Eindtekst
Regels ter uitvoering van Verordening (EU) 2021/784 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud (PbEU 2021, L 172) (Uitvoeringswet verordening terroristische online-inhoud)
Eindtekst
Nummer: 2023D00046, datum: 2023-01-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlagen:Onderdeel van zaak 2022Z12644:
- Indiener: D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Digitale Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-06-28 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-06-29 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-07-14 14:00: Uitvoeringswet verordening terroristische online-inhoud (36138) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-10-12 14:45: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-10-13 14:05: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-12-21 18:00: Regels ter uitvoering van Verordening (EU) 2021/784 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud (PbEU 2021, L 172) (Uitvoeringswet verordening terroristische online-inhoud) (36138) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2022-12-22 23:25: Einde vergadering: STEMMINGEN (over alle resterende onderwerpen, waaronder een hoofdelijke stemming) (Stemmingen), TK
Preview document (đ origineel)
De Tweede Kamer der Staten- Generaal zendt bijgaand door haar aangenomen wetsvoorstel aan de Eerste Kamer. De Voorzitter, 22 december 2022 |
|
Regels ter uitvoering van Verordening (EU) 2021/784 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud (PbEU 2021, L 172) (Uitvoeringswet verordening terroristische online-inhoud) | |
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET | |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regels te stellen ter uitvoering van verordening 2021/784 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud (PbEU 2021, L 172);
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Paragraaf 1. Inleidende bepalingen
Artikel 1. Definities
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- Autoriteit: de autoriteit, genoemd in artikel 2, eerste lid;
- terroristische inhoud: een of meer van de soorten materiaal als bedoeld in artikel 2, zevende lid, van de verordening;
- Onze Minister: de Minister van Justitie en Veiligheid;
- verordening: verordening (EU) 2021/784 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud (PbEU 2021, L 172).
Paragraaf 2. De Autoriteit Online Terroristisch en Kinderpornografisch materiaal
Artikel 2. De Autoriteit
1. Er is een Autoriteit Online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal.
2. De Autoriteit is de bevoegde autoriteit bedoeld in artikel 12 eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de verordening en heeft de taken die de verordening aan de bevoegde autoriteit toekent.
3. De Autoriteit heeft met het oog op de maatregelen bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de verordening tot taak:
a. terroristische inhoud te identificeren en het ontoegankelijk maken van online terroristische-inhoud te bevorderen en zo nodig af te dwingen, en;
b. onderzoek te doen naar, en informatie te verstrekken over, de aanwezigheid van online terroristisch materiaal teneinde de verspreiding daarvan onder het publiek te beperken, waar mogelijk in samenwerking met private en publieke partijen.
4. De leden van de Autoriteit en de bij besluit van de Autoriteit aangewezen ambtenaren zijn belast met het toezicht op de naleving van de artikelen 3, derde en zesde lid, artikel 4, tweede en zevende lid, artikel 5, eerste, tweede, derde, vijfde en zesde lid, artikelen 6, 7, 10 en 11, artikel 14, vijfde lid, artikel 15, eerste lid en artikel 17 van de verordening.
5. De Autoriteit heeft tevens tot taak het nemen van beslissingen als bedoeld in artikel 16.
Artikel 3. Inrichting
1. De Autoriteit bestaat uit drie leden, onder wie de voorzitter.
2. De leden van de Autoriteit worden op voordracht van Onze Minister bij koninklijk besluit benoemd, geschorst of ontslagen.
3. Benoeming vindt plaats op grond van de deskundigheid die nodig is voor de uitoefening van de taken van de Autoriteit, alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring.
4. De voorzitter wordt benoemd voor een periode van vijf jaar. De overige leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. De voorzitter en de overige leden kunnen worden herbenoemd voor eenzelfde periode.
5. Schorsing en ontslag van de leden van de Autoriteit vindt slechts plaats wegens ongeschiktheid of onbekwaamheid dan wel wegens andere zwaarwegende in de persoon van de betrokkene gelegen redenen en geschiedt bij koninklijk besluit. De voordracht voor schorsing of ontslag wordt niet gedaan dan nadat de Autoriteit daarover is gehoord.
6. Ontslag van een lid van de Autoriteit vindt voorts plaats op eigen verzoek.
Artikel 4. Bestuursreglement
1. De Autoriteit stelt een bestuursreglement vast.
2. De Autoriteit maakt het bestuursreglement bekend in de Staatscourant na de goedkeuring, bedoeld in artikel 11 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.
Artikel 5. Kaderwet
1. De artikelen 12, 21 en 22 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zijn niet van toepassing op de Autoriteit.
2. In afwijking van artikel 20 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is de Autoriteit slechts verplicht aan Onze Minister inlichtingen te verstrekken of inzage te geven in zakelijke gegevens en bescheiden met betrekking tot het gevoerde financiële beheer en de administratieve organisatie. De Autoriteit verstrekt aan onze Minister de gegevens, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de verordening.
3. Artikel 23 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen vindt slechts toepassing ten aanzien van het door de Autoriteit gevoerde financiële beheer en de administratieve organisatie.
Artikel 6. Contactpunt en passende en veilige communicatiekanalen
1. De Autoriteit richt een contactpunt in ter uitvoering van artikel 12, tweede lid, van de verordening en maakt de informatie over dit contactpunt openbaar.
2. De Autoriteit voorziet in passende en veilige communicatiekanalen als bedoeld in artikel 14, derde lid, van de verordening.
3. De Autoriteit bewaart de persoonsgegevens die noodzakelijk zijn in verband met de uitvoering van zijn taken en de administratieve en gerechtelijke procedures, waaronder de in artikel 6, eerste lid, van de verordening bedoelde gegevens, niet langer dan voor die doeleinden noodzakelijk is en ieder geval niet langer dan een jaar na de laatste verwerking.
Artikel 7. Elektronisch verkeer
1. In afwijking van artikel 2:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt in het verkeer tussen de Autoriteit en een aanbieder van hostingdiensten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de verordening een bericht uitsluitend elektronisch verzonden.
2. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld over het elektronische berichtenverkeer ter uitvoering van artikel 3, vierde en vijfde lid, van de verordening en indien van toepassing door de Commissie vastgestelde gedelegeerde handelingen op grond van artikel 19, eerste lid, van de verordening.
Artikel 8. Afstemming
1. Ter bevordering van de coördinatie van te nemen maatregelen overlegt de Autoriteit over de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden met de politie, het openbaar ministerie en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.
2. De Autoriteit kan persoonsgegevens of inlichtingen, verkregen bij de uitvoering van de aan hem krachtens deze wet opgedragen taken, aan de politie verstrekken voor zover deze persoonsgegevens of inlichtingen noodzakelijk zijn voor de uitoefening van diens wettelijke taak, bedoeld in artikel 3 van de Politiewet 2012 en aan de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst voor zover deze noodzakelijk kunnen zijn voor hun taken op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.
Artikel 9. Bijzondere persoonsgegevens
1. Gelet op artikel 9, aanhef en tweede lid, onderdeel g, van de Algemene verordening gegevensbescherming, is het verbod om bijzondere categorieën van persoonsgegevens, als bedoeld in artikel 1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, te verwerken niet van toepassing indien de verwerking geschiedt door de Autoriteit voor zover de verwerking van deze gegevens noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn bevoegdheden op grond van deze wet.
2. Gelet op artikel 10 van de Algemene verordening gegevensbescherming mag de Autoriteit persoonsgegevens van strafrechtelijke aard, als bedoeld in artikel 1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, verwerken voorzover de verwerking noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn bevoegdheden op grond van deze wet.
Artikel 10. Rechten van betrokkenen
1. De verplichtingen en rechten als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming, kunnen worden beperkt indien dit noodzakelijk en evenredig is ter waarborging van een in artikel 23, eerste lid, onderdelen a, c, d of i van de Algemene verordening gegevensbescherming genoemd belang.
2. Indien de Autoriteit gebruik maakt van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid, deelt hij dit voorzien van een dragende onderbouwing schriftelijk mee aan de betrokkene wiens rechten worden beperkt.
3. In afwijking van het tweede lid, wordt geen mededeling gedaan aan de betrokkene indien dit afbreuk doet aan het doel van de beperking.
Paragraaf 3. Sancties
Artikel 11. Last onder dwangsom
De Autoriteit is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom ter handhaving van artikel 18, eerste lid, van de verordening.
Artikel 12. Bestuurlijke boete
1. De Autoriteit is bevoegd tot oplegging van een bestuurlijke boete bij overtreding van:
a. artikel 3, derde en zesde lid, en 4, tweede en zevende lid, van de verordening;
b. artikel 5, eerste, tweede, derde, vijfde en zesde lid, 6, 7, 10, 11, 14, vijfde lid, artikel 15, eerste lid en 17 van de verordening;
2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste:
a. het bedrag dat is vastgesteld voor de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, bij een overtreding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a;
b. het bedrag dat is vastgesteld voor de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, bij een overtreding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b;
3. Indien de overtreding bestaat uit het systematisch of aanhoudend overtreden van artikel 3, derde lid, van de verordening, bedraagt de op te leggen bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht of, indien dat meer is, ten hoogste 4% van de mondiale omzet van de onderneming, onderscheidenlijk, indien de overtreding door een ondernemersvereniging
is begaan, van de gezamenlijke omzet van de ondernemingen die van de vereniging deel
uitmaken, in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking waarin de bestuurlijke boete wordt opgelegd.
Artikel 13. Openbaarmaking
1. De Autoriteit kan een beschikking tot oplegging van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 12, eerste lid, openbaar maken.
2. Op de openbaarmaking is artikel 5.1 van de Wet open overheid van overeenkomstige toepassing.
3. De openbaarmaking geschiedt niet eerder dan nadat twee weken zijn verstreken na de dag waarop het besluit bekend is gemaakt.
4. Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt de openbaarmaking opgeschort totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan of het verzoek is ingetrokken.
5. Bij de openbaarmaking wordt vermeld of tegen het besluit tot oplegging van een bestuurlijke boete een rechtsmiddel is ingesteld dan wel of daartoe de mogelijkheid bestaat.
6. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de openbaar te maken gegevens, waaronder de wijze waarop de openbaarmaking plaatsvindt en de mogelijke reactie van de geadresseerde in verband met de openbaarmaking van zijn gegevens.
Paragraaf 4. Klachten
Artikel 14. Informatie over klachtprocedure
Een aanbieder van hostingdiensten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de verordening, die zijn hoofdvestiging in Nederland heeft of waarvan zijn wettelijke vertegenwoordiger zijn verblijf- of vestigingsplaats in Nederland heeft, wijst aanbieders van inhoud die verwijderd is of waartoe de toegang geblokkeerd is ten gevolge van specifieke maatregelen op grond van artikel 5 van de verordening, steeds op de mogelijkheid om een klacht in te dienen als bedoeld in artikel 10 van de verordening, en op de mogelijkheid van geschillenbeslechting door de Autoriteit, bedoeld in artikel 16.
Artikel 15. Berichtgeving over klachten
Elke aanbieder van hostingdiensten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de verordening, die zijn hoofdvestiging in Nederland heeft of waarvan zijn wettelijke vertegenwoordiger zijn verblijf- of vestigingsplaats in Nederland heeft, bericht de Autoriteit over alle bij hem ingediende klachten als bedoeld in artikel 10 van de verordening.
Artikel 16. Geschillenbeslechting klachten
1. Een aanbieder van inhoud als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de verordening, die een geschil heeft over de afhandeling van een klacht als bedoeld in artikel 10 van de verordening met een aanbieder van hostingdiensten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de verordening die zijn hoofdvestiging in Nederland heeft of waarvan zijn wettelijke vertegenwoordiger zijn verblijf- of vestigingsplaats in Nederland heeft, kan binnen een termijn van zes maanden na de klachtafhandeling door de aanbieder van hostingdiensten over het geschil een klacht indienen bij de Autoriteit.
2. De Autoriteit beslist op de klacht binnen zes weken na ontvangst ervan. Deze termijn kan met zes weken worden verlengd als de Autoriteit om aanvullende gegevens verzoekt. Met instemming van de klager is verdere verlenging mogelijk.
3. De beslissing van de Autoriteit is bindend.
4. Het indienen van een klacht als bedoeld in het eerste lid laat onverlet elke mogelijkheid voor de desbetreffende aanbieder van inhoud een hem ter beschikking staand rechtsmiddel aan te wenden.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gesteld ten behoeve van de uitvoering van dit artikel.
Paragraaf 5. Wijziging van andere wetten
Artikel 17. Vervolgingsuitsluitingsgrond
In artikel 54a van het Wetboek van Strafrecht wordt na âartikel 125p van het Wetboek van Strafvorderingâ ingevoegd: âof een beslissing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van verordening (EU) 2021/784 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud (PbEU 2021, L 172)â.
Artikel 18. Wijziging Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
Aan artikel 27, eerste lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur wordt onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
q. de Autoriteit Online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Uitvoeringswet verordening terroristische online-inhoud.
Paragraaf 6. Samenloopbepalingen
Artikel 19. Samenloopbepaling Wet bestuursrechtelijke aanpak van online kinderpornografisch materiaal
Indien het bij koninklijke boodschap van [datum] ingediende voorstel van wet houdende regels over een bestuursrechtelijke aanpak van online kinderpornografisch materiaal [Kamerstuknummer] tot wet is of wordt verheven en artikel 2 van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel 2 van deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:
1. Artikel 2 komt te luiden:
Artikel 2. De Autoriteit
1. De Autoriteit, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal, is mede de bevoegde autoriteit bedoeld in artikel 12 eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de verordening en heeft de taken die de verordening aan de bevoegde autoriteit toekent.
2. Onverminderd het eerste lid heeft de Autoriteit met het oog op de maatregelen bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel b, van de verordening tot taak:
a. terroristische inhoud te identificeren en het ontoegankelijk maken van online terroristische-inhoud te bevorderen en zo nodig af te dwingen, en;
b. onderzoek te doen naar, en informatie te verstrekken over, de aanwezigheid van online terroristisch materiaal teneinde de verspreiding daarvan te beperken, waar mogelijk in samenwerking met private en publieke partijen.
3. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van de Autoriteit aangewezen personen. Van dit besluit wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
4. In afwijking van artikel 20 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen verstrekt de Autoriteit aan Onze Minister de gegevens bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de verordening.
2. De artikelen 3, 4 en 5 vervallen.
3. Artikel 17 komt te luiden:
Artikel 17. Vervolgingsuitsluitingsgrond
In artikel 54a van het Wetboek van Strafrecht wordt na âof een aanwijzing als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaalâ ingevoegd: of een beslissing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van verordening (EU) 2021/784 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud (PbEU 2021, L 172).
Artikel 20. Samenloopbepaling Wet modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer
Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juli 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht in verband met de herziening van afdeling 2.3 van die wet (Kamerstuknummer 35261) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel D, van die wet eerder in werking treedt dan artikel 7 van deze wet, wordt in artikel 7 van deze wet âde artikelen 2:14, eerste lid, en 2:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrechtâ vervangen door âartikel 2:8 van de Algemene wet bestuursrechtâ.
Paragaaf 7. Slotbepalingen
Artikel 21. Evaluatie
Onze Minister zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Artikel 22. Inwerkingtreding
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende onderdelen en artikelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 23. Citeertitel
Deze wet wordt aangehaald als: Uitvoeringswet verordening terroristische online-inhoud.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie en Veiligheid,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De Minister van Justitie en Veiligheid,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,