Lijst van vragen en antwoorden over rapporteren voortgang bouwen aan een toekomstbestendige krijgsmacht (Kamerstuk 33763-155)
Toekomst van de krijgsmacht
Lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2023D01291, datum: 2023-01-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-33763-156).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie (PVV)
- Mede ondertekenaar: F.C.G. Goorden, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 33763 -156 Toekomst van de krijgsmacht.
Onderdeel van zaak 2023Z00530:
- Indiener: K.H. Ollongren, minister van Defensie
- Medeindiener: C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Defensie
- 2023-01-26 10:00: Verzameldebat Defensie (Commissiedebat), vaste commissie voor Defensie
- 2023-01-26 13:20: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-02-02 10:45: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Defensie
- 2023-03-30 13:05: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
33 763 Toekomst van de krijgsmacht
Nr. 156 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 25 januari 2023
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister en Staatssecretaris van Defensie over de brief van 15 november 2022 inzake rapporteren voortgang bouwen aan een toekomstbestendige krijgsmacht (Kamerstuk 33 763, nr. 155).
De Minister en Staatssecretaris hebben deze vragen beantwoord bij brief van 18 januari 2023. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
De Roon
De adjunct-griffier van de commissie,
Goorden
1. Wat is de relatie tussen de voorgestelde indicatoren en de doelstellingen uit de Defensienota?
In de Defensienota van 1 juni 2022 is weergegeven hoe Defensie de extra investeringen van dit kabinet inzet om de organisatie te herstellen en beter voor te bereiden op de toekomst.1 In de Defensienota is het verhogen van de gereedheid en inzetbaarheid een hoofddoelstelling. Een deel van de voorgestelde kritische prestatie indicatoren (kpi’s) is hier dan ook op gericht en kent een relatie met meerdere actielijnen, waaronder krachtige ondersteuning en een goede werkgever. Daarnaast zijn kpi’s ontwikkeld op andere belangrijke thema’s en actielijnen uit de Defensienota, zoals meer Europese samenwerking en innoverend vermogen. Met de kpi «de basis op orde» is er ook aandacht voor bedrijfsvoeringsaspecten. Daarbij is het uitgangspunt geweest om een overzichtelijke set voor te stellen, waarmee inzicht wordt gegeven in de voortgang van de te behalen resultaten.
2. Waarom ontbreken er (deels) indicatoren voor actielijnen uit de Defensienota, zoals ondersteuning (voorraden, achterstanden instandhouding, militaire mobiliteit), goed werkgeverschap, innoverend vermogen en nieuwe domeinen (eigen technologische en industriële basis, nieuwe domeinen) en informatiegestuurd optreden (IT-infrastructuur, inlichtingencapaciteit, cyber)? Kunt u voor deze aspecten nog indicatoren opnemen?
Met het opnemen van kpi’s in de begroting en vervolgens de nadere uitwerking daarvan in de geïntegreerde rapportage, beoogt Defensie de meetbaarheid van de doelstellingen te verbeteren en de transparantie te bevorderen. Voor de begroting is beoogd een overzichtelijke set indicatoren op hoofdlijnen voor te stellen, gericht op de kernprocessen zoals gereedheid en inzetbaarheid. De (doorontwikkeling van de) geïntegreerde rapportage zal meer indicatoren bevatten.
3. In welke mate zorgt deze integrale rapportage met nieuwe kpi's ervoor dat andere rapportages komen te vervallen?
De geïntegreerde rapportage en voorgestelde set kpi’s kent in hoofdlijnen twee doelen, namelijk de meetbaarheid verbeteren en de transparantie bevorderen. Bestaande rapportages worden geïntegreerd, waaronder de inzetbaarheids- en de personeelsrapportage. Deze vervallen daarmee als apart document. In de kern gaat het hierbij om het integreren van reguliere, terugkerende rapportages met uitzondering van bijvoorbeeld de voortgangsrapportages vallende onder de Regeling Grote Projecten. Door deze rapportages te integreren kan uw Kamer de voortgang van Defensie op de verschillende domeinen meer in samenhang bezien. Het is de bedoeling om effectiever, inzichtelijker en meer in samenhang te rapporteren. De geïntegreerde rapportage is een aanvulling op de begroting en het jaarverslag.
4. Welke rapportages zullen in 2023 worden aangeboden aan de Kamer en voor wanneer staan deze rapportages gepland?
In de op 13 januari jl. verzonden brief «Jaarplanning Kamerstukken Defensie 2023» is als bijlage een overzicht opgenomen van de op dit moment voorziene stukken, waaronder rapportages met waar mogelijk een indicatie van het moment van verzending.2
5. Wat is het exacte verschil in de wijze van rapporteren aan de Kamer in 2023 in vergelijking met 2022?
Defensie maakt in 2023 een start om aan de hand van het opnemen van kpi’s in de begroting en een geïntegreerde rapportage duidelijker, effectiever en transparanter te rapporteren. De voorgestelde kpi’s zijn hiervoor een belangrijk vertrekpunt en krijgen een verdere verdieping in deze integrale rapportage. Het voornemen is om uw Kamer in mei 2023 een eerste versie van de geïntegreerde rapportage toe te sturen. Vanaf dat moment zal uw Kamer de begroting en het jaarverslag samen met de integrale rapportage ontvangen. Bij het aanbieden van de geïntegreerde rapportage wordt aangegeven welke rapportages hierin zijn opgenomen.
6. Kunt u een indicator opnemen voor het Defensiematerieelbegrotingsfonds zodat inzicht wordt geboden in de mate waarin Defensie in staat is benodigde capaciteiten tijdig en binnen budget te verwerven?
Op het Defensiematerieelbegrotingsfonds begroot en verantwoordt Defensie de investeringsuitgaven en de instandhoudingsuitgaven voor het materieel, het vastgoed en de IT-voorzieningen van Defensie. Deze investeringen dragen direct bij aan de materiële gereedheid van Defensie. De verantwoording over de investeringen vindt plaats in de (suppletoire) begrotingen, het jaarverslag en (de afwijkingsrapportage bij) het Defensie Projectenoverzicht. Daaruit wordt duidelijk in hoeverre de verwerving van de benodigde capaciteiten tijdig en binnen budget plaatsvinden en worden eventuele wijzigingen toegelicht. Een aparte indicator voor het Defensiematerieelbegrotingsfonds biedt geen meerwaarde ten opzichte van deze informatie.
7. Kunt u een indicator opnemen voor de mate waarin de ondersteunende diensten van het Defensie Ondersteuningscommando in staat zijn te voldoen aan de behoefte van de strijdkrachten?
Wij investeren in de volle breedte van de organisatie, dus ook in de ondersteunende diensten zoals het Defensie Ondersteuningscommando. De mate waarin deze investeringen bijdragen aan de toekomstbestendige krijgsmacht, wordt inzichtelijk gemaakt aan de hand van de kpi’s, die zijn opgenomen in de Kamerbrief. Deze indicatoren hebben betrekking op de gehele Defensieorganisatie. Een afzonderlijke indicator per defensieonderdeel biedt geen meerwaarde ten opzichte van de voorgestelde indicatoren.
8. Heeft u zich verdiept in de manier waarop andere landen, met name Australië, Denemarken en Canada, doelstellingen en kpi’s geformuleerd hebben en bent u bereid hiernaar te kijken als inspiratie voor de integrale rapportage en het completeren van de kpi’s?
Bij het formuleren van de kpi’s dienden met name indicatoren in de begrotingen van andere departementen als basis (nationale benchmark). Daarnaast is in beperkte bezien hoe andere landen omgaan met kpi’s. Bij opvolgende versies van de geïntegreerde rapportage laten we ons inspireren door goede voorbeelden van andere landen.
9. Waarom kan in mede-NAVO-lidstaten Bulgarije en Canada het parlement wel openbaar geïnformeerd worden over de operationele gereedheid en in Nederland niet?
Defensie deelt informatie en is transparant waar het kan. Waar dat niet openbaar kan, wordt de Kamer vertrouwelijk geïnformeerd. Op deze manier wordt invulling gegeven aan de balans tussen transparantie enerzijds en de bescherming van operationele belangen anderzijds. Het veiligheidsrisico wordt meer precair omdat dominantie in (toekomstige) conflicten mede afhankelijk is van een juist beeld van de situatie en de mogelijkheden van de verschillende partijen. Bij iedere rapportage wordt beoordeeld of het mogelijk is om meer informatie openbaar te delen. Zoals is aangegeven in het antwoord op vraag 8 zullen wij de werkwijze van andere landen en hun wijze van rapporteren bestuderen.
10. Wordt in Nederland, net als in onder andere Estland en Zweden, onderzocht hoe de maatschappij aankijkt tegen Defensie en wat de bereidwilligheid is om te strijden voor nationale veiligheid? Zo nee, bent u bereid dit te laten onderzoeken met het oog op actielijn 2 van de Defensienota?
Ja, Defensie onderzoekt de waardering en perceptie van de uitvoering van de taken in de samenleving. Sinds 2017 gebruikt Defensie hiervoor de Draagvlakmonitor Defensie. Elk halfjaar worden de resultaten gerapporteerd.
De resultaten geven inzicht in de bijdrage van de verschillende taken en activiteiten van de organisatie aan de waardering van het draagvlak. De rapportages van de Draagvlakmonitor Defensie zijn te vinden op defensie.nl.
11. Bent u bekend met de websites van de Ministeries van Defensie van Canada, Estland en het Verenigd Koninkrijk, waar op een heel inzichtelijke manier statistieken over Defensie gedeeld worden? Zo ja, kunt u deze systematiek overnemen?
Wij zijn bekend met de websites van deze (en andere) bondgenoten. De website Defensie.nl biedt veel statistieken over Defensie onder de knop «Over Defensie».3 Gedetailleerde statistieken publiceert Defensie, in lijn met het rijksbeleid, als datasets op data.overheid.nl.
Om te voldoen aan de plicht tot informatievoorziening en daarmee tegemoet te komen aan het recht van de burger op juiste, tijdige en betrouwbare informatie maakt Defensie bovendien gebruik van de website rijksoverheid.nl. Bij de keuze tussen beide websites geldt als criterium dat informatie over het militair-operationele domein wordt gepubliceerd op Defensie.nl en informatie over het politiek-ambtelijke domein in beginsel op rijksoverheid.nl.
De in het antwoord op vraag 4 genoemde rapportages zullen dan ook, na verzending aan de Staten-Generaal, worden gepubliceerd op rijksoverheid.nl (zoals alle Kamerstukken). Op Defensie.nl zal naar deze documenten worden verwezen.
12. Kunt u aangeven hoe groot de bijdrage is van de Nederlandse defensie-industrie in het totaal van de jaarlijkse materieelinvesteringen en -kosten? Kunt u de Kamer deze informatie door middel van een kpi jaarlijks ter beschikking stellen?
Defensie streeft bij materieelinvesteringen naar het beste product voor de beste prijs, met een zo groot mogelijke betrokkenheid van de Nederlandse industrie. De Ministeries van Economische Zaken en Klimaat en Defensie laten periodiek een onderzoek doen naar de Nederlandse Defensie Technologische en Industriële Basis (NLDTIB). Een dergelijk onderzoek is in 2021 uitgevoerd door Adviesbureau Berenschot en biedt een breder inzicht in de staat van de NLDTIB.4 Uit dit onderzoek blijkt dat Defensie meer dan 1.000 leveranciers heeft, waarvan in het militaire domein 61.5% uit Nederland afkomstig is. De Nederlandse Defensie Industrie is daarmee onderdeel van een breder ecosysteem en onderscheidt zich mondiaal vooral in nichemarkten die over het algemeen een belangrijke rol vervullen in de toeleveranciersketens van buitenlandse Original Equipment Manufacturers (OEMs). Ook is de Nederlandse defensie- en veiligheidssector over het algemeen kennisintensief. Daarnaast vervaagt de scheidslijn tussen civiel en militair door het gebruik van zogenaamde dual-use producten, zoals bijvoorbeeld in het IT-cyberdomein.
Op basis van bovenstaande is een representatieve kpi in de Defensiebegroting voor de bijdrage van de Nederlandse defensie-industrie in het totaal van de jaarlijkse materieelinvesteringen en -kosten niet voldoende duidelijk af te bakenen.
13. Kunt u in navolging van Australië een kpi instellen voor de defensiebijdrage aan de Nederlandse economie?
Uit het onderzoek van Adviesbureau Berenschot – zie ook het antwoord op vraag 12 – kwam naar voren dat de werkgelegenheid in de defensie- en veiligheidssector circa 150.000 voltijds equivalenten (vte) bedroeg. Daarvan waren bijna 20.000 vte in Nederland daadwerkelijk werkzaam in deze industrie, werknemers van toeleveranciers zijn daarin niet meegeteld. Als gevolg van de toenemende vervaging tussen het militaire en civiele domein is deze meting van werkgelegenheid steeds lastiger nauwkeurig te bepalen. Een kpi in de Defensiebegroting voor de defensiebijdrage aan de Nederlandse economie is daarom niet voldoende nauwkeurig af te bakenen en daarmee wordt mogelijk een onjuist of onvolledig beeld gegeven.
14. Is het mogelijk om in navolging van Canada een soortgelijk openbaar dashboard/informatiesite te presenteren met daarin de veelheid aan indicatoren die duidelijk de doelstellingen van de diverse domeinen en sub-domeinen laten zien en de mate waarin deze in het specifieke jaar zijn gehaald, teneinde de transparantie te verbeteren?
Zie het antwoord op vraag 11.
15. In welke mate zijn de nieuwe kpi's te vergelijken met de voortgang van de krijgsmachten van andere NAVO-lidstaten?
Het vergelijken van de kpi’s met die van bondgenoten is lastig omdat de respectievelijke kpi’s gebaseerd zijn op hoe krijgsmachten zijn ingericht en worden aangestuurd. Bovendien bepalen bondgenoten zelf hoe zij rapporteren over hun krijgsmacht.
16. Hoe monitoren andere NAVO-lidstaten de voortgang van hun krijgsmacht?
Zie het antwoord op vraag 15.
17. In welke mate zijn de nieuwe kpi’s toetsbaar aan hetgeen de NAVO van onze krijgsmacht verwacht?
De voorgestelde kpi’s zijn gekoppeld aan onze begrotings- en rapportagesystematiek en hebben betrekking op de drie grondwettelijke taken van Defensie. Zij zijn daarmee breder dan wat de NAVO van ons verwacht. De NAVO Capability Review bekijkt elke twee jaar in hoeverre bondgenoten de toegewezen capaciteiten in kwantiteit, kwaliteit en op de afgesproken tijd realiseert. De Capability Review wordt met uw Kamer gedeeld.
18. In welke mate voldoet de Nederlandse capaciteit van de krijgsmacht aan de gestelde doelstellingen van de NAVO?
Evenals in de vorige Defence Planning Capability Review (DPCR) in 2020 stelt de NAVO in de met uw Kamer op 15 november jl. gedeelde tweejaarlijkse DPCR, vast dat Nederland geavanceerde, inzetbare en interoperabele eenheden inbrengt in het bondgenootschap, waarvan een groot deel van hoge kwaliteit. De NAVO is echter kritisch over aanhoudende kwalitatieve en kwantitatieve tekortkomingen, voor op het vlak van slagkracht en operationele (gevechts-) ondersteuning (combat support en combat service support) in het landdomein. Met de extra financiële injectie en investeringen die zijn aangekondigd in de Defensienota 2022 is Nederland goed op weg een deel van deze tekortkomingen aan te pakken. Tegelijkertijd stelt de NAVO vast dat er blijvende tekortkomingen zijn waarvoor op de korte termijn niet in een oplossing is voorzien. Op het gebied van slagkracht is de NAVO vooral kritisch over het niet voldoen aan de prioriteitsdoelstelling voor het leveren van een zware en een medium infanteriebrigade. Nederland heeft er voor gekozen deze doelstellingen samen met Duitsland in te vullen. In de volgende NDPP cyclus wordt geïnventariseerd of dit zo kan worden ingevuld. Nederland is hierover met de NAVO in gesprek.5
19. Waarom wordt op geen enkele wijze gerapporteerd over uitval tijdens de opleiding (Algemene Militaire Opleiding en Veiligheid & Vakmanschap)?
In de personeelsrapportage wordt gerapporteerd over de uitval in de initiële opleiding als onderdeel van de reguliere uitstroom. De initiële opleiding is onderverdeeld in twee delen: de Algemene Militaire Opleiding en de functieopleiding.
Wij zijn voornemens om ook in de nieuwe geïntegreerde rapportage te blijven rapporteren over de uitval tijdens de initiële opleiding van militairen en over de maatregelen om dit opleidingsverloop terug te dringen.
20. In welke mate is het mogelijk om inzicht te bieden in de uitval tijdens de Algemene Militaire Opleiding?
Zie het antwoord op vraag 19.
21. In welke mate is het mogelijk om inzicht te bieden in de vertrekredenen van oud-personeel van Defensie?
Defensie onderzoekt de vertrekredenen van het personeel. Momenteel wordt een nieuwe meetmethode ingevoerd. De invoering van deze nieuwe meetmethode zal in 2024 tot betrouwbare defensiebrede onderzoeksresultaten leiden naar de vertrekredenen van defensiepersoneel.
22. Wat is er nodig om meer inzicht te bieden in de uitval van militairen?
Zie het antwoord op vraag 19.
23. In welke mate is het mogelijk om extra kpi's op te stellen voor het monitoren van uitval van Defensiepersoneel?
In de geïntegreerde rapportage, die we de komende maanden verder ontwikkelen, zal een verdieping op de in de begroting opgenomen kpi’s worden opgenomen. Daarin worden dus meer kpi’s opgenomen die aansluiten bij de kpi’s op hoofdlijnen uit de begroting.
24. In welke mate is het mogelijk om extra kpi's op te stellen voor het monitoren van uitval tijdens militaire opleidingen?
Zie het antwoord op vraag 23.
25. Bent u bereid een kpi op te nemen over de aanschaf van (wapen)systemen van bondgenoten als percentage van de gehele inkoop, aangezien de herkomst van (wapen)systemen in toenemende mate van economisch en geopolitiek belang is?
De aanschaf van wapensystemen van bondgenoten draagt bij aan het tegengaan van fragmentatie en het vergroten van de slagkracht. Ook kan dit leiden tot meer gezamenlijke aankoop waarmee de interoperabiliteit tussen Europese bondgenoten verder wordt versterkt. Dit zal zichtbaar worden in rapportages, waaronder in het kader van het NAVO Defensie Planning Proces. We kunnen echter niet rapporteren over het deel van onze bondgenoten, omdat zij naar eigen inzicht rapporteren.
26. Wat is de beoogde doelstelling voor de kwalificatie van personeel en hoe kan die in percentages worden vastgelegd?
Dit wordt betrokken bij de geïntegreerde rapportage. Daarin zullen ook kpi’s voor de kwalificatiegraad van militairen en burgermedewerkers worden opgenomen.
27. Bent u bereid in de kpi «Operationele Gereedheid» het aantal inzetbare eenheden voor de verschillende hoofdtaken van Defensie uit te drukken ten opzichte van het verwachte aantal benodigde eenheden voor de verschillende hoofdtaken van Defensie? Zo nee, bent u dan bereid anderszins via een kpi inzicht te geven in het verwachte aantal benodigde eenheden?
De gereedheidsplanning van Defensie is weergegeven in de «opdrachtenmatrix». Dit is een weergave van de generieke gereedstellingsopdrachten gebaseerd op de voorziene taken (vraag), en de beschikbare middelen en eenheden (aanbod). Over het realiseren van de opdrachten informeren wij uw Kamer momenteel twee keer per jaar via de inzetbaarheidsrapportage, die ten dele vertrouwelijk is.
Defensie beschikt over een «single set of forces» die in de praktijk inzetbaar is voor alle drie de hoofdtaken. Een overzicht waarin specifieke eenheden per hoofdtaak worden ingedeeld, zou daarmee een onvolledig beeld geven ten opzichte van de daadwerkelijke inzetmogelijkheden.
28. Kunt u aangeven hoe de nieuw voorgestelde kpi voor «Basis op orde» inzake domeinen als informatiehuishouding, inkoopbeheer, vastgoedbeheer, IT-beheer/autorisatiemanagement en munitiebeheer zodanig kan worden gekwantificeerd en als kpi worden uitgedrukt dat er voor de Kamer goed en voldoende inzicht te verkrijgen is?
Met de Defensienota zetten we in op een toekomstbestendige krijgsmacht. Daarvoor is een hogere gereedheid en inzetbaar benodigd. Dit vereist dat de basis op orde is.
Voor het op orde brengen van de informatiehuishouding is Defensie aangesloten bij het rijksprogramma «Open op Orde». Via de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk wordt uw Kamer integraal geïnformeerd over de voortgang. In het kader van Open op Orde meet elk departement jaarlijks het volwassenheidsniveau van de informatiehuishouding; dit geldt voor Defensie tegelijk als kpi.
De domeinen inkoopbeheer, vastgoedbeheer, IT-beheer/autorisatiemanagement en munitiebeheer betreffen de aspecten van de bedrijfsvoering die de Algemene Rekenkamer in haar Verantwoordingsonderzoek als een (ernstige) onvolkomenheid heeft beoordeeld. De Algemene Rekenkamer doet in haar rapporten aanbevelingen en toetst of deze vervolgens ook worden uitgevoerd. Deze aanbevelingen zijn nagenoeg allemaal kwalitatief van aard en zijn niet eenvoudig kwantitatief weer te geven. Daarom zal voor deze kpi naar verwachting een meer kwalitatieve benadering worden gekozen. Wij zijn dan ook voornemens om in de begroting te rapporteren of het uitvoeren van de verbetermaatregelen bij de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer volgens planning verloopt. De onderbouwing daarvan zal in de geïntegreerde rapportage vervolgens meer gedetailleerd worden toegelicht.
29. Waarom zijn er geen kpi’s opgenomen voor «diversiteit, inclusiviteit en sociale en fysieke veiligheid» als onderdeel van «Basis op orde»? Bent u bereid dat alsnog te doen?
De onderwerpen diversiteit, inclusiviteit en sociale en fysieke veiligheid zijn geen aparte kpi in de begroting, maar worden wel onderdeel van de geïntegreerde rapportage.
30. Kunt het doel aangeven van een kpi voor onderzoek en innovatie en tevens hoe deze op zinnige wijze kan worden gekwantificeerd?
Defensie hanteert twee kpi’s voor onderzoek en innovatie, een voor Research & Technology (R&T) en een voor kort-cyclisch innoveren. Met de kpi R&T wordt de Kamer geïnformeerd over het Nederlandse zogenoemde EDA-percentage. De EDA-norm (opgesteld door de European Defence Agency, EDA) stelt dat EU-lidstaten ten minste 2% van hun defensiebegroting moeten besteden aan defensieonderzoek en technologieontwikkeling. Dat is nodig om ook in de toekomst over een moderne krijgsmacht te beschikken. De EU-lidstaten informeren EDA jaarlijks over het jaar daarvoor behaalde percentage.
Als gevolg van de Defensienota 2022 zijn vanaf 2023 middelen toegekend voor kort-cyclische innovatie. Met deze extra middelen worden de innovatiecentra versterkt en komt structureel budget beschikbaar voor concept development & experimentation (CD&E). Hiermee kunnen de defensieonderdelen op de markt verkrijgbare kennis sneller toepassen in het militaire domein en de samenwerking met het bedrijfsleven, in het bijzonder het mkb, versterken. Met de kpi kort-cyclisch innoveren gaat het om de realisatie uitgedrukt in een percentage van de verplichtingen ten opzichte van het budget. Zo wordt de ontwikkeling van de innovatiecentra en de CDE-activiteiten inzichtelijk gemaakt.
31. Op welke wijze is CO2-reductie te bereiken in oorlogstijd of tijdens missies?
De Kamer is geïnformeerd over het voorbehoud voor het reduceren van CO2-uitstoot tijdens inzet. Defensie moet namelijk de taken kunnen blijven uitvoeren. In oorlogstijd en tijdens missies kan geen sprake zijn van reductiemaatregelen die de inzet en veiligheid van onze mensen in gevaar brengen. Defensie beseft dat klimaatverandering impact heeft op de inzet en inzetbaarheid.
De keuze voor maatregelen hangt sterk samen met het soort materieel, de voorziene inzet en de beschikbare technologie. Zo richt bijvoorbeeld de Concept Development and Experimentation (CD&E) eenheid van de Koninklijke Landmacht zich op ontwikkeling van innovatieve, energieonafhankelijke kampementen door gebruik te maken van zonne- en windenergie en door de energie-efficiency te vergroten. Bij het vervangen van materieel worden de mogelijkheden voor verduurzamen expliciet onderzocht en beoordeeld. Hierbij komt bijvoorbeeld de mogelijkheid om (meer) met simulatoren te oefenen aan bod. Defensie gaat dit met een binnenkort op te stellen afwegingskader verder inregelen.
De komende jaren onderzoekt Defensie samen met TNO, MARIN en NLR voor het toekomstige materieel en inzet de mogelijkheden om te innoveren en te verduurzamen. Defensie neemt op dit gebied tevens deel aan de werkverbanden in internationaal verband zoals The Capability Technology Area Energy and Environmental van de European Defence Agency (EDA) en het NAVO Climate Change and Security Centre of Excellence in oprichting.
32. Wat verstaat u onder duurzame brandstoffen en wat zijn de eventuele belemmeringen van duurzame brandstoffen in vergelijking met de momenteel gebruikte brandstoffen?
Duurzame brandstoffen zijn biobrandstoffen (zoals methanol), gemaakt van plantaardige stoffen of afvalstoffen, en duurzaam geproduceerde synthetische brandstoffen (zoals waterstof). Defensie zet in op een oplopend percentage biobrandstof voorkomend uit afvalstromen voor ons rijdend materieel en wil dat de komende jaren verder uitbreiden naar ons varend en vliegend materieel. Defensie zet synthetische brandstoffen voorlopig in beperkte mate in.
Defensie is gehouden aan NAVO-standaarden op het gebied van brandstoffen in operationeel gebruik. Vooralsnog is er binnen de NAVO nog geen standaard voor het gebruik van 100% duurzame brandstoffen. Defensie zet zich daarom in om binnen de NAVO zo spoedig mogelijk overeenstemming te bereiken over de inzet van duurzame brandstoffen. Zo is transport van Sustainable Aviation Fuel (SAF) over het Central European Pipeline System (CEPS) netwerk sinds kort mogelijk.
Ook de kosten van duurzame brandstoffen vormen een eventuele belemmering voor het realiseren een oplopend percentage biobrandstof. Het beschikbare budget voor brandstoffen is op dit moment niet toereikend om dit streven volledig te financieren.
Ten slotte zijn niet alle duurzame brandstoffen geschikt voor militair gebruik, maar geschikte typen duurzame brandstoffen kunnen al wel worden bijgemengd.
33. Waarom zijn de huidige kpi’s voor de 2% NAVO-norm, inzetbaarheidsdoelstellingen, veiligheid en investeringsquota (NAVO-richtlijn) vervallen?
Deze informatie vervalt niet en zal terug blijven komen in de begrotingsstukken en de geïntegreerde rapportage.
34. Kunt u naast de KPI «percentage gebruikte duurzame brandstoffen» een KPI toevoegen voor de elektrificering van materiaal?
Elektrificeren is een van de vele manieren om CO2-uitstoot te verminderen, wat al gemeten wordt in de kpi «CO2-reductie». Elektrificeren heeft dermate weinig impact ten opzichte van gebruikte duurzame brandstoffen dat dit onvoldoende kritisch is. Daarom is er niet voor gekozen om een aparte kpi toe te voegen voor elektrificering.
Kamerbrief: «Defensienota 2022 – sterker Nederland, veiliger Europa», 1 juni 2022, Kamerstuk 36 124, nr. 1.↩︎
Kamerbrief «Jaarplanning Kamerstukken Defensie 2023», 13 januari 2023, Kamerstuk 36 200 X, nr. 63.↩︎
https://www.defensie.nl/onderwerpen/overdefensie↩︎
Periodiek onderzoek Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde technologische industriële basis (Kamerstuk 31 125, nr. 121 van 11 juli 2022)↩︎
Kamerbrief: «Overzicht van de NAVO Defence Planning Capability Review (DPCR) over Nederland», 15 november 2022, Kamerstuk 28 676, nr. 421.↩︎