[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Beleidsreactie op het rapport 'Het vestigingsklimaat voor drugscriminaliteit in Nederland'

Drugbeleid

Brief regering

Nummer: 2022D56353, datum: 2022-12-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-24077-508).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 24077 -508 Drugbeleid.

Onderdeel van zaak 2022Z26140:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

24 077 Drugbeleid

29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Nr. 508 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 december 2022

In het rapport Het vestigingsklimaat voor drugscriminaliteit in Nederland, door Toine Spapens en Dike van de Mheen (Tilburg University, in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum), wordt de vraag behandeld of Nederland een gunstig «vestigingsklimaat» voor criminelen heeft. De gedachte was dat een helder beeld van de factoren die ervoor zorgen dat criminelen voor Nederland kiezen om zich te vestigen, kan helpen bij het steeds verder aanscherpen van de aanpak van georganiseerde criminaliteit, die juist op die factoren focust om Nederland zo onaantrekkelijk mogelijk te maken voor georganiseerde criminaliteit. Het beeld bestaat dat drugscriminelen voor Nederland kiezen vanwege de kwaliteit van onze infrastructuur, kijk op drugs en lage straffen. De onderzoekers hebben gekeken naar welke factoren een vestigingsklimaat voor grootschalige handel en productie in drugs bepalen, in hoeverre deze meetbaar en beïnvloedbaar zijn, en hoe dit vestigingsklimaat er in Nederland uit ziet.

Conclusies & volgende stappen

De onderzoekers wijzen op een aantal belangrijke bevindingen. Er lijkt namelijk geen sprake van een vestigingsklimaat dat buitenlandse criminelen ertoe heeft aangezet om zich in Nederland te vestigen. De onderzoekers hebben geen dwingende redenen gevonden waarom juist Nederland een spilfunctie zou moeten vervullen bij de grootschalige import, productie en de bijbehorende doorvoer en export van verdovende middelen. De onderzoekers vermoeden daarbij dat Nederland vooral aantrekkelijk is «vanwege de aanwezigheid van professionele criminele (drugs)netwerken die uiteenlopende soorten verdovende middelen kunnen aanbieden, in een goede prijs/kwaliteitsverhouding en met leveringszekerheid» (p. 8).

Het rapport biedt kansrijke aanknopingspunten om met een nieuwe, andere lens naar de illegale drugsindustrie te kijken. In plaats van ons te richten op het Nederlandse vestigingsklimaat, geeft het rapport de kans om onze aanpak meer te richten op wat Nederland als marktplaats aantrekkelijk maakt voor internationale criminele netwerken. Immers, criminele kopstukken en hun crimineel verdiende vermogen begeven zich vaak ver buiten onze landsgrenzen, terwijl de criminele activiteiten en het geweld en de ondermijnende effecten die daarmee gepaard gaan wel in ons land plaatsvinden. De door de onderzoekers genoemde factoren als leveringszekerheid, prijs/kwaliteitsverhouding en aanwezigheid van criminele netwerken komen in die lens samen. Hiermee verbonden is een aanbeveling van de onderzoekers om te kijken naar de mogelijkheden voor het verstoren van de afzetmogelijkheden (vooral richting het buitenland) voor deze criminele marktplaats, oftewel downstream disruption. Een marktpartij wordt onaantrekkelijker als zij wat besteld wordt niet kunnen leveren, omdat de gevraagde goederen (drugs) Nederland niet uitkomen.

Het onderzoek geeft daarmee belangrijke aanknopingspunten om de aanpak van georganiseerde criminaliteit verder aan te scherpen. Dat proces van aanpassing is continu nodig, om een zo groot mogelijk effect te bereiken en adaptief te blijven. Succesvolle interventies leiden er namelijk ook toe dat criminelen hun werkwijze aanpassen. In het voorjaar ga ik daarom met de betrokken partners bezien welke (nieuwe of aangepaste) oplossingsrichtingen deze invalshoek biedt in de aanpak van georganiseerde criminaliteit.

Strafmaat

Het onderzoek gaat ook in op de rol van de overheid als onderdeel van het vestigingsklimaat. Bij die rol van de overheid hoort het vaststellen van de strafmaat voor delicten gerelateerd aan georganiseerde criminaliteit. In het coalitieakkoord, Omkijken naar elkaar, vooruitzien naar de toekomst, is afgesproken om zware criminelen effectiever op te sporen en vervolgen, bijvoorbeeld door het verzwaren van de straffen voor verboden wapenbezit, hulp bij uitbraak en verboden productie, grootschalige handel in en grootschalig bezit van drugs.1 Daarnaast is de regering, met de motie van het lid Bikker c.s., verzocht om te onderzoeken hoe onder andere de strafmaat voor drugscriminaliteit moet worden aangepast om Nederland minder aantrekkelijk te maken voor drugscriminelen (Kamerstuk 35 564, nr. 18). De uitkomsten van het onderzoek naar het vestigingsklimaat neem ik mee bij de uitwerking van voornoemde passage in het Coalitieakkoord en motie.

De onderzoekers concluderen dat niet te zeggen valt of langduriger celstraffen criminelen zouden ontmoedigen om zich in Nederland te vestigen. Volgens de onderzoekers laat onderzoek zien «dat Nederland gemiddeld genomen inderdaad het laagst scoort qua te verwachten strafoplegging (...) na een veroordeling voor de smokkel van één kilo cannabis, cocaïne, amfetamine of heroïne. De verwachtingen voor landen als Frankrijk en Polen – die niet bepaald een «soft» imago hebben – weken echter niet sterk af van die voor Nederland.»2

Zij geven daarbij wel aan dat om verschillende redenen een vergelijking van de effectiviteit van de strafmaat met omliggende landen lastig is.

Uit de overwegingen van de onderzoekers wordt mijns inziens vooral duidelijk dat de inzet van straffen breed moet worden bezien: het vergroten van de pakkans en het tegengaan van voortgezet crimineel handelen in detentie moeten bijvoorbeeld ook deel uitmaken van een effectieve strafrechtelijke aanpak.

Die noodzaak tot een brede blik kan ik nadrukkelijk onderschrijven. Er zijn in de afgelopen tijd al verschillende stappen gezet om te komen tot een meer effectieve strafrechtelijke vervolging van de handel in (hard)drugs. Voorbeelden zijn de strafbaarstelling van het bezit van bepaalde precursoren, met een strafbedreiging van ten hoogste zes jaar gevangenisstraf, en het wetsvoorstel strafbaarstelling Nieuwe Psychoactieve Stoffen (NPS) dat bij uw Kamer aanhangig is3, waarin een strafmaat van ten hoogste zes jaar wordt voorgesteld voor strafbare handelingen met bepaalde stofgroepen. Dit zijn stappen die passen bij een stevige en normerende strafrechtelijke aanpak van ondermijnende drugscriminaliteit. De inzet van de strafmaat (voor onder andere Opiumwetdelicten) en het sanctiebeleid in den brede werk ik de komende tijd met betrokken partners verder uit, en geef daarmee uitvoering aan de passage in het Coalitieakkoord en de motie Bikker. Ik zal de Kamer in het voorjaar van 2023 informeren over de contouren van deze uitwerking.

De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius


  1. Omkijken naar elkaar, vooruitzien naar de toekomst. Coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77), 10-1-2022, p. 20–21.↩︎

  2. Spapens, T., Van de Mheen, D. et al. (2022). Het vestigingsklimaat voor drugscriminaliteit in Nederland. Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum. P. 61.↩︎

  3. Kamerstuk 36 159.↩︎