

Het is voor mensen met een beperking nog steeds moeilijk om aan het werk te komen. En om te blijven werken. Mensen met een (arbeids)beperking hebben ook recht op langdurend, passend werk met begeleiding en fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden.7

Er is veel talent in Nederland dat nu niet wordt gebruikt.

In het sociaal akkoord van 11 april 2013 zijn afspraken gemaakt om banen te maken voor mensen met een arbeidsbeperking.

Het gaat om 125.000 extra banen. Waarvan 25.000 banen bij de overheid en 100.000 banen bij andere organisaties.

Deze banenafspraak is een goed begin.

Helaas kunnen niet alle mensen met een beperking hieraan meedoen.8

De mensen die niet meetellen voor de banenafspraak krijgen hierdoor vaak geen baan.9

Mensen met een beperking hebben dus geen gelijke kans op werk.

Dit gaat in tegen het recht op werk zoals beschreven in het VN-verdrag.

Meer mensen in de doelgroep banenafspraak (beslispunt 4)

De initiatiefnemer wil kijken of de doelgroep van de banenafspraak groter kan worden.

Dit betekent dat er meer plekken moeten komen waar mensen met een beperking kunnen werken. Hierover moeten afspraken worden gemaakt met bedrijven.

Toegankelijke banen en begeleiding naar werk (beslispunt 5)

In het VN-verdrag staat dat iedereen recht heeft op werk.

In het verkiezingsprogramma van GroenLinks wordt daarom gepleit voor het recht op een werkplek voor mensen met een arbeidsbeperking. Of op een plek bij een sociaal ontwikkelbedrijf.

Tot 2015 hadden mensen met een beperking recht op een plek in de sociale werkvoorziening. Dit was geregeld in de Wet sociale werkvoorziening (Wsw).

Mensen met een sociale werkplek op 31 december 2014, bleven onder de Wsw vallen.

Voor de mensen die op dat moment op de wachtlijst Wsw stonden, ging de Participatiewet in. De Participatiewet geldt nu nog. Ook voor nieuwe personen die een aangepaste werkplek nodig hebben.

Het doel van de Participatiewet was om mensen met een beperking bij gewone bedrijven aan het werk te laten gaan.

Dit is voor een kleine groep mensen gelukt, maar voor veel anderen niet.

Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) heeft onderzocht hoe het gaat met mensen met een beperking die een Wsw-indicatie hebben.

Uit die onderzoeken komen de volgende conclusies:

– het doel van de afschaffing van de sociale werkvoorzieningen is niet gehaald10

– mensen hebben een kleinere kans op werk

– mensen hebben vaker een uitkering

– mensen zijn afhankelijker van uitkeringen.11

– mensen hebben minder kans op een baan12

– mensen hebben een kleinere kans om een baan te houden.

De initiatiefnemer wil dat de afbouw van de sociale werkvoorzieningen stopt.

Sociale werkvoorzieningen moeten worden omgevormd tot sociaal ontwikkelbedrijven.

Hierover schreven Kamerleden Jasper van Dijk (SP) en René Peters (CDA) een initiatiefnota.13

Op deze manier is er altijd een werkplek voor mensen met een arbeidsbeperking.

Zij zoeken samen met de ontwikkelbedrijven een werkplek.

Dit kan bij het ontwikkelbedrijf zijn of ergens anders.

Misschien met hulp bij een reguliere werkgever.

Sociaal ontwikkelbedrijven moeten voldoende geld krijgen om dit te doen.

Werkgevers die inclusief denken en doen

Er zijn te weinig bedrijven en organisaties die mensen met een beperking in dienst nemen.

Sinds het begin van de Participatiewet in 2015, is die groep werkgevers niet groter geworden.14

De Arbeidsparticipatiemonitor 2021 van het UWV laat zien dat slechts 12.7% van de werkgevers tenminste één iemand met een arbeidsbeperking in dienst had.15

Er zijn allerlei hulpmiddelen voor werkgevers die mensen met een beperking in dienst nemen. Zoals loonkostensubsidie en jobcoaching.

De meeste werkgevers weten alleen niet dat deze hulp er is en hoe ze die kunnen krijgen.

Werkgevers hebben ook hulp nodig bij het aanpassen van werkplekken.

Werkgevers vinden de administratie te veel.

En zij geven aan dat collega’s die mensen met een beperking begeleiden, daar te veel tijd aan kwijt zijn.

Maak één werkloket voor werkgevers en werknemers met een beperking (beslispunt 6)

De initiatiefnemer wil één werkloket waar werkgevers terecht kunnen voor gratis advies over goed werkgeverschap. En voor het langdurig inzetten en het begeleiden van mensen met een beperking.

Bij dit loket kunnen ook mensen terecht die werken en die werk zoeken, voor begeleiding naar een (nieuwe) baan of scholing.

Het loket wordt georganiseerd door gemeenten, het UWV en werkgevers- en werknemersorganisaties.

Bij dit loket kunnen mensen informatie delen over bijvoorbeeld loonkostensubsidie, een no-risk polis en jobcoaching. No-risk polis is een tegemoetkoming in de loonkosten als iemand uit de doelgroep ziek uitvalt.

Er wordt een duidelijke handreiking gemaakt. Dat wordt een soort routekaart, die werkgevers de weg wijst bij alle regelingen.

Uitwisselen van goede voorbeelden zorgt voor meer passend werk (beslispunt 7)

Gemeenten, sociaal ontwikkelbedrijven en personeelsafdelingen gaan goede voorbeelden met elkaar delen. Zo wordt het makkelijker om werk aan te passen voor iemand met een beperking.16

Eerlijk loon

Een eerlijk loon voor werk geeft erkenning, waardering en ook financiële zelfstandigheid.

Jongeren met een beperking hebben te maken met de Wajong.17

Als zij ergens werken en niet het minimumloon kunnen verdienen, krijgen hun werkgevers loondispensatie. Werkgevers betalen dan minder dan het minimumloon.

De jongere moet zelf een aanvullende uitkering aanvragen bij het UWV.

Ook bouwt hij geen pensioen op.

Verander loondispensatie in loonkostensubsidie (beslispunt 8)

De initiatiefnemer wil dat de loondispensatie verandert in loonkostensubsidie.

Bij loonkostensubsidie krijgt iemand die werkt het minimumloon. En hij bouwt pensioen op.

Ook als door een beperking iemand minder kan werken.

Werkgevers krijgen een aanvulling hiervoor van de gemeente.

Zij krijgen dit als zij mensen in dienst nemen die niet het wettelijk minimumloon kunnen verdienen.18 Het is een vergoeding voor het verlies omdat werknemers misschien minder produceren. De werkgever ontvangt het verschil in wat iemand werkelijk verdient en het wettelijk minimumloon.

Uit de evaluatie van het SCP blijkt dat loonkostensubsidie goed werkt.

Jonggehandicapten mét een loonkostensubsidie hebben 55% meer kans op dat zij minimaal een jaar hun werk houden, dan jonggehandicapten zonder loonkostensubsidie.19

Toch vinden gemeenten het lastig om loonkostensubsidie te gebruiken.

Het kost gemeenten te veel geld om loonkostensubsidie en job-coaching in te zetten.

Voor gemeenten is het goedkoper als mensen met een beperking gaan werken. Dan wordt hun uitkering namelijk lager. Veel gemeenten begeleiden daarom vooral mensen met een uitkering die meer kans hebben op een baan. In plaats van de mensen die juist meer begeleiding nodig hebben.

Daarom zou de regeling van loondispensatie uit de Wajong moeten verdwijnen.

Dan krijgen gemeenten meer aandacht voor jonggehandicapten.

De gemeente kan jonggehandicapten verder ondersteunen in samenwerking met scholen en jobcoaches.

Geef gemeenten genoeg geld om de Participatiewet uit te voeren (beslispunt 9)

Uit de evaluatie van het SCP blijkt ook dat veel jonggehandicapten een baan vinden zónder begeleiding van gemeenten. Zij vinden dit werk dus zelf.

Het lukt jonggehandicapten sinds de invoering van de Participatiewet ook steeds vaker om werk te vinden.

Maar tegelijkertijd is het persoonlijke inkomen wel gedaald.

En als mensen hun baan verliezen, dan verdwijnen deze mensen vaak uit beeld.

Gemeenten hebben meer geld nodig om voor deze mensen te zorgen.

En ze daarna weer te begeleiden naar een passende baan, dagbesteding of vrijwilligerswerk.

De Kamer wordt gevraagd in te stemmen de betrokken Minister te verzoeken de volgende maatregelen te bewerkstelligen:

1. Maak de stapeling van zorgkosten minder. Met een bedrag van maximaal 385 euro per jaar voor eigen bijdragen.

2. Pas de Zorgverzekeringswet (Zvw) aan. Houd zorgkosten voor een chronische aandoening of beperking na één jaar buiten het eigen risico. Zodat iedereen maar één keer eigen risico betaalt voor elke aandoening.

3. Schaf de inkomensafhankelijke bijdrage in de Wlz af voor mensen die hun leven lang dezelfde beperking hebben.

4. Kijk of meer mensen met een beperking in aanmerking kunnen komen voor de banenafspraak. Maak een afspraak voor een vast aantal mensen dat zo een baan zouden moeten krijgen.

5. Toegankelijke banen en begeleiding naar werk.

6. Er komt één werkloket waar iedereen terecht kan met vragen over werk, loopbaan, scholing en begeleiding naar werk en het ontwikkelingsbudget. De loketten worden georganiseerd door gemeenten, het UWV en werkgevers- en werknemersorganisaties.

7. Moedig gemeenten en sociaal ontwikkelbedrijven aan om goede voorbeelden te delen.

8. Vervang loondispensatie door de loonkostensubsidieregeling, zodat alle werkenden met een beperking op zijn minst het minimumloon verdienen. Ondersteun werkgevers met regelingen als de no-riskpolis en jobcoaching.

9. Geef gemeenten een passend budget om de Participatiewet uit te voeren.

2. Mobiliteit – openbaar vervoer en aanvullend vervoer

«Van A naar B gaan voelt als een militaire operatie waar veel planning bij nodig is.»

Reizen kan nog steeds lastig zijn, maar er zijn ook verbeteringen.

Er zijn bijvoorbeeld meer treinen met een aangepaste instaphoogte.

De deuropening sluit aan op het perron, waardoor er geen trap meer is om de trein in te komen. Ook zijn er meer verhoogde bushaltes.

Toch zijn er nog veel verbeteringen nodig.

Soms is de trein wel toegankelijk, maar kunnen mensen niet bij het perron komen.

Er is bijvoorbeeld een lift nodig, of een bredere deur. Vaak zijn er te steile hellingen.

In de trein zijn er vaak geen toegankelijke en schone wc’s.

Het Besluit toegankelijkheid van het openbaar vervoer (OV) moet daarom worden verbeterd. In elke trein moet verplicht een toegankelijk toilet zijn.

Voer het 10 puntenplan voor toegankelijker ov van de ChristenUnie uit (beslispunt 1)

De ChristenUnie20 heeft een 10-puntenplan gemaakt voor toegankelijker openbaar vervoer.

Een deel van deze punten zijn goed overgenomen in het bestuursakkoord toegankelijk openbaar vervoer.

En dat zal echt voor een verbetering zorgen.

Maar niet alle punten staan erin.

Bijvoorbeeld dat niet in alle treinen toegankelijke toiletten worden ingebouwd.

Ook streeft het kabinet ernaar om in 2040 het openbaar vervoer zo toegankelijk is als het VN verdrag eist.

Dat kan veel sneller. Dat kan ook binnen 10 jaar.

Er zijn te veel prikkels in het openbaar vervoer en in de openbare ruimte.

Te veel geluiden en te veel licht zijn erg beperkend voor mensen met migraine, epilepsie, oogaandoeningen. Maar ook voor mensen met hersenletsel, ADHD of autisme.

De groep mensen die van deze drukte veel last kan hebben is heel erg groot.

Dat betekent niet dat alles overal altijd heel rustig moet zijn. Maar wel dat er plekken moeten zijn waar je even tot rust kan komen.

Maak actuele informatie over toegankelijkheid verplicht in reisplanners (beslispunt 2)

De reisplanners voor het openbaar vervoer moeten toegankelijk zijn.

En er moet in staan hoe het met de voorzieningen is. Of de lift het doet bijvoorbeeld, en of de instaphoogte is aangepast.

De reisplanners moeten actuele informatie geven over de toegankelijkheid van de stations, bushaltes, treinen, trams en bussen. Zodat je nooit voor een verrassing komt te staan.

Mensen met een beperking moeten zich zoveel mogelijk zelfstandig kunnen verplaatsen, van deur tot deur. Dit met hulpmiddelen die zij daarvoor nodig hebben. Zij moeten makkelijk zelfstandig met het openbaar vervoer kunnen reizen.

Artikel 20: De Staten die Partij zijn nemen alle effectieve maatregelen om de persoonlijke mobiliteit van personen met een handicap met de grootst mogelijke mate van zelfstandigheid te waarborgen onder meer door:

lid a. de persoonlijke mobiliteit van personen met een handicap te faciliteren op de wijze en op het tijdstip van hun keuze en tegen een betaalbare prijs.

Vertegenwoordiging van mensen met een beperking in het openbaar vervoer

Overleg meer met mensen met een beperking over het ov (beslispunt 3)

Om het openbaar vervoer echt te kunnen verbeteren, moet duidelijk zijn wat er verbeterd moet worden. En hoe dat kan worden verbeterd.

Daarom moet er worden overlegd met mensen met een beperking.

Als vervoerders praten met organisaties van reizigers, wil de initiatiefnemer dat daar mensen met verschillende beperkingen aan meedoen.

Ieder(in) en de coalitie voor inclusie doen als belangenorganisaties mee aan het landelijk overleg consumentenbelangen openbaar vervoer (LOCOV) en het regionaal overleg consumentenbelangen (ROCOV).

Zij zitten zelf aan tafel of ondersteunen de ervaringsdeskundigen in hun werk.

Om goed in contact te komen met de achterban en goede adviezen te geven, hebben Ieder(in) en de Coalitie voor Inclusie budget nodig. Dat is er niet genoeg.

Om Ieder(in) en de Coalitie voor Inclusie te laten werken nu en in de toekomst, is extra geld nodig.

Dit wordt betaald door de verhoging van het PG kader (zie hoofdstuk 6: democratie).

Iedere regio heeft een Regionaal Overleg Consumentenbelangen Openbaar Vervoer (ROCOV). Het ROCOV behartigt de belangen van OV-reizigers in iedere vervoersregio.

In de meeste ROCOV’s zitten niet genoeg ervaringsdeskundigen om dit te doen.

Terwijl er juist veel problemen zijn in het regionale vervoer.

Wij willen dat in een ROCOV dus meer ervaringsdeskundigen met een beperking zitten.

En dat zij een vergoeding krijgen voor hun deelname aan het ROCOV.

Reizen met de trein

Als vervoersorganisaties onderhandelen over openbaar vervoer, moet het ook altijd gaan over verbetering van de toegankelijkheid. De toegankelijkheid mag nooit slechter worden (beslispunt 4).

Reizen met de trein gaat steeds beter.

Toch zijn er nog wel stappen te nemen als het over toegankelijkheid gaat.

Bij het kopen of opknappen van nieuwe treinen/(buurt)bussen/trams/metro’s moet de toegankelijkheid altijd beter worden (beslispunt 5).

Wat nooit mag gebeuren is dat de toegankelijkheid van reizen met de trein minder wordt.

Dit gebeurt dus wel. Twee voorbeelden.

• Vervoersorganisatie Arriva ging het treinvervoer in het noorden van het land regelen. Arriva bracht eigen treinen mee. Bij deze treinen was de instaphoogte niet meer gelijk met de perrons. Hierdoor werd het vervoer per trein in één klap minder toegankelijk.

• De NS presenteerde in juni 2021 de nieuwe dubbeldekkers. Dit waren geen echte nieuwe dubbeldekkers, maar opgeknapte oude dubbeldekkers. Het probleem van deze dubbeldekkers is dat ook hier de instap veel hoger is dan het perron. Je kunt niet zomaar instappen met je rollator, scootmobiel, rolstoel of kinderwagen.

Hier is gekozen voor duurzaamheid: oude treinen opknappen zodat ze langer meegaan. Het betekent alleen ook dat er voorlopig geen toegankelijke intercity’s door Nederland rijden.

Alle nieuwe treinen moeten dezelfde instaphoogte hebben.

Dat betekent ook dat de perrons overal even hoog moeten zijn.

Nu hebben 2 van de 3 perrons in Nederland niet de juiste hoogte.

ProRail is de spoorwegbeheerder van Nederland. ProRail is van plan om veel van die perrons op de juiste hoogte te brengen.

Maar om het goed te doen moeten natuurlijk alle perrons worden aangepakt.

Reisassistentie moet bij alle vervoerders en op alle stations binnen één uur worden geregeld (beslispunt 6)

Mensen met verschillende beperkingen hebben reisassistentie bij het treinvervoer nodig.

Zij worden dan geholpen bij het in en uit de trein stappen.

Van de ruim 400 stations in Nederland zijn er maar 194 stations met reisassistentie.

Reisassistentie moet ook beschikbaar komen bij de andere stations.

De reisassistentie die er al is, kan nog beter.

Bij de NS moet je reisassistentie 1 uur van tevoren plannen. Bij sommige regionale vervoerders moet dat zelfs drie uur van tevoren. Dat is erg lang van tevoren.

Als je de reisassistentie hebt gepland, moet je wel hopen dat er geen vertraging optreedt. Want als je je overstap mist, dan mis je vaak je ook je reisassistentie.

De NS wil vóór 2025 reisassistentie aanbieden op alle stations.

We moeten er nu voor zorgen dat er reisassistentie is op alle stations waar regionale treinen stoppen.

Toiletten

In veel regionale treinen zijn geen toiletten.

Daardoor kunnen veel mensen met buik- of blaasproblemen niet met de trein.

In Nederland hebben 3,5 miljoen mensen buik- of blaasproblemen.

Daarom moeten in alle treinen toegankelijke toiletten zijn.

Reizen met de bus

Het wordt steeds minder makkelijk om een bus te nemen in de regio.

Er verdwijnen daar steeds meer bushaltes.

Daardoor doen mensen er vaak langer over om van huis bij een bushalte te komen.

Voor mensen die slecht ter been zijn of een visuele beperking hebben, is dit een extra drempel.

Zij maken minder gebruik van het openbaar vervoer.

Initiatiefnemer hoort ook dat de bus gewoon doorrijdt terwijl er mensen bij de halte staan te wachten.

Als je reisassistentie op het station hebt geregeld, kan je niet wachten op een volgende bus. Dan moet je naar huis en een nieuwe reis plannen.

Bij het regionale vervoer worden veel grote bussen vervangen door buurtbussen. De kleinere buurtbussen zijn vaak niet geschikt voor grotere hulpmiddelen, zoals scootmobielen en rolstoelen. Mensen met een beperking moeten dus steeds vaker met de regiotaxi, de Valys taxi of met eigen vervoer. Het is daarom van groot belang om alle buurtbussen toegankelijk te maken.

Reizen met aanvullend openbaar vervoer

Het openbaar vervoer is niet voor iedereen helemaal passend.

Daarom kunnen sommige mensen ook reizen met Valys-vervoer of Wmo-vervoer.

Het Valys-vervoer is voor mensen die sociale of recreatieve uitstapjes willen maken. Dit zijn reizen van meer dan vijf ov-zones of 25 kilometer.

Kortere reizen worden gedaan met het Wmo-vervoer.

Valys-vervoer en Wmo-vervoer noemen we aanvullend openbaar vervoer.

Het reizen met aanvullend openbaar vervoer moet vooraf worden afgesproken.

Vaak moet je een dag van tevoren reserveren, maar het vervoer komt niet altijd op tijd.

Daarnaast is het vervoer niet supersnel.

De reis gaat met een taxibusje waarin andere mensen meereizen. Mensen worden onderweg opgehaald en afgezet.

Het aanvullend openbaar vervoer is een goede aanvulling.

Maar toegankelijk openbaar vervoer voor iedereen is beter.

Kosten van aanvullend openbaar vervoer

Met Valys-vervoer kun je met een taxibusje 700 kilometer per jaar reizen voor 20 cent per kilometer. Meer kilometers kosten 1,30 euro per kilometer.

Mensen die echt niet met het OV kunnen reizen, kunnen 2300 kilometers reizen met Valys-vervoer.

In Nederland gebruiken ongeveer 500.000 mensen het Valys-vervoer. Daarvan hebben er ongeveer 11.000 het hoge aantal kilometers.

Het Wmo-vervoer wordt door gemeenten verzorgd.

Omdat gemeenten zelf kunnen bepalen hoe zij dit regelen, gelden niet overal dezelfde regels voor het Wmo-vervoer.

Hef het Wmo-vervoer op en vervang het met beter Valys-vervoer (beslispunt 7)

De initiatiefnemer wil dat al het aanvullend vervoer Valys-vervoer wordt.

Tegelijkertijd moet het openbaar vervoer toegankelijker worden gemaakt.

Mensen reizen altijd liever met het OV. Omdat je dan niet hoeft te plannen, omdat je samen met anderen kunt reizen en het vaak sneller is.

Dus als het OV goed toegankelijk is, maken minder mensen gebruik van het Valys-vervoer.

De Kamer wordt gevraagd in te stemmen de betrokken Minister te verzoeken de volgende maatregelen te bewerkstelligen:

1. Voer het 10 puntenplan voor toegankelijker openbaar vervoer van de ChristenUnie uit.

Neem dit plan volledig over in het nieuwe Bestuursakkoord toegankelijkheid OV en voer dat binnen 10 jaar uit.

2. Maak actuele informatie over toegankelijkheid verplicht in reisplanners (zoals kapotte liften en instaphoogtes).

3. Verbeter vertegenwoordiging van ervaringsdeskundigen in overleg over regionaal vervoer (ROCOV’s). De adviezen van ervaringsdeskundigen zijn het meest belangrijk.

4. Als vervoersorganisaties onderhandelen over openbaar vervoer, moet het ook altijd gaan over verbetering van de toegankelijkheid. De toegankelijkheid mag nooit slechter worden.

5. Bij het kopen of opknappen van nieuwe treinen/(buurt)bussen/trams/metro’s moet de toegankelijkheid altijd beter worden.

6. Reisassistentie moet bij alle vervoerders en op alle stations binnen één uur worden geregeld.

7. Hef de kilometergrens bij Valys-vervoer op en hef vervolgens het Wmo-vervoer op.

8. Start een proef waarin regionaal Wmo-vervoer wordt overgenomen door Valys.

9. Schaf de 700 kilometergrens af.

3. Primair en voortgezet onderwijs

«Mijn nichtje moest met een busje naar school. Dan heb je vaak weinig vrienden in de buurt.»

Ieder kind heeft recht op onderwijs.

Elk kind moet zich kunnen ontwikkelen op een passende manier.

Volgens Stichting het Gehandicapte Kind kunnen in Nederland 10.000 kinderen met een beperking niet naar school.21 Ze kunnen zich niet ontwikkelen en zijn vaak eenzaam omdat ze weinig andere kinderen van hun leeftijd kennen.

Nederland houdt zich niet aan de afspraken van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind.

Hierin staat dat ieder kind recht heeft op onderwijs en ontwikkeling dat bij het kind past.

Ook in het VN-verdrag Handicap staat het recht op onderwijs.

Leerlingen met en zonder beperking moeten zoveel mogelijk samen naar school kunnen gaan. Zodat zij elkaar ontmoeten op dezelfde school, op het schoolplein in hun eigen buurt.

Iedereen heeft recht op onderwijs. Als het nodig is, worden maatregelen genomen om het onderwijs toegankelijk te maken. De regering moet ervoor zorgen dat iedereen gelijke kansen krijgt.

Artikel 24: De Staten die Partij zijn erkennen het recht van personen met een handicap op onderwijs. Teneinde dit recht zonder discriminatie en op basis van gelijke kansen te verwezenlijken, waarborgen Staten die Partij zijn een inclusief onderwijssysteem op alle niveaus en voorzieningen voor een leven lang leren.

De weg naar inclusief onderwijs

Er zijn allerlei organisaties die de regering vragen om het onderwijs inclusiever te maken: de Kinderombudsman22, het College van de Rechten van de Mens23, Defence for Children en Ieder(in).

De volgende stappen zijn al gezet.

1. In 2014 is passend onderwijs ingevoerd. Alle kinderen en jongeren die een ondersteuningsbehoefte hebben zouden hiermee een passend onderwijsaanbod in hun eigen buurt krijgen.

Uit de evaluatie van passend onderwijs in 202024 kwam dat het ondersteuningsaanbod wel beter is geworden, maar dat het doel nog lang niet is gehaald.

2. In november 2020 volgde de verbeteraanpak passend onderwijs.25 Daarin staat het doel om het Nederlandse onderwijs in de komende 15 jaar inclusiever te maken.

Het kabinet wil dit najaar een routekaart presenteren om dit te halen.

Maak de routekaart en regel meteen een budget (beslispunt 2)

De initiatiefnemer vindt het belangrijk dat deze routekaart ook echt dit jaar nog komt.

Het recht van elk kind om naar school te kunnen gaan is heel belangrijk.

De initiatiefnemer vindt dat er een speciaal fonds (geld) voor moet komen.

De overgang naar inclusief onderwijs is een grote verandering, een transitie.

Voor andere transities, zoals de energietransitie, zijn aparte fondsen gemaakt om ze te betalen. Dit moet ook voor de overgang naar inclusief onderwijs.

Steun initiatieven van inclusief onderwijs (beslispunt 3a)

Mensen in het onderwijs vinden het nog lastig om inclusief onderwijs te regelen.

Dat komt door de hoge werkdruk, de grote klassen, niet passende schoolgebouwen en een tekort aan leraren.

Het is belangrijk om met goede voorbeelden te laten zien dat het mogelijk is om inclusief onderwijs te regelen. Zie het voorbeeld met de Samen naar Schoolklassen.

Zorg wordt dan ook op school geregeld, zonder dat het de school extra tijd van het eigen personeel kost.

Het is duidelijk dat de overgang naar inclusief onderwijs niet snel geregeld is. Het zal tijd kosten.

Juist daarom is een duidelijke routekaart met doelen en een tijdspad nodig. En met een eigen budget.

Bewustwording

Het is belangrijk dat de samenleving anders gaat denken over de mogelijkheden van mensen met een beperking om zich te ontwikkelen. Er is meer dan de mogelijkheid van dagbesteding.

Te vaak worden ouders van kinderen met een beperking verbaasd aangekeken als ze vertellen dat hun kind naar school gaat. Maar ieder kind kan leren en kan zich ontwikkelen op een eigen manier en tempo. En ieder kind heeft het recht op onderwijs en ontwikkeling.

Er bestond niet genoeg leermogelijkheid voor leerlingen met een ernstig meervoudige beperking (EMB). De Samen naar Schoolklassen hebben dit nu zelf ontwikkeld.

Maatwerk per kind is het belangrijkste. En hoewel de initiatiefnemer graag ziet dat ieder kind mee kan doen aan inclusief onderwijs, zal dit niet voor ieder kind het beste passen.

Daarom is het ook belangrijk dat het speciaal onderwijs voldoende aandacht en middelen krijgt. In het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs en praktijkonderwijs en op elk onderwijsniveau.

Goede voorbeelden van inclusief onderwijs

Bij een Samen naar Schoolklas krijgen kinderen met een (ernstig meervoudige) beperking onderwijs met zorg op maat op een reguliere school. Leerlingen met en zonder beperking hebben samen lessen en activiteiten. Er zijn gediplomeerde leerkrachten en zorgverleners om hierbij te ondersteunen.

GroenLinks en de SP hebben in een motie van maart 2020 opgeroepen Samen naar Schoolklassen officieel te erkennen als onderwijs. Er zijn nu 42 Samen naar Schoolklassen met in totaal 256 leerlingen. Er zijn nog 12 Samen naar Schoolklassen in oprichting.

De Monnikskap is een afdeling van het Dominicus College in Nijmegen. Hier kunnen leerlingen met een chronische ziekte of lichamelijke beperking op hun eigen tempo een havo- of vwo-diploma halen. De afdeling is onderdeel van de grotere school. Waar mogelijk sluiten leerlingen van de Monnikskap aan bij lessen, excursies en activiteiten van leerlingen van andere afdelingen.

De Monnikskap zou bijna moeten sluiten. Maar de Kamer heeft geprotesteerd. De Minister heeft nu gezegd dat de Monnikskap kan blijven bestaan.26 Ook omdat het een goed voorbeeld is voor andere onderwijsinstellingen om van te leren.

Maak de regels over onderwijs en zorg makkelijker (beslispunt 3b)

Er worden stappen gezet naar inclusiever onderwijs.

Het is nu belangrijk om passend onderwijs te blijven verbeteren.

Zodat minder kinderen onnodig thuis zitten.

De regelgeving rond onderwijs en zorg moet daarom beter op elkaar aansluiten.

Nieuwe plannen voor passend onderwijs moeten gewoon door kunnen gaan.

Bijvoorbeeld het organiseren van Samen naar Schoolklassen als een vorm van onderwijs.

Het ministerie praat met Samen naar Schoolklassen over hoe deze onderwijsvorm in de wet- en regelgeving past. Maar het is juist belangrijk om te kijken wat het kind nodig heeft.

Bij het ene kind is dat speciaal onderwijs en bij het andere regulier onderwijs. Zodat deze vorm van onderwijs kan bestaan.

Het kind moet centraal staan, niet de regels. De Ministeries van Onderwijs en Volksgezondheid moeten zorgen voor maatwerk. Zodat ieder kind ook echt dat recht op ontwikkeling krijgt.

Maak het aanvragen van zorg en onderwijs makkelijker voor ouders (beslispunt 4)

Ook gezinnen hebben last van de wetten en regels rond zorg en onderwijs.

Ieder jaar moeten zij weer aantonen dat hun kind een bepaalde beperking heeft.

Om zo een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) voor het onderwijs te krijgen.

En dat terwijl bijvoorbeeld het Downsyndroom niet verandert.

Ouders krijgen te maken met allerlei ingewikkeld papierwerk.

Zij hebben soms het gevoel dat zij een tweede baan hebben, om alle formulieren in te vullen.

Dit kan eenvoudiger. Het moet voor ouders duidelijk zijn op welke ondersteuning het kind recht heeft en waar ze dit kunnen regelen.

Scholen moeten weten welke lichte ondersteuning ze verplicht moeten aanbieden bij passend onderwijs. En wat de mogelijkheden zijn voor het aanbieden van zwaardere ondersteuning.

We willen dat hier landelijke afspraken over worden gemaakt.

Bouw en verbouw scholen toegankelijk voor iedereen (beslispunt 5)

Het is belangrijk dat ook gemeenten en schoolbesturen inclusief denken.

Bijvoorbeeld als schoolgebouwen worden gebouwd of opgeknapt.

Zij kunnen rekening houden met kinderen met een beperking. Door bijvoorbeeld toegankelijke gangen en lokalen, aangepaste wc’s, prikkelarme ruimtes voor kinderen die dat nodig hebben.

Bij nieuwbouw van scholen voor speciaal onderwijs kan op dezelfde locatie ook een reguliere school worden gebouwd. Met gedeelde schoolpleinen en toegankelijke speeltoestellen.

Leer nieuwe leraren over passend en inclusief onderwijs (beslispunt 6)

Op lerarenopleidingen moet meer aandacht komen voor passend onderwijs en leerlingen met een beperking. Dit zegt ook de Kinderombudsman in haar rapport27. Kinderen geven aan dat leraren te weinig begrijpen waarom ze hulp nodig hebben. En dat zij te weinig aandacht hebben voor wat ze wél kunnen.

Luister meer naar ouders en leerlingen en maak dit onderdeel in besluitvorming (beslispunt 7)

Het is belangrijk om naar kinderen en ouders te luisteren. Nog lang niet altijd wordt aan leerlingen met een ondersteuningsbehoefte gevraagd wat zij nodig hebben.

De Kamer wordt gevraagd in te stemmen de betrokken Minister te verzoeken de volgende maatregelen te bewerkstelligen:

1. Bij nieuw onderwijsbeleid- en wetgeving moet het recht op onderwijs voor ieder kind uitgangspunt worden. Nieuw beleid of wetgeving zou getoetst moeten worden aan het VN-verdrag Handicap (zie ook hoofdstuk over democratie).

2. Zorg ervoor dat de routekaart inclusiever onderwijs in 2022 wordt vastgesteld. Koppel daar een eigen budget aan. Bij het opstellen van de routekaart moeten duidelijke doelen en een tijdspad staan. Er moet goed worden gekeken naar hoe de doelen worden uitgevoerd.

3. Ondersteun goede voorbeelden van inclusief onderwijs en pas regels aan op wat zij nodig hebben.

4. Maak het aanvragen van ondersteuning voor zorg en onderwijs eenvoudiger voor ouders. Zorg ervoor dat TLV’s voor langere tijd kunnen worden afgegeven.

5. Houd bij nieuwbouw of opknappen van schoolgebouwen bij de bouw al rekening met leerlingen met een beperking, zodat alle onderwijsgebouwen toegankelijk zijn voor alle kinderen.

6. Zorg voor meer aandacht bij lerarenopleidingen voor passend- en inclusief onderwijs.

7. Luister meer naar ouders en kinderen op school. Leg dit ook vast in besluitvorming.

4. Middelbaar beroepsonderwijs, hoger beroepsonderwijs en de universiteit

«Als het gaat over wat extra tijd voor een tentamen of om grootlettermateriaal, dan gaat het daar nog wel. Maar als het wat ingewikkelder wordt, dan ben je echt afhankelijk van de goede wil van een onderwijsinstelling. Bijvoorbeeld bij een aangepast rooster, of een vrijstelling van een groepsopdracht.»28

In Nederland volgen ongeveer 165.000 studenten met een beperking middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Er zitten 36.000 studenten met een beperking op hoger beroepsonderwijs (hbo) of een universiteit. Mbo en hbo/universiteit verschillen in onderwijsvorm. Maar de problemen voor studenten met een beperking zijn vaak hetzelfde.

Steeds minder studenten zijn tevreden met de begeleiding die zij krijgen.29 30

Zij missen goede aanpassingen van de onderwijsinstelling voor hun beperking.

Ook is er vaak geen goede studiebegeleiding.

Daarom doen studenten met een beperking vaak langer over hun studie.

Soms kunnen zij vakken of stages niet doen. Zij studeren dan op een lager niveau af. Of zij stoppen eerder met de opleiding. Vaak kunnen zij dan geen baan krijgen.

Studenten met een beperking aan het hbo en de universiteit halen minder vaak een diploma dan hun medestudenten zonder beperking.34

De zorg, ondersteuning en huisvesting voor studenten met een beperking is niet goed geregeld. Als mensen met een beperking willen verhuizen, verliezen zij hun zorg en ondersteuning. Of zij kunnen geen woning krijgen in de stad waar ze hun opleiding volgen.

In vergelijking met andere landen, doet Nederland het erg slecht in onderwijs voor mensen met een beperking. Wij staan in de top 5 van landen in Europa waar studenten het meest worden beperkt door een gezondheidsprobleem31.

Wet- en regelgeving

In Nederland is er verschillende wet- en regelgeving voor gelijke behandeling van mensen met een beperking of chronische ziekte in het onderwijs.

De Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte bijvoorbeeld. En het VN-verdrag Handicap.

In deze wet- en regelgeving staat dat studenten recht hebben op de begeleiding en aanpassingen die zij nodig hebben tijdens hun opleiding. En dat studenten nooit geweigerd mogen worden omdat zij een beperking hebben.

Mbo-instellingen en hogescholen en universiteiten hebben ook nog eigen wet- en regelgeving.

Voor het mbo geldt de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB). Deze wet zegt dat onderdelen uit de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte ook voor het mbo moeten gelden.

Zo moeten onderwijsinstellingen met studenten afspraken maken op papier, over goed werkende ondersteuning. Deze afspraken moeten ieder jaar worden geëvalueerd.

Voor hogescholen en universiteiten geldt de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Hierin staat dat studenten die door hun beperking studievertraging oplopen, financiële hulp krijgen van hun onderwijsinstelling.

De onderwijsinstelling moet op papier vastleggen hoe studenten met een beperking hun tentamens kunnen halen. En hoe zij voor genoeg studiebegeleiding zorgen.

Artikel 24:

2c. redelijke aanpassingen worden verschaft naar gelang de behoefte van de persoon in kwestie;

2d. personen met een handicap, binnen het algemene onderwijssysteem, de ondersteuning ontvangen die zij nodig hebben om effectieve deelname aan het onderwijs te faciliteren;

2e. doeltreffende, op het individu toegesneden, ondersteunende maatregelen worden genomen in omgevingen waarin de cognitieve en sociale ontwikkeling wordt geoptimaliseerd, overeenkomstig het doel van onderwijs waarbij niemand wordt uitgesloten.

Wat moet beter?

Studiebegeleiding en ondersteuning

Studenten vinden het erg moeilijk om uit te zoeken wat er allemaal is bij de onderwijsinstelling.

Het kost hen ook veel tijd om erachter te komen waar zij recht op hebben.32

Een groot deel van de studenten is erg ontevreden over de informatievoorziening.33

De informatievoorziening is onduidelijk en soms niet openbaar.

Onderwijsinstellingen kunnen een vast aanspreekpunt regelen voor studenten met een beperking of chronische ziekte. Iemand die hen kan begeleiden bij het zoeken naar informatie.

Dit werkt niet als de onderwijsinstelling de student zelf de opdracht geeft om een begeleider te vinden. En als dat niet lukt de student te weigeren voor de opleiding.34

Maar ook als instellingen wel begeleiding regelen is deze vaak slecht. Studenten zeggen dat vooral de studiebegeleiding niet goed genoeg is. Dit is zelfs een belangrijke reden waardoor studenten uitvallen.35

Financiële tegemoetkoming

Studenten kunnen door hun beperking een studievertraging krijgen.

Onderwijsinstellingen zijn dan verplicht om een financiële regeling te treffen.

Voor het mbo is er het mbo-studentenfonds.

Studenten op het hbo en de universiteit hebben te maken met het profileringsfonds of studentenondersteuningsfonds.

Studenten met een beperking kunnen bij deze fondsen financiële hulp aanvragen. Maar zij weten deze fondsen niet goed te vinden.

Van alle aanvragen bij het profileringsfonds, is maar 5% uitbetaald aan studenten met een beperking.

En dat terwijl er veel meer studenten met een beperking zijn.

Daarnaast willen studiebegeleiders geen aanvraag doen voor de student. Omdat het moeilijk is en veel tijd kost. Soms weten ook studiebegeleiders niet dat deze fondsen er zijn.36

Met het studentenondersteuningsfonds moeten alle studenten geholpen kunnen worden. Dat dit niet gebeurt is zorgelijk.

Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap moet ervoor zorgen dat de regeling meer bekend wordt bij studiebegeleiders. Het aanvragen van de regeling moet eenvoudiger worden. Dit geldt ook voor het mbo-studentenfonds. Ook daar wordt niet voldoende gebruik van gemaakt.

Stages

Bij vrijwel alle studies is een stage een verplicht onderdeel.

Veel studenten willen ook graag zelf stagelopen.

Voor studenten met een beperking zijn stages een knelpunt.

Het kan zijn dat studenten door hun beperking minder snel een stageplek vinden.

Mbo-studenten met een beperking denken dat de rolstoel de reden is van de afwijzing bij het stage- of leerwerkbedrijf.37

Als mbo-studenten met een beperking worden aangenomen voor een stage, voelen opleiders op de werkplek zich niet verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de studenten. Ook hebben zij niet voldoende kennis om de juiste aanpassingen te doen.38

Ook studenten met een beperking in het hoger onderwijs worden niet goed begeleid bij het vinden van een stage. Zij komen moeilijker aan een stageplek dan studenten zonder beperking.

Hierdoor stoppen veel studenten met een beperking sneller met hun studie.39

Net als bij mbo-studenten vinden studenten in het hoger onderwijs dat er niet genoeg stagebegeleiding is. En dat werkgevers het moeilijk vinden om de mens te zien in plaats van de beperking.

Er is nog geen goed onderzoek gedaan naar discriminatie op basis van een beperking.

Hierover is in 2021 in de Tweede Kamer een motie ingediend en aangenomen.40 De resultaten worden verwacht in april 2023.41

Digitale inclusie

Voor studenten met een beperking is het soms moeilijk om fysiek bij het onderwijs aanwezig te zijn.

De reis naar de onderwijsinstelling iedere dag is voor hen erg lastig.

Door de coronapandemie kwam er ineens heel snel digitaal onderwijs.

Veel studenten met een beperking waren aan het begin van de pandemie blij met het digitale onderwijs. Zij konden hier op afstand aan meedoen42.

Nu het gewone onderwijs weer open is, zijn de positieve effecten van dit digitale onderwijs vaak weer weggevallen.

Er zijn ook studenten met een beperking die maar moeilijk mee kunnen doen met de ontwikkelingen in online onderwijs.43 Zo is niet al het lesmateriaal toegankelijk voor studenten die niet of niet goed kunnen horen of zien. Beelden worden niet beschreven en er is geen audiodescriptie bij belangrijke afbeeldingen en video’s.

Het is een uitdaging voor studenten die blind of slechtziend zijn om te studeren en tentamens af te leggen.44

De Kamer wordt gevraagd in te stemmen de betrokken Minister te verzoeken de volgende maatregelen te bewerkstelligen:

1. Breid het mbo-studentenfonds uit.

2. Maak de aanvragen makkelijker voor het mbo-studentenfonds en het studentenondersteuningsfonds.

3. Zorg dat er meer bekend is over de studietoeslag voor mbo-studenten, bij studenten, gemeenten en onderwijsinstellingen.

4. Er moeten landelijke richtlijnen komen voor alle onderwijsinstellingen over het aanbieden van andere (digitale) mogelijkheden voor studenten met een functiebeperking.

5. Leg digitale toegankelijkheid vast in de Wet educatie beroepsonderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

6. Verplicht dat er een vast aanspreekpunt is op alle onderwijsinstellingen voor studenten met een beperking.

7. Verbeter digitale middelen en pas deze aan op de behoefte van studenten met een beperking.

8. Geef studenten met een beperking een positie in de medezeggenschapsraden.

9. Ontwikkel een platform waar studenten en stageplekken aan elkaar kunnen worden gekoppeld.

5. Democratie

«De mensen met de beperking zijn degenen die het meest verstand hebben van die beperking. Luister daar dan ook naar. Betrek ze vanaf het begin bij plannen die hen zouden kunnen aangaan.»

Nederland is een democratie. In een democratie heeft het volk het voor het zeggen.

Een democratie stelt niks voor als de burgers niet meedoen in het proces. Als zij niet kunnen meepraten met de politiek over wet- en regelgeving.

Je kunt op twee manieren meepraten met de politiek.

Je kunt zelf actief meedoen in de politiek, als vertegenwoordiger van het volk.

Of je kunt stemmen op mensen die dat voor jou kunnen doen.

Meedoen in de politiek

Nederland kent veel politieke partijen waarin je mee kunt doen als vertegenwoordiger.

Er zijn alleen maar weinig mensen met een beperking bij die partijen te vinden.

Dat komt omdat politieke partijen niet goed toegankelijk zijn. En daar moeten zij zelf wat aan doen.

Een politieke partij kan ervoor zorgen dat de website toegankelijk is.

Dat congressen live en digitaal goed te volgen zijn voor iedereen.

Zij kunnen meer in begrijpelijke taal schrijven.

En zij kunnen ervaringsdeskundigen beter betrekken bij de standpuntvorming.

Initiatiefnemer heeft al wel geprobeerd dit te veranderen bij het schrijven van deze nota.

Als eerste stap heeft de initiatiefnemer ervaringsdeskundigen gevraagd wat zij belangrijk vinden.

En heeft de initiatiefnemer gevraagd hoe zij in actie moet komen in de politiek.

We hebben bij het schrijven steeds contact gehad met belangenorganisaties en ervaringsdeskundigen.

Meedoen aan verkiezingen door te stemmen

Je kunt ook iemand kiezen die voor jou in een politieke partij mee kan praten.

Daarom kun je stemmen. Iedereen in Nederland heeft het recht om te stemmen.

Om goed te kunnen stemmen heb je informatie nodig over degene op wie je kan stemmen.

En het moet ook echt mogelijk zijn om je stem uit te brengen.

Luisteren naar de mening van ervaringsdeskundigen

In een democratie gaat het niet alleen over meepraten in de politiek.

Het gaat er ook om dat er goed wordt gekeken en geluisterd naar mensen die in de minderheid zijn.

Voor mensen met een beperking is dat in onze democratie nog niet goed geregeld.

Er wordt te weinig rekening gehouden met de belangen van mensen met een beperking. En met wat beleid in de praktijk voor hen betekent.

Het is daarom erg belangrijk om ervaringsdeskundigen te betrekken bij het beleid.

Zij moeten mee kunnen praten als er politieke besluiten worden genomen. En als het beleid wordt uitgevoerd. Zodat er niet over hen, zonder hen wordt besloten.

Mensen met een beperking hebben het recht om mee te doen aan politiek en verkiezingen. Er moet naar hun mening worden geluisterd.

Artikel 29: De Staten die Partij zijn garanderen personen met een handicap politieke rechten en de mogelijkheid deze op voet van gelijkheid met anderen te genieten, en verplichten zich:

a. te waarborgen dat personen met een handicap effectief en ten volle kunnen participeren in het politieke en openbare leven, hetzij rechtstreeks, hetzij via in vrijheid gekozen vertegenwoordigers, met inbegrip van het recht, en de gelegenheid, voor personen met een handicap hun stem uit te brengen en gekozen te worden.

Een beperkte democratie

Mensen met een beperking hebben veel belangstelling voor politiek.45

Zij zijn vaak maatschappelijk actief bij organisaties die hun belangen behartigen.46

Het is dan ook jammer dat er weinig mensen met een beperking actief zijn in een politieke partij.

Maar het wordt mensen met een beperking ook niet makkelijk gemaakt om zich te kunnen verdiepen in de politiek.

Vaak zijn beleidsbrieven moeilijk geschreven.

Op websites van de gemeente wordt informatie ook niet altijd in duidelijke taal opgeschreven.

Ook weten veel mensen niet dat vergaderingen van de gemeenteraad openbaar zijn.

En de livestream is niet altijd is goed te volgen.

Dat geldt ook voor de landelijke politiek.

Bijvoorbeeld voor brieven die een Minister aan de Kamer schrijft. Ook daar staan vaak veel moeilijke woorden in.

Dat kan niet altijd worden voorkomen, maar het zou goed zijn als hier meer rekening mee wordt gehouden.

Maar ook Kamerleden kunnen het beter doen.

Er worden vaak moeilijke woorden gebruikt door Kamerleden.

Dat is niet altijd te voorkomen, maar het zou goed zijn als Kamerleden proberen om afkortingen en moeilijke woorden te vermijden.

Zo wordt er de laatste tijd veel gedebatteerd over de tegemoetkoming energiekosten.

Dit is een regeling voor kleine bedrijven die een hele hoge stroomrekening hebben, zoals bakkers.

In plaats van spreken over de tegemoetkoming energiekosten, spreekt iedereen over de TEK.

Dat is onduidelijk.

Het zou goed zijn als de Tweede Kamer bij een volgende verandering van het Reglement van Orde ook specifiek let op het voorkomen van moeilijke woorden.

Informatievoorziening

Alle nieuwsprogramma’s moeten worden ondertiteld en audiodescriptie krijgen (beslispunt 1)

Om politiek te volgen, heb je informatie nodig om keuzes te kunnen maken.

Ook moet je de ontwikkelingen in het nieuws kunnen begrijpen.

Mensen die slechthorend zijn, kunnen het NOS-journaal en het Jeugdjournaal goed volgen.

Omdat deze actualiteitenprogramma’s een gebarentolk hebben.

Alle nieuws en actualiteitenprogramma’s moeten voor iedereen te volgen zijn.

Veel nieuws en actualiteitenprogramma’s worden al ondertiteld of zijn voorzien van audiodescriptie.

Bij culturele of maatschappelijke documentaires mist vaak nog wel de audiodescriptie.

Daarom krijgt de Nederlandse Publieke Omroep hier extra budget voor.

Maar het kan nog beter.

Wij willen dat dit ook beter wordt geregeld op de regionale en lokale zenders.

Mensen die slechtziend zijn, hebben vooral problemen bij de geschreven pers, zoals kranten en nieuwsapps.

De meeste kranten hebben al wel een voorleesknop in de app. Maar kranten en nieuwsapps zouden er ook voor kunnen zorgen dat je zelf kleuren, contrast en grootte van letters aan kunt passen.

Gemeenten kunnen hun informatie verbeteren door brieven te schrijven in duidelijke taal. En te zorgen dat de website toegankelijk is.

Zorg voor ondertiteling en een gebarentolk bij elk belangrijk debat (beslispunt 2)

Het is belangrijk dat iedereen de standpunten en verkiezingsprogramma’s van politieke partijen kan lezen en begrijpen.

Daarom zou er bij alle belangrijke debatten in de Tweede Kamer ondertiteling en een gebarentolk aanwezig moeten zijn.

Websites van de overheid en van politieke partijen moeten toegankelijk zijn en begrijpelijk (beslispunt 3 tot en met 5)

Veel politieke partijen hebben op de website geen standaard mogelijkheid om de tekst voor te lezen. Of om contrast, kleur of lettertype aan te passen. Ook is de tekst vaak niet in toegankelijke taal geschreven.

Dit maakt het moeilijk om je te verdiepen in de politiek. Het geeft je ook het gevoel dat je er niet bij hoort. Dat de politiek niet voor jou is. Wij hopen dat ook politieke partijen dit beter gaan doen.

Gaan stemmen

Mensen met een beperking moeten hulp kunnen krijgen bij het stemmen in het stemhokje (beslispunt 6)

Als je gaat stemmen kom je bij het stemhokje nieuwe drempels tegen.

Je moet alleen een stemhokje in en alleen je stem uitbrengen. Anderen mogen jou niet daar niet bij helpen omdat zij jou kunnen beïnvloeden. Zij kunnen dan bijvoorbeeld zeggen op wie je moet stemmen. Dat is stemfraude.

Veel mensen kunnen het stemformulier niet alleen invullen.

De stemformulieren zijn erg groot en voor mensen met een verstandelijke beperking niet altijd makkelijk te begrijpen.

Mensen die slecht zien, kunnen door de kleine letters de namen niet lezen.

Het gevolg is dat zij dan maar niet gaan stemmen. Het is voor hen niet mogelijk om mee te doen aan het democratisch proces.

Daarom moet het overal mogelijk worden voor mensen met een beperking om hulp te krijgen bij het stemmen.

Stemlokalen moeten toegankelijk zijn voor iedereen (beslispunt 7)

Als je een motorische beperking hebt kom je niet altijd het stemlokaal in. Een trap of een drempel zorgen er vaak voor dat het stemlokaal niet rolstoeltoegankelijk is.

Iemand met een beperking moet dan dus veel moeite doen om te kunnen stemmen. Soms kunnen zij hierdoor helemaal niet stemmen.

Stemmen moet voor iedereen zo makkelijk mogelijk zijn. Daarom zijn er veel stemlokalen in de buurt. Deze stemlokalen moeten dan ook toegankelijk zijn voor iedereen.

Mensen in de politiek, de volksvertegenwoordigers

Er zijn veel te weinig volksvertegenwoordigers met een beperking te zien in de politiek.

In de politiek zitten vooral hoogopgeleide heteroseksuele niet-gehandicapte witte mannen. Alleen politieke partijen zelf kunnen daar iets in veranderen. Want zij bepalen wie er op de kieslijst, in de gemeenteraad, provinciale staten en het parlement komt.

Als je zelf een beperking hebt, ervaar je dus elke keer dat jij eigenlijk niet thuishoort in de politiek. Dat je wel mee mag doen, maar dat je daar heel veel moeite voor moet doen.

En dat is een enorme tekortkoming van onze democratie. Want dat betekent eigenlijk dat onze democratie er niet voor iedereen is. Dat onze democratie beperkt is.

Niets over ons zonder ons

Maak voor alle niveaus van politieke besluitvorming (gemeente/provincie/landelijke overheid) gehandicaptenraden (beslispunt 8)

Mensen met een beperking moeten betrokken worden bij het maken van beleid. Op alle niveaus van de overheid. Mensen met een beperking zijn namelijk ook ervaringsdeskundigen. Zij voelen ook de gevolgen van nieuwe wetten en nieuw beleid. Beleidsmakers zonder beperking zien dat vaak niet.

We moeten mensen met een beperking een plek aan de beleidstafel geven. Bij de landelijke en provinciale politiek en in de gemeente. In de provincie wordt bijvoorbeeld beleid gemaakt over het regionale vervoer. In de gemeente vooral over zorg.

Om mensen met een beperking te betrekken bij beleid en de samenleving meer toegankelijk te maken, moeten gemeenten een lokale inclusie agenda opstellen. Dit is de beste manier om de gemeente inclusiever te maken.

Het lukt veel gemeenten nog niet om dit goed te doen.

De afspraken die in de inclusie agenda’s staan zijn niet verplicht. Daardoor zijn er nog maar weinig verbeteringen te zien.

En er zijn een heleboel gemeenten die nog geen inclusie agenda hebben.

Mensen met een beperking moeten gelijk goed betrokken worden bij het opstellen van de inclusie agenda.

Het is niet mogelijk om met alle mensen met een beperking te praten. Je kunt wel op een professionele manier samenwerken met vertegenwoordigers van belangenbehartigers. Vertegenwoordigers moeten de tijd en de ruimte hebben om verbinding te zoeken met andere mensen met een beperking. En zij moeten zich kunnen ontwikkelen om goed advies te kunnen geven aan de lokale politiek.

Dat is dus niet iets wat je er vrijwillig maar even bij doet. Zij moeten daar een passende vergoeding voor krijgen.

Iedere provincie zou een gehandicaptenraad moeten instellen. Waar mensen met een beperking kunnen vertellen wat provinciaal beleid voor hen betekent. En waar zij advies kunnen geven over dit beleid.

Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor de landelijke politiek.

In de landelijke politiek wordt niet alleen beleid gemaakt, maar ook wetgeving. Vertegenwoordigers van mensen met een beperking moeten ook hier van het begin af aan advies over kunnen geven.

Toets nieuwe wetten en beleid aan het VN-verdrag (beslispunt 9)

Het zou goed zijn om al het nieuwe beleid en de nieuwe wetgeving te toetsen aan het VN-verdrag voor mensen met een beperking. Dan kunnen we beter bekijken wat beleid en wetgeving betekent voor mensen met een beperking.

Bijvoorbeeld als het gaat over hun positie, bereikbaarheid en zorg.

Met het VN-verdrag in de hand kun je er makkelijker voor zorgen dat nieuw beleid en nieuwe wetgeving een verbetering is voor mensen met een beperking.

Geef gehandicaptenorganisaties meer geld om hun achterban te kunnen vertegenwoordigen (beslispunt 10)

Mensen met een beperking moeten op alle politieke niveaus mee kunnen praten. Organisaties moeten voldoende tijd en geld hebben om dit mogelijk te maken.

Om ervaringsdeskundigen te betalen voor het waardevolle advies dat zij geven.

En om de mensen die bij de organisaties werken te scholen en trainen.

De belangenorganisaties krijgen nu veel te weinig geld om bij alle plannen van de overheid goed mee te kunnen praten.

Voor een goede regionale en landelijke vertegenwoordiging is ieder jaar ongeveer 63 miljoen euro nodig. Nu is er maar 25 miljoen euro beschikbaar.

Als we patiënten en gehandicaptenorganisaties echt willen betrekken bij het beleid, dan moeten zij daar wel de mogelijkheden voor krijgen.

De Kamer wordt gevraagd in stemmen de betrokken Minister te verzoeken de volgende maatregelen te bewerkstelligen:

1. Alle nieuwsprogramma’s moeten worden ondertiteld en audiodescriptie krijgen.

2. Ondertitel alle belangrijke debatten en zorg dat er een gebarentolk direct bij aanwezig is.

3. Websites van de rijksoverheid moeten toegankelijk zijn en in begrijpelijke taal geschreven worden.

4. Websites van de rijksoverheid krijgen een toegankelijkheidsfunctie waarmee kleur en contrast kunnen worden aangepast en alle tekst kan worden voorgelezen.

5. Politieke partijen worden verplicht om te zorgen voor online-informatie over hun politieke partij. Informatie zoals kandidatenlijsten en standpunten, moet toegankelijk zijn en in begrijpelijke taal zijn geschreven voor mensen met een beperking.

6. Iedereen die behoefte heeft aan hulp bij het stemmen moet een begeleider mee kunnen nemen.

7. Alle stemhokjes moeten voor iedereen toegankelijk zijn.

8. Stel op alle niveaus van politieke besluitvorming (gemeente/provincie/landelijke overheid) gehandicaptenraden in.

9. Toets nieuwe wetgeving en nieuw beleid aan de hand van het VN-verdrag Handicap.

10. Verhoog het PG-beleidskader op tot 60 miljoen euro zodat patiënten en gehandicaptenorganisaties voldoende middelen hebben om goed hun achterban te kunnen vertegenwoordigen.

6. Zorg en ondersteuning

«In de zorg merk ik dat mensen vaak technisch naar mijn handicap kijken. Psychische aspecten krijgen weinig tot geen aandacht. Ook is er meestal alleen aandacht voor incidenten. Er is nauwelijks zicht op het verloop door de jaren heen (ik ben met een handicap geboren).»

Als het gaat om zorg en ondersteuning worden mensen met een beperking te veel vanuit een medisch model benaderd.

Het medisch model ziet een beperking als een probleem dat zoveel mogelijk moet worden genezen.

Om echt zorg op maat te kunnen bieden, moeten we niet op een medische manier, maar op een sociale manier naar mensen en hun beperkingen kijken.

We stellen dan de vraag: Wat heeft iemand nodig om mee te kunnen doen? In plaats van: Hoe herstellen, genezen of corrigeren we de beperking?

De invalshoeken van het medische en het sociale model zijn dus heel verschillend.47

Het medische model gaat over het aanpassen van de persoon met de beperking.

Het sociale model gaat over het aanpassen van onze maatschappij.

Je leest daarom in deze initiatiefnota niet alleen over zorg.

Het gaat juist over het aanpassen van onderdelen van onze maatschappij.

Over sociale zekerheid, werk, onderwijs, politieke participatie, vervoer en wonen.

Iedereen heeft recht op medische hulp en goede zorg. Mensen met een beperking moeten overal alle vormen van goede zorg (en revalidatie) kunnen krijgen. Gratis of betaalbaar.

Artikel 25: De Staten die Partij zijn erkennen dat personen met een handicap zonder discriminatie op grond van hun handicap recht hebben op het genot van het hoogst haalbare niveau van gezondheid. De Staten die Partij zijn nemen alle passende maatregelen om personen met een handicap de toegang te waarborgen tot diensten op het gebied van sekse specifieke gezondheidszorg, met inbegrip van revalidatie. In het bijzonder zullen de Staten die Partij zijn:

a. personen met een handicap voorzien van hetzelfde aanbod met dezelfde kwaliteit en volgens dezelfde normen voor gratis of betaalbare gezondheidszorg en -programma’s die aan anderen worden verstrekt, waaronder op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid, en op de populatie toegesneden programma’s op het gebied van volksgezondheid;

Hulpmiddelen

Mensen hebben vaak hulpmiddelen nodig om echt mee te kunnen doen.

Denk aan een rolstoel, prothese of een rollator.

Het is niet altijd makkelijk om een hulpmiddel te krijgen.

Gemeenten en zorgverzekeraars wijzen vaak naar elkaar als het gaat om de vergoeding van het hulpmiddel.

Om een hulpmiddel te krijgen moet je veel administratie doen en formulieren invullen.

En mensen met een levenslange en levensbrede beperking moeten steeds weer bewijzen dat ze een beperking hebben.

Eigen bijdragen voor dezelfde soort hulpmiddelen kunnen in verschillende wetten anders zijn.

Hoeveel eigen bijdrage je betaalt, hangt af vanuit welke wet jij je hulpmiddel krijgt vergoed.

Dit kan soms wel honderden euro’s meer of minder kosten.

Dit komt boven op de andere extra (zorg)kosten die je al hebt als persoon met een beperking.

Als een hulpmiddel kapotgaat, kan een reparatie soms weken duren.

En als het jouw eigen schuld is dat het hulpmiddel kapot is, kan dat je veel geld kosten.

Je kunt je hulpmiddelen namelijk niet verzekeren.

Er zijn op dit moment meerdere «loketten» die vragen over hulpmiddelen beantwoorden.

Het is vaak onduidelijk bij welk loket je moet zijn vanuit de verschillende zorgwetten.

De website van «het juiste loket»48 kan helpen met het vinden van het juiste loket.

Helaas blijven zorgverzekeraars en gemeenten nog steeds mensen naar elkaar doorschuiven.

Organiseer één loket voor hulpmiddelen (beslispunt 1)

De initiatiefnemer stelt voor om één loket in te stellen voor hulpmiddelen.

Het loket regelt de hulmiddelen, de financiering en het onderhoud van de hulpmiddelen.

Mensen met een beperking kunnen daar voor een hulpmiddel terecht.

Bij het loket wordt het hulpmiddel gegeven en de financiering geregeld.

Of dit nu de gemeente, het zorgkantoor of de zorgverzekeraar is, mensen met een beperking hoeven dit niet meer zelf uit te zoeken.

Iemand met een levenslange beperking hoeft dan ook niet steeds opnieuw een medische keuring aan te vragen en ook niet steeds een nieuwe indicatie vragen.

Een medische keuring is namelijk helemaal niet nodig.

Bij een beoordeling voor hulpmiddelen moet volwaardig meedoen de norm zijn (beslispunt 2)

Bij het loket worden meer en makkelijker hulpmiddelen verstrekt.

Nu wordt er nog te vaak gekeken naar de beperking en welk hulpmiddel daarbij helpt.

En niet naar wat iemand nodig heeft voor het leven wat zij willen leiden.

Zo worden sportprotheses te vaak afgewezen, omdat een sporter toch al een prothese heeft.

Of krijgt de sporter geen speciale rolstoel om te basketballen of te rugbyen, omdat hij of zij al een rolstoel heeft.

Als we willen dat iedereen volwaardig mee kan doen in de samenleving, hoort daar het verstrekken van verschillende hulpmiddelen bij.

Als een hulpmiddel kapot is, kan de eigenaar zich ook melden bij het loket.

Daar wordt dan gekeken of het hulpmiddel gerepareerd kan worden. Of dat er een vervanging nodig is.

Er moet direct een nieuw of vervangend hulpmiddel worden gegeven. Zodat mensen niet meer maanden op een reparatie of vervanging hoeven te wachten.

Maak het mogelijk om een hulpmiddel te verzekeren (beslispunt 3)

De kosten voor een nieuw hulpmiddel of voor een reparatie moeten eerlijk worden verdeeld.

Het probleem is dat de gebruiker van het hulpmiddel zich er niet voor kan verzekeren.

Omdat het hulpmiddel in bruikleen is, kan de gebruiker dit niet verzekeren.

Dat moet de verstrekker doen (gemeente/zorgkantoor/zorgverzekeraar).

Maar omdat de verstrekker het hulpmiddel niet zelf gebruikt, kan deze hem ook niet verzekeren.

De initiatiefnemer vindt dat het mogelijk moet worden om een hulpmiddel te verzekeren tegen ongelukken.

Zorg dat hulpmiddelen thuis en in de instelling kunnen worden gebruikt (beslispunt 4)

Het komt voor dat mensen eerst zelfstandig thuis wonen maar uiteindelijk toch naar een instelling moeten verhuizen. Bijvoorbeeld omdat er steeds intensievere zorg nodig is. Of dat de zorg te zwaar wordt voor de mantelzorgers.

De hulpmiddelen waar iemand dan thuis recht op had verdwijnen dan ook altijd. Hierdoor kunnen kinderen niet meer in het weekend bij de ouders logeren. Kunnen partners niet een of twee nachten per week thuiskomen.

Het moet mogelijk zijn om thuis toch hulpmiddelen te hebben, zodat iemand altijd ook nog naar huis kan. Al is het maar een dag per week.

Sport en bewegen

In de initiatiefnota «Maak sporten en bewegen voor mensen met een beperking vanzelfsprekend in 2030!»49 van SP-Kamerlid Michiel van Nispen, D66-Kamerlid Jeanet van der Laan en GroenLinks-Kamerlid Lisa Westerveld staan 10 plannen om sport en bewegen toegankelijk te maken. Daarom gaat de initiatiefnemer in deze nota niet verder op het onderwerp in.

Tolken

Het Ministerie van VWS regelt tolken voor doven of slechthorenden.

In Nederland heb je recht op 30 uur ondersteuning van een tolk per jaar voor privé situaties.

Alles wat geen werk of studie is, is een privé situatie. Als je wil sporten, naar een verjaardag gaat, naar de arts moet, vrijwilligerswerk doet of naar een begrafenis moet.

Voor al deze dingen samen heb je 30 uur per jaar.

De 30 uren tolkvoorziening voor privé situaties zijn voor bijna iedereen te weinig.

Mensen die werken kunnen 15% van hun werktijd een tolk krijgen.

Voor de ene werknemer is dat voldoende of zelfs wat veel. Voor de andere werknemer veel te weinig.

Als iemand meer tolkuren nodig heeft, kunnen die worden aangevraagd bij het UWV.

In het nieuwe zorgkader van 2022 kan het UWV makkelijker aanvragen voor extra tolkuren afwijzen. Of dit ook gebeurt, is nog niet bekend.

Op school en opleiding heb je recht op een tolk bij alle lessen.50

Toch lukt het niet om altijd een tolk te regelen.

Daarom zou het ook goed zijn om meer tolken op te leiden.

Schaf het maximaal aantal tolkuren af en maak deze onbeperkt. Bepaal met tolkgebruikers wat zij nodig hebben (beslispunt 5 en 6)

De tolkvoorziening moet helemaal anders.

Overleg samen met de tolkgebruikers wat zij nodig hebben.

Maak afspraken over het gebruik van een tolk. Maak dus geen gebruik van een maximumaantal uren. Maar moedig juist aan dat mensen een tolk gebruiken, als zij daardoor beter kunnen meedoen in de samenleving.

Ondersteuning

Mensen met een beperking zijn vaak afhankelijk van dezelfde regels voor ondersteuning als ouderen of mensen die erg ziek zijn.

Bij deze groep is de dag vaak georganiseerd rondom de zorgmomenten.

Zo begint de dag pas als de wijkverpleegkundige of huishoudelijke hulp komt om te helpen met opstarten.

Mensen met een beperking die werken of naar school of studie gaan, moeten op tijd komen. Wij willen dat de zorg daarop wordt afgestemd.

Creëer een aparte status binnen de Zvw, Wmo en Wlz voor zorg en ondersteuning bij mensen met een levensbrede en levenslange beperking (beslispunt 7)

Mensen met een levensbrede en levenslange beperking zijn een aparte groep.

Hier moeten binnen de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), Wet langdurige zorg (Wlz) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) speciale afspraken voor worden gemaakt.

De zorg en ondersteuning moet zich meer richten op het hebben van een sociaal leven.

Zodat mensen met een beperking kunnen leven zoals anderen.

Met andere woorden, de benadering van het zorgvraagstuk moet veel sterker vanuit het sociale model.

Woonzorg

Bescherm mensen tegen gedwongen verhuizing (beslispunt 8)

Veel mensen met een levensbrede of levenslange beperking willen of kunnen niet zelfstandig thuis wonen. Voor deze groep mensen is er intramurale zorg.

Je woont dan in een zorginstelling.

Maar ook hier ligt de nadruk veel te veel op zorg en te weinig op het sociale onderdeel.

Zorginstellingen hebben te weinig opgeleid personeel. Daardoor kan sommige zorg niet overal worden gegeven.

Mensen met dezelfde beperking worden steeds vaker bij elkaar geplaatst. Hierdoor worden mensen soms gedwongen om te verhuizen. Partners, vrienden, familie, hobby’s en werk zijn dan ineens onbereikbaar geworden.

Een woning is veel meer dan alleen een plek waar je wordt verzorgd.

Je woning is het hart van je sociale leven en daar kan je mensen niet zomaar uit zetten. Daarom moeten ook mensen die in een zorginstelling leven woonbescherming krijgen.

Je kan huurders of kopers ook niet zomaar uit hun huis zetten.

Diezelfde bescherming verdienen bewoners van zorginstellingen ook.

Het persoonsgebonden budget

Het persoonsgebonden budget (PGB) is voor veel mensen de enige manier om goede zorg te regelen. Helaas wordt het steeds moeilijker voor mensen om hun eigen zorg te organiseren met een PGB. Uit angst voor fraude moeten mensen met een PGB een ingewikkelde administratie bijhouden. En ze krijgen steeds minder geld.

Sluit zorgverzekeraars aan op PGB 2.0 (beslispunt 9)

Er is een nieuw PGB systeem ingevoerd, het PGB 2.0.

Budgethouders worden hiermee beter ondersteund, omdat alles digitaal is.

Tegelijkertijd is alle informatie digitaal beschikbaar voor de gemeenten, zorgkantoren en zorgverzekeraars, waardoor fraude beter tegen kan worden gegaan.

Het PGB 2.0 werkt alleen nog niet overal. Op dit moment gebruiken vooral zorgkantoren dit nieuwe systeem. Gemeenten en zorgverzekeraars gebruiken het nog niet.

PGB 2.0 is een verbetering, maar er is nog steeds veel wantrouwen vanuit de overheid.

Daardoor worden mensen met een PGB behandeld als mogelijke fraudeurs en heel streng gecontroleerd. Soms zien mensen daarom maar af van een PGB en kiezen zij voor reguliere zorg.

Een ander groot probleem van het PGB zijn de verschillende tarieven.

In de Wlz en de Zvw bestaat er een formeel en informeel tarief. Informele zorgverleners zijn familieleden of zorgverleners die niet BIG geregistreerd zijn. BIG staat voor Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg.

De tarieven voor informele zorg zijn 21,14 euro per uur. Voor officiële zorgverleners (geen familie en wel BIG geregistreerd) is een tarief van 66,60 euro per uur.

Heel veel zorg wordt niet geleverd door BIG geregistreerde zorgverleners.

Zo hoeven de huishoudelijke hulp en de verzorgende zich niet BIG te registreren.

Hierdoor moeten zij vanuit het informele tarief worden betaald.

En het zijn nu juist deze zorgverleners waar veel behoefte aan is.

Maar van een maximaal tarief van 21,14 euro per uur is het heel moeilijk om rond te komen. Het gaat hier namelijk wel om ZZP’ers, die van dit tarief ook hun pensioen en arbeidsongeschiktheid verzekeringen moeten kunnen betalen.

In de Jeugdwet en de Wmo worden de PGB’s vanuit de gemeente gefinancierd.

Hier gelden geen vastgestelde PGB-tarieven.

Gemeenten hebben hun eigen beleidsvrijheid en mogen zelf de tarieven bepalen.

Zij stellen vaak hele lage tarieven. Soms zelfs zo laag als het minimumloon. Van zo’n laag tarief kan je geen zorgverleners inhuren.

Zorg voor eerlijke tarieven in het PGB (beslispunt 10)

Voor mensen met een levensbrede en levenslange beperking is het PGB belangrijk om de zorg zo goed mogelijk te organiseren. Maar door de enorme regeldruk en de verschillen in de tarieven kunnen steeds minder mensen hier gebruik van maken.

Ook voor de overheid is dit een nadeel. Het PGB is goedkoper dan andere zorg.

Dus door mensen naar zorg in natura te duwen, wordt de hele zorg uiteindelijk duurder.

Organiseer het PGB vanuit vertrouwen, weg met de administratieve lasten (beslispunt 11)

Mensen met een PGB worden streng gecontroleerd.

Ten eerste krijgen mensen met een levensbrede en levenslange beperking vaak te maken met een herindicatie. Sommige gemeenten doen dat elk half jaar.

Dit betekent dat er elke keer opnieuw wordt beoordeeld of iemand een beperking heeft en wat daarvoor nodig is.

Als dan uit de herindicatie blijkt dat iemand inderdaad nog dezelfde beperking heeft als een half jaar geleden, dan komt er vaak nog extra controle. Iemand van de gemeente of zorgverzekeraar komt dan langs om te kijken of al die uren hulp en ondersteuning wel nodig zijn. Als de indicatie dan onterecht wordt bijgesteld, dan moet je maar een klacht indienen.

Dit kan een lang juridisch gevecht worden.

Ten tweede moeten mensen met een PGB een administratie bijhouden. Daarin moet wekelijks worden bijgehouden of zorg geleverd is, door wie en wanneer.

Zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten controleren zo of de zorg vanuit het PGB ook echt wordt geleverd.

Al dit wantrouwen is onterecht. Het zijn bijna nooit PGB houders die frauderen met het PGB. Maar zij betalen wel de prijs. Zij worden nergens vertrouwd en moeten alles bijhouden.

Het zijn bijna altijd zorgaanbieders die frauderen met het PGB en geld in eigen zak steken.

Geef langdurige indicaties af in alle zorgwetten (beslispunt 12)

De initiatiefnemer wil dat de jaarlijkse herindicatie stopt.

Maak een jaarlijks evaluatie moment om te kijken of de indicatie nog passend is.

Als er iets verandert in de situatie, dan kan je altijd de indicatie iets naar boven of naar beneden bijstellen.

Ga uit van de budgethouder en wat die nodig heeft aan ondersteuning. Controleer niet meer elke cent van budgethouders, maar controleer de zorgaanbieders die PGB’s beheren.

Dit scheelt tijd en geld voor de gemeente en verzekeraar. Want zij hoeven niet meer alles te controleren. Het scheelt vooral tijd en moeite voor de budgethouder, die zo meer ruimte krijgt om zijn leven te leiden zoals hij zelf wil.

Stap over op één PGB die bij één loket kan worden aangevraagd (beslispunt 13 en 14)

Mensen kunnen een PGB krijgen uit de Zvw, de Wlz, de Jeugdwet en de WMO.

Sommige mensen hebben meerdere PGB’s uit verschillende wetten. En dat betekent dus dat zij alle genoemde problemen voor elk van hun PGB’s hebben.

De initiatiefnemer stelt voor om met een allesomvattend PGB te gaan werken die bij één centraal loket kan worden aangevraagd. De medewerkers van het loket doen de indicatie. Zij kijken hoe de indicatie wordt betaald. Zo wordt dan een passend PGB opgebouwd voor de zorgvrager.

De Kamer wordt gevraagd in te stemmen de betrokken Minister te verzoeken de volgende maatregelen te bewerkstelligen:

1. Organiseer één loket voor hulpmiddelen.

2. Bij beoordeling voor hulpmiddelen moet meedoen op alle levensgebieden (sport/wonen/onderwijs/mobiliteit/werk/vrije tijd) een norm zijn.

3. Bied de mogelijkheid om hulpmiddelen te verzekeren.

4. Vanuit de intramurale Wlz moet iemand ook aanspraak kunnen maken op hulpmiddelen thuis.

5. Schaf het maximaal aantal tolkuren af en maak deze onbeperkt.

6. Bepaal met tolkgebruikers wanneer een tolkvoorziening echt nodig is.

7. Maak een aparte status binnen de Zvw, Wmo en Wlz voor zorg en ondersteuning bij mensen met een levensbrede en levenslange beperking.

8. Bescherm mensen met een levensbrede en levenslange beperking tegen gedwongen verhuizing.

9. Sluit ook zorgverzekeraars aan op PGB 2.0.

10. Reële tarieven regelen in het PGB.

11. Organiseer het PGB vanuit vertrouwen, dus weg met de administratieve lasten.

12. Geef langdurige indicaties af in alle zorgwetten.

13. Stap over op één loket voor het PGB.

14. Stap over op een allesomvattend PGB.

7. Gebouwen

«Met rolstoelen moet je altijd een (lange!) omweg maken. Hellingen zijn te steil, en als je boven bent kun je de deur niet open krijgen.»

De toegankelijkheid van woningen en openbare gebouwen is nog niet goed.

Lisa Westerveld van GroenLinks en Daan de Kort van de VVD keken met ervaringsdeskundigen hoe de toegankelijkheid in de Tweede Kamer was.

Om te kijken of het huis van de democratie voor alle Nederlanders toegankelijk is.

En de resultaten waren teleurstellend.

Het Tweede Kamergebouw moet helemaal toegankelijk zijn (beslispunt 1 en 2).

Het tijdelijke gebouw aan B.67 is grotendeels nieuw ingericht en het interieur is nieuw ontworpen.

Toch is er weinig rekening gehouden met de toegankelijkheid in het nieuwe gebouw.

Bijvoorbeeld in de plenaire zaal.

De plenaire zaal zit vol kleine trappen. Mensen met een mobiliteitsbeperking kunnen zich daardoor moeilijk door de zaal verplaatsen. Het tapijt is te dik, waardoor het zwaar rijden is.

En het spreekgestoelte is te hoog voor iemand in een rolstoel.

De kleuren die zijn gekozen op de trappen lijken te veel op elkaar. Iemand met een visuele beperking kan moeilijk zien waar de traptrede zit.

Op de publieke tribune waren wel vier rolstoelplaatsen. Maar als er een debat over toegankelijkheid en inclusiviteit zou zijn, kunnen zijn dat er te weinig. De stoelen op de tribune kunnen namelijk niet worden verwijderd.

Ook de rest van het gebouw is niet inclusief.

De lift begint pas op de eerste verdieping. Om daar te komen moet iemand eerst met de goederenlift.

De deuren van de liften hebben dezelfde kleur als de muur en de vloer. Het is dan heel moeilijk te zien waar de lift is.

De wegwijzers op de muren zijn bijna dezelfde kleur als de muur, waardoor ze ook niet goed zichtbaar zijn.

De deuren gaan zwaar open. En soms steekt er kunst uit in een looproute.

Gelukkig gaan er ook een aantal dingen goed.

Op de publieke tribune was wel een ringleiding aanwezig.

Met een ringleiding kunnen slechthorenden met een hoortoestel het geluid van een geluidsinstallatie horen zonder storend geluid van de omgeving.

En er is een audiomaquette in de centrale hal van de Tweede Kamer.

Een maquette is een weergave van het gebouw in het klein.

Blinden en slechtzienden kunnen zo ervaren hoe de Tweede Kamer in elkaar zit.

In de maquette zitten knoppen. Als je daarop drukt kun je drie dingen horen:

– hoe het klinkt op die plek in het gebouw

– een gids die vertelt over die plek

– de architect die vertelt hoe de ruimte is ontworpen.

Dit hoofdstuk gaat over de toegankelijkheid van gebouwen. Het gaat over openbare gebouwen, private gebouwen en woningen.

Mensen met een beperking moeten bij en in alle gebouwen kunnen komen. Zij moeten gebruik kunnen maken van alle voorzieningen. Straten, wegen en pleinen zijn goed bereikbaar. Als het nodig is, worden aanpassingen gedaan.

Artikel 9: Teneinde personen met een handicap in staat te stellen zelfstandig te leven en volledig deel te nemen aan alle facetten van het leven, nemen de Staten die Partij zijn passende maatregelen om personen met een handicap op voet van gelijkheid met anderen de toegang te garanderen tot de fysieke omgeving, tot vervoer, informatie en communicatie, met inbegrip van informatie- en communicatietechnologieën en -systemen, en tot andere voorzieningen en diensten die openstaan voor, of verleend worden aan het publiek, in zowel stedelijke als landelijke gebieden. Deze maatregelen, die mede de identificatie en bestrijding van obstakels en barrières voor de toegankelijkheid omvatten, zijn onder andere van toepassing op:

1. gebouwen, wegen, vervoer en andere voorzieningen in gebouwen en daarbuiten, met inbegrip van scholen, huisvesting, medische voorzieningen en werkplekken;

Wet en regelgeving

De eisen waar gebouwen aan moeten voldoen zijn vastgelegd in het Bouwbesluit 2012.

De eisen gaan over bijvoorbeeld de veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en energiezuinigheid.

Nieuwe gebouwen en verbouwingen moeten aan de eisen van het bouwbesluit voldoen.

De eisen uit het Bouwbesluit 2012 zijn vertaald in Nederlandse Normen (NEN).

Bij het bouwen van een nieuw gebouw zijn er heel veel normen waaraan een gebouw moet voldoen.51 Maar de normen gaan vooral over veiligheid. Als het om toegankelijkheid gaat, zijn er bijzonder weinig eisen aan gebouwen in Nederland.

Er is wel een integrale toegankelijkheidsstandaard (ITs), maar deze wordt nog niet gebruikt in Nederland.

De ITs is een internationaal erkende standaard over toegankelijk bouwen.

Als met deze standaard wordt gebouwd, kan iedereen de gebouwen gebruiken zoals ze zijn bedoeld. Dan maakt het niet uit of je slechtziend, slechthorend of een mobiliteitsbeperking hebt, het gebouw is dan toegankelijk voor alle mensen.

Vertaal de integrale toegankelijkheidsstandaard in Nederlandse Normen (beslispunt 3)

De initiatiefnemer vindt dat de integrale toegankelijkheidsstandaard moet worden omgezet in Nederlandse Normen (NEN).

Zo kan de toegankelijkheid worden vastgelegd in het bouwbesluit.

De NEN-norm moet voor alle gebouwen verplicht worden.

Op dit moment werkt de overheid met verschillende organisaties aan een afspraak over de nieuwe NEN-norm.

Het is de bedoeling dat nieuwe gebouwen toegankelijk zijn voor iedereen.

Verplicht een professioneel toegankelijkheidsadvies bij nieuwe projecten van publiek toegankelijke gebouwen (beslispunt 4)

Bij de bouw van een nieuw publiek toegankelijk gebouw moeten ervaringsdeskundigen meepraten over het ontwerp. De toegankelijkheid van alle verschillende soorten beperkingen moet worden besproken.

Op deze manier wordt het op tijd duidelijk dat de toegankelijkheid nog niet goed is.

Het is namelijk veel goedkoper om in een keer goed te bouwen dan om te verbouwen.

En het zijn alleen de ervaringsdeskundigen die het beste zien waar de drempels zitten in nieuwe gebouwen.

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor een toegankelijke openbare ruimte.

Dit gaat niet alleen over gebouwen, maar ook over speeltuinen, sportverenigingen en over de hoogte en breedte van de stoep.

Zodat kinderen met een beperking naar de speeltuin of de sportvereniging kunnen. En een ouder in een rolstoel ook.

Fysieke toegankelijkheid krijgt een plek in alle lokale inclusie agenda’s van gemeenten (beslispunt 5).

Alle Nederlandse gemeenten moeten vanuit het VN-verdrag een lokale inclusie agenda opstellen. Hierin staat dat gemeenten de toegankelijkheid verbeteren op een aantal gebieden. 52 Maar fysieke toegankelijkheid is daar geen apart onderdeel van.

Onder fysieke toegankelijkheid verstaat de initiatiefnemer het reizen naar gebouwen en het vrij en zelfstandig kunnen bewegen in deze gebouwen.

Fysieke toegankelijkheid is belangrijk. Daarom moeten alle gemeenten hun lokale inclusie agenda uitbreiden en fysieke toegankelijkheid daar een plek in geven.

Met een plek voor fysieke toegankelijkheid in lokale inclusie agenda’s en het aanscherpen van het bouwbesluit, worden eisen gesteld aan nieuwbouw en verbouw.

Daarmee wordt nog weinig gedaan om bestaande gebouwen toegankelijker te maken.

Bij het toegankelijker maken van bestaande bouw maken wij onderscheid tussen overheidsgebouwen en publiek toegankelijke gebouwen.

Bestaande overheidsgebouwen

Er wordt advies gevraagd over toegankelijkheid van alle overheidsgebouwen (beslispunt 6)

Overheidsgebouwen zoals de Tweede Kamer moeten toegankelijk zijn voor alle Nederlanders. Daarom wil de initiatiefnemer dat er voor openbare overheidsgebouwen extra eisen worden gemaakt.

Om de toegankelijkheid te meten, wil de initiatiefnemer dat alle overheidsgebouwen te worden bekeken door ervaringsdeskundigen. Het advies wordt openbaar gemaakt, zodat iedereen kan zien wat er met de adviezen is gebeurd.

Alle aanpassingen die gedaan kunnen worden zonder grote verbouwing, moeten worden gedaan. Bijvoorbeeld het wegwerken van drempels of aanbrengen van voldoende contrast en markeringen.

Bestaande private openbare gebouwen

Onderzoek de mogelijkheden van subsidie voor ondernemers om hen te helpen met het toegankelijker maken van hun gebouw (beslispunt 7)

Na overheidsgebouwen en sportclubs zijn er de plekken waar mensen elkaar ontmoeten. Bijvoorbeeld de horeca of het stadion van de sportclub.

Deze gebouwen zijn vaak van ondernemers (private gebouwen).

En zij hebben niet de middelen die de overheid heeft om aanpassingen te doen.

Toch wil de initiatiefnemer dat de toegankelijkheid van private gebouwen ook wordt verbeterd. Voor het bouwen en verbouwen van deze gebouwen, zal ook de integrale toegankelijkheidsnorm moeten gelden.

Er komt een subsidie voor ondernemers om hen te helpen met het toegankelijker maken van hun gebouw. Net als dat er subsidies beschikbaar zijn voor duurzaamheid, wordt dat nu ook voor toegankelijkheid.

Huisvesting

Er zijn ook veel te weinig huizen voor mensen met een beperking.

Veel huizen zijn te klein of verkeerd ingedeeld, waardoor ze slecht toegankelijk zijn voor mensen met een mobiliteitsbeperking. Hierdoor is het voor mensen met een beperking heel moeilijk om een passende woning te vinden en om zelfstandig te blijven wonen.

Aanpassingen in bestaande woningen zijn vaak heel duur.

Niet alle woningen die nieuw worden gebouwd kunnen toegankelijk worden gebouwd.

Een woning die voor iemand in een rolstoel toegankelijk moet zijn, heeft als snel 50% meer ruimte nodig. De badkamer moet iets groter, de gang wat breder, voldoende ruimte naast het bed en in de keuken. Daarnaast moet de woning gelijkvloers zijn, op de begane grond zijn en een brede toegang hebben.

Dat betekent dat niet alle woningen helemaal geschikt kunnen zijn.

Maar van alle nieuwbouw kan wel een deel toegankelijk gemaakt worden.

15% van woningen van woningbouwverenigingen worden geschikt voor mensen met een beperking (beslispunt 8 en 9)

Op dit moment zijn er voor iedereen in Nederland te weinig huizen.

Er moeten 1 miljoen woningen worden bijgebouwd.

Ook willen we dat mensen met een beperking en ouderen vaker thuis blijven wonen.

Om ervoor te zorgen dat er voor iedereen altijd een goede woning beschikbaar is, moet 15% van de (nieuw)bouw toegankelijk zijn voor mensen met een beperking.

Alle nieuwe te bouwen woningen zijn bezoekbaar voor mensen met een beperking (beslispunt 10)

Dit is niet helemaal volgens het VN-verdrag. Daarin staat dat gebouwen een «universal design» moeten hebben. Een ontwerp voor iedereen.

Dat betekent dat alle woningen geschikt moeten zijn voor mensen met een beperking.

In dat geval is er ook veel meer geld en ruimte nodig.

De initiatiefnemer wil daarom een verschil maken in «bewoonbaar» en «bezoekbaar».Initiatiefnemer wil verplicht maken dat alle woningen bezoekbaar zijn. Ook als niet alle woningen geschikt zijn om in te wonen, moet het wel mogelijk zijn om overal op bezoek te kunnen gaan.

De Kamer wordt gevraagd in te stemmen de betrokken Minister te verzoeken de volgende maatregelen te bewerkstelligen:

1. Het nieuwe Tweede Kamergebouw moet helemaal toegankelijk zijn.

2. De tijdelijke huisvesting van de Tweede Kamer wordt toegankelijker gemaakt, door meer contrast aan te brengen op wegwijzers en drempels weg te nemen.

3. Vertaal de integrale toegankelijkheidsstandaard in Nederlandse Normen.

4. Verplicht een professioneel toegankelijkheidsadvies bij nieuwe projecten van publiek toegankelijke gebouwen.

5. Fysieke toegankelijkheid krijgt een plek in alle lokale inclusie agenda’s van gemeenten.

6. Er wordt advies gevraagd over toegankelijkheid van alle overheidsgebouwen.

7. Onderzoek de mogelijkheden van subsidie voor ondernemers om hen te helpen met het toegankelijker maken van hun gebouw (private gebouwen).

8. Regel dat 15% van woningen van woningbouwverenigingen geschikt worden gemaakt voor en bewoond door mensen met een beperking.

9. 150.000 nieuwe woningen die bewoonbaar zijn voor ouderen en mensen met een beperking.

10. Alle nieuw te bouwen woningen zijn toegankelijk voor mensen met een beperking.

Beslispunten

In deze paragraaf zijn alle beslispunten uit de initiatiefnota nog een keer opgesomd. De Kamer wordt gevraagd in te stemmen de betrokken Minister te verzoeken de volgende maatregelen te bewerkstelligen:

1. Het facultatief protocol van het VN-verdrag wordt geratificeerd (ondertekend).

2. Er komt een meerjarige nationale beleidsaanpak om de positie van mensen met een beperking te verbeteren.

3. Het CBS gaat gegevens bijhouden over de positie van mensen met een beperking.

4. Maak de stapeling van zorgkosten minder. Met een bedrag van maximaal 385 euro per jaar voor eigen bijdragen.

5. Pas de zorgverzekeringswet (Zvw) aan. Houd zorgkosten voor een chronische aandoening of beperking na één jaar buiten het eigen risico. Zodat iedereen maar één keer eigen risico betaalt voor elke aandoening.

6. Schaf de inkomensafhankelijke bijdrage in de Wlz af voor mensen die hun leven lang dezelfde beperking hebben.

7. Kijk of meer mensen met een beperking in aanmerking kunnen komen voor de banenafspraak. Maak een afspraak voor een vast aantal mensen dat zo een baan zouden moeten krijgen.

8. Toegankelijke banen en begeleiding naar werk

9. Er komt één werkloket waar iedereen terecht kan met vragen over werk, loopbaan, scholing en begeleiding naar werk en het ontwikkelingsbudget. De loketten worden georganiseerd door gemeenten, het UWV en werkgevers- en werknemersorganisaties.

10. Moedig gemeenten en sociaal ontwikkelbedrijven aan om goede voorbeelden te delen.

11. De loondispensatie wordt vervangen door de loonkostensubsidieregeling. Zodat alle werkenden met een beperking op zijn minst het minimumloon verdienen. Werkgevers worden ondersteund met regelingen als de no-riskpolis en jobcoaching.

12. Gemeenten een passend budget geven om de Participatiewet uit te voeren.

13. Voer het 10 puntenplan voor toegankelijker openbaar vervoer van de ChristenUnie uit.

Neem dit plan volledig over in het nieuwe Bestuursakkoord toegankelijkheid OV en voer dat binnen 10 jaar uit.

14. Maak actuele informatie over toegankelijkheid verplicht in reisplanners (zoals kapotte liften en instaphoogtes).

15. Verbeter vertegenwoordiging van ervaringsdeskundigen in overleg over regionaal vervoer (ROCOV’s). De adviezen van ervaringsdeskundigen zijn het meest belangrijk.

16. Als vervoersorganisaties onderhandelen over openbaar vervoer, moet het ook altijd gaan over verbetering van de toegankelijkheid. De toegankelijkheid mag nooit slechter worden.

17. Bij het kopen of opknappen van nieuwe treinen/(buurt)bussen/trams/metro’s moet de toegankelijkheid altijd beter worden.

18. Reisassistentie moet bij alle vervoerders en op alle stations binnen één uur worden geregeld.

19. Hef de kilometergrens bij Valys-vervoer op en hef vervolgens het Wmo-vervoer op.

20. Start een proef waarin regionaal Wmo-vervoer wordt overgenomen door Valys.

21. Schaf de 700 kilometergrens af.

22. Bij nieuw onderwijsbeleid- en wetgeving moet het recht op onderwijs voor ieder kind uitgangspunt worden.

23. Zorg ervoor dat de routekaart inclusiever onderwijs dit jaar wordt vastgesteld. Koppel daar een eigen budget aan. Bij het opstellen van de routekaart moeten duidelijke doelen en een tijdspad staan. Er moet goed worden gekeken naar hoe de doelen worden uitgevoerd.

24. Ondersteun goede voorbeelden van inclusief onderwijs en pas regels aan op wat zij nodig hebben.

25. Maak het aanvragen van ondersteuning voor zorg en onderwijs eenvoudiger voor ouders. Zorg ervoor dat TLV’s voor langere tijd kunnen worden afgegeven.

26. Houd bij nieuwbouw of opknappen van schoolgebouwen bij de bouw al rekening met leerlingen met een beperking, zodat alle onderwijsgebouwen toegankelijk zijn voor alle kinderen.

27. Zorg voor meer aandacht bij lerarenopleidingen voor passend- en inclusief onderwijs.

28. Luister meer naar ouders en kinderen op school. Leg dit ook vast in besluitvorming.

29. Breid het mbo-studentenfonds uit.

30. Maak de aanvragen makkelijker voor het mbo-studentenfonds en het studentenondersteuningsfonds.

31. Zorg dat er meer bekend is over de studietoeslag voor mbo-studenten, bij studenten, gemeenten en onderwijsinstellingen.

32. Er moeten landelijke richtlijnen komen voor alle onderwijsinstellingen over het aanbieden van andere (digitale) mogelijkheden voor studenten met een functiebeperking.

33. Leg digitale toegankelijkheid vast in de Wet educatie beroepsonderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

34. Verplicht dat er een vast aanspreekpunt is op alle onderwijsinstellingen voor studenten met een beperking.

35. Verbeter digitale middelen en pas deze aan op de behoefte van studenten met een beperking.

36. Geef studenten met een beperking een positie in de medezeggenschapsraden.

37. Ontwikkel een platform waar studenten en stageplekken aan elkaar kunnen worden gekoppeld.

38. Alle nieuwsprogramma’s moeten worden ondertiteld en audiodescriptie krijgen.

39. Ondertitel alle belangrijke debatten en zorg dat er een gebarentolk direct bij aanwezig is.

40. Websites van de rijksoverheid moeten toegankelijk zijn en in begrijpelijke taal geschreven worden.

41. Websites van de rijksoverheid krijgen een toegankelijkheidsfunctie waarmee kleur en contrast kunnen worden aangepast en alle tekst kan worden voorgelezen.

42. Politieke partijen worden verplicht om te zorgen voor online-informatie over hun politieke partij. Informatie zoals kandidatenlijsten en standpunten, moet toegankelijk zijn en in begrijpelijke taal zijn geschreven voor mensen met een beperking.

43. Iedereen die behoefte heeft aan hulp bij het stemmen moet een begeleider mee kunnen nemen.

44. Alle stemhokjes moeten voor iedereen toegankelijk zijn.

45. Stel op alle niveaus van politieke besluitvorming (gemeente/provincie/landelijke overheid) gehandicaptenraden in.

46. Toets nieuwe wetgeving en nieuw beleid aan de hand van het VN-verdrag Handicap

47. Verhoog het PG-beleidskader op tot 60 miljoen euro zodat patiënten en gehandicaptenorganisaties voldoende middelen hebben om goed hun achterban te kunnen vertegenwoordigen.

48. Organiseer één loket voor hulpmiddelen.

49. Bij beoordeling voor hulpmiddelen moet meedoen op alle levensgebieden (sport/wonen/onderwijs/mobiliteit/werk/vrije tijd) een norm zijn.

50. Bied de mogelijkheid om hulpmiddelen te verzekeren.

51. Vanuit de intramurale Wlz moet iemand ook aanspraak kunnen maken op hulpmiddelen thuis.

52. Schaf het maximaal aantal tolkuren af en maak deze onbeperkt.

53. Bepaal met tolkgebruikers wanneer een tolkvoorziening echt nodig is.

54. Maak een aparte status binnen de Zvw, Wmo en Wlz voor zorg en ondersteuning bij mensen met een levensbrede en levenslange beperking.

55. Bescherm mensen met een levensbrede en levenslange beperking tegen gedwongen verhuizing.

56. Sluit ook zorgverzekeraars aan op PGB 2.0.

57. Reële tarieven regelen in het PGB.

58. Organiseer het PGB vanuit vertrouwen, dus weg met de administratieve lasten.

59. Geef langdurige indicaties af in alle zorgwetten.

60. Stap over op één loket voor het PGB.

61. Stap over op een allesomvattend PGB.

62. Het nieuwe Tweede Kamergebouw moet helemaal toegankelijk zijn.

63. De tijdelijke huisvesting van de Tweede Kamer wordt toegankelijker gemaakt, door meer contrast aan te brengen op wegwijzers en drempels weg te nemen.

64. Vertaal de integrale toegankelijkheidsstandaard in Nederlandse Normen.

65. Verplicht een professioneel toegankelijkheidsadvies bij nieuwe projecten van publiek toegankelijke gebouwen.

66. Fysieke toegankelijkheid krijgt een plek in alle lokale inclusie agenda’s van gemeenten.

67. Er wordt advies gevraagd over toegankelijkheid van alle overheidsgebouwen.

68. Onderzoek de mogelijkheden van subsidie voor ondernemers om hen te helpen met het toegankelijker maken van hun gebouw (private gebouwen).

69. Regel dat 15% van woningen van woningbouwverenigingen geschikt worden gemaakt voor en bewoond door mensen met een beperking.

70. 150.000 nieuwe woningen die bewoonbaar zijn voor ouderen en mensen met een beperking.

71. Alle nieuw te bouwen woningen zijn toegankelijk voor mensen met een beperking.

Financiële gevolgen

Hieronder staat per maatregelen uitgewerkt wat de financiële gevolgen voor de rijksoverheid zijn of hoeveel geld de initiatiefnemer hiervoor beschikbaar zou willen stellen.

Van de grote structurele uitgaven (van 10 miljoen of hoger) is aan het eind een overzicht gemaakt inclusief een dekking. Dit geldt niet voor de uitgaven op de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. In het coalitie akkoord is afgesproken dat er een miljard euro beschikbaar komt voor inclusief onderwijs. De initiatiefnemer wenst dat geld aan te spreken voor de voorstellen voor inclusief onderwijs.

Achtergrond en doel

1. Het facultatief protocol van het VN-verdrag wordt geratificeerd (ondertekend).

2. Er komt een meerjarige nationale beleidsaanpak om de positie van mensen met een beperking te verbeteren.

3. Het CBS gaat gegevens bijhouden over de positie van mensen met een beperking.

Deze beleidsvoorstellen hebben geen belangrijke financiële gevolgen.

1 Een vast bedrag voor de totale eigen bijdrage Het afschaffen van de inkomensafhankelijke bijdrage in de Wlz voor mensen met een beperking kosten volgens Zorgkeuzes in Kaart (variant B2) struct. 50 miljoen euro per jaar1. De eigen bijdrage voor huisvesting en voeding blijft wel bestaan (voorstel 3). 50.000
Het afschaffen van eigen betalingen voor geneesmiddelen kost structureel 55 miljoen euro per jaar (maatregel 97 Zorgkeuzes in Kaart2). 55.000

Van de hulpmiddelengebruikers heeft 61% eigen betalingen. Die komen gemiddeld jaarlijks op 320 euro neer3. Tegelijkertijd is het niet per se nodig om alle eigen bijdrage voor hulpmiddelen volledig af te schaffen. Voor schoenen of een bril mag wel iets van een eigen bijdrage worden gevraagd.

De initiatiefnemer wil wel voor mensen die hulpmiddelen moeten aanschaffen vanwege een levensbrede en levenslange beperking de eigen bijdrage geheel afschaffen. Eerst zal moeten worden onderzocht hoe deze groepen en hulpmiddelen worden afgebakend voordat er een inschatting van de kosten kan worden gemaakt. Om dit goed te kunnen besluiten is het essentieel dat ervaringsdeskundigen goed worden betrokken.

Om deze reden is het nu nog niet mogelijk om een goede inschatting van de kosten te maken.

2 Eén keer eigen risico per langdurige aandoening

Eerst moet worden onderzocht of deze regeling wel uitvoerbaar is.

In de tussentijd wil de initiatiefnemer het eigen risico wel afschaffen voor mensen met weinig geld. Een inkomensafhankelijk eigen risico wordt dan ingevoerd naar het model uit de doorrekening van het verkiezingsprogramma van GroenLinks.

3 Schaf de eigen bijdrage voor zorgkosten af bij een levenslange beperking Zie beslispunt 1
4 Meer mensen in de doelgroep banenafspraak Heeft geen significante effecten op de Rijksbegroting
5 Toegankelijke banen en begeleiding naar werk 5, 6 en 9: In het verkiezingsprogramma van GroenLinks wordt 400 miljoen euro vrij gemaakt voor extra begeleiding in de bijstand, 800 miljoen euro voor publieke banen en 100 miljoen euro voor extra begeleiding door het UWV4. 1.300.0005
6 Maak één werkloket voor werkgevers en werknemers met een beperking Zie beslispunt 5
7 Uitwisselen van goede voorbeelden zorgt voor meer passend werk Heeft geen significante effecten op de Rijksbegroting
8 Verander loondispensatie in loonkostensubsidie Loondispensatie vervangen door de loonkostensubsidieregeling. Zodat alle werkenden met een beperking op zijn minst het minimumloon verdienen. Werkgevers worden ondersteund met regelingen als de no-riskpolis en jobcoaching. Dit kost naar schatting 40 miljoen euro per jaar4. 40.000
9 Geef gemeenten genoeg geld om de Participatiewet uit te voeren Zie beslispunt 5.

1 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2020/07/01/zorgkeuzes-in-kaart

2 idem.

3 https://www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/1004018.pdf (p. 38)

4 https://www.cpb.nl/sites/default/files/omnidownload/Keuzes-in-Kaart-2022–2025.pdf

5 Deze maatregelen gelden voor een bredere doelgroep dan alleen voor mensen met een beperking.

1 Voer het 10 puntenplan voor toegankelijker ov van de ChristenUnie uit De ChristenUnie heeft zelf geen financiële uitwerking van het 10-punten plan. Voor meer informatie zie de website van de ChristenUnie1
2 Maak actuele informatie over toegankelijkheid verplicht in reisplanners Heeft geen significante effecten op de Rijksbegroting
3 Overleg meer met mensen met een beperking over het ov Het betrekken van ervaringsdeskundigheid op zichzelf kost geen geld, maar de ervaringsdeskundigen zelf moeten wel goed gefinancierd worden. Dit wordt betaald uit de verhoging van het PG kader van 60 miljoen euro. Zie beslispunt 10 hoofdstuk democratie.
4 Als vervoersorganisaties onderhandelen over openbaar vervoer, moet het ook altijd gaan over verbetering van de toegankelijkheid. De toegankelijkheid mag nooit slechter worden. Heeft geen significante effecten op de Rijksbegroting
5 Bij het kopen of opknappen van nieuwe treinen/(buurt)bussen/trams/metro’s moet de toegankelijkheid altijd beter worden De financiële effecten van deze maatregel zijn beperkt. Op het moment dat er gerenoveerd wordt, worden toegankelijkheidseisen meegenomen. Dus als een perron toch wordt gerenoveerd, dan moet bijvoorbeeld de instaphoogte worden meegenomen.
6 Reisassistentie moet bij alle vervoerders en op alle stations binnen één uur worden geregeld Het is niet mogelijk om een precieze inschatting van de kosten te maken. De kosten zijn overigens voor de vervoerders en hebben derhalve geen effect op de Rijksbegroting.
7 Hef het Wmo-vervoer op en vervang het met beter Valys-vervoer. 7 & 8: Hier vindt een verplaatsing van de Wmo naar Valys plaats. Hierdoor zal er een verplaatsing plaatsvinden van het gemeentefonds naar de begroting van VWS.
8 Start een proef waarin regionaal Wmo-vervoer wordt overgenomen door Valys Zie beslispunt 7.
9 Schaf de 700 kilometergrens af. Het verhogen van de 700 km-grens naar 2.350 kilometer kost naar schatting 75 miljoen euro. Het verhogen van de grens met 100 km kost naar schatting 4,5 miljoen euro, waardoor een verhoging van 1.650 km neerkomt op 75 miljoen euro. Deze schatting is naar alle waarschijnlijkheid sterk overdreven, omdat de meeste mensen niet zo veel kilometers nodig hebben. Daarnaast is Valys bedoeld als aanvulling op het openbaar vervoer. Met bovenstaande maatregelen zullen veel mensen daardoor al veel minder aanspraak hoeven maken op Valys2. 75.000

1 https://www.christenunie.nl/blog/2020/06/25/Iedereen-mee-met-het-ov

2 Uit de antwoorden op de feitelijke vragen voor de begroting van VWS voor het jaar 2023 (https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/wetsvoorstellen/detail?cfg=wetsvoorsteldetails&qry=wetsvoorstel%3A36200XVI).

1 Bij nieuw onderwijsbeleid- en wetgeving moet het recht op onderwijs voor ieder kind uitgangspunt worden. Nieuw beleid of wetgeving zou getoetst moeten worden aan het VN-verdrag Handicap. Heeft geen significante effecten op de Rijksbegroting
2 Maak de routekaart en regel meteen een budget Zorg ervoor dat de routekaart inclusiever onderwijs dit jaar wordt vastgesteld. Koppel daar een eigen budget aan. Bij het opstellen van de routekaart moeten duidelijke doelen en een tijdspad staan. Er moet goed worden gekeken naar hoe de doelen worden uitgevoerd. Het uiteindelijk budget is afhankelijk van de doelen die worden afgesproken, waardoor er nu nog geen goede inschatting is te geven van de kosten.
3a Steun initiatieven van inclusief onderwijs Dit is onderdeel van de routekaart, zie punt 2.
b Maak de regels over onderwijs en zorg makkelijker Heeft geen significante effecten op de Rijksbegroting
4 Maak het aanvragen van zorg en onderwijs makkelijker voor ouders. Heeft geen significante effecten op de Rijksbegroting
5 Bouw en verbouw scholen toegankelijk voor iedereen Hiervoor dient regelgeving aangepast te worden zodat er bij nieuw- en verbouw toegankelijk wordt gebouwd. Het betekent niet dat alle scholen direct moeten gaan verbouwen, maar dat als zij gaan verbouwen de toegankelijkheid een eis is. Het wordt meegenomen binnen projecten die toch al worden gedaan en de (beperkte) kosten zijn dan voor de instellingen. Hetzelfde geldt voor andere bouwnormen waaraan scholen moeten voldoen.
6 Leer nieuwe leraren over passend en inclusief onderwijs Dit kan binnen het huidige curriculum en hoeft daardoor geen extra kosten mee te brengen.
7 Luister meer naar ouders en leerlingen en maak dit onderdeel in besluitvorming Heeft geen significante effecten op de Rijksbegroting.
1. Breid het mbo-studentenfonds uit

Aan het mbo-studentenfonds zit geen maximum (open einde regeling), iedereen die er recht op heeft, moet er gebruik van kunnen maken. Wel moeten de vergoedingen van de fondsen waar studenten op het hoger beroepsonderwijs en de universiteit gelijk worden getrokken. Vanuit de ho fondsen wordt nu 22,1 miljoen euro uitgegeven, terwijl het mbo studentenfonds op 5,6 miljoen euro wordt uitgegeven. Om recht te doen aan mbo-studenten met een beperking zou hier ongeveer even veel geld aan uitgegeven moeten worden. Om het geld daadwerkelijk uit te geven is het ook belangrijk dat voorstel 2 goed wordt uitgevoerd.

Op het mbo zitten meer studenten met een ondersteuningsbehoefte, waardoor het goed denkbaar is dat als deze regeling goed werkt, 22,1 miljoen euro alsnog te weinig blijkt te zijn.

16.500
2. Maak aanvragen makkelijk voor het mbo-studentenfonds Hierdoor gaan er meer mensen gebruik maken van het mbo studentenfonds. Daarvoor zijn middelen begroot in het vorige voorstel.
3. Zorg dat meer bekend is over de studietoeslag voor mbo-studenten, bij studenten, gemeenten en onderwijsinstellingen Er zijn verschillende opties voor. Als de overheid kiest voor een campagne kan dat binnen 500.000 euro. 500
4. Er moeten landelijke richtlijnen komen voor alle onderwijsinstellingen over het aanbieden van andere (digitale) mogelijkheden voor studenten met een functiebeperking Heeft geen significante effecten op de Rijksbegroting.
5. Leg digitale toegankelijkheid vast in de Wet educatie beroepsonderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek Heeft geen significante effecten op de Rijksbegroting.
6. Verplicht dat er een vast aanspreekpunt is op alle onderwijsinstellingen voor studenten met een beperking Heeft geen significante effecten op de Rijksbegroting.
7. Verbeter digitale middelen en pas deze aan op de behoefte van studenten met een beperking. In de coronapandemie hebben onderwijsinstellingen bewezen dat digitaal onderwijs binnen hun capaciteiten ligt. Veel colleges worden bijvoorbeeld al opgenomen en gestreamd. Hier hoeft geen extra budget voor worden vrijgemaakt.
8. Geef studenten met een beperking een positie in de medezeggenschapsraden. Heeft geen significante effecten op de Rijksbegroting
9. Ontwikkel een platform waar studenten en stageplekken aan elkaar kunnen worden gekoppeld. De kosten voor het ontwikkelen van dit platform zijn moeilijk in te schatten, maar zullen beperkt en eenmalig zijn.

De dekking van deze voorstellen kan worden gevonden in de extra middelen die in dit coalitieakkoord zijn afgesproken voor het vergroten van kansengelijkheid (circa 1 miljard euro).

1. Alle nieuwsprogramma’s moeten worden ondertiteld en audiodescriptie krijgen. Een programma voorzien van audiodescriptie kost 3.500 euro per uur1. Anderhalf uur per dag extra audiodescriptie kost daardoor 3.500 X 1,5 uur x 365 dagen = 2 miljoen euro extra. 2.000
2. Ondertitel alle belangrijke debatten en zorg dat er een gebarentolk direct bij aanwezig is Belangrijke debatten worden reeds ondertiteld en bij het vragenuur is al een gebarentolk aanwezig. Een gebarentolk kost 66,09 euro per uur2. Er word 37 weken vergaderd per jaar. Niet alle debatten zullen voorzien hoeven worden van een tolk. Wij schatten in dat het gemiddeld 10 uur per week nodig zal zijn. De kosten zijn dan 66,09 X 10 X 37 = 25.000 euro. 25
3. Websites van de rijksoverheid moeten toegankelijk zijn en in begrijpelijke taal geschreven worden. Dit vergt een eenmalig investering. Tegelijkertijd zijn hier al wettelijke eisen voor waar de overheid zich niet volledig aan houdt. Hier is dus geen extra budget voor nodig3.
4. Websites van de rijksoverheid krijgen een toegankelijkheidsfunctie waarmee kleur en contrast kunnen worden aangepast en alle tekst kan worden voorgelezen. Dit vergt een eenmalige beperkte investering in de website. Het is moeilijk in te schatten hoeveel dit precies kost.
5. Politieke partijen worden verplicht om te zorgen voor online-informatie over hun politieke partij. Informatie zoals kandidatenlijsten en standpunten, moet toegankelijk zijn en in begrijpelijke taal zijn geschreven voor mensen met een beperking. Deze kosten zijn voor politieke partijen zelf.
6. Iedereen die behoefte heeft aan hulp bij het stemmen moet een begeleider mee kunnen nemen. Heeft geen significante effecten op de Rijksbegroting.
7. Alle stemhokjes moeten voor iedereen toegankelijk zijn. Heeft geen significante effecten op de Rijksbegroting.
8. Stel op alle niveaus van politieke besluitvorming (gemeente/provincie/landelijke overheid) gehandicaptenraden in. Dit kan van het budget bij punt 10.
9. Toets nieuwe wetgeving en nieuw beleid aan de hand van het VN-verdrag Handicap. Heeft geen significante effecten op de Rijksbegroting.
10. Verhoog het PG-kader op tot 60 miljoen euro zodat patiënten en gehandicaptenorganisaties voldoende middelen hebben om goed hun achterban te kunnen vertegenwoordigen. Het PG-kader is nu 25 daar komt 38 miljoen euro bij om 63 miljoen euro uit te komen. De gezamenlijk patiëntenkoepels hebben aangegeven dit bedrag nodig te hebben voor alle taken4. 38.000

1 https://www.openkamer.org/kamervraag/2018Z01127/

2 https://www.tolkcontact.nl/ik-zoek-een-tolk/vergoeding-en-tarieven/een-tolk-inzetten-zonder-tolkuren/

3 https://www.toegankelijkheidsverklaring.nl/register/430#verklaring

4 Kamerstuk 29 214-94

De dekking voor voorstellen 1 & 2 op de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kunnen worden gevonden in de middelen voor de maatschappelijke diensttijd.

1. Organiseer één loket voor hulpmiddelen. Overstappen op één loket heeft geen gevolgen voor de totale zorgkosten
2. Bij beoordeling voor hulpmiddelen moet meedoen op alle levensgebieden (sport/wonen/onderwijs/mobiliteit/werk/vrije tijd) een norm zijn. Mogelijk een opstuwend effect omdat mensen meer recht hebben op hulpmiddelen. Hier staat een besparing op zorgkosten tegenover, omdat mensen meer bewegen en sociaal actief zijn. De totale effecten zijn moeilijk te voorspellen
3. Biedt de mogelijkheid om hulpmiddelen te verzekeren Dit is een mogelijkheid voor mensen zelf om een verzekering af te sluiten en heeft daardoor geen effecten op de Rijksbegroting.
4. Vanuit de intramurale Wlz moet iemand ook aanspraak kunnen maken op hulpmiddelen thuis. Mogelijk een opstuwend effect omdat mensen meer recht hebben op hulpmiddelen. Hier staat een besparing op zorgkosten tegenover, omdat mensen meer bewegen, sociaal actief zijn en minder vaak afhankelijk zijn van zorg binnen de Wlz. De netto effecten zijn moeilijk te voorspellen.
5. Schaf het maximaal aantal tolkuren af en maak deze onbeperkt. De kosten voor het afschaffen van het maximaal aantal tolkuren zijn nu nog moeilijk in te schatten. Hiervoor is eerst een goed kader nodig om te kunnen beoordelen wanneer iemand recht heeft op een tolk. Dat kader moet eerst worden gemaakt met ervaringsdeskundigen (punt 6).
6. Bepaal met tolkgebruikers wanneer een tolkvoorziening echt nodig is. Heeft geen significante effecten op de Rijksbegroting.
7. Maak een aparte status binnen de Zvw, Wmo en Wlz voor zorg en ondersteuning bij mensen met een levensbrede en levenslange beperking. Heeft geen significante effecten op de Rijksbegroting. De beperking van de eigen bijdrage en de bijbehorende kosten voor de rijksoverheid zijn behandeld in hoofdstuk 2.
8. Bescherm mensen met een levensbrede en levenslange beperking tegen gedwongen verhuizing. Heeft geen significante effecten op de Rijksbegroting
9. Sluit ook zorgverzekeraars aan op PGB 2.0. Het aansluiten van 1.000 tot 2.000 budgethouders kosten ongeveer 300.000 euro1. Er zijn 20.000 budgethouders in de Zorgverzekeringswet2. Per 1.500 budgethouders 300.000 euro implementatie kosten is 4.000.000 euro. 4.000
10. Reële tarieven in het PGB.

Van de PGB zorg in de Wlz wordt ongeveer 60% van de zorg geleverd in informele setting. Daarvan heeft 44% van zorgverleners geen familiale band3. Hierbinnen valt de groep zorgverleners die een hoger tarief moeten kunnen krijgen. In totaal wordt er 1,12 miljard euro uitgegeven aan informele zorg, waarvan dus 493 miljoen aan zorgverleners. Op het moment dat deze groep maximaal het formele tarief kan krijgen, betekent dat niet dat zij ook daadwerkelijk 68,30 euro krijgen. Waarschijnlijk krijgen zij dan het loon wat gemiddeld voor zorgverleners in die functie wordt betaald. Voor een verzorgende IG ligt het gemiddelde uurloon voor ZZP’ers op 32 euro. Het huidige tarief is 21,68 euro. Dat is een stijging van 48%. De totale kosten aan informele zorg stijgen dan met 237 miljoen euro tot 730 miljoen euro.

Binnen de Zorgverzekeringswet zal dit extra kosten met zich meebrengen. Hoeveel dit precies is, is moeilijk te schatten, omdat niet bekend is hoeveel zorgverleners van het informele tarief worden betaald in de Zvw. Wel is bekend dat 78% van de zorg informele zorg is op een totale omvang van 270 miljoen euro2.

Ook voor gemeenten die nu hele lage tarieven hanteren voor het PGB zal dit tot hogere kosten leiden. Hoeveel gemeenten nu te lage tarieven hanteren is niet bekend.

237.000
11. Organiseer het PGB vanuit vertrouwen, dus weg met de administratieve lasten. Heeft geen significante effecten op de Rijksbegroting.
12. Geef langdurige indicaties af in alle zorgwetten. Heeft geen significante effecten op de Rijksbegroting.
13. Stap over op één loket voor het PGB. Heeft geen significante effecten op de Rijksbegroting. Dit vergt wel eenmalige kosten, maar deze zijn moeilijk in te schatten.
14. Stap over op een allesomvattend PGB. Heeft geen significante effecten op de Rijksbegroting. Dit vergt wel een eenmalige investering om dit binnen het ene loket te organiseren. Hoeveel is moeilijk in te schatten.

1 Kamerstuk 25 657-319

2 https://www.monitorzvwpgb.nl/

3 https://open.overheid.nl/repository/ronl-1ba8f2aa-73e5–4764-aa7d-96f8e9c34fee/1/pdf/rapportage-onderzoek-onderzoekfinanciering-informele-zorgeen.pdf

De eenmalig investering van 4 miljoen euro wordt gedekt door vanuit de vrij te besteden middelen op artikel 1 van de begroting van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Daar was voor 2023 nog 4 miljoen euro nog niet ingevuld.

1. Het nieuwe Tweede Kamergebouw moet helemaal toegankelijk zijn. De integrale toegankelijkheid moet worden meegenomen in de huidige verbouwing van de Tweede Kamer. In hoeverre dat nu al is gebeurd en wat er extra nodig is, is nu niet goed in te schatten. Daarvoor zal er eerst advies moeten worden gevraagd aan ervaringsdeskundigen.
2. De tijdelijke huisvesting van de Tweede Kamer wordt toegankelijker gemaakt, door meer contrast aan te brengen op wegwijzers en drempels weg te nemen. Het Tweede Kamergebouw heeft al een paar belangrijke verbetering doorgevoerd, zoals een lift vanaf de begane grond voor mensen met een beperking, contrasterende liftdeuren en stippen op de trappen. De extra verbeteringen kunnen allemaal met weinig kosten worden gerealiseerd.
3. Vertaal de integrale toegankelijkheidsstandaard in Nederlandse Normen. Heeft geen significante effecten op de Rijksbegroting.
4. Verplicht een professioneel toegankelijkheidsadvies bij nieuwe projecten van publiek toegankelijke gebouwen. Deze kosten zijn voor de projectontwikkelaars en hebben daardoor geen effect op de Rijksbegroting.
5. Fysieke toegankelijkheid krijgt een plek in alle lokale inclusie agenda’s van gemeenten Heeft geen significante effecten op de Rijksbegroting. Gemeenten maken nu ook al inclusie agenda’s, dus zij hoeven hier ook geen extra budget voor.
6. Er wordt advies gevraagd over toegankelijkheid van alle bestaande overheidsgebouwen. Het Rijksvastgoedbedrijf beheert 12 miljoen vierkante kilometer aan gebouwen. Het is een illusie te denken dat die allemaal op korte termijn kunnen worden getoetst op toegankelijkheid.1 Het is daarom eerste belangrijk om te inventariseren welke gebouwen allemaal al wel zijn voorzien van een toegankelijkheidsadvies en welke niet. Pas als dit overzicht er is, kan er een goede inschatting worden gemaakt van de kosten. Per publiek gebouw kost een professioneel advies over toegankelijkheid gemiddeld 2.500 euro (inclusief de ruimten en voorzieningen voor medewerkers)
7. Onderzoek de mogelijkheden van subsidie voor ondernemers om hen te helpen met het toegankelijker maken van hun gebouw (private gebouwen). Heeft nog geen significante effecten op de Rijksbegroting. Op het moment dat een subsidie doelmatig blijkt, dan volgen hier later wel kosten uit.
8. 15% van woningen van woningbouwverenigingen worden geschikt voor mensen met een beperking De kosten die hiermee samenhangen zijn voor de woningbouwverenigingen. Zij dienen dit vanuit hun eigen inkomsten te financieren.
9. 150.000 nieuwe woningen die bewoonbaar zijn voor ouderen en mensen met een beperking. Heeft geen significante effecten op de Rijksbegroting. Deze kosten zijn voor woningbouwverenigingen en projectontwikkelaars.
10. Alle nieuwe te bouwen woningen zijn bezoekbaar voor mensen met een beperking. Heeft geen significante effecten op de Rijksbegroting. Zie punt 8 en 9.
1 https://www.rijksvastgoedbedrijf.nl/over
Het afschaffen van de inkomensafhankelijke bijdrage in de Wlz voor mensen met een beperking kosten 50 VWS
Het afschaffen van eigen betalingen voor geneesmiddelen kost structureel 55 miljoen euro per jaar 55 VWS
Toegankelijke banen en begeleiding naar werk 1.300 SZW
Verander loondispensatie in loonkostensubsidie 40 SZW
Verhogen kilometergrens Valys 75 VWS
Verhoging PG kader 38 VWS
Verhoging PGB lonen 237 VWS
Totaal (in miljoenen) 1.795

De bovenstaande voorstellen komen op totaalbedrag van bijna 1,8 miljard euro. Dat is een forse investering die gedaan moet worden om de positie van mensen met een beperking structureel te verbeteren. Deze uitgaven kunnen nog oplopen als duidelijk wordt of en hoe de aanpassingen van de eigen bijdrage voor hulpmiddelen en het eigen risico kunnen worden ingevoerd. Tegelijkertijd kunnen de bedragen uiteindelijk ook fors lager uitvallen. Zo zal het Valys budget lang niet helemaal worden opgemaakt. En als de voorgestelde verbeteringen van het OV worden doorgevoerd zal dat bedrag nog lager uitvallen.

De dekking voor deze voorstellen kunnen worden gevonden in voorstellen die GroenLinks doet in het verkiezingsprogramma «Tijd voor nieuw realisme»53. Specifieke voorstellen kunnen ook worden teruggevonden in de doorrekening van het verkiezingsprogramma door het CPB.54

Nawoord

Natuurlijk hoopt initiatiefnemer dat al deze voorstellen worden aangenomen.

Zodat de positie van mensen met een beperking de komende 10 jaar echt wordt verbeterd.

Maar om eerlijk te zijn verwacht initiatiefnemer dat dit niet gebeurt. Omdat er veel geld mee gemoeid gaat. Omdat het soms om flinke aanpassingen vraagt. En niet iedereen toegankelijkheid ziet als grote prioriteit.

Maar toch wilde initiatiefnemer deze nota schrijven. Omdat Nederland het écht beter moet doen.

Om snel de eerste stappen te zetten is uit elk hoofdstuk tenminste één voorstel gekozen dat direct ingevoerd kan worden.

Deze voorstellen kosten geen geld.

Deze voorstellen kunnen makkelijk worden ingevoerd.

En ze zorgen op korte termijn voor merkbare verbetering.

Over deze voorstellen zou eigenlijk geen discussie hoeven zijn.

Daarom wordt de Tweede Kamer gevraagd in te stemmen de betrokken Minister te verzoeken om direct de volgende maatregelen te bewerkstelligen:

1. Onderteken het facultatief protocol van het VN-verdrag.

2. Maak één werkloket voor werkgevers en werknemers met een beperking.

3. Voeg WMO en Valysvervoer samen.

4. Maak het aanvragen van ondersteuning voor zorg en onderwijs eenvoudiger voor ouders. Zorg ervoor dat TLV’s voor langere tijd kunnen worden afgegeven.

5. Zorg dat meer bekend is over de studietoeslag voor mbo-studenten, bij studenten, gemeenten en onderwijsinstellingen.

6. Toets nieuwe wetgeving aan het VN verdrag handicap.

7. Geef langdurige indicaties af in alle zorgwetten.

8. Zorg dat 15% van de nieuwe woningen van woningbouwverenigingen geschikt zijn voor mensen met een beperking.

Laten we dit gewoon gaan regelen. Want onze samenleving wordt zoveel mooier als iedereen kan meedoen.


Westerveld


  1. https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/rechten-van-mensen-met-een-handicap/programma-onbeperkt-meedoen↩︎

  2. https://iederin.nl/wp-content/uploads/2019/12/Schaduwrapport-VN-verdrag-Handicap.pdf↩︎

  3. https://www.linkedin.com/pulse/gehandicapt-beperkt-kwestie-van-anders-kijken-april-ranshuijsen/↩︎

  4. https://iederin.nl/wp-content/uploads/2021/08/Iederin-Onderzoeksrapport-Stapeling-van-Zorgkosten-30-8-21.pdf↩︎

  5. Mannaerts, 2022. Inclusieve samenleving: kansen voor arbeidsbeperkten. UWV Magazine↩︎

  6. Rijksoverheid, 2021. Eindrapportage Onbeperkt Meedoen. Via: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2021/11/19/eindrapportage-onbeperkt-meedoen-2021↩︎

  7. Zie ook: FNV. Witboek: Recht op werk. Instroom Sociale Ontwikkelbedrijven: meer mensen met een beperking aan het werk. https://www.fnv.nl/getmedia/18f97848–957c-4e43-8023-1b520cf98393/Witboek-recht-op-werk-DEF-online.pdf↩︎

  8. Hoge verwachtingen: kansen en belemmeringen voor jongeren in 2019, Verkenning 19/11, SER, augustus 2019, blz 111, https://www.ser.nl/-/media/ser/downloads/adviezen/2019/hoge-verwachtingen.pdf↩︎

  9. Zie ook uitzending De monitor over verdringing op de arbeidsmarkt. https://demonitor.kro-ncrv.nl/artikelen/

    enquete-participatiewet-leidt-tot-verdringing-op-dearbeidsmarkt-tussen-mensen-met-een-handicap↩︎

  10. Sociaal Cultureel Planbureau, (2019). Eindevaluatie Participatiewet.↩︎

  11. Sociaal Cultureel Planbureau, (2019). Evaluatie van de Participatiewet.↩︎

  12. Sociaal Cultureel Planbureau, (2018). Van Sociale Werkvoorziening naar Participatiewet.↩︎

  13. Kamerstukken II 2020/21, 35 644, nr. 2.↩︎

  14. Sociaal Cultureel Planbureau, (2019). Evaluatie van de Participatiewet.↩︎

  15. UWV, (2021). De Arbeidsparticipatiemonitor 2021. https://www.uwv.nl/overuwv/kennis-cijfers-en-onderzoek/kennis-onderzoeken/uwv-monitor-arbeidsparticipatie-arbeidsbeperkten-2021.aspx↩︎

  16. FNV. Witboek: Recht op werk. Instroom Sociale Ontwikkelbedrijven: meer mensen met een beperking aan het werk. Https://www.fnv.nl/getmedia/18f97848–957c-4e43-8023-1b520cf98393/witboek-recht-op-werk-def-online.pdf↩︎

  17. Sinds 1 januari 2015 vallen nieuwe jonggehandicapten met arbeidsvermogen onder de Participatiewet. Voorheen vielen zij onder een wet voor jonggehandicapten, de Wajong, en kregen een uitkering van het UWV. De groep die voor 1 januari 2015 een Wajong-uitkering ontving, blijft onder de verantwoordelijkheid van het UWV vallen. Voor jonggehandicapten zonder arbeidsvermogen, blijft de Wajong-regeling ook bestaan.↩︎

  18. Sociaal Cultureel Planbureau, (2019). Eindevaluatie van de Participatiewet.↩︎

  19. Sociaal Cultureel Planbureau, (2019). Eindevaluatie van de Participatiewet.↩︎

  20. https://www.christenunie.nl/blog/2020/06/25/Iedereen-mee-met-het-ov↩︎

  21. het Gehandicapte Kind | Petitie↩︎

  22. Van passend naar inclusief: Kinderen over hun perspectief op passend onderwijs | De Kinderombudsman↩︎

  23. Advies: Het recht op onderwijs in het VN-verdrag handicap | Mensenrechten↩︎

  24. Detail 2020D28601 | Tweede Kamer der Staten-Generaal↩︎

  25. Kamerbrief Evaluatie en Verbeteraanpak Passend Onderwijs | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl↩︎

  26. Minister waarborgt voortbestaan Monnikskap | De Algemene Onderwijsbond (aob.nl)↩︎

  27. Van passend naar inclusief: Kinderen over hun perspectief op passend onderwijs | De Kinderombudsman↩︎

  28. https://www.ser.nl/nl/Publicaties/SERmagazine/overzicht/kansen-jongeren-klachten↩︎

  29. Job monitor 2020, blz. 105–110. Te raadplegen via https://www.jobmbo.nl/wp-content/uploads/2020/06/JOB-monitor-rapport-2020-embargo-tot-4-juni-web.pdf↩︎

  30. Monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs 2020–2021, blz. 18↩︎

  31. Van studenten met een beperking haal 36% een diploma, zonder beperking 41%: Monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs 2020–2021, blz. 18

    Broek, A. van den, Termorshuizen, T., Cuppen, & J., Warps, J. (2021). Monitor Beleidsmaatregelen hoger onderwijs 2020–2021. Nijmegen: ResearchNed. p: 155↩︎

  32. Https://ecio.nl/themas-inclusief-onderwijs/informatievoorziening/↩︎

  33. Broek, A. van den, Termorshuizen, T., Cuppen, & J., Warps, J. (2021). Monitor Beleidsmaatregelen hoger onderwijs 2020–2021. Nijmegen: ResearchNed.↩︎

  34. Klachtenrapportage-2021.pdf (jobmbo.nl)↩︎

  35. https://ecio.nl/wp-content/uploads/sites/2/2021/12/ECIO_086_Handreiking-Inclusieve-instroom_eerste_100_dagen_in_het_hoger_onderwijs_tg_2021.pdf↩︎

  36. Inspectie van het Onderwijs (2018). Studeren met een functiebeperking in het hoger onderwijs. Het profileringsfonds voor studenten met een functiebeperking, nu en in de nabije toekomst.↩︎

  37. Uit gesprekken van Niels van den Berge met mbo-studenten voor zijn digitale mbo-tour↩︎

  38. Op stage met een beperking: onderzoek toont dat er nog veel moet verbeteren – Ieder(in)↩︎

  39. Https://link.springer.com/content/pdf/10.1007/s41196-020-0699-5.pdf↩︎

  40. Motie Westerveld/Wassenberg kamerstuk: 35570-VIII-271↩︎

  41. Kamerstukken II, 2021–2022, 31 288, nr. 964↩︎

  42. Https://jongpit.nl/inbreng-tweede-kamer-corona-onderwijs/↩︎

  43. Klachtenrapportage 2021 JOB, blz. 10↩︎

  44. https://ecio.nl/blogs/studeren-met-een-visuele-beperking-is-iedere-dag-een-uitdaging/↩︎

  45. FRA, kiesrecht voor personen met een handicap↩︎

  46. BZK eindrapport politieke ambtsdragers met een beperking↩︎

  47. https://nietsoveronszonderons.nl/kennisplein/van-medisch-model-naar-sociaal-model/↩︎

  48. https://www.rijksoverheid.nl/contact/contactgids/het-juiste-loket↩︎

  49. https://www.sp.nl/sites/default/files/nota_gehandicaptensport.pdf↩︎

  50. https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/zorg-en-ondersteuning-thuis/vraag-en-antwoord/tolkvoorziening-in-nederlandse-gebarentaal#:~:text=Op%20het%20werk%20heeft%20u,van%20een%20tolk%20per%20jaar.↩︎

  51. https://wetten.overheid.nl/BWBR0031022/2021-07-01#BijlageI↩︎

  52. https://vng.nl/artikelen/de-index-wat-staat-er-in-een-lokale-inclusie-agenda↩︎

  53. https://groenlinks.nl/verkiezingsprogramma↩︎

  54. https://www.cpb.nl/sites/default/files/omnidownload/Keuzes-in-Kaart-2022–2025.pdf↩︎