[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Beantwoording vragen gesteld tijdens het commissiedebat vreemdelingen- en asielbeleid op 15 december 2022

Vreemdelingenbeleid

Brief regering

Nummer: 2022D56032, datum: 2022-12-21, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-19637-3052).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 19637 -3052 Vreemdelingenbeleid.

Onderdeel van zaak 2022Z25987:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

19 637 Vreemdelingenbeleid

30 573 Migratiebeleid

Nr. 3052 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 december 2022

Bij het commissiedebat «Vreemdelingen- en asielbeleid» van 15 december jl. ontstond de situatie dat er beperkt tijd was voor mijn beantwoording van de door de commissie gestelde vragen. De commissie besloot daarop mij te vragen om – in aanvulling op mijn mondelinge beantwoording – de onderwerpen die door tijdgebrek niet mondeling aan de orde zijn gekomen, schriftelijk te beantwoorden. Hieronder treft u die beantwoording aan. Gelet op de gewenste snelheid (zodat uw Kamer nog tijdig voor de start van het tweeminutendebat op 22 december 2022 (Handelingen II 2022/23, nr. 39, Tweeminutendebat Vreemdelingen- en asielbeleid) van deze beantwoording kennis kan nemen) betreft dit de beantwoording zoals deze tijdens het debat reeds opgesteld en beschikbaar was.

De volgende onderwerpen en thema’s zijn tijdens het commissiedebat reeds mondeling door mij behandeld en komen daarom niet terug in deze schriftelijke set:

• EU/internationaal

• Grenzen/grenstoezicht

• Opvang inclusief, amv-opvang, (crisis)noodopvang, transitieplan en spreidingswet

• Nareis(maatregel)

• Handhaving- en toezichtlocatie (htl)

Jasper van Dijk (SP)

Klopt het dat aangenomen motie tot heroverwegen van de herbeoordeling van het intrekken van de vergunning van etnische Armenen uit Syrië nog is niet uitgevoerd?

In antwoord op deze vraag verwijs ik allereerst naar de brief aan uw Kamer van 7 juli 2021 (Kamerstuk 19 637 en 30 573, nr. 2757). In deze brief staat de reactie van het (toenmalige) kabinet op de hier bedoelde motie van 3 juni 20211 beschreven.

De IND is in bepaalde gevallen en onder strikte voorwaarden overgegaan tot intrekking van de verleende vergunning of afwijzing van de aanvraag bij Syriërs die eveneens de Armeense nationaliteit hebben. Indien achteraf blijkt dat de Syriër de Armeense nationaliteit heeft verzwegen volgt een herbeoordelingsprocedure die kan leiden tot intrekking. Het betreft altijd een individuele beoordeling.

Jasper van Dijk (SP)

Bent u, gelet op de huidige ontwikkelingen, bereid om een besluit en vertrekmoratorium voor Iran af te kondigen?

Ik heb met afschuw kennisgenomen van de recente executies van demonstranten. Het kabinet veroordeelt deze executies ten strengste. Hoe zorgwekkend deze executies ook zijn, dit leidt er echter niet toe dat ik op dit moment een besluit- en vertrekmoratorium zal afkondigen. Zoals op verschillende momenten met uw Kamer gedeeld, geldt in het huidige beleid voor Iran dat personen die actief zijn op het gebied van mensenrechten in het algemeen of vrouwenrechten in het bijzonder als risicogroep aangemerkt worden. Op dit moment wordt daarmee de benodigde graad van bescherming aan deze groep geboden. Bovendien vindt er ook altijd een individuele beoordeling plaats van de asielaanvraag.

Indien de protesten en de situatie zich verder ontwikkelen zal steeds bezien worden of een maatregel zoals bijvoorbeeld een besluit en vertrekmoratorium vereist is.

Daarbij wil ik benadrukken dat een besluit- en vertrekmoratorium (BVM) als beleidsinstrument wordt ingezet in gevallen waarin er onvoldoende informatie beschikbaar is om op een zorgvuldige wijze op aanvragen van vreemdelingen te beslissen.

Jasper van Dijk (SP)

Welke resultaten zijn bereikt op thema migratie met Marokko?

Het actieplan is in juli 2021 overeengekomen. Inmiddels is op verschillende sporen voortgang geboekt en hebben wederzijdse missies, bezoeken en uitwisseling plaatsgevonden. Dit geldt ook voor de migratie-samenwerking. Het in het actieplan benoemde ad hoc comité op migratie is opgezet en de eerste overleggen hebben plaatsgevonden. Ook is samenwerking ten aanzien van het verstrekken van reisdocumenten beter. Dit biedt een goede basis voor verdere samenwerking. In 2022 zijn er tot en met 31 oktober circa 20 Marokkaanse vreemdelingen gedwongen en circa 20 Marokkaanse vreemdelingen zelfstandig teruggekeerd naar Marokko.

Ellemeet (GroenLinks)

Wat gaat u doen aan de achterstand van 9000 personen bij de medische screening?

Het is bekend dat er achterstanden zijn bij het afnemen van de medische intake.

Inmiddels is de identificatie en registratie op orde waardoor de personen ook kunnen worden opgenomen in het registratiesysteem van het COA. Als gevolg hiervan kan de medische intake volgordelijk op het juiste moment in de procedure plaatsvinden. Door COA en GZA wordt nu hard gewerkt om het proces van de medische intake weer op orde te krijgen.

Ellemeet (GroenLinks)

Wat gaat u doen met de resultaten van de eindevaluatie LVV?

In de eindevaluatie wordt aangegeven dat het programma meerwaarde heeft en een wezenlijke bijdrage levert aan oplossingen voor de problemen rond ongedocumenteerden. Voor 60% van de uitgestroomde casussen is een oplossing gevonden. Voor 20% is direct een bestendige oplossing gevonden. Voor 40% gaat het om een «semi-bestendige» oplossing, vooral een herhaalde asielaanvraag of vertrek met uitstel op medische gronden (art. 64 Vw 2000). Voor een groot deel hiervan wordt later alsnog een bestendige oplossing bereikt. Daarnaast wordt geconstateerd dat de LVV tot een belangrijke beperking van overlast en openbare orde problematiek in gemeenten heeft geleid.

Hoewel de LVV heeft geleid tot meer terugkeer, kan er nog veel worden gedaan om de samenwerking en de resultaten te verbeteren. Het rapport biedt hiervoor verschillende handvatten. Rijk en gemeenten hebben afgesproken om voor eind december afspraken te maken over een ontwikkeling van de aanpak op de LVV zodat de focus en resultaten op terugkeer worden versterkt en het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) wordt uitgevoerd, en over het vervolg van het programma. Hierbij worden de uitkomsten uit de eindevaluatie betrokken. De Kamer zal vervolgens met een integrale brief worden geïnformeerd over de beleidsreactie, de stand van zaken van het programma en het vervolg.

Podt (D66)

Wil de Staatssecretaris onderzoek doen naar de vraag waarom sommige asielzoekers overlast veroorzaken.

Er lopen al verschillende onderzoeken die betrekking hebben op overlast van asielzoekers. Zo doet het WODC momenteel een duidingsonderzoek naar incidenten- en misdrijven van COA-bewoners in de periode 2017–2021. Ook doet het WODC momenteel onderzoek naar rondreizende alleenstaande minderjarige vreemdelingen waarbij wordt onderzocht welke (multi)problematiek een rol speelt en of er sprake is van criminele uitbuiting. Voorts analyseert de Coördinator Nationale Aanpak Overlast momenteel op lokaal niveau de overlastproblematiek, zoals in de gemeente Utrecht. In het «Vervolgonderzoek naar de aanpak van overlastgevende asielzoekers» uit 2021 van de Inspectie Justitie en Veiligheid wordt geconcludeerd dat onder de overlastgevende asielzoekers relatief vaak sprake is van multi-problematiek, onder andere verslavings- en/of psychiatrische problematiek. Daarom zie ik geen reden om meer onderzoek te doen naar de oorzaken van overlast. Het uitvoeren van voornoemde onderzoeken laat onverlet dat ik mij ondertussen met kracht inzet op het tegengaan van overlast. Ik informeer uw Kamer in het eerste kwartaal van 2023 over de voortgang in de aanpak van overlast en crimineel gedrag door asielzoekers.

Podt (D66)

Waarom het plan om amv weer onder de Dublinverordening te brengen, zonder dat eerst onderzoek is gedaan naar de redenen waarom zij doorreizen?

Mevrouw Podt noemde als mogelijke oorzaak voor het doorreizen de slechte asiel- en opvangsituatie in het andere Dublinland. Ik wil vooropstellen dat de asiel- en opvangsituatie in de voor het asielverzoek verantwoordelijke lidstaat altijd wordt betrokken bij de vraag of een teruggeleiding naar die verantwoordelijke lidstaat mogelijk is. Daarbij toetsen wij aan de normen van artikel 3 van het EVRM.

De steun van het kabinet voor het Commissievoorstel om amv te kunnen terugbrengen naar de lidstaat waar zij reeds eerder een asielverzoek hebben ingediend, is ingegeven doordat in het huidige Dublinstelsel voor amv een prikkel zit tot doorreizen, ook als reeds duidelijkheid is geboden op hun asielverzoek. Dit staat ook toegelicht in het BNC-fiche behorende bij het Commissievoorstel. Dus de mogelijkheid om amv te kunnen overbrengen naar de EU-lidstaat van eerste asiel, steun ik. Maar daarbij wordt geen afbreuk gedaan aan de zojuist geschetste regel dat we wel altijd zullen blijven toetsen in individuele zaken of die terugkeer niet in strijd zou zijn met artikel 3 van het EVRM.

Podt (D66)

Hoe verklaart u dat er nog altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen lhbti-geaardheid en lhbti-handelingen in het beleid (zoals bijv. Iran)? Kunt u toezeggen dit onderscheid los te laten?

Voor zover dit onderscheid voorkomt is het een weergave van de feitelijke situatie in een bepaald land. Als dit onderscheid gemaakt wordt in een bepaald land is het ook zaak dat dit zorgvuldig wordt gereflecteerd in de beschikbare landeninformatie. Op basis van deze informatie kan vervolgens beleid gemaakt worden. Dit kan er in bepaalde gevallen toe leiden dat er aanvullende bescherming vereist is voor lhbti asielzoekers en in andere gevallen niet. Dit is afhankelijk van de specifieke context in een land.

Voor Iran geldt bijvoorbeeld dat lesbiennes, homoseksuelen en biseksuelen als risicogroep worden aangemerkt.

Brekelmans (VVD)

Kunnen initiatieven om overlast aan te pakken (bijv. pilot in Ter Apel) op korte termijn worden uitgebreid naar andere plekken met overlast?

Ja, de inzet is om de pilots uit te breiden naar andere plekken waar dat nodig is. De pilot mobiel straatteam in Ter Apel is gestart op 7 november jl. en duurt drie maanden. Deze periode is bedoeld om de werkmethode te verfijnen. De inzet is dat het mobiel straatteam na de pilotfase wordt uitgebreid. Dan kan het team ook worden ingezet op plaatsen buiten Ter Apel waar overlast wordt ervaren. Inmiddels voeren de Coördinator Nationale Aanpak Overlast en de ketenmariniers al gesprekken met burgemeesters van andere plaatsen waar behoefte is aan de inzet van het mobiele straatteam. Verder zetten de IND, politie, COA en DT&V zich in Ter Apel in om, binnen de bestaande kaders van wet- en regelgeving, procedures van asielzoekers met een kansarme aanvraag snel en slagvaardig af te handelen en asielzoekers die overlast veroorzaken persoonsgericht aan te pakken. De best practices in deze pilot «procesoptimalisatie» neemt de Coördinator Nationale Aanpak Overlast mee in zijn aanpak op overige plekken waar sprake is van overlast, zoals in Utrecht en Amsterdam.

Brekelmans (VVD)

Kan de laatste verblijfplaats vaker als «veilig vestigingsalternatief» worden tegengeworpen?

We moeten onderscheid maken naar een situatie waarbij de vreemdeling is erkend als vluchteling in een derde land of anderszins voldoende bescherming geniet in dat land en de situatie van een derde land dat voor de vreemdeling als veilig derde land kan worden beschouwd.

Voor beide concepten geldt dat de toegang en toelating tot het betreffende land gewaarborgd moet zijn.

Voorts geldt de voorwaarde dat de vreemdeling voldoende bescherming geniet, met inbegrip van het beginsel van non- refoulement, in een derde land door feitelijke naleving van de relevante internationale verdragen.

Voor een land waar de vreemdeling is erkend als vluchteling geldt dat de vreemdeling daar eerder legaal verbleven moet hebben op grond van bescherming en die bescherming bij terugkeer kan ontvangen of voldoende bescherming kan genieten. Zo is bijvoorbeeld het enkel bezit hebben van een geldig visum onvoldoende.

Een derde land voor de asielzoeker kan als veilig derde land wordt beschouwd indien de vreemdeling zodanige band heeft met het «veilige derde land», dat het voor hem of haar redelijk is naar dat land te gaan. Ook hier weegt de IND mee of het betreffende land in de praktijk de verplichtingen uit de relevante mensenrechtenverdragen naleeft. De beoordeling vindt plaats op basis van de individuele omstandigheden van de zaak. De criteria volgen uit internationale verdragen en de EU regelgeving. Zie ook artikel 30a Vw.

Brekelmans (VVD)

Analyse inwilligingspercentages. Ik verzoek om de eerste inzichten zo spoedig mogelijk te delen?

Zoals ik de Kamer in mijn brief van 14 december jl. (Kamerstuk 19 637, nr. 3020) heb geïnformeerd verwacht ik uw Kamer begin 2023 nader te informeren over de analyse. Ik hecht er veel waarde aan om de informatie zorgvuldig en in samenhang te duiden. Voor de benodigde informatie, inclusief het geldend landenbeleid in andere lidstaten zijn verzoeken uitgegaan. Niet elke lidstaat heeft openbaar landenbeleid. Ik heb de antwoorden van andere lidstaten dus echt nodig. Ik zeg u toe dat de analyse absolute prioriteit heeft.

Brekelmans (VVD)

Algerije: Kan de Staatssecretaris op basis van de lage inwilligingscijfers Algerijnen dit land snel weer op de lijst veilige landen van herkomst plaatsen?

Een laag inwilligingspercentage is op zichzelf geen criterium om een land als veilig aan te merken. De criteria die hiervoor in de Procedurerichtlijn zijn opgenomen, zien strikt op de situatie in het land van herkomst. Per brief van 11 juni 2021 (Kamerstuk 19 637, nr. 2743) werd uw Kamer geïnformeerd over het schrappen van Algerije als veilig land van herkomst en de redenen daarvoor. Een herbeoordeling is momenteel niet aan de orde. In algemene zin geldt dat een herbeoordeling enkel zinvol is wanneer er aanleiding is om aan te nemen dat de situatie zodanig gewijzigd is, dat een nieuwe beoordeling tot een andere conclusie zou kunnen leiden.

Brekelmans (VVD)

Is de Staatssecretaris zich bewust van de risico’s die Chinese bedrijven die erkent referent zijn met zich meebrengen en is hij bereid om dit kritisch te heroverwegen?

Ik hecht grote waarde aan het faciliteren van arbeidsmigratie in het belang van de Nederlandse (kennis)economie, maar acht het evenzeer belangrijk dat erop wordt toegezien dat regelingen rondom kennismigranten en het erkend referentschap niet gebruikt kunnen worden voor oneigenlijke doeleinden.

Momenteel wordt dan ook in een interdepartementaal traject onderzocht hoe ongewenste kennis- en technologieoverdracht naar statelijke actoren via bedrijven, onder meer via kennismigranten en bedrijven die erkend referent zijn, kan worden tegengegaan.

Hiermee wordt ook verdere opvolging gegeven aan een motie van het voormalig lid Wiersma2 en het vertrouwelijke dreigingsbeeld dat daaropvolgend is opgesteld. Dit interdepartementale traject behelst verschillende sporen, te weten het bepalen van de scope van de te nemen maatregelen, het op de korte en lange termijn creëren van bewustwording onder het bedrijfsleven alsook het uitwerken van een handelingsperspectief rondom het verstrekken van verblijfsvergunningen en het toekennen van het erkend referentschap aan bedrijven.

Brekelmans (VVD)

Hoe het staat met de uitvoering van de motie van het lid Valstar (Kamerstuk 35 925 VI, nr. 58 ) over de gedwongen COVID-test?

De inzet is erop gericht om het wetsvoorstel op korte termijn in consultatie te brengen. Maar het gaat hier om complexe wetgeving, waarbij we enerzijds moeten kijken naar het vastleggen van afdoende wettelijke waarborgen voor de vreemdeling, maar anderzijds ook de uitvoerbaarheid van het proces moeten kunnen borgen.

Peters (CDA)

Kunnen we asielzoekers uit landen als Algerije die niet (langer) op de lijst van veilige landen van herkomst staan nog terugsturen? En waarom staat de VK niet langer op deze lijst?

Het lijkt erop dat er onduidelijkheid bestaat over het concept van veilig land van herkomst, ook in relatie tot het landgebonden asielbeleid. Voor beide concepten geldt dat het concept geen doel op zich is maar functioneel moet zijn. Indien er geen sprake is van instroom uit specifieke landen dan is er ook geen aanleiding om daar specifiek beleid voor te maken. Voor het landgebonden asielbeleid geldt dat hoe slechter de veiligheidssituatie, hoe ernstiger de situatie van geweld en/of de mensenrechten in een land van herkomst is, zoals die blijkt uit algemene bronnen, hoe eerder de IND zal concluderen dat de vreemdeling, gelet op zijn individuele feiten en omstandigheden bij terugkeer naar het land van herkomst een gegronde vrees heeft.

In het meest extreme geval kan worden geconcludeerd dat een land of gebied zo onveilig is dat elke persoon die daar vandaan komt een gegrond risico loopt, een zogeheten 15c3 situatie. De bewijslast voor de vreemdeling beperkt zich in een dergelijk geval (contra-indicaties daargelaten) tot het aannemelijk maken van de identiteit, nationaliteit en herkomst. Aan het andere eind van het spectrum bevindt zich het concept van veilig land van herkomst4. Ook hier geldt dat er veel landen in wereld zijn die in principe veilig zijn, maar dat dit concept functioneel en daarmee beperkt wordt toegepast.

Als een vreemdeling afkomstig is uit een zogeheten veilig land van herkomst dan is het uitgangspunt dat de asielzoeker geen gegronde vrees heeft, tenzij de vreemdeling onderbouwt waarom het land in zijn specifieke geval niet veilig is. Er rust daarmee een zwaardere bewijslast op de asielzoeker. Om een land als veilig aan te kunnen merken geldt een aantal voorwaarden met als doel te bepalen de mate waarin bescherming kan worden gebonden in dat land, waaronder de (toepassing van) wetgeving, naleving verdragen en daadwerkelijke rechtsmiddelen.

Een land wordt als zodanig beoordeeld als daar aanleiding voor is, bijvoorbeeld een (verhoogde) instroom in relatie tot (zeer) lage inwilligingspercentages. Het inwilligingspercentage is geen criterium op zichzelf. Het belang van het aanmerken als een veilig land is dat daarmee een verkorte en versnelde procedure kan worden toegepast (spoor 2). Dit ziet niet enkel ziet op de beoordelingsprocedure, maar bijvoorbeeld ook op de termijnen na het besluit en het vraagstuk van schorsende werking van het beroep. Met deze procedure wordt ook een krachtig signaal gegeven dat asiel aanvragen zonder goede redenen weinig zin heeft.

Voor de meeste herkomstlanden geldt dat hun veiligheidssituatie zich bevindt tussen de twee hier beschreven uitersten binnen het hele spectrum. Hier is geen sprake van de terminologie als veilig of onveilig.

Ik wil benadrukken dat ook vreemdelingen afkomstig uit landen die niet op de lijst van veilige landen van herkomst staan een vertrekplicht hebben als de asielaanvraag is afgewezen. Dit geldt ook voor vreemdelingen afkomstig Algerije.

Het aantal asielzoekers uit het Verenigd Koninkrijk (VK) is nihil en er is geen inhoudelijke relevantie dit land te handhaven op de lijst, vooral niet in verhouding tot de inspanningen die moeten worden gepleegd om de landen op de lijst periodiek zorgvuldig te herbeoordelen. De verplichting tot een terugkerende beoordeling volgt uit Afdelingsjurisprudentie. Om die reden wordt het VK per 1 januari 2023 van de lijst gehaald, zoals ik uw Kamer op 25 november jl. (Kamerstuk 19 637, nr. 3012) heb medegedeeld. Dit is in lijn met de Kamerbrief van 4 november 2021 (Kamerstuk 19 637, nr. 2778), waarin werd gemeld dat 12 landen werden geschrapt van de lijst van veilige landen van herkomst, omdat er nauwelijks tot geen asielzoekers vandaan kwamen.

Peters (CDA)

Beeld is dat Nederland meer met nareis te maken heeft dan andere lidstaten. Klopt dat en waar zit het verschil?

In principe zijn de voorwaarden voor nareis in de EU-lidstaten nagenoeg gelijk en gebaseerd op de gezinsherenigingsrichtlijn van 2003. Deze voorwaarden worden door de IND per zaak individueel beoordeeld. Een belangrijk verschil is dat in Nederland als het gevolg van het één statusstelsel dezelfde voorwaarden in het kader van nareis, naast vluchtelingen, ook gelden voor subsidiair beschermden. Een aantal lidstaten gaat hier anders mee om. Voor mij is dit reden de voor- en nadelen van ons stelsel tegen elkaar af te wegen in het kader van de fundamentele heroriëntatie.

Ceder (CU)

Wat is de stand van zaken van de implementatie aanbevelingen Commissie van Zwol?

In de Staat van Migratie van juni 2022 (Bijlage bij Kamerstukken 30 573 en 19 637, nr. 190) is aan de hand van een aantal overkoepelende thema´s een uitgebreid inzicht gegeven in de stand van zaken met betrekking tot de implementatie van de aanbevelingen. In de Staat van Migratie is aangegeven dat voor een deel de aanbevelingen al zijn uitgewerkt en geïmplementeerd. Van de nog lopende aanbevelingen zijn sommige doorlopend.

Een belangrijk uitgangspunt voor veel van de aanbevelingen van de Commissie Van Zwol is om bij een eerste asielaanvraag nadrukkelijk – dit wil zeggen aantoonbaar – het belang van het kind in ogenschouw te nemen in lijn met het internationaal recht en jurisprudentie. Het kabinet vindt het, net als de Commissie Van Zwol, van groot belang dat experts de ruimte krijgen om de menselijke maat te verzekeren. Aan het begin van de asielprocedure is oog voor schrijnende situaties waar asielzoekers in kunnen verkeren.

De IND heeft de mogelijkheid om tijdens een eerste aanvraagprocedure voor een verblijfsvergunning asiel mede te beoordelen of een verblijfsvergunning kan worden verleend op basis van schrijnende omstandigheden. Iedere medewerker kan een zaak hiervoor voordragen.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
E. van der Burg


  1. Kamerstuk 32 317, nr. 690.↩︎

  2. Kamerstuk 35 680, nr. 17.↩︎

  3. Artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn EU 2011/95.↩︎

  4. Artikel 36 en 37 van de Procedurerichtlijn EU 2013/32.↩︎