Verslag van een schriftelijk overleg inzake ontwerpbesluit houdende inrichtingen- en activiteiten, milieueffectrapportage en de kwaliteit van toezicht en handhaving, ter bescherming van het fysieke leefomgeving op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Kamerstuk 29383-367)
Regelgeving Ruimtelijke Ordening en Milieu
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2022D56791, datum: 2023-01-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29383-388).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: J. Rijkers, griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 29383 -388 Regelgeving Ruimtelijke Ordening en Milieu.
Onderdeel van zaak 2022Z26340:
- Indiener: V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2023-01-17 15:05: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-01-25 10:15: Procedurevergadering Infrastructuur en Waterstaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2023-03-22 20:00: Tweeminutendebat Ontwerpbesluit houdende inrichtingen- en activiteiten, milieueffectrapportage en de kwaliteit van toezicht en handhaving, ter bescherming van het fysieke leefomgeving op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (29383-388) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
- 2023-03-23 13:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
29 383 Regelgeving Ruimtelijke Ordening en Milieu
Nr. 388 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 10 januari 2023
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
over de brief van 18 juli 2022 over het ontwerpbesluit houdende inrichtingen- en activiteiten, milieueffectrapportage en de kwaliteit van toezicht en handhaving, ter bescherming van het fysieke leefomgeving op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Kamerstuk 29 383, nr. 367).
De vragen en opmerkingen zijn op 28 september 2022 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 23 december 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
T. de Groot
De griffier van de commissie,
Rijkers
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Staatssecretaris
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Ontwerpbesluit houdende inrichtingen- en activiteiten, milieueffectrapportage en de kwaliteit van toezicht en handhaving, ter bescherming van de fysieke leefomgeving op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba en de bijbehorende stukken (hierna: het ontwerpbesluit). Deze leden hebben daar nog enkele vragen over.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het ontwerpbesluit.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en hebben hier nog enkele kritische vragen over.
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en het bijgevoegde ontwerpbesluit en heeft hierover nog wel een aantal vragen.
VVD-fractie
Vraag 1
De leden van de VVD-fractie lezen dat er in het ontwerpbesluit diverse kaders, richtlijnen, procedures en normen zijn opgenomen waar bedrijven op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba rekening mee moeten houden. Deze leden vragen in hoeverre de bedrijven betrokken zijn bij het opstellen van deze kaders, richtlijnen en normen. Is de Staatssecretaris bereid een impactanalyse voor het bedrijfsleven op de BES-eilanden uit te voeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Om een goed beeld te krijgen wat de verwachte impact van de introductie van normen, richtlijnen en procedures op het bedrijfsleven op Bonaire en Sint-Eustatius, hebben verschillende onderzoeken plaatsgevonden. In 2014 is een nulmeting door de Omgevingsdienst Midden en West-Brabant uitgevoerd waarbij alle bedrijven zijn bezocht. Hierbij is onderzocht welke voorzieningen bedrijven hebben om het milieu te beschermen van de impact van bedrijfsactiviteiten op de leefomgeving. In 2017 is door Rijkswaterstaat, de Omgevingsdiensten en in samenwerking met de Directie Toezicht en Handhaving Bonaire onderzocht wat het ambitieniveau van de regelgeving zou kunnen zijn. Hierbij is binnen de lokale context gekeken welke voorzieningen getroffen moeten worden om het milieu adequaat te beschermen zodat verdere achteruitgang wordt tegengegaan en welke investeringen dit tot gevolg heeft voor de bedrijven. Ook in Sint-Eustatius is een dergelijk onderzoek uitgevoerd in oktober 2021. De uitkomsten van de onderzoeken hebben geleid tot het vaststellen van de diverse richtlijnen, normen en procedures. Het kader voor het opstellen van besluiten, waaronder vergunningen met normen en richtlijnen, is opgenomen in de Wet Vrom BES. Hierbij wordt uitgegaan van het toepassen van beste beschikbare technieken (BBT) om nadelige gevolgen voor het milieu te voorkomen of indien niet mogelijk zoveel mogelijk te beperken.
Vraag 2
De leden van de VVD-fractie constateren dat het ontwerpbesluit inhoudelijk in zijn algemeenheid afwijkt van milieuregelgeving die geldt in de gemeenten in Nederland. Is overwogen de Nederlandse regelgeving op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba van toepassing te laten zijn? Deze leden vragen voorts in hoeverre er (op termijn) wellicht sprake kan zijn van aansluiting van milieuregelgeving voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba met de reeds bestaande regelgeving in de gemeenten in Nederland. Kan de Staatssecretaris aangeven welke overwegingen hieraan ten grondslag liggen en welke consequenties daaruit voort zouden vloeien in positieve en negatieve zin?
Antwoord:
De Wet Vrom BES biedt de grondslag voor dit ontwerpbesluit. Overwegingen over de toepasselijkheid van Europees Nederlandse regelgeving worden verwoord in de memorie van toelichting van deze wet. Daar wordt uitgelegd dat de invoering van de complete Wet milieubeheer te uitgebreid en te complex is om op de BES-eilanden van toepassing te verklaren. Dit vanwege de hoeveelheid en complexiteit van de onderliggende regelgeving. Er is gekozen voor een kaderwet die is toegesneden op de BES-eilanden, maar ook veel overeenkomsten heeft met de Wet milieubeheer in Europees Nederland. Verder kennen de Wet milieubeheer en Omgevingswet andere uitgangspunten. De Omgevingswet dekt alleen het Europese deel van Nederland en de exclusieve economische zone op de Noordzee en is dus niet van toepassing op de BES-eilanden. Gezien de kleinschaligheid en de grote verschillen met Europees Nederland door bijvoorbeeld de geografische ligging van de eilanden, is aansluiting op de reeds bestaande Nederlandse milieuregelgeving niet wenselijk. De invoering van Europees Nederlandse milieuwetgeving zou ook te grote investeringen voor het bedrijfsleven met zich meebrengen en dat is gezien de beperkte schaal waarop activiteiten plaatsvinden niet proportioneel. Daarnaast geldt dat de te regelen milieuaspecten in Caribisch Nederland breder zijn dan de gebruikelijke milieuaspecten in Europees Nederland. Dit vanwege het beschermen van het koraalrifecosysteem en de rijke biodiversiteit op de eilanden. Het IAB BES biedt hier een grondslag voor.
GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het belangrijk dat de milieuwetgeving in het Caribisch deel van Nederland in lijn is met het Europese deel van Nederland. In beide delen van Nederland is de laatste jaren gebleken dat met name het toezicht en de handhaving op natuur- en milieuwetgeving tekortschiet.
Vraag 3
In hoeverre draagt dit ontwerpbesluit bij aan het versterken van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba?
Antwoord:
Het ontwerpbesluit draagt op verschillende punten bij aan het versterken van het VTH stelsel voor de fysieke leefomgeving: in hoofdstuk 5 zijn kwaliteitseisen opgenomen voor het opstellen van een toezicht en handhavingsbeleid en het uitvoeringsprogramma. Het toezicht en handhavingsbeleid is als beleidsregel bindend voor de uitvoering ervan. Door het opnemen van een rapportageverplichting aan de eilandsraad en de Minister kan vervolgens getoetst worden of onder meer de gestelde doelen en prioriteiten zijn behaald en aan de afspraken uitvoering is gegeven.
Vraag 4
Is er op de eilanden ook een concrete aanpak voor het versterken van het stelsel?
Antwoord:
Ja, er wordt op de eilanden gewerkt aan het versterken van het VTH stelsel. Op Bonaire en Sint-Eustatius zijn uitvoeringsprogramma’s vastgesteld waarin prioriteiten zijn benoemd voor 2022–2023. Er wordt gewerkt aan de implementatie van de uitvoeringsprogramma’s. Hiervoor lopen verbetertrajecten bij de diensten die VTH taken uitvoeren.
Vraag 5
Zijn de lessen uit het rapport van de commissie-Van Aartsen ook daar van toepassing? Zo ja, in hoeverre worden de aanbevelingen meegenomen?
Antwoord:
De uitkomsten van het rapport van de Commissie-van Aartsen zijn niet direct van toepassing op Caribisch Nederland. Met name omdat dit rapport het VTH stelsel in Europees Nederland betreft waaronder ook de positie en werking van omgevingsdiensten. Wel worden de aanbevelingen van het rapport van de Commissie-van Aartsen meegenomen. Het ontwerpbesluit maakt een vorm van interbestuurlijk toezicht (IBT) mogelijk. IBT ziet toe op de taken die de bestuurscolleges onder meer bij dit besluit heeft opgedragen gekregen, zoals de uitvoering van VTH taken door de bestuurscolleges.
Ik heb in dit verband de ILT verzocht een onderzoek naar de uitoefening van lokale VTH-taken uit te voeren en aanbevelingen te doen voor een verbetering van dit stelsel op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.
De Wet VROM BES en de Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming BES zijn uitgangspunt voor het onderzoek dat in 2022 start. Het onderzoek vindt plaats in nauw overleg met mijn collega’s van LNV en N&S en BZK. ILT zal hierbij bijzondere aandacht besteden aan het functioneren van VTH-processen bij kustbebouwing.
Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat er milieuregels worden vastgesteld voor bedrijven in Caribisch Nederland als gevolg van een ontwikkeling in Europa, waarbij de vergunningplicht zoveel mogelijk wordt vervangen door algemene regels, met een focus op de handhaving daarvan. Deze leden maken zich om verschillende reden zorgen over de voorgestelde aanpassingen. Ten eerste merken deze leden op dat deze aanpassing voorbij gaat aan de vraag of wel alle bedrijven, dan wel projecten en/of activiteiten überhaupt doorgang moeten krijgen, ongeacht of ze een vergunning kunnen krijgen, dan wel zich aan de algemene regels zullen houden. Gezien de klimaat- en biodiversiteitscrises is er namelijk geen plek meer voor bepaalde vervuilende bedrijven en activiteiten. Denk hierbij ook aan de vraag of het verstandig is om kunstmatige stranden aan te leggen op een tropisch eiland.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn ten tweede van mening dat het afgeven van een natuur- en milieuvergunning mogelijk eraan kan bijdragen dat bescherming van natuur meer is meegewogen in de besluitvorming, zeker wanneer er direct gehandhaafd wordt bij onrechtmatigheden, waarbij effectieve boetes worden opgelegd en geïnd. Hierbij merken deze leden echter op dat de huidige situatie op de BES-eilanden nu al te wensen overlaat als het gaat om het vergeven van de juiste vergunningen en het volgen van de juiste procedures, waarbij onvergunde situaties aan de orde van de dag zijn en (effectieve) handhaving achterwege blijft. Daarbij vernemen deze leden dat voor de meeste bedrijven de vergunningplicht als gevolg van dit inrichtingen- en activiteitenbesluit BES (IAS-BES) komt te vervallen. De uitvoering van de algemene regels komt hiermee te rusten op effectieve handhaving. Voorbeelden uit het verleden tonen, wat deze leden betreft, aan dat er nog geen effectieve handhaving op de eilanden is. Daarom menen deze leden dat de natuur, het milieu en de leefomgeving minder zullen worden beschermd door de voorgestelde aanpassingen. Dit gezien er al sinds 2013 gewerkt wordt aan het versterken van de directies Ruimtelijke Ontwikkeling en Toezicht en Handhaving. Dit gegeven het recente verleden, waar naar voren kwam dat een bedrijf op Bonaire onrechtmatig een kunstmatig strand (Chogogo Resort) heeft aangelegd, waarna het bestuur, in plaats van handhavend op te treden, hier alsnog een vergunning voor verleende. Daardoor is er sprake van een legalisatie van hetgeen zonder vergunning is gebouwd. Dit terwijl het eilandbestuur woensdag 21 september 2022 officieel in gebreke is gesteld voor het niet handhaven van de natuurbeschermingswetten. Dit terwijl het risico op koraalvernietiging zeer groot is, wanneer een kunstmatig strand de zee in schuift en daar het koraal zal verstikken. Dit terwijl het risico hierop nog groter is, aangezien de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat in antwoord op schriftelijke vragen (Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 2884) van het lid Van Esch aangeeft dat het nog onduidelijk is of de keermuur aan de vereiste bouwhoogte voldoet. Dit omdat bij de aanleg van een ander kunstmatig strand (Ocean Oasis) ook al bleek dat nog niet alle vergunningen zijn verstrekt en dat er nog een aantal overtredingen bestaan, zoals opnieuw het ontbreken van een vergunning voor een keermuur, als ook voor gebouwen en pieren.
Vraag 6
Is de Staatssecretaris het ermee eens dat het milieu en de natuur bij de voorgestelde aanpassingen minder beschermd zullen worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Nee, de bescherming van het milieu en de natuur zal niet minder worden bij de inwerkingtreding van het IAB BES. Integendeel, in het nieuwe stelsel zal het vervallen van de vergunningplicht voor een aantal activiteiten bij de inwerkingtreding van het IAB BES, gepaard gaan met een toename van het aantal bedrijven dat onder algemene regels valt en daarmee een toename van reguleerde activiteiten. Dit levert milieuwinst op. Daarnaast zullen enkel die bedrijven onder algemene regels vallen die qua activiteiten weinig complex zijn en relatief vaak voorkomen op de eilanden (zoals het bereiden van voedingsmiddelen). Voor dit type activiteit en soortgelijke activiteiten sluiten algemene regels beter aan dan een vergunningplicht. Met algemene regels ontstaat een level playing field. Het stelsel brengt ook een verlaging van de administratieve lasten met zich mee en hierdoor ontstaat meer draagvlak, bij zowel bedrijven als het bevoegd gezag.
Het bevoegd gezag heeft hierdoor meer ruimte om zich toe te leggen op complexe vergunningen. Voor toezicht en handhaving van de algemene regels ontstaat er geen verschil: of regels in een vergunning staan of staan opgenomen in algemene regels, in beide gevallen zullen de regels moeten worden nageleefd.
Of het wenselijk is of activiteiten op een bepaalde locatie plaatsvinden valt niet onder het toepassingsbereik van het IAB BES, dit wordt gereguleerd door het ruimtelijk ordeningsplan.
Vraag 7
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen wat de Staatssecretaris ervan vindt dat op 21 september 2022 de Stichting Nationale Parken op Bonaire (STINAPA) het eilandbestuur officieel in gebreke heeft gesteld vanwege het niet handhaven van de natuurbeschermingswetten. Kan de Staatssecretaris de Kamer blijven informeren over de gevolgen van deze ingebrekestelling en de stand van zaken?
Antwoord:
Ik zeg de Kamer toe om de Kamer te blijven informeren over deze zaak.
Vraag 8
Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel bedrijven momenteel niet over de juiste natuur-, milieu en hindervergunning beschikken? Indien dit niet bekend is, is de Staatssecretaris bereid om dit in kaart te brengen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer? Kan hierbij ook betrokken worden hoeveel nieuwe bedrijven erbij komen per jaar op welke gebieden? Kan hierbij aangegeven worden hoe dit inrichtingen- en activiteitenbesluit BES (IAS-BES) van invloed is op de komst van nieuwe bedrijven? Wordt het makkelijker voor bedrijven om zich te vestigen? Zo ja, vindt de Staatssecretaris dit wenselijk? Op welke gronden vindt de Staatssecretaris de komst van een bedrijf of activiteit niet wenselijk?
Antwoord:
Op Bonaire zijn er ongeveer 60 bedrijven die een hindervergunning nodig hebben op grond van de hinderverordening. Op dit moment heeft slechts een beperkt aantal bedrijven een hindervergunning. Het openbaar lichaam heeft geen overzicht van de onvergunde situaties als het gaat om natuur en milieuregelgeving.
Op Sint Eustatius zijn slechts enkele bedrijven in werking met een hindervergunning. Op Saba zijn er op grond van de hinderverordening bovenwindse eilanden geen activiteiten aangewezen die vergunningplichtig of onder algemene regels vallen.
Bonaire en Sint-Eustatius hebben verbetertrajecten ingezet waarmee onder meer de onvergunde situaties in beeld worden gebracht en ik heb bij de betrokken besturen de verwachting uitgesproken dat voor eind 2023 concrete stappen moeten zijn gezet bij de verbetering van de VTH taken.
Op dit moment is het regelgevend kader ontoereikend om milieubelastende activiteiten die verband houden met bedrijvigheid te reguleren. Het is daarom dat ik dit ontwerpbesluit aan de Kamer heb voorgelegd.
Bedrijven die zich willen gaan vestigen op de eilanden moeten voldoen aan lokale regelgeving, dit is geen onderdeel van het toepassingsbereik van het IAB BES.
Vraag 9
Hoe heeft het IAB-BES invloed op het vergeven van natuurvergunningen; komen deze ook te vervallen? Zo nee, waarom niet?
Het IAB-BES heeft geen invloed op het verlenen van natuurvergunningen. Net als in Europees Nederland kunnen de natuurvergunning en de milieuvergunning naast elkaar bestaan. Indien een activiteit wordt uitgevoerd waarvoor zowel een milieuvergunning nodig is als een natuurvergunning, moeten deze beide worden aangevraagd.
Natuurvergunningen voor Bonaire worden gereguleerd middels de lokale eilandsverordening.1 Deze zijn verplicht voor in het eilandbesluit aangewezen activiteiten, die ernstige nadelige gevolgen kunnen hebben voor de natuur of de natuurwaarden van het eilandgebied, of die het landschap in ernstige mate kunnen ontsieren (artikel 16). Een vergunning is ook verplicht bij handelingen die schadelijk kunnen zijn voor de natuur of de natuurwaarden van een natuurpark of die een natuurpark ontsieren of bij handelingen die strijdig zijn met de doelstelling van de lokale vergunning (artikel 10).
Vraag 10
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Staatssecretaris het ermee eens is dat in het algemeen de handhaving op de eilanden verbeterd kan worden. Zo nee, waarom niet? Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel meer capaciteit en budget beschikbaar komt voor toezicht en handhaving als gevolg van de voorgestelde aanpassingen? Hoe zal dit garanderen dat er effectief wordt toegezien op de algemene regels en dat deze worden gehandhaafd? Klopt het dat de Staatssecretaris de taak heeft erop toe te zien dat handhaving effectief en doelmatig verloopt? Zo ja, hoe gaat de Staatssecretaris hier zorg voor dragen?
Antwoord:
Ik ben van mening dat het toezicht en handhaving op de eilanden verbeterd kan worden. Hierbij heb ik de taak het stelsel van de handhaving op grond van de wet Vrom Bes zodanig te organiseren en te faciliteren dat deze doelmatig en effectief verloopt. Daar geef ik uitvoering aan door moderne regelgeving in te voeren die is toegesneden op de lokale situatie en waarmee de kwaliteit van de uitvoering met het instellen van checks en balances gegarandeerd kan worden. In hoofdstuk 5 van het IAB BES wordt dit geregeld. De bestuurscolleges dienen hierbij prioriteiten te stellen en te bepalen welke activiteiten nodig zijn om de gestelde doelen te bereiken.
Het bestuurscollege van Bonaire heeft dit in april 2022 gedaan met het vaststellen van een ¨Uitvoeringsprogramma Toezicht en Handhaving 2022.¨ Hierbij is 6 fte ingeschat en ook toegewezen voor het uitvoeren van de gekozen prioriteiten waaronder de thema´s ¨Duurzame kustbebouwing¨ en ¨Introductie nieuwe milieuwetgeving voor bedrijven¨. Het Bestuurscollege dient te rapporteren aan de eilandsraad en aan de Staatssecretaris van IenW over het bereiken van genoemde prioriteiten en doelen. Hiermee kan ook inzicht worden gegeven in het gebruik van de verschillende instrumenten waarmee de naleving van de wet- en regelgeving kan worden bevorderd.
Ik heb regelmatig overleg met de bestuurscolleges en ik heb bij het bestuurscollege van Bonaire de verwachting uitgesproken dat de vastgestelde uitvoeringsprogramma’s op kernpunten uiterlijk binnen een jaar moeten worden geïmplementeerd. Het bestuurscollege van Bonaire heeft inmiddels een verbetertraject voor de implementatie geïnitieerd maar nog niet bestuurlijk vastgesteld. Dit is gezien het belang van het onderwerp zorgwekkend. Daarom heb ik ook diverse vormen van ondersteuning aangeboden teneinde ruimte te scheppen om structurele verbeteringen door te voeren. Hiertoe behoort bijvoorbeeld ondersteuning bij het werven van specialisten maar ook het (tijdelijk) inkopen van extra capaciteit bij een omgevingsdienst. De vraag op welke termijn het verbetertraject zal zijn geïmplementeerd zal ook spelen bij het onderzoek dat ILT inmiddels heeft gestart op de eilanden. De uitkomsten van dit onderzoek zullen dan ook leidend zijn bij het beantwoorden van de vraag hoe ik zorg ga dragen voor een effectieve en doelmatige handhaving.
Vraag 11
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven welke nadere regels worden gesteld aan de kwaliteit van de uitvoering en de doelmatige handhaving van de wet? Welke regels komen er over de wijze waarop het toezicht op de naleving wordt uitgeoefend?
Antwoord:
ILT is gestart met een nul-meting onderzoek op de eilanden naar de kwaliteit van het VTH stelsel. Een onderdeel van dit onderzoek betreft aanbevelingen over de vraag welke nadere regels zouden kunnen worden gesteld om de kwaliteit van de handhaving te verbeteren. Naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek zal ik bezien welke nadere regels gesteld kunnen worden ter verbetering van de kwaliteit van de handhaving.
Vraag 12
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat in artikel 5.1 en verder hierover afspraken worden gemaakt. Veel hangt echter samen met hoe in de ministeriële regeling en de nadere eilandregels inbedding van de kwaliteitscriteria (artikel 2.1) worden vastgelegd. Kan de Staatssecretaris aangeven of het ministerie ook meebepaalt of de mate waarin de vertaling van de kwaliteitscriteria uit de ministeriële regeling naar de eilandregelingen voldoende is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Ja. Op grond van artikel 2.1 van het ontwerpbesluit worden in een ministeriële regeling kwaliteitscriteria vastgesteld voor de onderwerpen opgenomen in dit artikel. De kwaliteitscriteria vormen de ondergrens. De eilandsraad stelt nadere regels vast op grond van deze kwaliteitscriteria. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het uitwerken van procedures voor de controle, onderhoud en beheer van bodembeschermende voorzieningen. Welke bodembeschermende voorziening nodig is voor een bepaalde activiteit staat opgenomen in de kwaliteitscriteria. Het ministerie werkt samen met de eilanden om te zorgen voor een degelijke vertaling van de kwaliteitscriteria in de eilandsverordeningen.
Vraag 13
Wat doet de Staatssecretaris wanneer de vertaling onvoldoende bescherming, zijnde niet conform aan het Natuur- en milieubeleidsplan (NMBP), mogelijk maakt, of ondermaatse bescherming oplevert?
Antwoord:
De kwaliteitscriteria vormen de ondergrens. Indien hier geen rekening mee wordt gehouden zal ik in overleg treden met het verantwoordelijk bestuursorgaan en zonodig maatregelen nemen.
Vraag 14
Wanneer gaat de Staatssecretaris over tot de regels uit artikel 5.6, als blijkt dat de toezicht en handhaving niet op orde is? Welk afwegingskader geldt daarvoor?
Antwoord:
Op grond van artikel 5.6 kunnen nadere regels worden gesteld over een doelmatige handhaving van de wet, bijvoorbeeld als het gaat om de wijze waarop inspecties worden uitgevoerd, sancties worden opgelegd en de kwalificaties van toezichthoudende ambtenaren. Als een bestuursorgaan een Toezicht en Uitvoeringsprogramma heeft vastgesteld dan zou deze leidend moeten zijn voor de uitvoering van genoemde taken en kan het bestuur hierop worden aangesproken. Mocht een bestuurscollege verzuimd hebben een dergelijk programma vast te stellen dan ben ik op grond van dit artikel bevoegd regels te stellen.
Vraag 15
Welke partij is verantwoordelijk voor bijvoorbeeld het controleren van effectieve hemelwateropvang?
Antwoord:
In artikel 1.2, derde lid, van de wet, is vermeld dat categorieën van inrichtingen die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken, bij algemene maatregel van bestuur moeten worden aangewezen. Dit is uitgewerkt in artikel 1.2, waarin vier typen inrichtingen zijn aangewezen. In bijlage 1 bij dit besluit is aangegeven welk soort inrichtingen onder de verschillende typen inrichtingen vallen2. Het bestuurscollege is het bevoegd gezag als het gaat om bijvoorbeeld lozingen van hemelwater voor type 1, 2 en 3 inrichtingen (Directies toezicht en handhaving op de eilanden zijn verantwoordelijk voor toezicht en handhaving voor deze regelgeving). De Minister van Infrastructuur en Waterstaat is bevoegd gezag voor type 4 inrichtingen (ILT is verantwoordelijk voor toezicht en handhaving).
Vraag 16
Wanneer zal deze controle plaatsvinden?
Antwoord:
Reguliere controles vinden plaats aan de hand van het inspectieschema dat elk jaar wordt vastgesteld.
Vraag 17
Welke partij is verantwoordelijk voor handhavend optreden, indien overtredingen worden geconstateerd?
Antwoord:
Dit is afhankelijk van de eigen bevoegdheid en juridisch kader. Handhavingstaken die bij de openbare lichamen zijn belegd voeren de Directies Toezicht en Handhaving met lokale organisaties/ handhavingspartners uit.
Vraag 18
Welke partij is verantwoordelijk voor de controle en om na te gaan of de handhaving daadwerkelijk heeft plaatsgevonden?
Antwoord:
Dit is afhankelijk van de eigen bevoegdheid en juridisch kader. In de regel zal bij kustbebouwing de directie Toezicht en handhaving de bouw- en milieucontroles doen. STINAPA is hier verantwoordelijk voor het vaststellen van overtredingen van de natuurregels en het voorbereiden van een strafrechtelijke reactie hierop. Het bestuurscollege is in alle gevallen verantwoordelijk voor de bestuursrechtelijke handhaving bijvoorbeeld het toepassen van bestuursdwang of dwangsom bij het ontbreken van een milieu, bouw- of natuurvergunning.
Vraag 19
Welke partij is verantwoordelijk om bij achterblijvende of ontbrekende handhaving deze alsnog af te dwingen of uit te voeren?
Antwoord:
De Staatssecretaris van IenW is verantwoordelijk voor het stelsel op grond van de wet Vrom bes (bouwen en milieu). De Minister van LNV is verantwoordelijk voor het stelsel op grond van de wet grondslagen natuurbeheer en bescherming Bes.
Artikel 10.1, zesde lid, van de wet Vrom Bes regelt het interbestuurlijk toezicht. De ILT kan straks interbestuurlijk toezicht uitoefenen op de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Het interbestuurlijk toezicht biedt de mogelijkheid om te kunnen ingrijpen indien er wordt gehandeld in strijd met het algemeen belang of de beleidsuitgangspunten van de Minister zoals deze zijn neergelegd in onder andere het milieubeleidsplan. De ambtenaren die het interbestuurlijk toezicht moeten uitoefenen krijgen een beperkt aantal bevoegdheden toebedeeld om hun toezichtstaak uit te kunnen voeren. Indien het noodzakelijk wordt geacht om te moeten optreden dient hiervoor gebruik gemaakt te worden van de schorsings- en vernietigingsbevoegdheid die de Kroon heeft en de indeplaatstredings-bevoegdheid van de Rijksvertegenwoordiger zoals deze zijn vastgelegd in de Wet openbare lichamen BES (WolBes). Schorsing en vernietiging is uitgewerkt in de artikelen 219 tot en met 229 van de WolBES.
Vraag 20
Wat is de exacte taakverdeling en verantwoordelijkheid die elke handhavingspartner in de handhavingsketen is toegewezen?
Antwoord: zie antwoorden op vragen 18 en 19.
Vraag 21
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Staatssecretaris daarnaast kan aangeven wie verantwoordelijkheid gaat nemen voor het opstellen van een jaarlijks uitvoeringsprogramma voor handhavingsactiviteiten. Is het programma voor 2023 al vastgesteld? Zo ja, wat zijn de focuspunten voor 2023?
Antwoord:
In artikel 5.1 van het ontwerpbesluit is opgenomen dat de Minister en het bestuurscollege voor tenminste één kalenderjaar een toezicht-en handhavingsbeleid opstellen overeenkomstig de bevoegdheden als opgenomen in artikel 10.2 van de wet. Voor 2022/2023 zijn uitvoeringsprogramma’s vastgesteld op Bonaire en Sint-Eustatius. De prioriteiten voor Bonaire betreffen: Illegaal storten van afval; Illegaal afgraven van Diabaas; Duurzame kustbebouwing (waaronder VTH kustresorts); Introductie nieuwe milieuwetgeving voor bedrijven (IAB BES) en Voedselveiligheid. De prioriteiten voor Sint-Eustatius betreffen natuur, het IAB BES, scheepscontainers en het IJkwezen (Toezicht op in gebruik zijnde meet- en weegmiddelen).
Vraag 22
Is er al een nalevingsstrategie opgesteld? Zo ja, hoe wordt geborgd dat toezicht en handhaving nageleefd zullen worden?
Antwoord:
Een nalevingstrategie is onderdeel van het toezichts-en handhavingsbeleid. Bonaire heeft deze in april 2022 vastgesteld. Op Sint-Eustatius is deze eveneens vastgesteld. De uitvoering en resultaten worden gerapporteerd aan de eilandsraad en de Staatssecretaris van IenW op grond van artikel 5.4 van het ontwerpbesluit.
Vraag 23
Zijn er sancties voor het niet naleven van toezicht en handhavingsmaatregelen? Zo nee, wanneer wordt de nalevingsstrategie opgesteld en door wie?
Antwoord:
De sanctiestrategie is onderdeel van de van het toezichts-en handhavingsbeleid. In deze strategie wordt bepaald welk handhavingsinstrument het meest geschikt is om toe te passen op een bepaalde overtreder voor een bepaalde overtreding. Zo is bestuursdwang of een dwangsom voorgeschreven bij overtredingen met onomkeerbare gevolgen.
De uitvoering en resultaten worden gerapporteerd aan de eilandsraad en de Staatssecretaris van IenW op grond van artikel 5.4 van het ontwerpbesluit.
Vraag 24
Wanneer zal het door de Staatssecretaris gewenste bestuurlijke stappenplan, inclusief de daarbij horende «glasheldere» verantwoordelijkheden van de handhavingspartners, gereed zijn?
Antwoord:
De bestuurscolleges van Bonaire en Sint-Eustatius hebben inmiddels met mijn ondersteuning uitvoeringsprogramma’s vastgesteld die voldoen aan de toekomstig IAB BES eisen in hoofdstuk 5. Zoals eerder opgemerkt is deze strategie op Bonaire nog niet geïmplementeerd en is hiervoor een verbeterplan opgesteld.
Vraag 25
In hoeverre zal dit stappenplan de reeds lopende onvergunde situaties beïnvloeden?
Antwoord:
Het bestuurscollege heeft in het uitvoeringsprogramma besloten om prioriteiten te stellen en deze uit te voeren door een taskforce kustbebouwing in te stellen. Doel hiervan is intensivering van toezicht en handhaving bij bestaande en nieuwbouw of verbouw van woningen en verblijfsrecreaties langs de kust. Beoogde resultaat is het tegengaan van nieuwe illegale bouw- en verbouwactiviteiten langs de kust. Bestaande kustbebouwing moet conform bestaand beleid en juridisch kader in werking zijn. Deze taskforce waarin ook STINAPA wordt uitgenodigd om deel te nemen zal periodiek rapporteren aan betrokken handhavingspartners.
Vraag 26
Is de Staatssecretaris het ermee eens dat er direct opgetreden moet worden tegen onvergunde situaties? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Ja ik ben van mening dat direct opgetreden moet worden tegen onvergunde situaties. Dat dient proportioneel plaats te vinden en de betrokken bestuurscolleges hebben in hun uitvoeringsprogramma’s een interventiematrix vastgesteld aan de hand waarvan dit plaatsvindt.
Vraag 27
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of, nu uit de brief van STINAPA d.d. 21 augustus jl., alsook uit het rapport «Samen naar Beter» duidelijk blijkt dat er onvoldoende afstemming is tussen de handhavende instanties, de Staatssecretaris dit beeld van een onvoldoende afstemming deelt. Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Ik deel het beeld dat er beter afgestemd moet worden tussen de betrokken instanties.
Vraag 28
Kan de Staatssecretaris aangeven welke aanbevelingen uit het rapport «Samen naar beter» zullen worden geïmplementeerd, en hoe en wanneer deze uitgevoerd zullen worden en ook hoe de effectiviteit van deze maatregelen gemonitord zal worden?
Antwoord:
Deze aanbevelingen worden meegenomen in het onderzoek van ILT.
Vraag 29
Is de Staatssecretaris van mening dat een tweedelijns controle op de handhaving, zoals ook in Europees Nederland gebruikelijk is bij vergunningverlening, van toegevoegde waarde is, om te voorkomen dat gevallen zoals bij het Chogogo Resort zich weer zullen voordoen?
Antwoord:
Het instellen van een vorm van tweedelijnstoezicht biedt de mogelijkheid om te kunnen ingrijpen indien er in strijd met beleidsuitgangspunten wordt gehandeld. Ik acht het goed mogelijk dat de ILT hierover een aanbeveling zal doen.
Vraag 30
Zo ja, is de Staatssecretaris bereid om een onafhankelijke, controlerende partij aan te wijzen, conform artikel 10 Wet VROM BES, om op structurele wijze te komen tot een systeem van «checks and balances» zoals de Staatssecretaris noemt in haar beantwoording van de genoemde Kamervragen.
Antwoord:
Ik heb inmiddels de ILT als onafhankelijke partij verzocht om onderzoek in te stellen naar de uitvoering van VTH taken in Caribisch Nederland. Het ILT zal een aanbeveling doen over noodzakelijke checks en balances in het VTH stelsel.
Vraag 31
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Staatssecretaris bereid is op korte termijn uitsluitsel te geven over de vraag of de keermuur bij het Chogogo Resort voldoet aan alle criteria, gesteld in de vergunning. Indien de keermuur niet voldoet aan de gestelde eisen, zoals STINAPA stelt, is de Staatssecretaris dan van mening dat de keermuur alsnog zal moeten worden verwijderd of aangepast? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Het bestuurscollege heeft op 15 november 2022 de vergunninghouder een schriftelijke waarschuwing gestuurd. Medegedeeld is dat niet voldaan wordt aan de eisen van de vergunning en dat er sprake is van meerdere overtredingen. Deze overtredingen betreffen de hoogte van de keermuur en de ondergrond. Verzocht is deze overtredingen binnen vier weken ongedaan te maken waarna opnieuw een controle wordt uitgevoerd. Het bestuurscollege van Bonaire wijst in deze brief naar de bestuursrechtelijke sancties die ter beschikking staan om de overtredingen te beëindigen.
Vraag 32
Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat dit per ommegaande daadwerkelijk zal gebeuren, aangenomen dat het Openbaar Lichaam Bonaire (OLB) niet voornemens is hierop te handhaven, zoals blijkt uit het feit dat ze deze situatie heeft vergund?
Antwoord:
Het standpunt van het bestuur van Bonaire is dat de voorschriften uit de vergunning waaronder de keermuur nageleefd zullen worden en dat de vergunninghouder hiervoor verantwoordelijk is. Het bestuur heeft het bedrijf inmiddels aangeschreven de overtreding te beëindigen.
Vraag 33
Per wanneer zal de dwangsom moeten zijn voldaan? Kan de Staatssecretaris de Kamer informeren zodra de dwangsom is geïnd? Wat gaat de Staatssecretaris doen, indien de dwangsom niet (tijdig) geïnd wordt?
Antwoord:
Ik zal de kamer hier verder over informeren na het onderzoek van ILT. Ik heb eerder toegezegd de kamer over de aanbevelingen te rapporteren.
Vraag 34
Indien de keermuur niet aan de voorwaarden blijkt te voldoen en het lokaal bestuur niet toeziet op intrekken van de vergunning, is de Staatssecretaris dan bereid om handhaving af te dwingen door een aanwijzing zoals zij bevoegd is te geven conform artikel 10.11 Wet VROM BES? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Het bestuurscollege heeft de vergunninghouder inmiddels een schriftelijke waarschuwing gestuurd. Ik zal de kamer hierover informeren na het onderzoek van ILT. Ik heb eerder toegezegd de kamer over de aanbevelingen te rapporteren.
Vraag 35
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Staatssecretaris of zij kan uitleggen waarom de Commissie natuurbeheer Bonaire (CNB), welke volgens de Richtlijn Marien Milieu gehoord dient te worden over natuurvergunningen voor aanleg kunstmatig strand, noch geïnformeerd noch gehoord was d.d. 30 november 2021, drie maanden na de vergunningaanvraag en meer dan een jaar na de daadwerkelijke aanleg van de keermuur?
Antwoord:
Ik zal de kamer hierover informeren na het onderzoek van ILT. Ik heb eerder toegezegd de kamer over de aanbevelingen te rapporteren.
Vraag 36
Kan de Staatssecretaris garanderen dat in het verleden de CNB volgens de letter van de wet op tijdige en adequate wijze is betrokken, geïnformeerd en gehoord in het vergunningverleningstraject?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 35
Vraag 37
Kan de Staatssecretaris uitleggen waarom de CNB, die in die hoedanigheid over alle relevante informatie met betrekking tot de vergunningaanvraag en besluitvorming daaromtrent dient te beschikken, niet wist van de door de directie Ruimte en Ontwikkeling (R&O) voorgestelde en aangenomen aanpassingen van de vergunningsaanvraag?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 35
Vraag 38
Kan de Staatssecretaris garanderen dat R&O niet opzettelijk informatie heeft achtergehouden voor de CNB?
Antwoord:
Nee, ik kan niet beoordelen of informatie opzettelijk is achtergehouden. Ik kan wel beoordelen of de voorbereiding van besluiten op aanvragen zorgvuldig is gegaan.
Vraag 39
Kan de Staatssecretaris alle adviezen van de CNB beschikbaar stellen aan de Kamer rondom de volledige ontwikkeling van het Chogogo Resort?
Antwoord:
Ja, dat wil ik doen nadat het ILT onderzoek is afgerond.
Vraag 40
Kan de Staatssecretaris aangeven welke adviezen van deze commissie zijn opgevolgd en welke niet?
Antwoord:
Ik zal de kamer informeren nadat het onderzoek van ILT is afgerond. Ik heb eerder toegezegd de kamer over de aanbevelingen te rapporteren.
Vraag 41
Hierbij zien deze leden ook graag de argumentatie op basis waarvan de adviezen eventueel niet zijn opgevolgd (CNB kreeg pas vier jaar nadat met de bouw van Chogogo Resort was begonnen überhaupt een verzoek om advies te leveren). Nu niet bekend is in welk memo of anderszins een en ander wordt beschreven, is een vervolgvraag: hoe kan het zijn dat er al vier jaar gebouwd werd, zonder dat er een natuurvergunning is aangevraagd? Iedereen op het eiland wist dat het hotel gebouwd werd en niemand heeft de eigenaar aangesproken op het feit dat dit illegaal was en dat hiervoor een natuurvergunning nodig was.
Antwoord:
Ik zal de kamer hierover informeren na het onderzoek van ILT. Ik heb eerder toegezegd de kamer over de aanbevelingen te rapporteren.
Vraag 42
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie verwijzen ernaar dat in de interne memo van DTH aan BC d.d. 29 maart 2022 staat dat de resultaten van het WUR-onderzoek naar de kwaliteit van het zand voor de aanleg van het kunstmatige strand bij Chogogo Resort uiterlijk 30 juni 2022 beschikbaar zouden komen. De Staatssecretaris geeft in de beantwoording aan dat de resultaten verwacht worden in oktober 2022. Dit lijkt een standaard onderzoek dat op reguliere basis uitgevoerd dient te worden voor aanleg van stranden op Bonaire. Wat is de reden voor deze vertraging?
Antwoord:
Het is mij onbekend wat de reden van vertraging is. Het onderzoek is inmiddels beschikbaar op de website van het Openbaar Lichaam Bonaire3
Vraag 43
Hoe vaak is dit onderzoek de afgelopen twaalf jaar uitgevoerd in dienst van vergunningverlening rondom stranden op Bonaire?
Antwoord:
Bij het onderzoek van ILT zal bijzondere aandacht worden besteed aan de vergunningsprocessen bij kustbebouwing. Ik zal de kamer over de aanbevelingen informeren.
Vraag 44
Indien blijkt uit het rapport van WUR dat het zand een potentieel risico vormt voor het koraal, is de Staatssecretaris dan van mening dat het zand verwijderd moet worden, aangezien in dat geval niet wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld in de vergunning?
Antwoord:
Wanneer in strijd gehandeld wordt met de natuurvergunning op grond van de lokale natuurverordening, dan moet op de overtreding door het bevoegde gezag gehandhaafd worden. Het bestuur heeft inmiddels een sanctiestrategie vastgesteld. Deze is in beginsel leidend bij de afwegingen die het lokaal bestuur moet maken. Deze zal aan de eilandsraad moeten rapporteren en verantwoorden.
Op basis van artikel 10.2 van de wet VROM BES dragen de bestuurscolleges, ieder voor zover bevoegd, zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving van hetgeen bij of krachtens de wet is bepaald. Wanneer in de toekomst het IAB BES van toepassing is op een vergunningplichtige inrichting wordt hoofdstuk 5 uit dat besluit ook van toepassing. Daarin staan de kwaliteitseisen voor toezicht en handhaving.
Vraag 45
Is de Staatssecretaris bereid een aanwijzing te geven aan het OLB indien zij hierop niet handhaven?
Antwoord:
De situatie zal ik samen met mijn collega van LNV bezien na het ILT onderzoek.
Vraag 46
Kan de Staatssecretaris het rapport van WUR met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Het rapport is inmiddels beschikbaar gesteld door het Openbaar Lichaam Bonaire; zie het antwoord op vraag 42.
Vraag 47
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie stellen de volgende vraag in het licht van de problemen rondom Chogogo Resort en Ocean Oasis en de duidelijke moeite die het OLB heeft met vergunnen en handhaven: is de Staatssecretaris van mening dat een tijdelijke toezichthoudende rol van haar departement bij de vergunningverlening op zijn plaats is, in afwachting van het structureel verbeteren van het vergunningverleningsproces?
Antwoord:
IenW heeft regelmatig overleg met de bestuurscolleges en IenW heeft bij het bestuurscollege van Bonaire de verwachting uitgesproken dat de vastgestelde uitvoeringsprogramma’s op kernpunten uiterlijk binnen een jaar moeten worden geïmplementeerd. Het bestuurscollege van Bonaire heeft inmiddels een verbetertraject voor de implementatie geïnitieerd maar nog niet bestuurlijk vastgesteld. Dit is gezien het belang van het onderwerp zorgwekkend. Daarom heb ik ook diverse vormen van ondersteuning aangeboden teneinde ruimte te scheppen om structurele verbeteringen door te voeren. Hiertoe behoort bijvoorbeeld ondersteuning bij het werven van specialisten maar ook het (tijdelijk) inkopen van extra capaciteit bij een omgevingsdienst. De vraag op welk termijn het verbetertraject zal zijn geïmplementeerd zal ook spelen bij het onderzoek dat ILT inmiddels heeft gestart op de eilanden. De uitkomsten van dit onderzoek zullen dan ook leidend zijn bij het beantwoorden van de vraag hoe ik zorg ga dragen voor een effectieve en doelmatige handhaving.
Vraag 48
Zo ja, is zij bereid hiervoor capaciteit beschikbaar te maken en handhaving, waar nodig, af te dwingen of zelf uit te voeren? Zo nee, kan de Staatssecretaris uitleggen hoe zij verwacht dat een wellicht welwillend, maar duidelijk falend overheidsapparaat op Bonaire, de handhaving op korte termijn op orde zal gaan krijgen?
Antwoord:
Deze kwalificatie is geheel voor de vragensteller. Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 47.
Vraag 49
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Staatssecretaris of zij bereid is om een externe, onafhankelijke handhavingspartij aan te wijzen om dit dossier tot een goed einde te brengen, zoals beschreven in de interne memo d.d. 28 maart. Kan de Staatssecretaris toezeggen hoe zij haar bevoegdheid tot ingrijpen in toekomstige gevallen zal inzetten? Zo nee, kan de Staatssecretaris uitleggen wanneer een situatie dan wel ernstig genoeg is dat een aanwijzing op zijn plaats zou zijn?
Antwoord:
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 47.
Vraag 50
Is de Staatssecretaris van mening dat het proces rondom de vergunningverlening voor het Chogogo Resort onwettig en ontoereikend is?
Antwoord:
Het is niet aan mij om hier uitspraken over te doen. Het staat belanghebbenden vrij om tegen de vergunning bezwaren in te dienen indien deze van mening zijn dat er sprake zou zijn van onrechtmatigheden. Wel stel ik vast het bestuurscollege inmiddels een handhavingstraject is gestart op basis van de vaststelling dat de voorschriften van de vergunning niet worden nageleefd.
Vraag 51
Is de Staatssecretaris het ermee eens dat het eilandbestuur de vergunning voor Chogogo en voor Ocean Oasis moet intrekken, om te voorkomen dat dit een precedent schept voor onrechtmatige bouw aan de kust, wanneer bij nadere uitleg duidelijk wordt dat de keermuur niet aan de vereiste bouwhoogte voldoet of wanneer duidelijk wordt dat andere vergunningen niet zijn verstrekt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Het eilandsbestuur heeft inmiddels een handhavingstraject gestart op basis van de vaststelling dat de voorschriften van de vergunning niet worden nageleefd. Ik ben het met u eens dat er risico zou kunnen zijn voor precedentwerking maar dat wordt hiermee verminderd. Daarnaast heeft het bestuur bevestigd dat deze op korte termijn een taskforce kustbebouwing zal inrichten die een inventarisatie zal uitvoeren van bestaande bouwwerken en activiteiten langs de kust die niet voldoen aan het juridisch kader. Tevens zal een plan van aanpak per casus worden opgesteld en uitgevoerd.
Vraag 52
Erkent de Staatssecretaris dat het gebruikmaken van haar wettelijke bevoegdheid tot ingrijpen door middel van een aanwijzing volgens artikel 10 in de wet Vrom Bes nu op zijn plaats is, om adequate handhaving op korte termijn te borgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Ik zal de resultaten van het ILT onderzoek afwachten en aan de hand van de conclusies de kamer hier nader over informeren.
Vraag 53
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat er wel degelijk verdere plannen zijn voor de ontwikkeling van Ocean Oasis, gezien de presentatie hiervan aan het bestuurscollege, vermeld in het artikel «Plannen nieuw King’s Beach Hotel Bonaire gepresenteerd aan BC». Dit is een zorgelijke constatering voor de leden, omdat de Staatssecretaris in antwoord op vragen van de Partij voor de Dieren stelt dat er geen plannen zijn voorgelegd voor verdere ontwikkeling van het Ocean Oasis strand, omdat deze verdere plannen het nabijgelegen terrein (King’s Beach) betreffen. Hierbij is vergeten te vermelden dat het wel degelijk gaat om dezelfde eigenaar en dus om verdere plannen van de eigenaar van Ocean Oasis. Tevens wordt er in de interne memo van DTH aan BC d.d. 25 januari 2022 gesproken over een mogelijk aan te leggen duikpier, waarvoor een natuurvergunning dient te worden verleend. Nu is het ontwikkelen van pieren ongewenst in het mariene park, omdat zij een negatief effect hebben op de aanwezige onderwaternatuur. Kan de Staatssecretaris daarom garanderen dat de ondernemer niet, zoals eerder bij de keermuur en de aanleg van het strand, zal starten met de constructie van de pier voordat een vergunning is verleend? Dit om permanente schade aan het koraalrif te voorkomen.
Antwoord:
Het bestuurscollege heeft een sanctiestrategie vastgesteld op grond waarvan bepaald is dat direct opgetreden moet worden bij overtredingen met onomkeerbare gevolgen. Het bestuurscollege van Bonaire heeft inmiddels een verbetertraject voor de implementatie geïnitieerd maar nog niet bestuurlijk vastgesteld. Dit is gezien het belang van het onderwerp zorgwekkend. Daarom heb ik ook diverse vormen van ondersteuning aangeboden teneinde ruimte te scheppen om structurele verbeteringen door te voeren. Hiertoe behoort bijvoorbeeld ondersteuning bij het werven van specialisten maar ook het (tijdelijk) inkopen van extra capaciteit bij een omgevingsdienst waardoor er ruimte ontstaat om structurele verbetering te implementeren. De vraag op welk termijn het verbetertraject zal zijn geïmplementeerd zal ook spelen bij het onderzoek dat ILT inmiddels heeft gestart op de eilanden. De uitkomsten van dit onderzoek zullen dan ook leidend zijn bij het beantwoorden van de vraag hoe ik zorg ga dragen voor een effectieve en doelmatige handhaving.
Vraag 54
De interne memo van DTH aan BC d.d. 25 januari 2022 spreekt van een uit te voeren inventarisatie van de situatie van overige aangelegde stranden op Bonaire. Hoeveel stranden zijn er de afgelopen twaalf jaar aangelegd op Bonaire?
Antwoord:
Het bestuurscollege wil deze inventarisatie uitvoeren in het kader van de eerder genoemde taskforce kustbebouwing.
Vraag 55
Voor hoeveel stranden is daadwerkelijk vergunning verleend?
Antwoord:
Zie mijn antwoord op vraag 54.
Vraag 56
Kan de Staatssecretaris aantonen dat voor alle sinds 2010 kunstmatig aangelegde stranden op Bonaire de juiste procedures zijn gevolgd?
Antwoord:
Dit maakt onderdeel uit van de werkzaamheden van de eerder genoemde taskforce kustbebouwing dat in opdracht van het bestuurscollege is opgezet.
Vraag 57
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben vernomen dat de huidige opbouw van het ontwerpbesluit afwijkt van de gebruikelijke opstelling van de algemene regels, omdat nu de regels zijn opgenomen in het besluit. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom dit zo is ontworpen?
Antwoord:
Gekozen is voor een besluit met procedures voor algemene regels en vergunningen, de aanwijzing van de milieubelastende activiteiten en de onderwerpen waarover in een ministeriële regeling nadere regels worden gesteld.
De eilandsraad stelt nadere regels vast als uitwerking van kwaliteitscriteria. Het was de wens van lokale besturen een eigen verantwoordelijkheid bij het maken van keuzes te hebben. Hiermee wordt het lokale draagvlak vergroot. Daarnaast biedt het de eilanden meer ruimte voor het stellen van regels afgestemd op de lokale bedrijvigheid.
Hiermee wordt een balans gecreëerd tussen de Nederlandse regelgeving en de eilandelijke regelgeving: nationaal wat moet, eilandelijk wat kan.
Vraag 58
Wat zijn de mogelijke nadelen van dit ontwerp voor natuurbescherming?
Antwoord:
Er zijn geen nadelen voor natuurbescherming in relatie tot de huidige situatie. Het huidige regelgevende kader voor activiteiten van inrichtingen die belastend kunnen zijn voor het milieu is beperkt op de eilanden. Met het ontwerpbesluit worden bedrijven gereguleerd waardoor de achteruitgang van het milieu wordt gestopt. Dit levert positieve effecten op voor de natuur.
Vraag 59
Daarnaast blijkt dat er een relatief beperkt aantal algemene regels uit het Activiteitenbesluit is overgenomen in vergelijking met het Europese deel van Nederland. Welke regels zijn overgenomen en welke niet?
Antwoord:
Er zijn activiteiten aangewezen die voorkomen op de eilanden. Vanwege het kleinschalige karakter van de eilanden vinden minder complexe activiteiten plaats op kleinere schaal. Regels die zijn overgenomen betreffen onder meer het bereiden van voedingsmiddelen, afleveren van vloeibare brandstoffen aan het wegverkeer en aan vaartuigen, jachthavens, tandartspraktijken, opslag van meststoffen. Regels die niet zijn overgenomen betreffen activiteiten voor bijvoorbeeld het uitwendig reinigen van spoorvoertuigen; werkzaamheden aan vaste objecten, voedingsmiddelenindustrie.
Vraag 60
Welke activiteiten komen niet voor op de BES-eilanden, waarvoor die regels zouden moeten gelden?
Antwoord:
Activiteiten die niet voorkomen zijn grootschalige agrarische activiteiten, bodemenergiesystemen, afvangen van kooldioxide voor ondergrondse opslag, raffinaderij, complexe papierindustrie, textiel industrie en houtindustrie.
Vraag 61
Welke algemene regels zullen gelden wanneer in de toekomst alsnog nieuwe activiteiten worden ontwikkeld op de BES-eilanden?
Antwoord:
Dit hangt af voor het type activiteit. Op grond van de zorgplicht kunnen maatwerkvoorschriften worden gesteld indien er geen algemene regels zijn voor een nieuwe activiteit. Daarnaast is het IAB BES geen statisch instrument en kan dit aangepast worden indien dit noodzakelijk blijkt.
Vraag 62
Klopt het dat de drempels, zoals voorgesteld in kolom 2, lager zijn dan in Europa en Nederland (lager dan het besluit milieueffectrapportage). Zo ja, waarom is dit zo?
Antwoord:
De drempels zijn lager vanwege het meer kleinschalige karakter van de eilanden.
Vraag 63
En wat betekent een lagere drempel in de praktijk; welke beperkte wijzigingen aan een inrichting kunnen worden toegestaan zonder een milieueffectrapportage (MER)?
Antwoord:
Dit hangt af van de verandering van de activiteit. Bij het hanteren van de drempelwaarde moet ook rekening gehouden worden met de redelijkerwijs binnen afzienbare tijd voorzienbare uitbreiding van de capaciteit of oppervlakte. Dan is ook een mer-plicht van toepassing
Vraag 64
Klopt het dat bij sommige activiteiten, zoals uitbreiding van een huidige activiteit, er geen vergunningplicht meer is?
Antwoord:
Nee, voor bepaalde activiteiten is het mogelijk dat bij uitbreiding een vergunningplicht van toepassing is. Bijvoorbeeld bij het houden van grotere aantallen dieren, kan een verschuiving plaatsvinden van algemene regels naar vergunningplicht.
Vraag 65
Kent de uitbreiding van kunstmatig strand een mer-verplichting? Zo ja, onder welke voorwaarden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Ja. De mer procedures zoals opgenomen in hoofdstuk 7 van de wet Vrom Bes moeten daarbij gevolgd worden.
Vraag 66
Kan bijvoorbeeld Bonaire Brandstof Terminals uitbreiden zonder MER? Zo ja, wanneer en onder welke voorwaarden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Dit is afhankelijk van de activiteiten en de drempelwaarden.
Vraag 67
Is de Staatssecretaris het ermee eens dat het kleinschalige karakter van een eiland geen consequenties heeft voor de drempelwaarden van een vervuilende activiteit? Proportioneel zal vervuiling immers juist meer negatieve invloed hebben bij een kleiner oppervlak. Kan de Staatssecretaris aangeven op basis van het «comply or explain»-beleid waarom er geen sprake is van een gelijkwaardig beschermingsniveau, zoals in het Europese deel van Nederland en wat dit mogelijk betekent voor de natuur en het milieu?
Antwoord:
Het beschermingsniveau bij bedrijven is vastgesteld naar aanleiding van een onderzoek in 2018 (Bonaire) en 2021 (Sint-Eustatius). Het ambitieniveau opgenomen in het ontwerpbesluit is voor het beschermingsniveau telkens het uitgangspunt van Europees Nederland gehanteerd met een vertaalslag naar de eilandelijke situatie. Daarbij is tevens rekening gehouden met de economische situatie en de gevolgen voor de bedrijfsvoering bij het bedrijfsleven.
Vraag 68
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen verder dat activiteiten worden opgedeeld in vier typen, waarbij voor typen I en II de algemene regels zullen volstaan, terwijl een vergunning is vereist voor type III en IV. Bovendien valt type III onder het gezag van het bestuurscollege en type IV onder gezag van de Staatssecretaris. Voor type IV is de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) aangewezen als toezichthoudende instantie. Hierbij lezen de leden dat de regelgeving voor dit type inrichtingen (aanvullend) toezicht en handhavingstaken bij bedrijven in Caribisch Nederland betreft. De regelgeving is beoordeeld als handhaafbaar, uitvoerbaar en fraudebestendig door de ILT. De uitvoering van de werkzaamheden betekent een kleine ophoging van de benodigde inzet (pagina 46). Kan de ILT een bredere taakopvatting toebedeeld krijgen, breder dan de type IV inrichtingen? Kunnen zij met regelmaat een onafhankelijke beoordeling doen van de kwaliteit van het toezicht- en handhavingsbeleid, bijvoorbeeld in aanvulling op artikel 5.5?
Antwoord:
De ILT is gestart met een 0-meting op de eilanden naar het functioneren van het VTH stelsel. Aan de hand van de vastgelegde nul-situatie worden aanbevelingen gedaan aan het Openbaar Lichaam en/of de betrokken bewindspersonen om de uitvoering van de VTH-taken te verbeteren en/of aanvullende checks and balances in te voeren.
In beginsel is een bevoegdheidsverschuiving eveneens mogelijk.
Vraag 69
Bovendien betekent deze indeling dat voor ongeveer de helft van alle zestig bedrijven op Bonaire met momenteel een (hinder)vergunningplicht, de vergunningplicht komt te vervallen, omdat deze onder type II komen te vallen. Bij hoeveel bedrijven op Saba en Sint-Eustatius zal de vergunningplicht komen te vervallen, graag uitgesplitst per eiland?
Antwoord:
Op Sint-Eustatius zijn op grond van de hinderverordening Sint-Eustatius alle bedrijven vergunningplichting. Bij inwerkingtreding van het ontwerpbesluit zullen 82 bedrijven onder algemene regels vallen. Ongeveer 8 categorieën van inrichtingen zullen onder de vergunningplicht blijven vallen.
Op Saba is er een beperkt regelgevend kader voor milieuvergunningen. Er zal één inrichting onder type IV gebracht worden. Voor Saba is een fasering voor de inwerkingtreding van het ontwerpbesluit als het gaat om type III en type I en II inrichtingen.
Vraag 70
Hoeveel van de bedrijven op de eilanden zonder huidige vergunningsplicht zullen straks onder type III en IV vallen? Dit graag uitgesplitst per eiland.
Antwoord:
Bonaire type III: ongeveer 30 bedrijven.
Bonaire type IV: 4 bedrijven.
Sint Eustatius type III: ongeveer 8 bedrijven.
Sint Eustatius type IV: 2 bedrijven.
Saba type IV: 1 bedrijf
Vraag 71
Onder welk type zal Bonaire Brandstof Terminals komen? En welk type is Bonaire momenteel?
Antwoord:
Dit is afhankelijk van de hoeveelheid aardolie, aardolieproducten of koolwaterstoffen BBT zal opslaan. Dat staat nog niet vast. Vanaf 2.500 ton of meer is dit een type IV inrichting.
Vraag 72
Wordt het met de voorgestelde wijziging makkelijker of moeilijker voor bedrijven om hun projecten doorgang te laten vinden?
Antwoord:
Er is momenteel een beperkt regelgevend kader voor bedrijfsmatige activiteiten voor de bescherming van het milieu op de eilanden. Bedrijven zullen rekening moeten gaan houden met milieuregels bij het uitvoeren van hun activiteiten deze regels ontbreken momenteel.
Vraag 73
Is het zo dat projecten van bedrijven die vallen in type I en II altijd doorgang mogen vinden, als ze aan de algemene regels voldoen, zelfs als dit niet wenselijk is voor natuur en milieu? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Nee, het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen.
Vraag 74
Klopt het dat deze activiteiten, als ze voldoen aan de algemene regels, op geen enkele manier geweigerd kunnen worden?
Antwoord:
Als de activiteit plaatsvindt op een locatie waar dit is toegestaan op grond van het ruimtelijk ordeningsplan dan kan een activiteit worden toegestaan. Als dit niet het geval is kan de activiteit worden geweigerd. Hierbij wordt opgemerkt dat de Minister voor VRO werkt aan het opstellen van een ontwikkelingsprogramma op grond van de wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES. Deze zal de strategische doelen uit het NMBP vertalen naar ruimtelijke voorwaarden voor het behoud van een gezond leefmilieu ondermeer door het veiligstellen van ruimte voor de natuur. Ik verwijs in dit verband naar artikel 3 van genoemde wet.
Vraag 75
Kan er inzicht gegeven worden in de hoogte van boetes en sanctie bij het overtreden van de algemene regels, graag uitgesplitst per type?
Antwoord:
Het sanctiemiddel wordt door de interventiematrix bepaald, de hoogte van de boete niet. Boetes worden in strafrecht door het OM bepaald. De interventiematrix is opgenomen in de uitvoeringsprogramma’s.
Vraag 76
Hoe wordt geborgd dat boetes effectief en proportioneel zijn zodat overtreden van de algemene regels wordt voorkomen?
Antwoord:
De bestuurscolleges hebben een sanctiestrategie vastgesteld. Deze wordt geborgd door de kwaliteitseisen in hoofdstuk 5 van het IAB BES waarbij ik verwijs naar de monitorings en rapportage verplichtingen op dit punt. Daarnaast zal dit ook onderdeel uitmaken van het ILT onderzoek waarbij mogelijk aanbevelingen zullen worden gedaan op dit punt.
Vraag 77
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de discussies die nu plaatsvinden zoals rondom Chogogo en Ocean Oasis, voornamelijk gaan over natuurvergunningen. De leden willen daarom weten of het inrichtingen- en activiteitenbesluit BES (IAS-BES) ook van toepassing op natuurvergunningen (en dus niet alleen de voormalige hinderwetvergunningen)? Zo ja, wat betekent dit voor de verdere voortgang van Chogogo Resort en mogelijke uitbreiding van King’s Beach? Zo nee, waarom niet? Zo nee, waarom niet en is de Staatssecretaris van plan het IAS-BES van toepassing te laten worden op natuurvergunningen? Zo ja, per wanneer?
Antwoord:
Bij het beoordelen van de aanvaardbaarheid van een (bedrijfsmatige) activiteit in relatie tot de fysieke omgeving kunnen verschillende wettelijke kaders (tegelijkertijd) van toepassing zijn net als in het systeem in Europees Nederland. Doorgaans zijn dit milieu, maritiem, natuur en ruimtelijke ordening regels.
Het IAB BES stelt in bijlage 1 onderdeel 15.4 vast welke horeca inrichtingen onder type III vallen en daarmee een milieuvergunning moeten aanvragen. Het bevoegd gezag zal moeten beoordelen of een inrichting hieronder valt waaronder ook bedrijven zoals Chogogo beach resort. Doorgaans zal in de aanvraag om milieuvergunning alle activiteiten moeten worden vermeld waaronder ook het voornemen een kunstmatig strand aan te leggen. Die activiteit is op zichzelf niet gereguleerd binnen het IAB BES maar het bevoegd gezag kan voorschriften hiervoor opnemen.
Voor een kunstmatig strand kan een vergunning op grond van de Natuurverordening Bonaire nodig zijn, want die is verplicht voor activiteiten die schadelijk kunnen zijn voor de natuur op grond van artikelen 10 of 16 van de lokale natuurverordening.4
Denkbaar is ook dat het om een kleinere horeca inrichting gaat of om een horeca inrichting die niet is gelegen in gevoelige gebieden of in bufferzones gevoelig gebied en daarmee op grond van onderdeel 15.3 van bijlage 1 van het IAB BES onder de algemene regels valt. In de ministeriële regeling zullen bepalingen worden opgenomen over afvloeiend hemelwater (bijvoorbeeld run-off bij kunstmatige stranden) met het doel te voorkomen dat deze in zee terechtkomt. Ook in deze gevallen zal de natuurverordening met vergunningplicht voor een kunstmatig strand van toepassing blijven.
Met dit stelsel wordt het beschermingsniveau voor de leefomgeving, waaronder de natuur, verbeterd doordat de bestaande, verouderde, hinderverordening niet meer van toepassing is. Tegelijkertijd vallen de grotere inrichtingen in heel Caribisch Nederland onder de milieuvergunningplicht waarvoor ook kwaliteitseisen voor de handhaving en een rapportageverplichting aan de Staatssecretaris van IenW gaan gelden.
Opgemerkt wordt dat de situering van grotere ondernemingen in principe een onderwerp is dat in lokale ontwikkelingsplannen (bestemmingsplannen) geregeld wordt. In het bestaande Ruimtelijke ontwikkelingsplan van Bonaire wordt bijvoorbeeld een bebouwingsafstand tot aan de waterlijn aangehouden van 15 meter. De Minister van VRO bereidt een duurzaam rijksbeleid voor de ontwikkeling van het gebied van de openbare lichamen voor. Hierin zal ook een uitspraak worden gedaan over ruimtelijke voorwaarden voor het veiligstellen van natuurruimte.
Vraag 78
Kan de Staatssecretaris, aan de hand van de evaluatie van Chogogo Resort «Samen naar Beter», aangeven welke stappen in het proces niet of anders zouden hebben plaatsgevonden bij toepassing van het IAB BES voor de natuurvergunning (die vallen nu onder wet grondslagen natuurbeheer BES) bij de aanleg van kunstmatige stranden, zoals Chogogo Resort?
Antwoord:
Ik zal de resultaten van het ILT onderzoek afwachten en aan de hand van de conclusies de kamer hier nader over informeren.
Vraag 79
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat met dit ontwerpbesluit getracht wordt om onomkeerbare schade aan bodem en grondwater te voorkomen, of zoveel mogelijk te beperken. De leden merken op dat er nog steeds sprake is van dumpen van onbehandeld afval en rioleringswater op zee, alsook dumping van (illegale) vuilstort, met uitstroming van vervuilende stoffen naar zee. Deze dumpingen zijn zeer nadelig voor het koraal. Aansluiting op riolering of effectieve behandeling van riool- en afvalwater is dan ook zeer welkom. Wat valt er onder doelmatig beheer van afvalstoffen en afvalwater en de doelmatige werking van de voorziening, zoals genoemd onder de kwaliteitscriteria? En wanneer is er sprake van schending hiervan?
Antwoord:
Er zijn regels opgenomen voor een doelmatig beheer van afvalstoffen. Deze regels gaan onder meer over het gescheiden houden van afvalstoffen, de inzameling van afvalstoffen en een verbod op het verbranden, storten of begraven van afvalstoffen. De regels voor doelmatig beheer van afvalwater gaan ervan uit dat verontreiniging van het afvalwater zoveel mogelijk wordt voorkomen en dat schoon afvloeiend hemelwater zoveel mogelijk wordt teruggebracht in het milieu. Het lozen van ongezuiverd afvalwater in of op de bodem of op het oppervlaktewaterlichaam is niet toegestaan. Doelmatige werking van een voorziening betekent dat een voorziening (bijvoorbeeld een zuiveringsvoorziening) goed wordt onderhouden en gebruikt. Type I en type II inrichtingen dienen zich te houden aan de regels opgenomen in de kwaliteitscriteria.
Vraag 80
Is er al duidelijkheid over de invulling van de kwaliteitscriteria?
Antwoord:
Ja, deze staan opgenomen in de concept ministeriële regeling inrichtingen en activiteiten BES. Het ontwerp zal naar verwachting in 2022 of begin 2023 geconsulteerd worden via internetconsultatie.nl
Vraag 81
Op welke punten zullen de bestuurslasten afnemen?
Antwoord:
Er zullen minder vergunningen worden verleend dan het geval zou zijn als de Hinderverordening volledig zou zijn geïmplementeerd. Dit betekent voor een deel een besparing op de bestuurslasten. Maar er zal ook een toename zijn van de apparaatskosten: door uitbreidingen en wijzigingen zullen vergunningen in de toekomst moeten worden aangepast. Daarnaast geldt voor een groot aantal bedrijven een meldingsplicht. Deze zullen in ontvangst genomen moeten worden. Ook zal proactief gecontroleerd moeten worden om na te gaan of de regels worden nageleefd.
Vraag 82
Kan de Staatssecretaris toezeggen dat zij de rioleringsaansluiting en de werking ervan zal controleren wanneer deze aangelegd is?
Antwoord:
Ik kan toezeggen de kamer op dit punt te informeren nadat de ILT aanbevelingen heeft uitgebracht.
Vraag 83
Kan de Staatssecretaris toezeggen te zullen controleren op handhaving, als blijkt dat er gebreken zijn in de afvalwaterverwerking?
Antwoord:
Ik kan toezeggen de kamer op dit punt te informeren nadat de ILT aanbevelingen heeft uitgebracht.
Vraag 84
Kan de Staatssecretaris in het geval van Chogogo controleren of het regenwater daadwerkelijk opgevangen/gefiltreerd wordt, overeenkomstig hetgeen de Staatssecretaris schrijft: «hemelwater dient op het perceel opgevangen of gefilterd te worden». Het OLB heeft immers moeite dit te controleren en te handhaven. STINAPA wordt wel gezien als handhaver, maar geeft zelf aan niet of onvoldoende te worden geïnformeerd over de status van MER, aanwijzingen, noch haar rol en verantwoordelijkheden met betrekking tot handhaving.
Antwoord:
Ik kan toezeggen de kamer op dit punt te informeren nadat de ILT aanbevelingen heeft uitgebracht.
Vraag 85
Tot slot merken de leden van de Partij voor de Dieren-fractie op dat er meer aandacht moet gaan naar de vuilstort en uitstroming naar zee en de negatieve gevolgen daarvan. Zo komen meer ziektes voor in het mariene leven met het vervuilde water. Is het de Staatssecretaris bekend dat groene zeeschildpadden worden getroffen door een ziekte, genaamd fibropapillomatosis (FP), mede als gevolg van vervuiling, die tumoren veroorzaakt waaraan de schildpad kan overlijden?
Antwoord:
Ja, ik ben bekend met deze ziekte en de gevolgen ervan voor groene zeeschildpadden. Voor de stortplaats bij Lagun dient een milieuvergunning (Categorie III IAB BES) te worden aangevraagd. Het nemen van adequate beheersmaatregelen en het daarmee voldoen aan de milieueisen is ook een onderdeel van het lopende afvalprogramma van Bonaire maar ik ben het met u eens dat hier extra prioriteit aan gegeven moet worden. Ik ben met het bestuur overeengekomen dat een herijking uitgevoerd moet worden van het lopende afvalprogramma ¨Afvalbeheer op Maat¨. In dit programma zal ondermeer aandacht gegeven worden aan de problematiek bij Lagun. Dit geldt ook voor de problematiek van illegale afvalstortplaatsen op het eiland. Hiervoor wordt ook extra capaciteit voor uitgetrokken binnen het lopende programma.
Vraag 86
Volgens de laatste cijfers (2014) kwam deze ziekte voor onder 34% van de groene zeeschildpadden. Is er recent onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van deze ziekte? Zo ja, wat waren de uitkomsten? Zo nee, is de Staatssecretaris bereid onderzoek in te stellen?
Antwoord:
Jaarlijks vindt er monitoring van zeeschildpadden plaats op Bonaire, waarbij de aanwezigheid van deze ziekte onder groene zeeschildpadden bijgehouden wordt in Lac Baai door de organisatie Sea Turtle Conservation Bonaire. In 2020 kwam de ziekte bij 3.5% van de groene zeeschildpadden voor.
Vraag 87
Kan zij hierbij laten nagaan wat de oorzaken zijn en welke connectie er is met vuilstort op Bonaire en, ten slotte, welke verantwoordelijkheid de Staatssecretaris en het openbare lichaam hiervoor dragen?
Antwoord:
Ik zie het belang in van het onderzoeken van de relatie tussen (mariene) vervuiling, de stortplaats en de aanwezigheid van fibropapillomatosis onder groene zeeschildpadden. Ik zal in overleg met mijn collega van LNV laten nagaan of er een mogelijk verband is met de stortplaats Lagun.
BBB-fractie
Vraag 88
Het lid van de BBB-fractie ziet dat er twee reacties ontvangen zijn op de internetconsultatie. Waren deze twee reacties voldoende of ontbreken er, aldus de Staatssecretaris, nog reacties?
Antwoord:
Er zijn 2 reacties ontvangen op de internetconsultatie. Er ontbreken geen reacties wel heeft het Openbaar Lichaam Bonaire na de internetconsultatie een schriftelijke reactie gestuurd. Deze heeft verzocht om in de toelichting de reikwijdte en onderlinge samenhang van de verschillende juridische instrumenten nader te duiden. Het besluit is hierop aangepast door onder meer een verdere uitwerking van hoofdstuk 5. De reacties op de internetconsultatie hebben ook niet geleid tot aanpassing van het besluit.
Vraag 89
In de bijgevoegde beslisnota staat in de toelichting onder het kopje «doelmatige handhaving» dat er minimale eisen zijn gesteld voor de kwaliteit van de handhaving. In hoeverre zijn de minimale eisen toegespitst op de wensen en behoeften van de inwoners van de BES-eilanden?
Antwoord:
Bij het opstellen van de eisen zijn de besturen en de betrokken ambtelijke diensten waaronder directies Toezicht en Handhaving op de eilanden betrokken. Hiermee zijn de minimale eisen zoveel mogelijk afgestemd op de lokale situatie op de eilanden.
EILANDSVERORDENING van 1 september 2008 no. 1, inzake de bescherming en beheer van de natuur en de daarin voorkomende dier- en plantensoorten, tot wijziging van de Verordening marien milieu (A.B. 1991, no. 8), tot intrekking van de Natuurbeschermings- en monumentenverordening 1967 (A.B. 1967, no. 7) en tot intrekking van de Verordening schadelijke planten (A.B. 1991, no. 25) (Eilandsverordening natuurbeheer Bonaire) (overheid.nl)).↩︎
Het gaat hier om categorieën van inrichtingen die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken. Net als in het Activiteitenbesluit milieubeheer dat van toepassing is op het Europese deel van Nederland, zijn vier typen inrichtingen aangewezen. De complexiteit van de milieuaspecten is bepalend voor de vraag in welke categorie een inrichting wordt ingedeeld. De inrichtingen die onder type I en type II vallen, moeten voldoen aan de algemene regels van dit besluit. Voor inrichtingen type III en type IV geldt een vergunningplicht, waarbij type III onder het bevoegd gezag van het bestuurscollege valt en voor type IV de Minister het bevoegde gezag is↩︎
bonairegov.com/nieuwsoverzicht↩︎
EILANDSVERORDENING van 1 september 2008 no. 1, inzake de bescherming en beheer van de natuur en de daarin voorkomende dier- en plantensoorten, tot wijziging van de Verordening marien milieu (A.B. 1991, no. 8), tot intrekking van de Natuurbeschermings- en monumentenverordening 1967 (A.B. 1967, no. 7) en tot intrekking van de Verordening schadelijke planten (A.B. 1991, no. 25) (Eilandsverordening natuurbeheer Bonaire) (overheid.nl)).↩︎