[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een commissiedebat, gehouden op 18 januari 2023, over Bestuurlijke organisatie, democratie en verkiezingen

Verkiezingen

Verslag van een commissiedebat

Nummer: 2023D01692, datum: 2023-02-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-35165-55).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 35165 -55 Verkiezingen.

Onderdeel van zaak 2023Z00112:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

35 165 Verkiezingen

Nr. 55 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 6 februari 2023

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 18 januari 2023 overleg gevoerd met mevrouw Bruins Slot, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over:

de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 5 oktober 2022 inzake werkprogramma en tussenrapportage van de Raad voor het Openbaar Bestuur (Kamerstuk 36 200 VII, nr. 9);

de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 7 oktober 2022 inzake samenstelling en werkzaamheden Adviescommissie versterken weerbaarheid democratische rechtsorde (Kamerstukken 29 279 en 29 911, nr. 753);

de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 8 maart 2022 inzake weerbaar bestuur en Zicht op Ondermijning (Kamerstukken 28 844 en 29 911, nr. 236);

de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 30 mei 2022 inzake stand van zaken over de uitvoering van de motie van het lid Segers c.s. over onderzoek door een breed samengestelde commissie naar de ontwikkeling van radicalisering en politieke polarisatie (Kamerstuk 35 788-136) (Kamerstuk 29 614, nr. 165);

de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 4 oktober 2022 inzake reviews Auditdienst Rijk bij de accountants van politieke partijen over 2019 en 2020 (Kamerstuk 32 634, nr. 7);

de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 23 december 2022 inzake reactie op advies van de Commissie van toezicht financiën politieke partijen (Ctfpp) over jaarstukken politieke partijen 2021 (Kamerstuk 32 634, nr. 8);

de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 13 juli 2022 inzake evaluatie na samenvoegen gemeenten Heerhugowaard en Langedijk tot gemeente Dijk en Waard en de gemeenten Landerd en Uden tot gemeente Maashorst (Kamerstukken 35 621 en 35 619, nr. 9);

de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 2 december 2022 inzake reactie op brief Burgercomité Schaijk & Reek met betrekking tot herindeling Maashorst (Kamerstuk 28 750, nr. 83);

de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 17 oktober 2022 inzake reactie op de motie van de leden Bisschop en Strolenberg over een wetsvoorstel om de procedure voor het ontslag van een waarnemend burgemeester te regelen (Kamerstuk 36 200 VII, nr. 46);

de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 23 juni 2022 inzake vierde voortgangsrapportage Wind in de zeilen (Kamerstuk 33 358, nr. 38);

de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 22 december 2022 inzake vijfde voortgangsrapportage Wind in de zeilen (Kamerstuk 33 358, nr. 40);

de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 30 mei 2022 inzake vervallen van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 per 1 juli 2022 (Kamerstuk 35 887, nr. 9);

de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 30 mei 2022 inzake afschrift brief aan Eerste Kamer naar aanleiding van plenair debat over de Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten (Kamerstuk 35 455);

de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 9 januari 2023 inzake informatie over enkele zaken die het dossier verkiezingen betreffen (Kamerstuk 35 165, nr. 52);

de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 21 februari 2022 inzake voorbereiding gemeenteraadsverkiezingen (Kamerstuk 35 165, nr. 46);

de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 12 april 2022 inzake opzet evaluatie gemeenteraadsverkiezingen 2022 (Kamerstuk 35 165, nr. 48);

de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 24 mei 2022 inzake beantwoording vragen commissie over opzet evaluatie gemeenteraadsverkiezingen 2022 (Kamerstuk 35 165, nr. 49);

de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 30 september 2022 inzake uitkomsten evaluatie gemeenteraadsverkiezingen 2022 (Kamerstuk 35 165, nr. 50);

de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 10 oktober 2022 inzake uitkomsten onderzoek naar opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen 2022 (Kamerstuk 35 165, nr. 51);

de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 11 oktober 2022 inzake kabinetsstandpunt advies vergoeding Statenleden en algemeen bestuursleden van de waterschappen (Kamerstuk 36 200 VII, nr. 45).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie,
Hagen

De griffier van de commissie,
De Vos

Voorzitter: Hagen

Griffier: Verhoev

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Van Baarle, Bisschop, Martin Bosma, Inge van Dijk, Ephraim, Hagen, Leijten, Chris Simons en Sneller,

en mevrouw Bruins Slot, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Aanvang 13.00 uur.

De voorzitter:

Een hele goede middag. Hartelijk welkom bij de eerste commissie voor Binnenlandse Zaken van het jaar 2023. Allereerst hartelijk welkom aan de Minister, de aanwezigen op de publieke tribune en onze commissieleden. U heeft per fractie vijf minuten spreektijd. Laten we beginnen met vier interrupties en dan zien waar dat toe leidt. Laten we daar in ieder geval aan vasthouden. Ik begin bij de heer Bosma van de PVV. Het woord is aan u.

De heer Martin Bosma (PVV):

«Laten we zien waar dat toe leidt» lijkt mij een mooie aftrap, voorzitter.

Voorzitter. We hebben er vaker over gesproken in dit verband. Ik probeer het nog maar een keer, want in de vorige confrontaties met deze Minister ben ik niet heel veel verder gekomen. Het gaat over de veiligheidsregio's en het daarbij behorende Veiligheidsberaad. Dat valt onder de Wet gemeenschappelijke regelingen. Ik ben daar ooit als politicoloog op afgestudeerd; die is mij dus dierbaar. De Wet gemeenschappelijke regelingen gaat over samenwerking tussen gemeenten, maar heeft een belangrijke democratisch deficit, namelijk hoe de politiek de WGR-regio's controleert. Dat gebeurt eigenlijk heel slecht. Heel vaak gaat er iemand namens een hele gemeenteraad daarnaartoe en die controleert vervolgens zo'n regio; dat werkt niet. Ik zie ook niet hoe de Minister dat democratische deficit gaat oplossen.

Maar goed, veiligheidsregio's zijn indertijd gecreëerd met het oog op rampen, ongelukken en crises. Zo staat het letterlijk in de wet. Dat kwam eigenlijk door een aantal hele vervelende dingen, zoals de Bijlmerramp en wat er is gebeurd in Volendam en Enschede. Het was blijkbaar bitter nodig om de coördinatie beter te maken. Uit de wet blijkt dat het daarover gaat. Dat blijkt uit de memorie van toelichting en ook uit de behandeling van de wet in 2007, destijds onder Minister Ter Horst. Het was ook veelzeggend dat die nieuwe wet in plaats kwam van de Brandweerwet, de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen en de Wet rampen en zware ongevallen. Het is dus duidelijk waar dit over ging. Ook als je kijkt naar de behandeling in de Kamer, zie je dat het daarover gaat. Mevrouw Kuiken, destijds net nieuw bij de PvdA, vertelt: ja, het is goed dat de brandweer beter wordt gecoördineerd. Ze is ook op stap geweest met vrijwilligers. Dat was waar het over ging.

Ik fastforward naar 2019 en 2020 met de hele corona-ellende. Wie verschijnt er dan op onze vaderlandse televisie? Dat is meneer Bruls. Hij wordt bijna een soort testbeeld. Deze meneer en de veiligheidsregio's gaan ineens over mondkapjes, een avondklok en een wettelijke bevoegdheid om restaurants te sluiten en demonstraties of evenementen te verbieden. Meneer Bruls is een soort onderkoning geworden.

Dat is natuurlijk heel makkelijk voor de regering. In plaats van 344 gemeenten bel je dan meneer Bruls en kan je met hem deals sluiten. Wat kan een andere reden geweest zijn dat de goede man ineens uit de coulissen vandaan kwam? Ik denk dat het ook weer de methode-Rutte was, net zoals toen meneer Van Dissel ineens tevoorschijn kwam. De methode-Rutte: altijd één persoon tussen hem en het probleem. Zo verschenen de veiligheidsregio's als een soort vierde bestuurslaag in het huis van Thorbecke. Dit beperkt zich niet tot corona. We zien het namelijk ook bij asiel. Het Veiligheidsberaad onderhandelt nu ook met gemeenten. Het komt ook in de positie om gemeenten onder druk te zetten inzake asielzoekers. Het is een soort groep van superburgemeesters geworden. Het is allemaal een flagrante schending van het huis van Thorbecke. Het enige voordeel hiervan is dat er wordt erkend dat er sprake is van een asielcrisis. Dat is het enige voordeel.

Het Veiligheidsberaad staat aan de top van de veiligheidsregio's. Zo lezen wij in de statuten dat ze samen een beraad vormen. Er staat niets meer over in dan dat ze in persoon aanwezig moeten zijn. Ze hebben ook portefeuilles. Het is eigenlijk een soort schaduwregering geworden. In die statuten lezen we ook in artikel 6 dat de voorzitter wordt benoemd voor drie jaar met maximaal één jaar verlenging. Er worden geen uitzonderingen benoemd. Maar meneer Bruls wordt benoemd in oktober 2016. Nu is rekenen niet mijn sterkste punt, maar met zes jaar erbij kom je volgens mij uit op 2022. Waarom zit de goede man daar nog? De Minister is belast met het toezicht op het Veiligheidsberaad en de veiligheidsregio's. Waarom blijft meneer Bruls zitten?

In een interview zegt hij zelf dat dat is vanwege de asielcrisis. Vanwege de asielcrisis is hij dus een soort imitatie-Abbas geworden. Meneer Abbas is voor vier jaar gekozen, maar zit er nu, geloof ik, al achttien jaar. Het geeft ook weer aan dat de asielcrisis dus een reden voor hem is om daar te blijven zitten. Hij is dus over zijn uiterste houdbaarheidsdatum heen. Hij gaat ergens dit jaar weg, maar hij blijft maar beleid bepleiten. Recentelijk deed hij bijvoorbeeld ook weer een uitspraak over het vuurwerkverbod, maar daar gaat de goede man niet over. Wat is de Minister van plan? Wat gaat hij nu doen om te zorgen dat die veiligheidsregio's en het Veiligheidsberaad weer gaan controleren en doen waar ze voor geschapen zijn, namelijk het blussen van branden en andere hele vervelende zaken? Als de Minister naar de wet kijkt, vindt zij het dan terecht dat het Veiligheidsberaad zich bezighoudt met zaken als asiel en corona? Volgens mij is het heel simpel: die veiligheidsregio's bevinden zich ver buiten hun mandaat en de wet. Het is in strijd met de wet, met de statuten en met wat Minister Ter Horst vertelde in het Kamerdebat. Het is ook raar dat het Veiligheidsberaad zich uitspreekt over de asieldwangwet die we nu hebben gekregen. Dat is dus de wet om gelukszoekers gedwongen te laten opvangen door gemeenten. Die hebben we ook te danken aan het Veiligheidsberaad. Dit alles is ver buiten zijn oevers getreden. Ik hoor graag eindelijk eens van de Minister wat zij gaat doen om deze mensen weer in hun hok te krijgen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bosma. We gaan naar mevrouw Van Dijk van het CDA.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dank u wel, voorzitter. We hebben weer een groot aantal stukken voor ons liggen vandaag. Onder de titel Bestuurlijke organisatie, democratie en verkiezingen staan veel onderwerpen op de agenda, van de procedure voor het ontslag van een waarnemend burgemeester tot radicalisering en politieke polarisering. Voor de CDA-fractie is de rode draad tussen de stukken de relatie tussen de overheid en de samenleving. De relatie staat – daar hebben we het hier heel vaak over – onder druk. Zonder vertrouwen van de overheid in de samenleving gaat dat niet. Zonder vertrouwen van de samenleving in de overheid gaat dit ook niet.

Voorzitter, ik noem een paar punten. De relatie tussen de overheid en de samenleving is bijvoorbeeld aan de orde bij gemeentelijke herindelingen. Als het goed is, klopt de nieuwe bestuurlijke indeling met de ontwikkeling van de samenleving. Maar vaak zie je bij herindelingen, zeker als ze niet met volle overtuiging van onderop plaatsvinden, pijn bij delen van de nieuwe gemeenten, of het nu gaat om Schaijk en Reek bij Maashorst of om Haren bij Groningen. Dat wil niet zeggen dat herindelen per definitie een slecht idee is, maar het is wel een beroerde start. Die kan nog decennialang doorwerken. De Minister heeft een evaluatie aangekondigd van de samenvoeging van Heerhugowaard en Langedijk tot de gemeente Dijk en Waard en de samenvoeging van Landerd en Uden tot de gemeente Maashorst. Het gaat in beide gevallen om het draagvlak in kernen waarvan inwoners georiënteerd zijn op een andere gemeente. Erkent de Minister de zorgen van met name inwoners van Schaijk en Reek dat de evaluatie op dat punt tekortschiet? Gemeentelijke herindeling die is gericht op schaalvergroting, leidt zelden tot kostenbesparing en nooit tot grote betrokkenheid van de burgers. Mijn vraag aan de Minister is op welke manier de stem van de verschillende kernen in het herindelingsproces beter kan worden gehoord. Welke mogelijkheden heeft een gemeente die niet heringedeeld wil worden in het herindelingsproces?

De relatie tussen de overheid en samenleving staat onder druk als bijna de helft van de kiezers niet opkomt bij verkiezingen. In Rotterdam was de opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen vorig jaar 38,9%. Stel je voor dat er van de 45 zetels 27 leeg blijven. De lage opkomst, landelijk gemiddeld 50,99% bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen, is pijnlijk, omdat juist de gemeente als overheid het dichtst bij de inwoners staat. Het is goed dat de Minister een analyse heeft laten maken van de lage opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2022. De Minister onderkent dat de lage opkomst ook een uiting is van een gebrek aan vertrouwen in het functioneren van de overheid en de politiek. Mensen moeten zich beschermd en gezien voelen, anders verliest de democratie aan draagvlak. Een hogere opkomst is natuurlijk geen doel op zichzelf, maar een aansporing om te streven naar een betere relatie tussen kiesgerechtigden en de politiek. Ik was erg gecharmeerd van het initiatief van de gemeente Utrecht tot het installeren van een lokaal ombudsloket. Gelukkig zie je dergelijke initiatieven breder bij lokale overheden. Ik geloof in dergelijke laagdrempelige initiatieven, waarbij het succes natuurlijk staat of valt met wat je vervolgens met die signalen doet. Dat geldt ook voor signalen voor onze landelijke ombudsman. Hoe ziet de Minister deze samenwerking en de kritische geluiden hierover vanuit hem?

Voorzitter. Voor veel mensen zijn lokale media, zoals omroepen, kranten, en huis-aan-huisbladen, het meest gelezen en het best beluisterd. Daarmee zijn ze een belangrijke schakel in het contact met de buitenwereld en een belangrijk middel om de inwoners te informeren over wat de overheid voor ze kan doen, waar ze terecht kunnen en welke discussies er spelen. Daarom wil ik ook in dit debat het pleidooi van de CDA-fractie herhalen voor het belang van de lokale media en het belang van het behoud hiervan. We weten dat deze het vaak financieel moeilijk hebben. Ook draaien ze vaak voor een deel op vrijwilligers, wat op sommige plaatsen onder druk staat. Vaak hoor ik dan: daar gaan we in Den Haag niet over. En dat is ook zo. Toch zou ik het de moeite waard vinden om wel een stapje naar voren te zetten, niet als eigenaar, maar als beschermer en ondersteuner. Hoe kijkt de Minister hiernaar?

Tot slot. Ik mag wel zeggen dat we de afgelopen jaren veel hebben gesproken over de herverdeling van het Gemeentefonds. Nu speelt een soortgelijke discussie bij de provincie en de herverdeling van het Provinciefonds. Zou de Minister ons bij willen praten over dit proces? Wat gaat er goed, wat behoeft er aandacht en hoe denken we daar met elkaar uit te gaan komen?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank, mevrouw Van Dijk. U heeft een interruptie van mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

De stukken die we voor hebben liggen, roepen natuurlijk honderdduizend vragen op. Daarvan willen we er eigenlijk meerdere uitgebreid bediscussiëren, maar daar ontbreekt ons de tijd voor op de agenda. Ik heb wel een vraag aan het CDA, want hoe wil zij dat nou oplossen? Het CDA is niet voor het referendum, oftewel een stem geven aan mensen in besluitvorming. Hoe wil ze nu oplossen dat de helft van de mensen thuisblijft bij verkiezingen en zegt «het interesseert me niet meer, ik keer me ervan af»? Ik heb nog geen oplossing gehoord van het CDA. Een ombudsman instellen waar niet naar geluisterd wordt en waarvan de resultaten in een la worden gelegd, of een evaluatie van een herindeling die in een la wordt gelegd of die niet goed wordt uitgevoerd, dat is natuurlijk wel met de mond belijden, maar het niet regelen. Wat is nou het antwoord van het CDA op het verminderde vertrouwen in de politieke instituties? Want het gaat wel over de overheid, maar uiteindelijk ook over de democratie. Als mensen zich daarvan afkeren, is dat gevaarlijk voor iedereen.

De voorzitter:

Mevrouw Leijten, het is goed om even aan u te melden dat u in totaal vier interrupties heeft in dit debat. Aan allen het verzoek om deze zo kort mogelijk te houden. Mevrouw Van Dijk.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik heb geprobeerd om in ieder geval een deel van de oplossingen aan te kaarten. Ik heb aangegeven dat ik wel geloof in laagdrempelige initiatieven waarbij burgers zich kunnen melden of hun problemen kunnen neerleggen. Maar het staat of valt met wat ermee gedaan wordt. Op het moment dat ik ergens signalen in blijf stoppen waar vervolgens nooit iets uitkomt, dan geloof ik er ook niet meer in. Stel dat een overheid, zeker een lokale overheid, op het moment dat jij een klacht bij ons neerlegt, laat zien dat we er in de eerste plaats naar luisteren en dat we in de tweede plaats binnen de mogelijkheden die we hebben er een vervolg aan geven. Dat wil overigens niet zeggen dat we het met elkaar eens zijn of dat we het oplossen. Ik denk dat burgers dan weer gaan zien: op het moment dat ik aan de bel trek, is het geen flauwekul, onzin of niet nodig, maar wordt er serieus mee aan de gang gegaan. Dat zie ik nog veel te weinig op heel veel plekken. Dus ik ben wel blij met dergelijke initiatieven. Ik denk ook dat er een intentie onder zit dat ze er wel iets mee willen gaan doen. Daar wil ik ook wel een stuk vertrouwen over uitspreken.

Mevrouw Leijten (SP):

De afgelopen jaren heb ik actiegevoerd met mensen wier huis werd gesloopt. Er werd niet naar ze geluisterd door de gemeente, in dit geval de gemeente Rotterdam. Ik heb acties gevoerd met honderden, duizenden mensen wier salaris werd verlaagd omdat de thuiszorg moest worden aanbesteed. Er werd nergens geluisterd, tot in de Tweede Kamer niet. Hoe gaan we die mensen er nou bij betrekken op het moment dat ze wel iets mogen zeggen, maar je niet naar ze luistert? Dat is de vraag die ik aan het CDA stel. Hoe gaat ze dat oplossen?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Door wel naar ze te gaan luisteren. Daar kunt u wel lacherig over doen, maar op het moment dat je heel veel signalen naar boven toestuurt, maar daar nooit iets mee wordt gedaan of waar je nooit repliek op krijgt, heb je niet het gevoel dat er naar je geluisterd wordt en wórdt er ook niet naar je geluisterd. Het gaat erom dat je wel met die mensen aan tafel gaat zitten en een afspraak maakt. En zo'n afspraak kan ook zijn: we hebben elkaar gehoord, maar we kunnen niks voor elkaar betekenen. Ik vind het goed dat jullie die actie voeren en ik heb ook altijd heel erg veel respect voor jullie ombudspolitiek. Daar kunnen heel veel partijen van leren. Maar ik denk: als ons bestuur, onze gemeenteraadsleden en iedereen daaromheen, inclusief wijzelf, voor inwoners gevoelsmatig in de houding blijven zitten dat we niet luisteren, gaan we niet verder komen. Wij zullen moeten laten zien dat we het wel doen.

De voorzitter:

Hartelijk dank, mevrouw Van Dijk. Dan gaan we naar de heer Simons.

De heer Chris Simons (VVD):

Dank u, voorzitter. Allereerst bedankt dat ik als nieuwe woordvoerder mag spreken tijdens dit commissiedebat Bestuurlijke organisatie, democratie en verkiezingen. Democratie: het is het meest waardevolle bezit van ons allemaal. Gelukkig gaat er ook veel goed in Nederland. Als we om ons heen kijken, mogen we daar wel een beetje trots op zijn. Maar er zijn ook punten waar we aan moeten blijven werken, waar we moeten verbeteren, versterken en doen wat nodig is. De betrokkenheid bij de verkiezingen en de opkomst van de mensen om te stemmen, nemen al jaren af. We moeten er altijd voor vechten dat bestuurders en volksvertegenwoordigers weerbaar zijn tegen aanvallen van buitenaf. Ook moeten we ons continu inzetten om de democratie te versterken en te beschermen.

Graag zou ik op deze agenda een aantal punten aan de orde willen stellen. Allereest de vergoeding voor de Statenleden. De Minister heeft naar aanleiding van het adviescollege aangegeven dat de vergoeding na de verkiezingen omhooggaan. Dit is goed, want hier ging een jarenlang traject aan vooraf en de afgelopen periode kregen de provincies er meerdere taken bij. Tijdens de begrotingsbehandeling van Binnenlandse Zaken is de motie-Bisschop aangenomen. Die motie vraagt om in overleg te gaan met het IPO over een ruimhartigere vergoeding. Ik wil de Minister vragen hoe de stand van zaken is betreffende de uitvoering van de motie. Hoe denkt zij over het voorstel van de vereniging Statenlidnu, dat ook ondersteund wordt door het IPO?

Ik zei het al: wij staan pal voor een weerbaar bestuur. We ondersteunen de bestuurlijke aanpak van de Minister om hier intensiever op in te zetten. De City Deal en het stappenplan zijn hier goede voorbeelden van. Echter, de laatste brief is bijna een jaar oud. Daarom wil ik de Minister vragen naar de voortgang hierin. Ook wil ik de Minister vragen of er gedacht wordt aan een verzekering voor politieke ambtenaren als eigendommen vernieuwd worden. Een aantal gemeenten hebben bijvoorbeeld een molestverzekering.

Voorzitter. Dan zou ik het graag hebben over de motie-Bisschop/Strolenberg betreffende de waarnemend burgemeester. Het verzoek was om het wetsvoorstel om de procedure voor het ontslag van een waarnemend burgemeester te regelen. De vraag is wanneer er een volgende gelegenheid tot wijziging van de Gemeentewet zal zijn. Wanneer komt de Minister met dit wetsvoorstel naar de Tweede Kamer?

Daarnaast is er een pleidooi voor het aanscherpen van de procedure voor herbenoeming van de burgemeester door de commissaris van de Koning van Gelderland. Hoe beoordeelt de Minister dit pleidooi? In hoeverre voldoet de huidige procedure voor herbenoeming van de burgemeester? Moet de «Handreiking burgemeesters: benoeming, herbenoeming, klankbordgesprekken en afscheid» worden aangepast?

Mijn voorganger zei het ook al: de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2022 kenden een lage opkomst. Er is eigenlijk geen echte definitieve verklaring voor die lagere opkomst, gezien de voorgaande verkiezingen. Zorgelijk is dat natuurlijk wel. Zijn er, naast de acties die er al zijn, nog andere acties te verwachten vanuit het ministerie om onze inwoners bewuster te maken van het belang van de lokale verkiezingen?

De voorzitter:

Meneer Simons, u heeft een interruptie van de heer Bosma.

De heer Martin Bosma (PVV):

Ik moest het even navragen, maar ik begrijp dat dit meneer Simons van de VVD is. Ik mag deze portefeuille sinds 2010 doen. Meneer Simons is de 841ste VVD-collega die ik mag meemaken. Ik kan er een of twee naast zitten. Het zegt iets over mij, maar het zegt ook iets over het enorme verloop bij de VVD. Maar goed, we hebben weer een nieuwe woordvoerder. Dat is heel fijn. Welkom, zou ik zeggen.

In het vorige debat heb ik meneer Strolenberg geïnterrumpeerd over de asieldwangwet. Toen zei hij: er kan nog van alles gebeuren; dat moeten we nog maar even zien. De VVD heeft die asieldwangwet echter gewoon geaccepteerd. Er was net een vraag. Meneer Simons maakte een punt over de lage opkomst. Gemeenten worden gewoon gedwongen om landelijk beleid uit te voeren. Het zijn niet meer dan uitvoeringsorganisaties. Nu hoor ik meneer Simons praten over een lage opkomst. Waarom zou je überhaupt nog gaan stemmen voor gemeenteraden, als gemeenten gewoon, onder andere door de VVD, gereduceerd worden tot uitvoeringsorganisaties van Den Haag?

De heer Chris Simons (VVD):

Investeren in een hogere opkomst bij de verkiezingen heeft met allerlei zaken te maken. De spreidingswet is daar een hele aparte in. U noemt dat «gedwongen». Het is niet gedwongen. Het is gewoon met gemeenten, met overheidsinstanties kijken hoe dit op de beste manier kan gebeuren en hoe dit evenredig kan gebeuren, zodat onze asielzoekers onderdak hebben in Nederland. Ik denk dat dat ook heel belangrijk is. Heel veel Nederlanders verwachten dit ook van ons. Zij verwachten ook dat hun gemeenten dit uitvoeren.

De voorzitter:

Meneer Bosma, voordat ik u het woord geef, wil ik nog even wat zeggen. Ik heb mevrouw Leijten net gevraagd om de interrupties kort te houden. Dat vraag ik nu ook aan u.

De heer Martin Bosma (PVV):

Mevrouw Leijten luisterde ook niet, denk ik. Leuk hoor, meneer Simons. U zegt dat we met z'n allen moeten kijken hoe we die asielzoekers kunnen helpen. Nee, we kijken helemaal niet met z'n allen. Het wordt gewoon van bovenaf opgelegd. Het is gewoon een dwangwet. Zo wordt de wet niet officieel genoemd, maar het is wel een dwangwet. Dit is blijkbaar wat de VVD doet met gemeenten. De VVD holt het huis van Thorbecke uit. De VVD zegt: gemeente, je kan hoog en laag springen, maar je moet gewoon zo veel asielzoekers opvangen. Dat is uitholling van de gemeentelijke autonomie. Dat is beschadiging van het huis van Thorbecke. Dat zorgt ervoor dat heel veel mensen zeggen: ach, waarom zou ik nog gaan stemmen, want de gemeenten zijn niet meer dan uitvoeringsorganisaties. Heb ik het bij het rechte eind?

De heer Chris Simons (VVD):

Ik zal het kort houden: nee. Echt niet. Het gebeurt namelijk in overleg.

De heer Martin Bosma (PVV):

Mag ik nog even, voorzitter?

De voorzitter:

Ja, hoor. Dit wordt uw derde interruptie.

De heer Martin Bosma (PVV):

Het gebeurt niet in overleg. Daar heeft de VVD ook niet voor kunnen zorgen. De VVD heeft gewoon getekend bij het kruisje. De VVD heeft heel stoer zitten doen. De VVD is gewoon akkoord gegaan met die dwangwet. Die dwangwet zorgt ervoor dat die asielzoekers linksom of rechtsom in die gemeenten terechtkomen. Er is helemaal geen overleg. Je krijgt gewoon een belletje van meneer Van der Burg, de man die zegt «hoe meer asielzoekers, hoe beter», en dan komen ze gewoon in je gemeente terecht. Daar heb je als gemeente helemaal niks meer tegen in te brengen. Je bent een uitvoeringsorganisatie geworden van de overheid. Nietwaar?

De voorzitter:

Het «nietwaar» is een vraag aan u, meneer Simons.

De heer Chris Simons (VVD):

Nou, nietwaar is waar: nee, dat is het niet. Dat gaat echt heel duidelijk in overleg. Daarbij zijn de provincies betrokken, daarbij zijn de gemeenten betrokken en er is een hele goede samenhang hierin.

De voorzitter:

Meneer Simons, u vervolgt uw betoog.

De heer Chris Simons (VVD):

Eigenlijk was dat bijna het laatste onderdeel van het betoog, want ik rond af, voorzitter. Als Zeeuw kan ik de vijfde voortgangsrapportage Wind in de zeilen niet voorbij laten gaan. Ik moet eerlijk zeggen dat hier heel veel goed verloopt, waarvoor dank. Eerder zijn er een aantal onderdelen voortvarend gestart, zoals het Kenniscentrum Ondermijnende Criminaliteit. Maar op deze en andere onderdelen is de structurele inbedding nog niet geregeld. Hier wil ik aan de coördinerend Minister vragen hoe zij dit ziet en op welke termijn we dit kunnen verwachten.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank, meneer Simons. U heeft toch nog een interruptie van de heer Sneller van D66.

De heer Sneller (D66):

Een wat opener vraag. De heer Simons neemt nu deze portefeuille over. Ik vroeg me het volgende af op dit onderwerp. De heer Simons zegt de democratie te willen versterken, maar wanneer is hij tevreden aan het einde van deze periode? Wanneer is dat geslaagd? Heeft hij een bepaald doel voor zichzelf, van: die hervorming wil ik er deze periode echt nog door krijgen?

De heer Chris Simons (VVD):

Een aantal onderdelen worden hier ten behoeve van de versterking van de democratie voorgesteld, zeker als het gaat om het terugwinnen van het vertrouwen in de overheid. Het helpt sowieso om de versterking van de democratie en de bescherming van de democratie daar in te zetten. Ik wil me er echt voor inzetten dat het vertrouwen in de openbare overheid in alle lagen, maar zeker in die van ons en de Tweede Kamer, terugkomt.

De voorzitter:

Ik kijk eerst even naar de heer Sneller, want dit was zijn interruptie.

De heer Sneller (D66):

Dat is het resultaat, denk ik. Maar wat gaan we doen, wat gaat de heer Simons doen of wat wil de heer Simons bereiken om dat vertrouwen terug te krijgen?

De heer Chris Simons (VVD):

Dat is voor iemand die drie dagen deze portefeuille heeft natuurlijk heel veel. Maar laten we gewoon eerlijk zijn: we zijn een aantal trajecten gestart. Die heb ik nu gelezen. Een basis daarvan is om het vertrouwen terug te winnen. Daarnaast wil ik gewoon met u allen kijken of we ook aan de voorkant het vertrouwen in de overheid kunnen terugwinnen door hier in de Tweede Kamer gewoon serieuze en goede debatten te voeren en ook vooral vooruit te kijken, zodat de mensen het vertrouwen krijgen: oké, we zitten hier met z'n allen; we geven de regering opdrachten om gewoon vooruit te komen.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik weet dat de heer Simons net de portefeuille heeft. Je in twee dagen inlezen is natuurlijk heel wat. Maar laat ik het gewoon heel algemeen stellen: maakt de VVD zich er zorgen over dat de helft van de mensen thuisblijft bij de gemeenteraadsverkiezingen?

De heer Chris Simons (VVD):

Natuurlijk. Het is een van de rapporten die ik echt gewoon goed gelezen heb en waarvan ik ook zei: er is niet één reden waarom de opkomst zo laag is; er zijn meerdere redenen. Daar moeten we goed naar kijken. Daarom was ook mijn vraag aan de Minister: hoe kunnen we de mensen, misschien beginnend bij de kinderen, er bewuster van maken dat het laten horen van je stem tijdens verkiezingen in Nederland belangrijk is? Wij moeten kijken hoe wij dit nog kunnen versterken en makkelijker kunnen maken, bijvoorbeeld door niet elk jaar een of twee verkiezingen te hebben. Daar moeten we ook naar kijken, dus ook naar onze eigen organisatie.

De voorzitter:

Mevrouw Leijten, uw laatste interruptie.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik weet het, voorzitter. Ik vroeg me af of de VVD dan ook denkt dat het belangrijk is dat mensen het idee hebben dat verkiezingen uitmaken, dat hun stem uitmaakt, dat wat zij belangrijk vinden uitmaakt. Als u de rapporten leest, heeft u dan het idee dat de politiek, zowel landelijk als lokaal, dat voldoende waarmaakt? Of is het antwoord daarop nog steeds nee?

De heer Chris Simons (VVD):

Dat is eigenlijk ook dubbel. Het is dus niet «nee», maar er zitten natuurlijk wel kanttekeningen aan het hele verhaal. Of het nou gemeenteraadsverkiezingen zijn of Tweede Kamerverkiezingen – daarin zie je al een verschil – er is sprake van desinteresse in verkiezingen. Voor grote groepen Nederlanders is de desinteresse in de lokale politiek veel groter. Dat is het geval totdat ze bij de voordeur komen, totdat er wat in de buurt gebeurt. Dan ziet u echt dat de tribunes vol zitten. Dat ziet u hier nu ook. Er is vanmiddag een petitie aangeboden. Ik vind het gewoon belangrijk dat de burgers zich laten horen. En als er zoiets speelt, dan zit ook bij de gemeenteraadsvergadering de tribune vol. Dus dan is die interesse er wel. Daar moeten we aan werken. We moeten ervoor zorgen dat we dit consequent en continu uitdragen.

De voorzitter:

Meneer Simons, hartelijk dank voor uw bijdrage in eerste termijn. We gaan naar de heer Ephraim van de Groep Van Haga.

De heer Ephraim (Groep Van Haga):

Dank u, voorzitter. Mijn begin lijkt wel een voortzetting van het betoog van de heer Simons: hoe kunnen we de burger meer invloed geven op de besluitvorming en het bestuur van Nederland en daarmee recht doen aan de letterlijke betekenis van het woord «democratie»? Hoe kunnen we in ons aller belang het vertrouwen van de kiezer in de politiek herstellen? We moeten niet bang zijn voor de kiezer. Hijs de kiezer juist op het schild en betrek hem voortdurend bij de democratie.

BVNL heeft zorgen over de betrokkenheid van de Nederlanders. De kiezer ziet in toenemende mate dat Europese regelgeving en internationale verdragen de Nederlandse soevereiniteit hebben aangetast, waardoor ze zijn afgehaakt. Waar in 1957 de EEG werd opgericht om de samenwerking en de handel tussen de landen in Europa te bevorderen – wat een goed uitgangspunt! – is Brussel voor steeds meer Nederlanders jammer genoeg een steen des aanstoots geworden. Ik noem de asielwetgeving, stikstofbeleid en Hollandse vissers die hun vloot ten onder zien gaan op de golven van de Europese wetgeving. Waar zijn zij in dit verhaal? Dat is een vraag die vele Nederlanders terecht stellen.

Begrijpt de Minister, ook in het licht van haar woorden, de zorgen van veel Nederlanders ten aanzien van de groeiende aantasting van de Nederlandse soevereiniteit ten gunste van onder andere de Europese Unie? Ten tweede, heeft de Minister ideeën hoe de EU omgevormd kan worden tot een meer democratische bestuurslaag en wordt daar in het kabinet ook over gesproken? Ten derde, is de Minister net zoals BVNL tegen het afgeven van nationale bevoegdheden aan Brussel? Ten vierde, is de Minister het met BVNL eens dat de soevereiniteit primair bij de Nederlandse burgers hoort te liggen? En het vijfde blokje: is de Minister het met BVNL eens dat afspraken met andere landen enkel gemaakt worden als dit in het belang van Nederland is en zolang dat aansluit bij de democratische wensen van onze inwoners?

Het eventueel al dan niet uittreden uit de EU – de nexit – en onder welke voorwaarden dat dan gebeurt, is bij uitstek een vraag die de Nederlanders, wat BVNL betreft, bij referendum zouden moeten beantwoorden. Is de Minister dat met ons eens of is die vraag alleen al een politiek taboe? BVNL wil de stem van de bevolking veel luider laten klinken door middel van een veel directere democratie. Het correctief referendum moet worden ingevoerd, en dan zonder opkomstdrempel. De Nederlander is zelf uitstekend in staat om te beslissen wat goed voor hem of haar is.

Voorzitter. In dat kader hebben we reeds met vreugde kennisgenomen van het rapport van de Raad van Europa. De hoogste mensenrechtenorganisatie op het Europese continent adviseert Nederland namelijk om de gekozen burgemeester in te voeren. De huidige manier van benoemen is niet democratisch genoeg, schrijft de Raad van Europa in zijn onderzoeksrapport over lokale besturen in Europa. Het aardige is dat we al bijna alle mogelijkheden om het tij te keren, in handen hebben. Immers, in november 2018 werd de kroonbenoeming van burgemeester en commissaris van de Koning op initiatief van D66 uit de Grondwet gehaald. Hiermee is grondwettelijk gezien de weg vrijgemaakt voor gekozen burgemeesters en commissarissen van de Koning. Om die verkiezingen ook daadwerkelijk te faciliteren moet er wel een uitvoeringswet komen waarin de details hiervoor worden vastgelegd. Is het kabinet bereid om dit initiatief alsnog te nemen en daarmee ook concreet invulling te geven aan het advies van de Raad van Europa? Graag een reactie van de Minister. BVNL overweegt om eventueel een tweeminutendebat aan te vragen om hiertoe moties in te dienen. Voorzitter, ik hoor nu wat rare geluiden. Hier ontgaat mij iets. Maar goed!

Voorzitter. Na al deze lolligheid, tot slot, de gemeenteraadsverkiezingen. Met een opkomst van slechts 50,4% bij de laatste raadsverkiezingen vorig jaar is de opkomst nog nooit zo laag geweest. Vooral in dichtbevolkte gemeenten en grote steden werd een stuk minder gestemd dan vier jaar geleden. Dat is niet goed voor de lokale democratie en niet goed voor het draagvlak van nieuw geformeerde colleges. Welke acties gaat het kabinet ondernemen om de kiezers weer massaal richting de stembus te bewegen? Zoals mevrouw Leijten al terecht zei, kan een belangrijk element zijn dat mensen gehoord worden. Er moet niet alleen maar naar ze geluisterd worden. Dan voelen ze dat ze niet geloofwaardig te woord worden gestaan.

Lokale partijen deden goede zaken met 36,4% van de stemmen. Dat is een prestatie van formaat, zeker gegeven het feit dat lokale partijen in tegenstelling tot landelijke partijen geen subsidie kregen uit de beschikbare middelen van Binnenlandse Zaken. Daar zit wel beweging in, want waar landelijke partijen jaarlijks 25 miljoen te verdelen hebben, mogen lokale partijen dat met 8 miljoen euro doen. Maar dat is waarschijnlijk nog niet genoeg. Klopt het dat de lokale afdelingen van landelijke partijen ook meedoen in die 8 miljoen? Dat lijkt mij in het nadeel van de onafhankelijke lokale partijen.

Het is niet zo simpel om de democratie weer terug te brengen bij de burgers en het wantrouwen over en weer weg te nemen. Dat zullen we waarschijnlijk ook vandaag niet zonder meer kunnen oplossen, maar we moeten toch een begin maken. We wensen de Minister dan ook veel wijsheid toe bij het maken van de juiste keuzes. Laat het belang van Nederland hierbij altijd het kompas zijn waarop u vaart.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank, meneer Ephraim. Dan gaan we naar de heer Van Baarle van DENK.

De heer Van Baarle (DENK):

Dank u wel, voorzitter. Er was tijdens de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen inderdaad sprake van een historisch lage opkomst. Dat moet ons zorgen baren als politiek. Nou blijkt uit het onderzoek dat het grootste gedeelte van de oorzaken die eraan ten grondslag liggen, structurele oorzaken zijn die we kunnen verklaren. Maar het laat onverlet dat er ook gewoon een hele grote groep mensen in Nederland is die zich niet meer herkent in de politiek, die geen vertrouwen meer heeft in de politiek en die afdrijft. Dat is gewoon niet goed voor ons als politiek, want wij horen ons werk te doen op basis van een uitspraak van de kiezer. Als steeds minder kiezers op komen dagen bij verkiezingen, dan zijn de organen in Nederland niet meer representatief. Dus we moeten hier iéts mee. Ik vind de appreciatie die de Minister heeft gegeven in de brief van vijf kantjes, naar aanleiding van het onderzoek over de opkomst, niet helder en nog te kort. Ik zou daarom graag aan de Minister willen vragen wat zij in de komende tijd gaat doen om ervoor te zorgen dat we de opkomst verhogen en dat we de band tussen de volksvertegenwoordiging en de kiezer gaan verbeteren, en dat we die vertrouwensbreuk met elkaar gaan beslechten.

Voorzitter. Uit het onderzoek komt onder andere het volgende naar voren. Nou is niet helder of dat in alle gevallen een positieve uitwerking heeft, maar er zijn in ieder geval heel veel onderzoeken die aantonen dat het een positieve werking kan hebben om in het kiessysteem de institutionele randvoorwaarde zodanig in te richten dat mensen makkelijker in staat worden gesteld om te stemmen. Dan heb je het bijvoorbeeld over stemmen in het weekend en over te allen tijde de mogelijkheid bieden om vervroegd te stemmen. Sommige mensen hebben het over het combineren van verkiezingen, wat het voor mensen aantrekkelijker maakt om te gaan stemmen. Ik zeg niet dat we dat allemaal maar moeten gaan doen, maar als bijvoorbeeld blijkt dat stemmen in het weekend in heel veel landen effect heeft, waarom doen we dat dan niet? Baat het niet, dan schaadt het niet. In de reactie van de Minister staat alleen een zin waarin gerept wordt over «randvoorwaarden in het kiesstelsel die mogelijk een rol kunnen spelen». Maar wat vindt de Minister ervan? Dat is de belangrijke vraag. Wat is het standpunt van de regering ten aanzien van dit soort zaken?

Voorzitter. Ik lees ook dat de regering werk wil gaan maken van extra communicatie. De kernvraag voor DENK is wat we fundamenteel anders gaan doen dan we vroeger deden als het om de communicatie over verkiezingen gaat. Kan de Minister daar wat over zeggen? Uit het onderzoek komt bijvoorbeeld naar voren dat het belangrijk is om werk te gaan maken van doelgroepcommunicatie. We weten dat onder bepaalde groepen in Nederland de kennis over verkiezingen of de opkomst gewoon lager is. Gaat de Minister deze suggestie ter hand nemen en werk maken van doelgroepcommunicatie om mensen te informeren?

Voorzitter. De regering schrijft ook dat de band tussen de kiezer en de vertegenwoordiging versterkt moet worden. Ook hierbij blijft de vraag hoe de regering dit precies gaat doen. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat die gekozen mensen ook daadwerkelijk inspraak kunnen hebben in de organen waar ze onderdeel van zijn? Vindt de Minister dat die lokale volksvertegenwoordigers wel voldoende in staat zijn om hier werk van te maken? Worden ze daar voldoende bij ondersteund? Is de beloning van gemeenteraadsleden überhaupt wel voldoende om mensen daartoe in staat te stellen?

Voorzitter. Dan is er ook een onderwerp dat in de afgelopen tijd regelmatig in opinieartikelen, ook hier in de Kamer, te berde is gebracht: de kiesdrempel. De fractie van DENK is een fervent tegenstander van een kiesdrempel. Dat zal u niet verbazen. De oorzaak is wat meer principieel. Wat heel veel mensen zien als fragmentatie van het parlement en het politieke landschap ziet DENK als een toename van de representativiteit. Het feit dat meer stemmen toetreden tot het parlement zien wij als een toevoeging. Alle kleine politieke partijen in het parlement zeggen vanuit hun perspectief belangrijke dingen die de besluitvorming verbeteren. De bestuurbaarheid van het land en het feit dat de gevestigde politieke partijen veel te lang een rituele dans doen om een coalitie te kunnen vormen, kun je niet afwentelen op kleine politieke partijen. Dat is egoïstisch. Ik zou graag van de Minister willen weten of zij dit standpunt onderschrijft en of zij kan garanderen dat in ieder geval deze regering nooit het initiatief gaat nemen om te komen tot een kiesdrempel.

Voorzitter. Dan de financiering van politieke partijen. We hebben het accountantsverslag bij de stukken ontvangen. Ik moet daarbij natuurlijk gelijk heel zelfkritisch een noot kraken: ook mijn partij wordt daarin genoemd. Ik kan u verzekeren dat we ermee aan de slag gaan om die opmerking in het vervolg niet meer te krijgen.

Ik wil een serieuze vraag stellen over een punt waarover de heer Sneller al Kamervragen heeft gesteld. Hij zal daar ongetwijfeld straks ook wat over gaan zeggen. Ik wil het hebben over de financiering en de geldstromen binnen Forum voor Democratie. Het heeft mij ten zeerste verwonderd dat we in dit huis een politieke partij hebben waarvan de politieke vertegenwoordigers, de Kamerleden, deel uitmaken van een bedrijf dat boeken verkoopt. Op de eigen kanalen wordt er geadverteerd om die boeken te verkopen. Ik vraag me echt af of deze Minister het wenselijk vindt dat er een mogelijkheid bestaat om partijmiddelen en subsidies te gebruiken om te adverteren om boeken te verkopen, terwijl de politici van die politieke partij er direct belang bij hebben om zo veel mogelijk van die boeken te verkopen. Mijn vraag aan de Minister is: vindt zij, net als de fractie van DENK, dat dit stinkt?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Baarle. U bent ruim over uw tijd heen. Ik hoor iemand voor wie dat ook gold «nou» zeggen, dus dan komt het goed. Meneer Sneller van D66, het woord is aan u.

De heer Sneller (D66):

Dank u wel, voorzitter. Onze democratie is een onrustig bezit. Zeker als je ziet wat er gebeurt in het buitenland, dan hebben wij de opdracht om onze eigen democratie te vernieuwen en te verdiepen. Als je naar onze democratische spelregels kijkt, dan zie je dat daaronder een heel groot vertrouwen ligt, het vertrouwen dat politici het beste zullen doen voor het land en dat het met de partijen wel goed zit. Steeds vaker blijkt dat dat naïef is. Daar werd net een mooi voorbeeld van gegeven. Er is steeds vaker sprake van misbruik van de regels, het ontduiken van de regels of het ondermijnen van de regels. Mijn oproep is: laten we niet wachten tot het kalf verdronken is.

Ik begin met de financiering van politieke partijen. We stellen eigenlijk heel weinig eisen aan politieke partijen, ook aan de financiering. Tegelijkertijd zien we dat het niet goed gaat. De Minister en de Commissie van toezicht zeggen: er is een stijgende lijn. Dat zegt veel over waar dat vandaan komt, want van maar liefst acht politieke partijen kon de Commissie van toezicht de stukken helemaal niet controleren. Het is een beetje ongemakkelijk door de manier waarop we het toezicht hebben georganiseerd, maar ik ga de Minister toch bevragen over een aantal politieke partijen. Toevalligerwijs zijn ze hier alle vier niet aanwezig. De accountant zegt bij twee politieke partijen: oordeelsonthouding. De Commissie van toezicht zegt zelfs dat het van een dusdanige ernst is dat het de kern van de Wfpp-subsidieregeling raakt. Ik heb het over Volt en BIJ1. Eén keer zegt de accountant: goedkeuring met beperkingen. Dan gaat het om BBB. De Commissie van toezicht zegt: nu de accountant niet kan vaststellen wat de waarde of de inhoud van de giften is geweest, kan de commissie niet beoordelen of er sprake is geweest van een gift in natura of van beïnvloeding dan wel waar de grens daartussen lag. Deze teksten zijn best wel hard.

Zeker bij deze drie partijen, die nieuw zijn in het parlement, is zowel de Minister als de Commissie van toezicht coulant. Dat snap ik en dat deel ik, maar tegelijkertijd vraag ik de Minister ten eerste wat we hiervan gaan leren voor volgend jaar of voor de volgende keer dat er een nieuwe partij komt. Andere nieuwe partijen zijn hier nooit tegenaan gelopen. De heer Van Baarle steekt de hand in eigen boezem, maar wat er bij DENK is gebeurd, ook vorig jaar, is van een compleet andere orde dan wat we hier zien. Ten tweede: wat is de volgende stap van de Minister? Gaat zij over tot kwijting, komt er een herkansing of slaan we deze bladzijde om en kijken we naar volgend jaar? Ik mis daar nog wat context en dat is belangrijk. We willen natuurlijk ook doorkijken naar de Wpp, de Wet op de politieke partijen, en naar wat de autoriteit zo meteen zou kunnen doen. Welke instrumenten krijgt de autoriteit bijvoorbeeld om zelf te gaan controleren? Nu vertrouwen we heel erg op het accountantsoordeel en laten we het daarbij. Mijn vraag is om die Commissie van toezicht expliciet uit te nodigen om op basis van hun acht jaar ervaring met dit toezicht een bijdrage te leveren aan de consultatie voor die Wet op de politieke partijen.

Dan het anonimiseren van accountantsverklaringen in de ADR-review, de Auditdienst Rijk. Kan de Minister er in ieder geval voor zorgen dat die Commissie van toezicht, zolang het niet helemaal openbaar wordt, inzage krijgt in de niet-geanonimiseerde versie?

Dan de vragen over Forum voor Democratie en zijn uitgeverijen. Deze vragen zijn na negen weken nog steeds niet beantwoord, dus het zal wel heel ingewikkeld zijn. Het laat in ieder geval weer een sluiproute zien. Omdat we uitgaan van goede bedoelingen van politieke partijen zou mijn expliciete uitnodiging aan de Minister zijn: vraag een soort red team met slechte bedoelingen en geef de opdracht om met slechte bedoelingen alle sluiproutes in de nieuwe Wet op de politieke partijen te verkennen – in de digitale wereld noemen ze dat geloof ik een soort pentest – voordat we die wet hier daadwerkelijk gaan behandelen.

Dan die opkomst van partijen bij de verkiezingen. Ik denk dat er uiteindelijk structurele maatregelen nodig zijn, zoals een lokaal belastinggebied, een kiesstelsel of een gekozen burgemeester. Voordat dat zover is, roep ik met de andere woordvoerders de Minister op om dit wel hoger op die agenda te zetten, misschien ook in het kader van de Verkiezingsagenda 2030. Het overzicht van het aantal raadsleden per inwoner is nu bijgevoegd, maar ik mis de conclusie die de Minister daaruit trekt. Volgens mij betekent het gewoon: minder raadsleden per inwoner is een lagere opkomst. Ik hoop dan ook dat we er bij de «Get out the vote»-campagnes die worden gevoerd voor opkomstbevordering met creativiteit en een frisse blik naar kijken. Kan dat niet met doelgroepen op gemeenteniveau anders worden ingericht?

Ten slotte, voorzitter. Ik zou graag het aanbod van de Minister willen aannemen om de kwalificatie van die vertrouwensregel in zo'n werkconferentie op te pakken. Ik hoor graag wat zij daar van mij verwacht.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Sneller. Dit was ook het eind van uw betoog?

De heer Sneller (D66):

Vijf minuten.

De voorzitter:

Heel keurig, daar houd ik van. De heer Bosma heeft nog een interruptie voor u.

De heer Martin Bosma (PVV):

Mevrouw Kaag hield van het weekend een speech. Zij heeft na afloop ook nog een pleidooi gehouden voor de kiesdrempel. Dat heeft ze in het verleden wel vaker gedaan. Ook mevrouw Barbara Baarsma – zij zit in de verkiezingsprogrammacommissie van D66 – wil die kiesdrempel. Mijn vraag aan de heer Sneller is of dat nu officieel het D66-standpunt is en waar die drempel dan zou moeten liggen.

De heer Sneller (D66):

Mevrouw Baarsma zat één keer in een verkiezingsprogrammacommissie voor de Europese verkiezingen. Volgens mij is dat nog geen officieel standpunt. Ook de staatscommissie-Remkes heeft daar natuurlijk naar gekeken, zoals de heer Bosma weet, en zegt eigenlijk dat het op basis van de vorige uitslagen geen hele grote bijdrage levert aan de bestuurbaarheid, want die zit namelijk ergens anders. In 2017 bleek dat het aantal zetels dat je kan herverdelen op basis van de uitslag niet heel groot is en niet per se leidt tot hele makkelijke kabinetsformaties. Daar is dus de winst niet heel groot, tenzij je een hele hoge drempel maakt, zoals de heer Van Baarle zei. Dan gaat het ten koste van de representativiteit. Ik zie wel dat doordat die discussie gevoerd wordt er ook wat creatievere voorstellen komen, bijvoorbeeld van Simon Otjes. Dus laten we die discussie vooral voeren over het onderliggende gevoel dat we op deze manier toewerken naar een landelijke en lokale versplintering en het daardoor op een gegeven moment aan zichzelf ten onder gaat. Laten we die discussie vooral voeren en kijken wat we daaraan moeten doen.

De voorzitter:

U heeft een interruptie van de heer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):

Het verbaast me dat zo'n kiesdrempel een optie is voor een partij als D66. Als een partij het woord «democratie» in de naam heeft, lijkt het mij dat je gelooft in de representatieve democratie, dat iedere stem of beweging evenveel waard is en je kleinere geluiden of bewegingen niet weert in het parlement. Met zo'n kiesdrempel is dat wat je dan de facto gaat doen. Je zegt tegen kleine partijen, kleine bewegingen in het land die op basis van wat voor argument dan ook zichzelf verenigen: jij mag niet meepraten. Hoe kun je dat democratisch noemen?

De heer Sneller (D66):

De heer Van Baarle maakt zowel van mijn antwoord in de richting van de heer Bosma als van de kiesdrempel een karikatuur en doet daarmee de discussie zwaar tekort. Duitsland heeft een kiesdrempel van ongeveer 5%. Is Duitsland daarmee geen democratie? Dat is eigenlijk de conclusie die de heer Van Baarle trekt uit het fenomeen dat een kiesdrempel niet democratisch is. D66 heeft in het verleden een districtenstelsel bepleit. De impliciete kiesdrempel daarvan is nog vele malen hoger. Zo nieuw is de discussie ook niet. Ik heb juist gezegd dat we moeten kijken naar een andere manier. De kiesdrempel is geen doel, maar een middel om te zorgen voor een aantal doelen. Eén doel is het onderzoeken van wat er binnen het parlement kan. We hebben vanochtend weer vergaderd met de werkgroep-Van der Staaij. Welke manieren zijn er om als parlement effectief en efficiënt te zijn? Het andere doel is de kabinetsformatie, en daarom lachte ik even richting de heer Ephraim toen het ging over de gekozen burgemeester. Ik heb een motie ingediend over het invoeren van een gekozen formateur: 37 zetels in de Tweede Kamer. Dus alle andere manieren lijken een beetje dood te lopen, terwijl het systeem wel in zichzelf vastdraait gezien de steeds langere formaties. Wat ga je nu uiteindelijk doen als alle structurele ingrepen die ik heb genoemd niet op voldoende draagvlak kunnen rekenen en het wel langzaam in zichzelf vastdraait? Tegelijkertijd zeg ik ook richting de heer Bosma: ik ben er nog niet voor.

De voorzitter:

U merkt, meneer Simons, dat de commissieleden ook op elkaar reageren buiten de microfoon. Ik ga naar de heer Van Baarle, want hij is begonnen met deze interruptie.

De heer Van Baarle (DENK):

De heer Sneller haalt het voorbeeld van de kiesdrempel in Duitsland aan, maar je kan ook andere landen noemen. De kiesdrempel is niet democratisch, want als we dat systeem invoeren – het is blijkbaar voor de heer Sneller een voorbeeld waar hij naar kijkt – dan betekent dat geen partij als DENK, SGP of BBB in het parlement. Het betekent dat heel veel politieke partijen met een eigen geluid, waarvan zij zeggen dat het niet geuit kan worden bij gevestigde politieke partijen, gewoon uit het parlement worden geweerd. Ik zou aan de heer Sneller willen vragen waarom het een democratisch principe zou zijn als je in een systeem partijen als DENK, BBB of BIJ1 weert uit het parlement?

De heer Sneller (D66):

De heer Van Baarle vergeet in zijn opsomming een partij, namelijk D66. Ik werkte zelf voor onze fractie toen we drie zetels hadden. Het is niet weren, maar iedereen krijgt een gelijke kans om op basis van de spelregels die er dan zouden zijn, te proberen een plek te bemachtigen. Je verliest aan representativiteit en de rijkere schakering, maar als je een parlement van 150 zetels houdt en een kiesdrempel hebt van één, dan is het zoals het nu is. We hebben nu ook geen Jezus Leeft in ons parlement, maar als we ons parlement zouden vergroten naar 650 zetels, zouden ze misschien dichter in de buurt komen. Bij zo'n discussie moet je altijd twee dingen tegen elkaar afwegen: representativiteit aan de ene kant en slagvaardigheid en efficiëntie aan de andere kant. Het als ondemocratisch afdoen en spreken over het weren van partijen doet geen recht aan de onderliggende discussie. Dat vind ik jammer in het verder brengen van de discussie over het probleem dat eronder zit en hoe je dat wel kunt oplossen.

De heer Van Baarle (DENK):

We hebben nu een systeem dat op proportionaliteit gebaseerd is. De heer Sneller wil de drempel ophogen en zegt daarmee tegen heel veel groepen en politieke partijen in het land: je mag alleen meespreken als je boven de drempel komt die wij als grote politieke partijen even bepalen. Dat is de facto gewoon het uitsluiten van minderheidsstandpunten in het parlement. Als het gaat om die onderliggende oorzaak, dan gaat het vaak over de bestuurbaarheid en de langdurende formatie. Ik zou aan de heer Sneller, als onderdeel van een coalitiepartij, willen vragen om daarin zelfkritisch te zijn. Was het niet zo dat D66 samen met de andere coalitiepartijen een jaar lang een soort rituele dans heeft gedaan met politieke spelletjes waarin gezegd werd: ik wil niet met jou, onze wegen scheiden? De ChristenUnie wilde niet meer met Rutte, maar later weer wel. Zijn de bestuurbaarheid van het land en de veel te lang durende formatie geen zaken die de coalitiepartijen in dezen gewoon totaal verknald hebben? Dat kan je dan toch niet afwentelen op het feit dat we kleine partijen hebben in dit parlement? Dat is toch totaal bezijden de realiteit?

De heer Sneller (D66):

Ik zou willen zeggen dat ik beter gewend ben van de heer Van Baarle, maar het is helaas niet zo. Hij zet een boete op nadenken. Ik heb hier helemaal geen voorkeur uitgesproken voor de kiesdrempel; als dat zo zou zijn, zou hij nog een half punt hebben. Hij maakt een politieke schwalbe van hier tot Tokio én hij heeft niet goed geluisterd bij eerdere debatten. Ik heb namelijk gezegd, en de heer Segers was niet heel blij bij dat debat: wat mij betreft was deze coalitie niet onze eerste voorkeur. Dus nee, het is gewoon je reinste onzin wat de heer Van Baarle hier verkoopt. Misschien heeft hij niet goed opgelet. Wij hadden namelijk een andere coalitie in gedachten en het lag niet aan ons dat die coalitie er niet is gekomen. Ik heb juist gezegd dat ook Tom van der Meer en anderen die de kiesdrempel hebben geanalyseerd, juist hebben laten zien dat het niet heel veel makkelijker leidt tot kabinetsformaties als je een kiesdrempel van, zeg, drie zetels introduceert, zoals de heer Van Baarle noemt.

De voorzitter:

Meneer Van Baarle, u heeft nog één interruptie.

De heer Van Baarle (DENK):

Ja, mijn laatste interruptie. Er is hier verre van sprake van een politieke schwalbe, zoals de heer Sneller het noemt. De heer Sneller is namelijk zelf onderdeel van een partij waarin mensen de kiesdrempel hebben geopperd. Ook mevrouw Kaag deed dat, tijdens een debat hier in de Tweede Kamer. Het is dus iets waar D66 over nadenkt. Ik kom er dus niet zomaar out of the blue mee dat D66 dit blijkbaar een bespreekbaar voorstel vindt. En de heer Sneller noemde zelf net in zijn betoog als argumenten om na te denken over een kiesdrempel de formatie en de bestuurbaarheid. Het enige wat ik aan de heer Sneller vroeg, is om die lange formatie en die bestuurbaarheid niet af te wentelen op het feit dat we wat kleinere partijen in dit parlement hebben, maar om als gevestigde politieke partij die onderdeel is van een coalitie zelfkritisch te zijn. U bent namelijk net zo goed onderdeel van die bestuurbaarheid en die lange formatie als de kleine partijen in dit huis. Dat is het punt dat ik in de richting van de heer Sneller wilde maken: wentel dit niet af op het feit dat we alleen maar kleine politieke partijen in dit huis hebben, maar kijk ook naar uzelf, want u bent evengoed onderdeel van die bestuurbaarheid en die lange formatie.

De heer Sneller (D66):

Hij zet toch een boete op nadenken. Ik kijk heus wel naar mezelf, alleen steekt de heer Van Baarle een beetje zijn hoofd in het zand als hij zegt dat versplintering in het parlement geen enkele bijdrage levert aan moeilijke formaties. Tegelijkertijd heb ik voorstellen gedaan voor structurele wijzigingen in onze democratie om de formatie wel te bespoedigen, en daar was de heer Van Baarle niet voor. De uitnodiging is dus om, los van het naar mij wijzen, met inhoudelijke voorstellen te komen om te zorgen dat het wél gaat werken.

De voorzitter:

De heer Bisschop had ook een interruptie voor u, meneer Sneller, en de heer Ephraim ook. U bent dus nog niet klaar.

De heer Bisschop (SGP):

Op het punt van de kiesdrempel kom ik zo meteen in mijn eigen bijdrage nog wel even terug. Daar zal ik nu dus geen tekst over binnensmokkelen. Maar wat mij bij de analyses over het aanpakken van de fragmentarisering vaak opvalt, is dat het ontbreekt aan zelfanalyse. Kijk nou eens in de spiegel. Wat kun je nu als politieke partij betekenen, en moet je misschien daarin een deel van de oplossing zoeken waardoor je dus verbrokkeling en fragmentarisering kunt tegengaan en kiezers aan je kunt binden? Ik geef toe dat dat een hele lastige route is, maar wij werken in ons stelsel nog steeds met die partijendemocratie. Is de heer Sneller het met mij eens dat dat ook een route zou moeten zijn om te begaan?

De heer Sneller (D66):

Ik bedoel het niet om de interruptie weg te praten, maar als de heer Bisschop vraagt of D66 zich zou moeten afvragen hoe het nog meer kiezers kan trekken, is het antwoord dat we daar zeker over blijven nadenken en ook dat dit nog nooit zo goed is gelukt als bij de vorige verkiezingen.

De heer Bisschop (SGP):

Dit is precies wat ik bedoel. Dank aan collega Sneller voor de prachtige illustratie, want daar gaat de vraag niet over. Kijk, natuurlijk ga je in je campagne kijken hoe je meer kiezers aan je kunt binden, maar dat is nou juist een van de onderliggende oorzaken van fragmentarisering en van zwevende kiezers. Nee, het gaat juist om politieke partijen die de power, de vitaliteit, hebben om een samenbindende kracht in de samenleving te vormen, even los van verkiezingen. Misschien is die vraag een beetje te moeilijk voor D66. Nee, sorry, dat is een flauwe opmerking. Die zou collega Bosma gemaakt kunnen hebben, maar ik trek haar onmiddellijk in. Maar misschien wil de heer Sneller daar vanuit die invalshoek nog eens naar kijken.

De voorzitter:

Ik weet niet of hij nu nog antwoord wil geven, maar we gaan het proberen.

De heer Sneller (D66):

Ik wil graag praten over de motie-Jetten. Daarin staat, naar aanleiding van het rapport van de commissie-Veling, dat politieke partijen meer subsidie moeten krijgen, zodat ze hun rol in onze democratie als staatsdragende organisaties waar kunnen maken. Dat was niet voor niets de motie-Jettten, want D66 ziet die rol heel duidelijk, ook intern. Ik zal u niet vermoeien met hoe deze discussie binnen onze vereniging wordt gevoerd en welke initiatieven er worden ontplooid om meer van dit soort verbanden aan te gaan met maatschappelijke organisaties die dezelfde oriëntatie hebben, op onze congressen, door onze thema-afdelingen, door onze werkgroepen, door onze raadsfracties en daarbuiten. Dat varieert van ngo's tot de gesprekken die ik daarover heb gehad met de PKN. Die waarde en die meerwaarde zie ik dus wel degelijk. Daarom denk ik – die discussie gaan we krijgen – dat het heel belangrijk is dat we die Wet op de politieke partijen krijgen.

De heer Bisschop (SGP):

Kijk, dit biedt aanknopingspunten om daarover door te praten. Hoe kun je een construerende, constructieve lijn in de hele politieke structuur aanbrengen, waarbij de stabiliteit meer geborgd wordt? Uiteraard hebben wij onze eigen aanpak hierin. Maar als we op deze wijze als politieke partijen bezig zijn, dan heb je die hele discussie over de kiesdrempel eigenlijk ook niet meer nodig. Maar goed, daar zal ik in mijn eigen bijdrage nader op ingaan.

De heer Sneller (D66):

Het is geen geheim dat D66 in veel opzichten de luxe niet heeft die de SGP wel heeft qua stabiele kiezersschare en ledenachterban.

De voorzitter:

Het was niet echt een vraag, maar u krijgt toch een antwoord. Heeft u nog een interruptie, meneer Bisschop? Of gaat u aan uw inbreng beginnen?

De heer Bisschop (SGP):

Met uw welnemen ga ik aan mijn betoog beginnen, als er geen interrupties meer zijn.

De voorzitter:

We hebben nog een interruptie. Meneer Ephraim, aan u het woord.

De heer Ephraim (Groep Van Haga):

Ik moet de band even een paar minuutjes terugspoelen.

De heer Sneller (D66):

Nou, doe dan maar een biertje.

De heer Ephraim (Groep Van Haga):

Alcoholvrij?

De heer Sneller (D66):

Ja, het is dry january, sorry.

De heer Ephraim (Groep Van Haga):

Goed, de heer Sneller had over het voorstel van D66 voor een gekozen formateur. Nou weet ik, omdat ik nog van voor de tijd van Hans van Mierlo ben, ietsje ouder dan de partij, dat de gekozen functionaris altijd een kroonjuweel van D66 was. Daaronder valt ook de gekozen burgemeester, waartoe ook wetgeving is doorgevoerd. Hoe staat D66 thans tegenover de gekozen burgemeester en is de heer Sneller van plan om het kabinet te manen om zo langzaamaan eens tot een uitvoeringswet te komen en de puntjes op de i te zetten?

De heer Sneller (D66):

Ik maan het kabinet graag, maar liever met betrekking tot dingen die in de buurt komen van de 76 zetels die nodig zijn voor een wetsvoorstel om dat te bereiken. Ik vind het teleurstellend, maar ik zie daarvoor in deze Kamer niet het begin van een meerderheid, ook niet als je het in een combinatievariant met door de raad gekozen burgemeesters doet. Laten we dus kijken hoe we dat verder kunnen brengen. Ik blijf daarover nadenken en daar ook wel aan werken, maar in deze Kamer is daar nog geen meerderheid voor te vinden. Ik zie die motie van de heer Ephraim dus met genoegen tegemoet. We zullen het dan wederom zien. Maar ik noemde net al even de gekozen formateur: niet in de verste verte.

De heer Ephraim (Groep Van Haga):

Ik denk dat er wel vaker wetsvoorstellen richting de Kamer worden gestuurd waarbij de hoop op 76 zetels een illusie is. Maar volgens mij is er in 2018 al het een en ander voorbereid via de Grondwet, dus daar was toen kennelijk wel een forse meerderheid voor te vinden. Waarom zouden die 76 zetels dus buiten bereik zijn? Misschien kan de heer Sneller dat uitleggen? Anders zal ik inderdaad die motie indienen waar hij wat smakelijk om grinnikte. Dan zien we het wel en dan weten we ook eindelijk een keer waar D66 staat in de herziening van de democratie.

De heer Sneller (D66):

Dat laatste is dan weer niet nodig, want ik zei gewoon dat ik ervoor ben. Allemaal tot je dienst, meneer Ephraim, maar ik zei al dat ik ervoor ben en blijf. We gaan het dan inderdaad zien, maar ik zou zeggen: kijk om u heen en zie het gebrek aan steun ervoor buiten D66 en de PVV.

De voorzitter:

Nog een laatste vermanend woord: laten we het over de inhoud hebben en niet op de man spelen. Ik merk dat er, om en om, toch regelmatig iets langs de microfoons glijdt.

Meneer Bisschop, aan u het woord voor uw eerste termijn.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. De versplintering en de verbrokkeling kwamen al langs. Dat zijn inderdaad de grote uitdagingen waar onze volksvertegenwoordiging, onze vertegenwoordigende democratie, mee te maken heeft. Ik constateer wel – dat heb ik geprobeerd al een beetje duidelijk te maken in een interruptie – dat oplossingen om daarin een verbetering aan te brengen, vaak eenzijdig en al te simpel zijn. Dan ga je het toch weer over die hogere kiesdrempel hebben. Zo'n oplossing miskent de oorzaak van de problemen zoals die zich in de huidige volksvertegenwoordiging voordoen. Concreet: was die lange formatie echt te wijten aan kleine partijen, of groeit de verharding in de politiek vooral door splinterpartijen of door polarisatie? Kun je zomaar stellen dat de controlerende en wetgevende taak vooral bij kleine partijen in het gedrang komt?

Simpele voorstellen bieden bovendien vaak geen oplossing. De staatscommissie-Remkes gaf bijvoorbeeld al aan dat een kiesdrempel van 5% onvoldoende effectief zou zijn om versplintering effectief tegen te gaan. Gaan we er met de gewenste motiereductie écht op vooruit als we een kiesdrempel zouden invoeren en de splinterpartijen buiten zouden houden, als we weten dat slechts – ik zeg «slechts», maar ik wil het niet bagatelliseren – 20% tot 25% van alle ingediende moties afkomstig is van de kleinste partijen, dus partijen met één tot en met drie zetels? 20% tot 25%: waar heb je het dan over? Dan is er dus iets anders aan de hand. Ja, mevrouw Leijten, relatief is het veel. Ik hoor mevrouw Leijten ook zeggen: absoluut ook. Dat is bijna een interruptie, voorzitter. Dat moet wel, want het was buiten de microfoon. Maar ik wil de SP toch een «eervolle» vermelding geven. We hebben alles eens op een rijtje gezet. De SP scoort ruimschoots als topscoorder bij het indienen van moties en doet haar politieke werk dus op haar manier uitstekend.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik ken deze cijfers heel goed. Als je die omrekent naar het ingediende aantal moties per Kamerlid, staat de SGP boven de SP.

De voorzitter:

Naast het persoonlijk adresseren kan het jij-bakken ook wel iets minder in deze commissie. Meneer Bisschop, aan u het woord.

De heer Bisschop (SGP):

De SGP heeft er volgens mijn overzicht – ik moet het even afronden – ongeveer 130 ingediend in 2022. Dat is per Kamerlid toch iets minder dan bij de SP.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik zei het buiten de microfoon, maar ik herhaal het even in de microfoon: kijk maar in het rapport-Van der Staaij. Daarin is het per fractie uitgesplitst en per Kamerlid omgerekend. Cijfers gebruiken is goed, maar schiet dan raak, zou ik tegen de SGP willen zeggen.

De heer Bisschop (SGP):

Dit was redelijk raak volgens mij, maar goed, de trefzekerheid hoeven we verder niet ter discussie te stellen.

Voorzitter. Het gaat mij om het volgende. Procentueel leveren de kleine fracties een aandeel, maar als je kijkt naar de totale aantallen is een kiesdrempel waardoor de kleine fracties zouden verdwijnen, geen oplossing. Dat wilde ik maar betogen.

Voorzitter. Ik vervolg mijn betoog. De SGP legt graag twee concrete vragen voor aan de Minister. Ziet de Minister net als wij wezenlijke verschillen tussen voorstellen om ten minste de kiesdeler te behalen en voorstellen om zelfs meer dan de kiesdeler te moeten halen? De tweede vraag: onderkent de Minister dat het verhogen van de drempel tot boven de kiesdeler fundamentele vragen oproept over de verhouding tot het evenredigheidsbeginsel, zoals dat is vastgelegd in de Grondwet? Dat wordt gebagatelliseerd. «Er is geen grondwetswijziging nodig», wordt er dan gezegd, maar hoe kijkt de Minister daartegen aan?

De voorzitter:

U heeft een interruptie van de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Vindt de heer Bisschop het redelijk dat je een zetel krijgt als je niet voldoende stemmen hebt gehaald voor één zetel?

De heer Bisschop (SGP):

Ik weet hoe de regeling nu is. In het kader van de restzetelverdeling kunnen kleine partijen meedelen die in eerste instantie nog geen zetel gehaald hebben en die dus niet op eigen kracht de volle kiesdeler hebben gehaald. Je moet ergens een grens trekken. In z'n algemeenheid zijn wij er voorstander van dat je wel eerst op eigen kracht de kiesdeler gehaald zou moeten hebben. Dat is een objectieve norm. In die restzetelverdeling is er in de loop der tijden nog wat versoepeld. Dat vergroot de inzichtelijkheid van het hele model, van het democratische stelsel, niet. Ik heb daar jaren les in gegeven en ik zeg het altijd zo: je moet het aan iemand in vmbo 3 of vmbo 4 uit kunnen leggen. Als die het stelsel snapt, dan heb je een goed stelsel. Als het voor hen te ingewikkeld wordt, sluit je ongeveer de helft van de bevolking uit. Dat moet je niet willen, dus vandaar.

Voorzitter, ik vervolg het betoog. De SGP vindt het belangrijk dat zo veel mogelijk burgers kunnen stemmen, ook als zij een ziekte of een beperking hebben. Naast begeleiding in het stemhokje vraag ik aandacht voor degenen die bijvoorbeeld onder curatele staan. Het gaat om mensen die niet zo eenvoudig een volmacht kunnen verlenen, maar van wie soms wel bekend is wat hun opvattingen en behoeften zijn. Wil de Minister onderzoeken of ouders in die bijzondere situatie toch een rol kunnen vervullen ten behoeve van hun, qua leeftijd in elk geval, stemgerechtigde kind?

Voorzitter. Het blijft een belangrijke uitdaging voor gemeenten om voor en na een herindeling recht te doen aan afzonderlijke kernen binnen de gemeente. De wetgever benoemt niet vaak specifieke kernen die bij de evaluatie uitdrukkelijk aan bod moeten komen, zoals bijvoorbeeld Schaijk en Reek. De SGP vindt het daarom onbevredigend dat de Minister nu al aangeeft dat zij na de evaluatie de verantwoordelijkheid voor een heroverweging volledig aan de gemeenteraad overlaat. Mogen burgers niet ook van de wetgever, zijnde de regering en het parlement, verwachten dat een serieuze heroverweging van het eigen handelen plaatsvindt als de resultaten kritisch zouden zijn?

Dan het volgende in lijn met de inbreng van collega Simons van de VVD. De SGP is blij met de aankondiging dat er een wettelijke regeling komt voor ontslag en schorsing van waarnemend burgemeesters. Ik denk dat die regeling meer moet inhouden dan het vermelden van de bevoegdheid tot ontslag en schorsing, want de zorgen richten zich juist op het ontbreken van een zorgvuldige procedure. Wil de Minister bovendien de vraag meenemen in hoeverre opeenvolgende benoemingen van waarnemend burgemeesters mogelijk moeten zijn?

De voorzitter:

Kunt u tot een afronding komen, meneer Bisschop?

De heer Bisschop (SGP):

Ik kom tot een afronding. De SGP zou het logischer vinden om dit in een afzonderlijk wetsvoorstel op te pakken, maar misschien kan de Minister aangeven wanneer we het wetsvoorstel waarin dit geregeld wordt, tegemoet kunnen zien.

Voorzitter. Ik had nog een punt over de vergoeding van Statenleden, maar sluit mij kortheidshalve aan bij collega Simons, die dat adequaat naar voren heeft gebracht.

Dank u zeer.

De voorzitter:

Hartelijk dank, meneer Bisschop. Dan is, tot slot, het woord aan mevrouw Leijten van de SP.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Ik kan het mij nog goed herinneren: met mijn vader mee naar de stembus en met mijn vader en moeder praten over wat ze gingen stemmen en waarom en hoe belangrijk dat was. Ik ging met m'n oma mee naar de stembus toen ik daar een keer logeerde in de vakantie en er verkiezingen waren. Jong geleerd is oud gedaan. We zeggen dat vaak als het gaat over sporten en dat soort zaken, maar dat geldt ook voor democratie. Dat gaat over stemmen, het gevoel dat je iets kan beslechten met argumenten en misschien iets af kan dwingen door actie te voeren, massa te maken en tegenmacht te organiseren. Als je dat niet op een jonge leeftijd ervaart en je dat niet op een jonge leeftijd wordt aangereikt, dan is dat later leren lastiger. Dat begrijpt iedereen.

Als we kijken naar de uitkomsten van het onderzoek naar de lage opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen, dan treft het mij hoezeer jongeren niet gestimuleerd zijn en worden om te kiezen. Dan verwacht ik eigenlijk een diepere analyse van deze Minister dan de analyse die er nu ligt. Er is een onderzoek gedaan onder jongeren over hun democratisch besef. Daaruit komt heel duidelijk naar voren dat zij op het moment dat het er op school over gaat – dat is op alle niveaus zo – geïnteresseerd en enthousiast raken en iets willen doen. En toch zien we een enorme kloof in opleidingsniveau en culturele achtergronden. Daar moeten we iets mee, want de kloof, die we eerder hebben geconstateerd in het rapport van de staatscommissie over de diplomademocratie, verdiept zich in de jongere generatie, in de toekomstige generatie. Als er geen draagvlak is voor democratie, dan komt er draagvlak voor andere zaken. Dan kun je als politieke partij klagen over nepnieuws of over politieke organisaties die zich anders organiseren dan wij gewend waren, maar dan is dat misschien wel uitgelokt. Dan kun je het als VVD hebben over desinteresse in verkiezingen, maar misschien is dat wel een reactie op de desinteresse van de politiek in mensen. Hoe ziet de Minister dat precies? Welke opdracht stelt zij zichzelf voor bijvoorbeeld de volgende verkiezingen? Oké, voor de volgende verkiezingen is lastig. Dat is over twee maanden. Maar welke opdracht stelt het kabinet zichzelf? We hebben het vaak over het vertrouwen van mensen in de overheid, maar we weten dat we een wantrouwende overheid hebben, die mensen niet de rechtsbescherming geeft die ze nodig hebben. Morgen hebben we een debat over de rechtsstaat; dan hebben we het er weer over. Dan is het twee jaar geleden dat het kabinet is opgestapt. Wat is er nou materieel verbeterd? Op het moment dat we die balans gaan opmaken, denk ik dat we allemaal best wel droevig worden.

Voorzitter. Als het gaat over Den Haag, de politiek en de verslaglegging van de politiek, dan gaat het wel heel vaak over onszelf. Is een kiesdrempel nou wel of niet geluiden uitsluiten? Ik vind het eerlijk gezegd zo'n slecht antwoord op wat er nodig is in de samenleving. Waarom maken we niet een feest van de democratie door van verkiezingen een vrije dag te maken? Overal kun je stemmen. Waarom organiseren we dat niet? Dat kost geld en inzet, maar financiën kunnen hier toch niet het argument zijn? Als het over financiën gaat: we weten dat de financiering van politieke partijen een groot punt van debat is geweest in deze Kamer. Dat is flink vertimmerd begin dit jaar. Het is per 1 januari in werking getreden. De SP maakt zich best wel zorgen over de verslaglegging van de financiering van politieke partijen. Wij zien niet wat er misgaat.

Is er een stemming, voorzitter? Dit is namelijk de stemmingsbel.

De voorzitter:

Nee, maar als u er last van heeft, kunt u wel even wachten. We checken het even voor de zekerheid.

Vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik ben nog van de generatie Kamerleden die leeft op de bel. Op het moment dat die lang gaat, denk ik: ik moet naar de plenaire zaal om te stemmen. Dus vandaar.

Goed, ik was bij de financiering van politieke partijen en de verslaglegging daarvan. Op het moment dat meerdere politieke partijen fouten maken in de verslaglegging van de financiering van hun subsidie, gaat het niet om de handtekening of die vraag. Volt, BIJ1 en Forum zijn al genoemd. Maar als er serieuze vragen zijn over de rechtmatigheid van geld dat is binnengekomen en of de subsidie nog wel juist is besteed, dan horen we dat gewoon te weten. Dat die transparantie daar niet is, vindt de SP-fractie een groot probleem. Wij hebben hier een Kamerlid geschorst, omdat die zich niet aan transparantieregels hield. Hoe kan dit dan niet geregeld zijn voor politieke partijen? Het voelt een beetje vies op het moment dat de Kamer dat anders doet dan volgens de Wet financiering politieke partijen. Kan de Minister daarop ingaan? Er is vaker gevraagd om dit soort verslagen transparant te maken. Maar dat zelfs de commissie die toeziet op de financiering van politieke partijen het niet weet, vinden we een groot probleem.

Dan de herindeling als het gaat over de gemeente Maashorst en het vraagstuk over Schaijk en Reek. Uiteindelijk hoort de Tweede Kamer daar niet over te gaan. Daar horen de mensen die daar wonen over te gaan. Dit laat dus zien dat herindelingen in het verleden echt verkeerd zijn aangevlogen. Zijn die altijd fout? Nee. Maar als er geen draagvlak is van onderop bij de bewoners die onderdeel zijn van die herindeling, dan gaat het mis. Er zijn er al meerdere opgenoemd door andere partijen, maar ik vind echt dat er een oplossing gevonden moet worden. Anders falen wij als democratie en als vertegenwoordigers helemaal. Ik vraag de Minister dat te doen.

Voorzitter, tot slot. Ik weet dat ik uit de tijd loop. Ik hield de tijd bij, maar toen kwam er een stemmingsbel. Mij valt op dat er ontzettend veel uitbesteed wordt als het gaat om het nadenken over problematiek. We hebben een Staatscommissie Rechtsstaat. Er is een staatscommissie over racisme. Er is een Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme. Er is een Adviescommissie versterken weerbaarheid democratische rechtsorde. Het lijkt wel alsof het nadenken over hoe we onze democratie verbeteren, is uitbesteed. Ik zou de Minister willen vragen: welke adviescolleges heeft zij inmiddels allemaal onder haar hoede en welke de regering? Dat antwoord mag ook later komen. En is het wenselijk dat we zo veel uitbesteden, dat er zo veel wordt onderzocht?

Tot slot. Er is een motie aangenomen van de SP over het democratisch tekort van de gemeenschappelijke regelingen. Daar had de heer Bosma het ook al over, in het kader van de veiligheidsregio's. Maar er zijn een legio van. Wanneer krijgen wij eens een reactie op die motie?

De voorzitter:

Hartelijk dank, mevrouw Leijten. De Minister heeft aangegeven twintig minuten nodig te hebben. Dat is hartstikke rap. Wij gaan verder om 14.35 uur.

De vergadering wordt van 14.15 uur tot 14.40 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan het woord is de Minister voor haar eerste termijn. De leden hebben wederom vier interrupties, maar we gaan even kijken hoe het gaat, vooral qua lengte van interrupties en natuurlijk of de beantwoording compleet is. Aan het woord is de Minister.

Minister Bruins Slot:

Voorzitter, dank u wel. Voordat ik met mijn inleidende verhaal begin, heb ik een aantal blokjes: de verkiezingen, weerbaar bestuur, herindelingen, rechtspositie, financiën Provinciefonds, de Wet op de politieke partijen, financiering partijen en de Commissie van toezicht, en nog een aantal overige punten.

Voorzitter. Allereerst wil ik de leden danken voor hun inbreng en ook voor de gelegenheid om in het nieuwe jaar met de Kamer te kunnen spreken over een aantal belangrijke onderwerpen die raken aan de fundamenten van onze democratische rechtsstaat. Het afgelopen jaar heb ik in samenwerking met deze Kamer gewerkt aan het versterken van de democratische rechtsstaat. Zo zijn er in de afgelopen periode vijf grondwetswijzigingen aangenomen, hebben we verbeteringen in het verkiezingsproces ook dankzij de Kamer doorgevoerd en zijn de eerste stappen gezet op het gebied van democratische vernieuwing. Zoals de leden zelf ook aangaven, raken de maatschappelijke opgaven van vandaag niet alleen de verschillende elementen van het dagelijkse leven van mensen, maar vragen ze ook veel van het openbaar bestuur. Daarom is het goed dat de leden hier een inbreng leveren om te kijken of het openbaar bestuur goed is toegerust en met elkaar samenwerkt om tot oplossingen te komen voor die maatschappelijke vraagstukken.

Wat de leden op verschillende punten naar voren brengen, is het belang dat mensen zich uiteindelijk vertegenwoordigd voelen. Want zich vertegenwoordigd voelen, zich gehoord voelen, maakt uiteindelijk het verschil of mensen in Nederland vertrouwen hebben in de overheid, of zij zien dat de overheid uiteindelijk voor hen het verschil kan maken en of zij het gevoel hebben en uiteindelijk zien dat de overheid de uitdagingen het hoofd kan bieden. Daarvoor dient een overheid betrouwbaar, dienstbaar en responsief te zijn. Ook dit jaar – de leden gaven het ook zelf aan – is het van belang dat we de overheid weer dienstbaarder proberen te maken en proberen de democratie te beschermen, te onderhouden en te vernieuwen. Dat zit 'm ook in een aantal zaken die bijvoorbeeld mevrouw Leijten naar voren bracht, maar ook de heer Van Baarle en de heer Simons. Het gaat erom dat je de signalen eerder terugkrijgt om beleid en wetgeving aan te passen en dat je ervoor zorgt dat mensen meer een stem krijgen bij de ontwikkeling van beleid, zoals het voorstel tot een wijziging van de Gemeentewet dat hier ligt, het voorstel voor een participatieverordening en het uitdaagrecht. Maar je moet ook duidelijk aangeven wat wel en niet kan.

Volgens mij waren het de heer Simons en de heer Ephraim die zonet aangaven dat democratie geen vanzelfsprekendheid is. De afgelopen twee jaar hebben we dat in de Verenigde Staten gezien, vorige maand in Duitsland en de afgelopen weken in Brazilië. Maar het is ook hier geen vanzelfsprekendheid. Daarom is het goed dat de leden ook nadrukkelijk kijken naar de gemeenteraadsverkiezingen en de opkomst daarvoor. Dat is ook de reden dat ik toch een onderzoek daarnaar heb gedaan, ondanks dat iedereen zei: we weten het eigenlijk wel, we hoeven geen onderzoek om te weten waar de verschillen zitten en waarom mensen niet meer stemmen. Gezien het belang van de verkiezingen als basis, als fundament voor de democratie, vind ik het juist wel van belang om dat te doen, omdat het ons ook richting geeft om zaken te veranderen.

Voorzitter. Dat betekent dat we in de komende periode een enorme opgave hebben. Ik realiseer me – dat is gewoon een realistische houding – dat het niet van de ene op de andere dag anders is, dat het uiteindelijk een mammoettanker is die van koers dient te veranderen. Dat gaat tijd kosten. Het zal ook niet altijd goed gaan. Maar als we het niet gezamenlijk proberen te doen, dan komen we nooit verder. Met die instelling ga ik komend jaar weer verder.

Een belangrijk element, het fundament van verkiezingen, is dat mensen hun stem uitbrengen, dat ze dat in Nederland doen, dat de toegankelijkheid van de verkiezingen goed is en dat mensen daarbij zo min mogelijk gehinderd worden. Eigenlijk alle woordvoerders hebben aandacht gevraagd voor de opkomst bij de verkiezingen. Er zijn inderdaad heel veel verschillende redenen waarom mensen niet stemmen. Sommige mensen stemmen situationeel niet. Bij de gemeenteraadsverkiezingen stemmen ze niet, maar bij de landelijke verkiezingen wel. Je ziet dat mensen niet stemmen – die conclusie is ook helder – omdat ze denken: mijn stem maakt toch niet meer uit. Dat is echt iets om je grote zorgen over te maken. Maar er zijn ook jongeren, zoals mevrouw Leijten aangaf. Volgens mij heeft 24% van de jongeren met een vmbo-diploma gestemd tijdens de gemeenteraadsverkiezingen en 42% van de theoretisch geschoolde jongeren.

Als je dat doordenkt en als je denkt aan wat een van de leden zei, namelijk «jong geleerd, oud gedaan», dan is dat een groot punt van zorg, omdat «jong geleerd, oud gedaan» juist de bewustwording betekent van jongeren om wel te gaan stemmen. Het belang daarvan is enorm groot. Dat is ook een van de redenen dat ik naar aanleiding van deze cijfers met de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in gesprek wil gaan. Met de versterkte opdracht in het kader van burgerschapsonderwijs, naar aanleiding van de staatscommissie parlementair stelsel, ligt daar ook een belangrijke mogelijkheid om dat gesprek over democratie, maar vooral over het laten horen van je stem, het maken van keuzes, in de klaslokalen meer naar voren te laten komen. Dat gesprek wil ik met mijn beide collega's gaan voeren.

Tegen de heer Simons zeg ik: ik ben laatst ook in het mooie Zeeland geweest, in Terneuzen, op een mbo-school daar, om juist met kaderleerlingen daarover in gesprek te gaan. Ik vind het mooie dat je ziet dat jongeren gewoon een duidelijke stem hebben. Maar het is ook belangrijk om ervoor te zorgen dat die jongeren ook echt het idee hebben dat het verschil maakt als ze hun stem uitbrengen.

Voorzitter. Het is ook van belang om te kijken naar het toegankelijker maken en het verbeteren van het verkiezingsproces zelf, als een maatregel daarbinnen. Er ligt hierover een initiatief van de Kamer, onder anderen van de heer Sneller, om vervroegd stemmen mogelijk te maken. De vraag is wel of dit tot een hogere opkomst leidt, maar het is in ieder geval een voorstel van deze Kamer waarvan ik de verwachting heb dat het dit jaar verder wordt gebracht. Ik verwacht dat de heer Sneller nu knikt. Hij knikt.

De heer Van Baarle zegt: kunnen we niet bijvoorbeeld op zondag gaan stemmen? Ik hecht eigenlijk wel aan de Nederlandse traditie om doordeweeks te stemmen. In landen waar de verkiezingen wel in het weekend plaatsvinden, is namelijk de opkomst niet hoger dan in Nederland. Dus dat is wel een punt.

Wat betreft het herstel van vertrouwen, ook als het gaat om communicatie en campagne, zie je bijvoorbeeld bij de provinciale staten en de waterschappen dat we als ministerie – we hebben namelijk een brede communicatiecampagne daarvoor – het belang van de gemeenten en de waterschappen en wat ze doen en het stemmen bij deze verkiezingen nog nadrukkelijker voor het voetlicht willen brengen. De provincies en de waterschappen gaan daar ook zelf mee aan de slag. In de communicatie richt ik me in het algemeen op verschillende doelgroepen waar de opkomst achterblijft. Maar je wil wel iedereen gelijk benaderen. Dat is wel heel erg belangrijk. Een van de groepen waar ik echt extra op inzet, is de groep jongeren, omdat het belangrijk is om hen bij de politiek te betrekken, zowel in het burgerschapsonderwijs, maar ook op andere manieren. Daarom zend ik binnenkort ook een brief aan de Kamer over de uitvoering van de motie-Bromet/Van Dijk over de actieagenda jongeren en democratie.

Als laatste zeg ik: het is niet alleen iets van de overheid. Het is ook iets van de politieke partijen. Je ziet namelijk ook in het overzicht terugkomen dat daar waar politieke partijen – dat herkennen deze leden denk ik allemaal – geworteld zijn in buurten en in wijken, dat vaak ook leidt tot een hogere opkomst, zoals het onderzoek aangeeft.

De voorzitter:

U heeft een interruptie. De heer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik heb eigenlijk twee punten. Allereerst een punt ten aanzien van de logistieke randvoorwaarden in het stelsel. De Minister gaf iets aan over stemmen op zondag. Ik heb niet «zondag» gezegd. Het weekend kent natuurlijk meer dagen dan alleen zondag. Zondag ligt soms wat gevoeliger. Maar dat is er één. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat er meerdere factoren zijn bij de vormgeving van het stelsel. In sommige landen wordt gecombineerd gestemd. In sommige landen – mevrouw Leijten stipte dat punt aan en dat vind ik ook een heel interessant idee – is het een vrije dag. In de appreciatie van de Minister wordt eigenlijk niet ingegaan op het standpunt van het kabinet ten aanzien van al die mogelijke varianten. Gaat het kabinet nog nadenken over al die suggesties hoe een stelsel is vormgegeven en of dat daaraan kan bijdragen? Of zegt de Minister: «We laten het gewoon hierbij; dit is het. Wellicht gaan we aan de slag met het initiatief van de heer Sneller en anderen om dat vervroegd stemmen uit te breiden, maar we laten het daarbij»?

Minister Bruins Slot:

Er zijn natuurlijk verschillende voorstellen in de komende periode. Zo is er het voorstel van de heer Sneller als het gaat om vervroegd stemmen. Er ligt ook nog een voorstel voor Met één stem meer keus, waarbij een zwaarder gewicht wordt toegekend aan het feit dat je een voorkeursstem op iemand uitbrengt. Daarnaast zijn we bezig met het verbeteren van de toegankelijkheid van de verkiezingen. Een van de zaken die ik in december heb gedaan, is dat ik gemeenten eenmalig extra geld heb gegeven, namelijk 2,7 miljoen, om hun stembureaus beter toegankelijk te maken. Een ander voorstel waar ik mee bezig ben, is het kijken naar meer hulp in het stemhokje of voor mensen met een beperking. Vooral de afgelopen periode hebben we er ook wat meer tijd voor genomen om in gesprek met de belangenorganisaties een beter beeld te krijgen hoe je dat op een zorgvuldige manier doet. Want er zit ook absoluut een dilemma in dat je ook niet wil dat mensen onder begeleiding hun stem onder bepaalde dwang gaan uitbrengen. Dat zijn allemaal voorstellen – zo kan ik er nog een paar noemen – om verder te werken aan het versterken van het verkiezingsproces.

De heer Van Baarle (DENK):

Veel van de zaken die de Minister noemt, zien op het moment nadat iemand überhaupt al de beslissing heeft genomen om te gaan stemmen. Denk aan een zwaarder gewicht geven aan een voorkeursstem of mensen beter ondersteunen in het uitbrengen van hun stem als zij in het stemhokje zijn. Dat is aan de orde op het moment dat mensen al gaan stemmen. Alleen, zoals ik net zei, heb je in het systeem mogelijkheden om zaken vorm te geven. Er zijn heel veel suggesties voor om de drempel te verlagen, bijvoorbeeld als het gaat over de dagen, over hoe je het vormgeeft, over stemlokalen. Mijn vraag aan de Minister is: komt daar nog een slag overheen met alle suggesties die uit het onderzoek blijken? Ziet de regering daar mogelijkheden in? Of is dit het?

Minister Bruins Slot:

Dat is eigenlijk tweeledig. Als we kijken naar een forse stap in de opkomst bij verkiezingen, ligt de basis, zoals de leden ook zonet in de inbreng hebben aangegeven, in het vertrouwen dat mensen hebben dat hun stem het verschil uitmaakt. Daarin is het voor mij als Minister gewoon van belang om de verbinding met de samenleving te herstellen. Daarmee laat je als overheid zien dat je betrouwbaar bent, dat je dichtbij kan staan en dat je het verschil kan maken. Daar hebben we nog een hele weg in te gaan. Daar zullen we het vast en zeker met elkaar morgen in het debat ook over hebben. Het tweede is – dat blijkt ook uit onderzoek – dat politieke partijen daar zelf ook een belangrijke rol in hebben door in hun vertegenwoordiging mensen naar voren te brengen die gekend worden door de omgeving in de zin dat die zegt: ik ken hem of haar in de manier waarop hij of zij optreedt; dit maakt het verschil uit.

Het derde is het burgerschapsonderwijs. Daar kan ik wel op sturen. Ik kan kijken wat we daaraan kunnen doen, want jong geleerd is oud gedaan. Hoe kun je dat versterken? De heer Van Baarle zegt het ook niet, maar ik verwacht niet dat ik er met een sterkere campagne, waarbij ik zeg «komt allen stemmen», uiteindelijk voor zorg dat de 50% weer naar 70% wordt gebracht. Volgens mij gaat het uiteindelijk om het gevoel, nee, de overtuiging van mensen dat zij hun stem herkennen. Daarin ziet de heer Van Baarle mij dus wel maatregelen nemen om het proces te versterken, om dingen te doen. Maar ik vind dat het fundament echt ligt in het vertrouwen dat mensen hebben dat het ertoe doet om hun stem uit te brengen. Dat gaat er uiteindelijk ook om dat je als politiek, maar ook als bestuur laat zien dat mensen de beslissingen die ertoe doen, kunnen herkennen. Dat blijkt ook heel duidelijk uit dit onderzoek.

De heer Sneller (D66):

Ik ga het nog één keer proberen. Er zit wel een bijlage bij de Kamerbrief van negen pagina's. Daarin staat een tabel met het aantal inwoners per raadszetel, maar er staat geen conclusie wat het verband is tussen het aantal raadszetels per inwoner en de opkomst. Welke conclusie trekt de Minister dan uit die correlatie?

Minister Bruins Slot:

De vraag is of er een correlatie is. We hebben een overzicht gemaakt aan de hand van een tabel met het aantal kiezers en de opkomst, maar de vraag is of er uiteindelijk een causale relatie is. Het rapport dat erboven ligt, is de diepere toelichting op wat de verschillende elementen zijn waardoor de opkomst lager was dan anders. Situationeel stemmen door bepaalde bevolkingsgroepen, vrouwen die minder stemmen, migranten en jongeren die minder stemmen, de herkenbaarheid van de politiek, het belang dat aan de gemeenteraadsverkiezingen wordt toegekend, men weet minder goed waar een gemeente over gaat: dat is de veelheid van elementen die naar voren zijn gekomen.

De heer Sneller (D66):

Deze discussie hebben we nou juist in het voorjaar gehad. Ik heb die correlatie zelf vastgesteld; die is er. Ik had gehoopt dat die hier ook door de Minister zou worden uitgeserveerd en dat we dan ook een conclusie zouden trekken. De Minister noemt wel de herkenbaarheid van de politiek en heeft het over het type volksvertegenwoordiger, maar het gaat natuurlijk ook gewoon om het aantal volksvertegenwoordigers. Want dan ken je ze beter. Dan is er ook meer tijd voor deze volksvertegenwoordigers om de straat op te gaan en de buurt in te trekken. Dus ik hoopte dat die laag wel in deze nadere analyse zou zitten.

Minister Bruins Slot:

Maar dat is dan ook het verschil tussen correlatie en causaliteit. Er kan een correlatie zijn, maar zoals ik aangaf is er geen causaal verband. Ik hoor de heer Sneller nu wellicht een pleidooi houden om het aantal gemeenteraadsleden van gemeenten te vergroten, of het aantal Statenleden in een provincie te vergroten, maar je kunt andersom ook redeneren dat je gemeenten misschien kleiner moet maken. Geen van beide ben ik op dit moment in ieder geval van plan om te doen. Het belangrijkste is dat we datgene wat we kunnen beïnvloeden, zo goed mogelijk oppakken. Daar zitten verschillende actiepunten in, en die heb ik in mijn oplegbrief ook aangegeven.

De voorzitter:

Mevrouw Leijten, u heeft een interruptie.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik zit even te twijfelen. Ik denk dat ik het later doe, want ik heb maar vier vragen. Ik wacht dus eerst af wat de Minister nog allemaal voor belangwekkends te zeggen heeft.

De voorzitter:

Heel goed. Dan is het woord weer aan de Minister.

Minister Bruins Slot:

Mevrouw Van Dijk hield een pleidooi voor de lokale media en het belang daarvan voor de democratie. Lokale media spelen een belangrijke rol in de lokale democratie. Dat pleidooi van mevrouw Van Dijk onderstreep ik graag. Ze staan dicht bij de inwoners, en zijn daarom ook in staat om mensen in hun eigen gemeente en kernen te bereiken en te informeren over kwesties die lokaal spelen, zowel binnen als buiten verkiezingstijd. De lokale media zijn ook de waakhond van de democratie. Zij volgen de debatten vaak nog scherp, houden het bestuur scherp en controleren het. Het klopt dat een deel van de lokale media inderdaad financiële uitdagingen kent. Dit blijkt ook uit het advies dat eerder is uitgebracht door mijn ambtsvoorganger, samen met de voormalig Minister voor Media: «Lokale media: niet te missen». De Staatssecretaris Cultuur en Media heeft deze Kamer op 16 december vorig jaar ook geïnformeerd over de stand van zaken van de acties rond lokale publieke omroepen naar aanleiding van de ambities in het coalitieakkoord. De financiële gezondheid speelt daarbij ook een belangrijke rol. Zij heeft de Kamer ook toegezegd dat zij haar in het voorjaar verder zal informeren over de stand van zaken omtrent de lokale omroepen en het bestel. Dat betekent dat zij daar dus nadrukkelijk aandacht voor heeft en dat ze in die zin ook het pleidooi van mevrouw Van Dijk onderstreept.

Voorzitter. Dan was er inderdaad ook een vraag van de heer Bisschop of de Minister wil onderzoeken of ouders van ondercuratelegestelden een rol kunnen krijgen bij het uitoefenen van het kiesrecht van hun meerderjarige kind. Essentieel bij de verkiezingen is dat de kiezer zijn of haar wil met betrekking tot zijn of haar kiesrecht zelfstandig moet kunnen bepalen en deze ook zelfstandig tot uitdrukking moet kunnen brengen. Wie dat niet kan, kan helaas ook niet stemmen, ook niet via volmacht door ouders of andere familieleden. Immers, in dat geval is niet kenbaar hoe de volmachtstem eigenlijk uitgebracht zou moeten worden, omdat er geen zelfstandige afweging plaatsvindt. Een volmachtstem kan dus uitsluitend op initiatief van de volmachtgever worden uitgebracht. Dat maakt het binnen de huidige uitgangspunten niet mogelijk om ouders van onder curatele gestelde kinderen daarin toch een rol te geven.

De heer Bisschop (SGP):

Dank voor deze reactie. Ik herinner aan de redenering die ook jarenlang, decennialang, is gevolgd ten aanzien van mensen met een verstandelijke beperking. Het is eigenlijk begonnen onder uw ambtsvoorganger Plasterk. Die is gaan zoeken wat voor ruimte je daarin zou kunnen bieden, met borging van de keuzevrijheid van de betrokkenen. Dat is eigenlijk ook wat ik nu vraag voor deze categorie. Is de Minister bereid om eens te kijken hoe je toch aan mensen die daarvoor gemotiveerd zijn en die daartoe in staat zijn ... Ik snap de dilemma's; die deel ik ook. Zijn er mogelijkheden om daar toch middelen voor in de wet op te nemen waardoor er wel stapjes gezet kunnen worden, net zoals we die sinds een aantal jaren ook gezet hebben voor mensen met een verstandelijke beperking? Dat is eigenlijk mijn vraag.

Minister Bruins Slot:

Dank voor deze verduidelijking. Voor hen geldt natuurlijk dat ze stemgerechtigd zijn, maar ze moeten wel zelf hun stem kunnen uitbrengen. Daar zitten ook nog wat juridische aspecten onder. Wat ik wel wil doen, is het volgende. In een van de brieven over het verkiezingsproces die ik ga sturen, wil ik in ieder geval de achterliggende juridische analyse die eronder zit nog een keer helder opschrijven. Als ik het nu namelijk echt heel juridisch en technisch ga maken en het ga uitleggen, dan moeten we op dat moment ook met elkaar gaan kijken hoe we daarmee verder willen gaan. Dit soort dingen vraagt altijd zorgvuldigheid, ook gezien de duur van de discussie die we in de loop van de jaren over dit soort onderwerpen hebben gehad. Als de heer Bisschop het goedvindt, zal ik de juridische toelichting daarop nog eens goed opschrijven in een van de brieven die ik binnenkort toch stuur. Dan kan de heer Bisschop zelf kijken of hij dat voldoende overtuigend vindt of niet.

De heer Bisschop (SGP):

Dat stel ik erg op prijs. Dat waardeer ik. Ik zou wel willen vragen om dan vanuit een positieve grondhouding te kijken of we voor deze categorie toch iets kunnen betekenen, ook na een stevige juridische zorgvuldige analyse. Ook ten aanzien van mensen met een verstandelijke beperking hebben we namelijk decennialang gewoon strak de lijn gevolgd: het kan niet. Dat was de conclusie. Dan ga je verder zoeken en dan blijkt er dus door een verschuiving van accenten toch iets mogelijk te zijn. Als het vanuit die invalshoek kan in die brief, dan zou ik dat erg op prijs stellen.

Minister Bruins Slot:

Ik wil dit vraagstuk in ieder geval bekijken met de historie van de andere onderwerpen in mijn achterhoofd. Ik moet ook heel eerlijk zeggen dat ik de historie op het gebied van mensen met een beperking die nu mogen stemmen enigszins ken, maar ik wil me ook nog even verdiepen in hoe dat gesprek toen is verlopen. Met die constructieve gedachte kijk ik er in elk geval naar. Maar ik zie wel in dat het voor deze kinderen lastig ligt, omdat ze onder curatele staan en ze toch zelfstandig hun stem moeten kunnen uitbrengen. Dus dat wil ik nog wel bevestigen, om geen valse verwachtingen te scheppen.

Voorzitter. Dan de waardevolle discussie over de kiesdrempel die zonet heeft plaatsgevonden. Ik herken heel goed de argumenten voor en tegen een kiesdrempel die hier net over en weer geuit zijn. Ik herken ook dat die discussie vele aspecten en argumenten voor en tegen kent. Ik kan beginnen met te zeggen dat ik als Minister op dit moment geen concrete plannen heb om een voorstel voor een kiesdrempel in de Kamer neer te leggen. Wel wil ik, zoals ik heb aangekondigd in mijn Kamerbrief over de evaluatie van de gemeenteraadsverkiezingen ... Nee, ik ga eerst nog iets zeggen over de kiesdrempel. Ik begrijp de discussie heel goed, maar het is wel een heel erg verstrekkend middel. Er zijn voor- en tegenargumenten. Je komt aan de ene kant al vrij snel aan argumenten als efficiëntie of «hoe gaat de Kamer goed functioneren?» Aan de andere kant zijn er argumenten als de breedheid van de vertegenwoordiging van de Kamer. Als je dan kijkt naar wat hierover de afgelopen jaren bestudeerd is, dan zie je dat onder andere de staatscommissie parlementair stelsel heeft gezegd: je moet op dit moment geen kiesdrempel invoeren. Zij gebruikte daarvoor twee argumenten. Een kleine verhoging, bijvoorbeeld tot 5%, zal weinig relevante effecten hebben op de bestuurbaarheid. De staatscommissie zei dat een effectieve verhoging een verhoging tot 10% zou zijn, maar volgens mij heb je het dan over een drempel die bij vijftien zetels ligt. Dat zal dan verschil uitmaken, maar het is wel een hele grote afbreuk aan de representativiteit. Dat is in ieder geval wat de staatscommissie er als laatste over heeft gezegd. En ook voor mij als Minister geldt dat ik op dit moment geen voorstellen heb om een kiesdrempel in te voeren. En natuurlijk: als de discussie breed moet worden gevoerd, dan voeren we die in de Kamer.

Ook naar aanleiding van het interruptiedebat dat zonet met de heer Sneller plaatsvond, heb ik in mijn Kamerbrief over de evaluatie van de gemeenteraadsverkiezingen aangekondigd dat ik de regeling voor de kiesdrempel eigenlijk gelijk wil trekken. Op dit moment moet je de kiesdrempel halen om in de Tweede Kamer een plek te krijgen, maar voor gemeenten geldt dat niet. Bij de gemeenteraadsverkiezingen hoef je de kiesdrempel niet te halen om in aanmerking te komen voor een restzetel. Dat betekent dat bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen om en nabij 80 verschillende partijen een zetel hebben gekregen in een gemeenteraad, terwijl ze eigenlijk niet het aantal stemmen hadden gekregen voor een volle zetel. En dat wil ik eigenlijk wel gelijk gaan trekken met de regels die gelden voor de andere verkiezingen, zoals de verkiezingen voor de Tweede Kamer. Je krijgt dan dus pas een zetel in de gemeenteraad als je de volle kiesdrempel hebt gehaald. De Kamer krijgt daarover aan het eind van dit jaar een wetsvoorstel. Ik zal in de loop van het jaar het wetsvoorstel in consultatie brengen.

Dat waren de zaken die ik aan wilde geven over de verkiezingen. Maar bij verkiezingen speelt ook een ander belangrijk aspect, een aspect dat ook de heer Ephraim naar voren bracht, namelijk het karakter van de Europese Unie. Ik weet niet of ik het helemaal goed hoorde, maar de heer Ephraim had het volgens mij bij de Europese Unie en het ontstaan daarvan meer over economische elementen. Maar ik weet niet of ik dat helemaal goed begreep. Hij had het over de handelsrelatie die daartussen zat.

De heer Ephraim (Groep Van Haga):

Door de economische situatie kunnen mensen in hun bestaan bedreigd worden en zo heeft het natuurlijk bredere gevolgen voor mensen. Zo bedoelde ik het eigenlijk. Het is niet louter economisch, want het werkt natuurlijk door: over mij wordt beslist en wat heb ik er dan zelf nog aan? Dat is ongeveer het idee.

Minister Bruins Slot:

Dank voor die verduidelijking. Het deed mij ook wel meteen terugdenken aan het ontstaan van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. We weten natuurlijk allemaal dat de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal ooit juist is ontstaan vanuit de gedachte oorlog te voorkomen door de onderlinge economische handelsrelaties verder te versterken. Maar dat gebeurde dus wel vanuit een waardengerichte benadering. Het gaat bij de Europese Unie niet alleen om het versterken van de economische belangen, want de EU is in die zin ook een waardengemeenschap die staat voor de democratische rechtsstaat. We leven in een tijd dat Rusland Oekraïne binnenvalt en er eigenlijk voor het eerst weer een grote oorlog is op ons Europese grondgebied. Je ziet dan de kracht die ervan uitgaat als je met elkaar samenwerkt om ervoor te zorgen dat we dit soort vreselijke ontwikkelingen verre van ons houden. We willen daar krachtig met elkaar tegen optreden.

Als het gaat om soevereiniteit geldt natuurlijk voor de veiligheid, maar ook voor de interne markt, dat de verdeling van de bevoegdheden tussen de Raad van Ministers, het Europees Parlement en de lidstaten duidelijk is vastgelegd. Er vindt ook elke keer een afweging plaats in deze Kamer of de nationale soevereiniteit voldoende gewaarborgd is, want bij elk voorstel dat wordt gedaan, wordt hier de afweging gemaakt of dat wel of niet zo is. Daarnaast is er op dit moment ook nog EU-regelgeving in voorbereiding om de democratische legitimiteit van de Europese Unie te vergroten. Dat is de Europese Kiesakte. Maar in een eerder debat is natuurlijk al aangegeven dat we op een aantal punten kritisch zijn. We zijn over een aantal punten positief, maar over een aantal punten zijn we kritisch, omdat we op een aantal vlakken gewoon vinden dat het iets is waar de nationale lidstaat over gaat.

Voorzitter. De heer Simons benoemde een aantal zaken van het programma Weerbaar Bestuur. Dank voor het feit dat de heer Simons dit programma in zijn eerste inbreng naar voren brengt. In de afgelopen periode, sinds de Kamerbrief van vorig jaar maart, zijn we met de gemeenten en de burgemeesters verder gaan werken om te kijken wat we kunnen doen om de weerbaarheid te vergroten en om ervoor te zorgen dat politieke ambtsdragers, zoals burgemeesters, op een veilige manier hun werk kunnen doen. Ik zou de heer Simons willen toezeggen dat ik in ieder geval in maart weer met een brief kom om de Kamer op de hoogte te brengen van de vervolgacties die we gaan nemen, zodat de Kamer zich daarover kan uitspreken.

De heer Simons had het erover dat de eigendommen van wethouders of burgemeesters soms worden beschadigd vanwege de werkzaamheden die zij voor de gemeente uitvoeren. Het zou mijn insteek zijn dat de kosten voor rekening zijn van de organisatie zelf, dus de gemeente. Het gaat dan om goed werkgeverschap. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft zelf al actie ondernomen. Zij heeft een verzekeringsproduct ter beschikking gesteld: de CollegeBeschermingspolis. Daarmee kan een gemeente of een andere overheidsorganisatie haar bestuur verzekeren voor onder andere schade die is toegebracht door andere mensen, door derden.

De voorzitter:

U heeft een interruptie van de heer Simons.

De heer Chris Simons (VVD):

Dank. Ik was ervan op de hoogte dat dat er is, maar het gaat ons ook om de raadsleden en de leden van de provinciale staten. Bij hen is dat ook weleens voorgevallen. Niet alle gemeenten en provincies doen dat. Ik geloof dat er één is die daar wat mee doet. Zou BZK actie kunnen ondernemen om dat te verbeteren?

Minister Bruins Slot:

Ik begrijp heel goed het belang om dit goed met elkaar te regelen. Tegelijkertijd vind ik dat dit gesprek ook op lokaal niveau moet plaatsvinden. In mijn reguliere gesprekken met de Vereniging van Griffiers en dergelijke kan ik dit onderwerp natuurlijk wel onder de aandacht brengen. Ik zal doorgeven dat dit in de Kamer leeft. Die polis kan overigens ook gelden voor volksvertegenwoordigers en ambtenaren. We zullen dat in de reguliere gesprekken ook benadrukken.

Voorzitter. Mevrouw Van Dijk had het over het belang van herindelingen en over het geven van een stevige positie aan kernen na een herindelingsproces. Ik ben het met mevrouw Van Dijk eens dat het echt van belang is dat herindelingen van onderop tot stand komen. Dat beleid geldt nog steeds voor dit kabinet. Er moet voldoende draagvlak voor zijn. Het is in eerste aanleg aan de gemeenteraden van de betrokken gemeenten om draagvlak voor een herindeling vast te stellen en te bevorderen. Gemeenten doen dat op verschillende manieren en met verschillende uitkomsten. Ik vind het van belang dat de gemeenten dat zelf doen, dat zij dat zelf oppakken en dat zij daarover verantwoorden in het herindelingsadvies dat zij naar de provincie en ons sturen. Ze moeten elke keer nadrukkelijk goed beargumenteren waarom een ongedeelde dan wel gedeelde herindeling in de rede ligt en waarom dat van belang is. Ik noem bijvoorbeeld de herindeling die heeft plaatsgevonden rond Maashorst en de kernen Schaijk en Reek. Ik voel de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de evaluatie van de herindeling van de gemeente Maashorst. Dat moeten we op een onafhankelijke en zorgvuldige wijze uitvoeren. Dat is niet voor niets artikel 9 van de wet geworden. Met de opzet van deze evaluatie ben ik er in ieder geval van overtuigd dat dat op een nette manier gebeurt. Het amendement vraagt om breder te kijken naar wat de effecten zijn van de herindeling en hoe nu de samenwerking in de herindeling wordt gezien. Als het gaat om de vraag wie uiteindelijk iets gaat doen met de uitkomsten van die evaluatie, vind ik het wel van belang dat de gemeenteraad daar echt eerst aan zet is. In het beleidskader dat ik heb, staat gewoon als eerste dat gemeenten besluiten over wel of niet herindelen en daar draagvlak voor moeten krijgen. Dat is ook in lijn met de Wet algemene regels herindeling. Anders zou het niets anders zijn dan een van bovenaf opgelegde herindeling. Ik vind het ook van belang dat tijdens die evaluatie van Schaijk en Reek en breder van Maashorst elke inwoner, ook van de kernen, echt de mogelijkheid krijgt om zich uit te spreken en dat zij de mogelijkheid hebben om individueel te reageren. Een van de onderzoeksvragen is of het wenselijk is om Schaijk en Reek aan Oss toe te voegen. Dat is een heel belangrijke en die is onderdeel van die evaluatie.

De voorzitter:

Er is een interruptie van de heer Simons. O, van mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

Het probleem is natuurlijk niet per definitie die evaluatie – ja, ook; die moet onafhankelijk en goed gebeuren – maar uiteindelijk wie het besluit neemt. En dat gaat dus de gemeenteraad van Maashorst zijn, waarvan Reek en Schaijk in meerderheid zeggen – dat zegt het burgercomité in elk geval – geen onderdeel te willen zijn. Dan hebben we natuurlijk wel een probleem, als dat niet gebeurt. Wat gebeurt er dan? Is het dan gewoon slikken voor die inwoners?

Minister Bruins Slot:

Ten eerste is het natuurlijk van belang dat die evaluatie goed wordt uitgevoerd en wat daar precies de uitkomsten van zijn, maar het is uiteindelijk wel de gemeenteraad die beslissingen neemt over wel of niet herindelen. Ik heb regelmatig debatten hier in de Kamer waarbij ... Nee, laat ik het anders zeggen. Ik heb in het verleden weleens debatten gehad in de Kamer over gemeentelijke herindelingen die van bovenaf werden opgelegd, waarbij vooral de oproep was aan de Minister om niet te handelen omdat de gemeenteraad uiteindelijk anders in de herindeling stond. Ik zou dus hier de systematiek van de Wet ARHI, de Wet algemene regels herindeling, gewoon wel willen aanhouden, los van het feit dat ik nog niet weet wat de uitkomsten van het onderzoek zijn. Ik vind het wel van belang dat elke inwoner van Maashorst, van Schaijk en Reek, echt de mogelijkheid krijgt om te reageren en ook dat dat apart wordt gepresenteerd in de evaluatie, dus dat dat heel duidelijk en helder is.

Mevrouw Leijten (SP):

Het is geen antwoord. Het is wel een antwoord, maar het is niet een antwoord op de vraag die ik stel. Wat gebeurt er nu op het moment dat die patstelling daar plaatsvindt? Je kan namelijk altijd spelen met meerderheden binnen een gemeente. De meerderheid van Maashorst vindt misschien wel dat Reek en Schaijk erbij horen, maar de mensen die daar wonen niet. Of de gemeenteraad kan niet luisteren. Wat doe je dan? Ik vind het wel cruciaal dat we die vraag beantwoorden. In essentie vind ik dat die inwoners daar natuurlijk over gaan. Wat als de gemeente blijft weigeren? Het gaat ook over legitimatie, over legitimering van besluiten. Over deze herindeling was al discussie en nu zien we dit ook. Wie beslist er dan straks? Die gemeenteraad die niet wil? Is dat dan de gewenste uitkomst van de herindeling, wil ik aan de Minister vragen. Misschien is dat dan wat het antwoord kan geven dat ik zoek. Wie gaat hier nou over?

Minister Bruins Slot:

Dan begin ik mijn antwoord met te zeggen dat we nu natuurlijk die evaluatie gaan uitvoeren. Daar komt een uitkomst uit. Die kan tweeledig zijn. Het kan zijn dat de inwoners zeggen «we zijn toch tevreden in Schaijk en Reek», maar het kan inderdaad ook zijn dat ze zeggen «we willen graag naar een andere gemeente toe». Als op dit moment aan mij als Minister wordt gevraagd wat er moet gebeuren als het het tweede antwoord is, dus «we willen toch naar een andere gemeente toe», zeg ik dat ik het allereerst aan de gemeenteraad vind om dat te wegen, om daar een afweging te maken. Ik zou daar niet snel als Minister zelf een stap in zetten, omdat de systematiek, het uitgangspunt van de Wet algemene regels herindeling, altijd is geweest, bij welke herindeling we de afgelopen jaren ook hebben gedaan, dat de gemeente er allereerst over gaat.

De heer Bisschop (SGP):

Daar toch nog even op doorbordurend. Ik ben het eens met de Minister dat er een evaluatie moet plaatsvinden. De Minister heeft aangegeven dat elke inwoner van Maashorst daar zijn zegje in moet kunnen doen. Dat is denk ik een heel goede uitspraak. Dat zet ook een beetje de toon voor de kwaliteit van de evaluatie. Het kan dan inderdaad twee kanten op vallen. Als er een meerderheid is die zegt «het is uiteindelijk prima zo», hebben we geen probleem. Maar het gaat juist om – daar duidt mevrouw Leijten volgens mij ook op – wat er gebeurt als er een duidelijke meerderheid tegen is. Dan moeten wij dus ook zeggen: dan hebben bestuurlijke organen in het verleden in dat hele proces blijkbaar dingen over het hoofd gezien, fouten gemaakt. Dan is wel de vraag relevant of de Minister dan bereid is om te acteren, dus niet alleen te zeggen «de gemeenteraad beslist». Dat is dan niet afdoende meer, want uiteindelijk is de beslissing hier genomen. Dan zal dus ook hier ergens iets moeten gebeuren. Ik kan de worsteling van de Minister goed begrijpen, dat je niet wil ingrijpen in een lokaal proces. Waardering daarvoor, maar die optie zou ik wel duidelijk van de Minister op tafel willen hebben. Dan gaan we daar zorgvuldig naar kijken en dan gaan we in gesprek over wat ons te doen staat. Zoiets bijvoorbeeld.

De voorzitter:

Dank, meneer Bisschop. De interrupties worden wel steeds langer. Kunt u ervoor zorgen als commissie dat u die kort houdt? Want anders lopen we volledig uit de tijd en dat gaan we niet doen.

De heer Bisschop (SGP):

Doen we.

Minister Bruins Slot:

De formulering van het amendement in het wetsvoorstel is natuurlijk allereerst geen opdracht voor een heroverweging van een herindeling geweest of een nieuw herindelingsonderzoek, maar een evaluatie. Mijn opdracht is om op een zorgvuldige manier die evaluatie te doen. Ik vind het ook echt van belang dat iedereen als inwoner van de kernen Schaijk en Reek daar een uitspraak over kan doen. Dat is een belangrijke basis. Een reflectie op die uitkomst is zeker op zijn plaats, maar de heer Bisschop zegt: verbind er dan ook een oordeel aan. Daarvan zeg ik tegen de heer Bisschop dat het allereerst aan de gemeenteraad is om dat te doen. Een reflectie zal ik natuurlijk geven, maar het is aan de gemeenteraad om een oordeel te geven, juist ook vanuit de opdracht die ik meerdere keren uit deze Kamer heb gekregen dat ik niet van bovenaf moet handelen. Nou bestaat de wetgever uit meerdere partijen. Op het moment dat ik hier een reflectie neerleg, verwacht ik dat de Kamer daar verder over in debat gaat met mij. Dat is onze rol als medewetgever. Ook de behandeling van de wet heeft natuurlijk in beide Kamers plaatsgevonden en de wet is beide Kamers gepasseerd.

Voorzitter. Dan kom op het wetsvoorstel over de waarnemende burgemeester. Wanneer ga ik dat regelen? Daar is inderdaad een motie over. Ik zal dus uitvoering geven aan de motie van de leden Bisschop en Strolenberg. Het is een vrij geringe wijziging, dus om daar een apart wetsvoorstel voor te maken, lijkt me, ondanks dat het natuurlijk een belangwekkende motie is, toch een beetje fors. Ik wil kijken of ik het bij een van de volgende wijzigingen van de Gemeentewet kan meenemen. Ik heb nog geprobeerd bij mijn wetgevingsjuristen om dat in een reparatiewet te doen, maar zij hebben terecht tegen mij gezegd: dat mag niet, want het is een inhoudelijke wijziging en de Minister moet het wel op een nette manier blijven doen. Ik ben bezig met een nota over integriteit in het openbaar bestuur. Ik verwacht dat daar wel nieuwe wetgeving uit voortkomt. Dat zou eigenlijk best een goede aanleiding zijn voor de wijziging ten aanzien van de waarnemend burgemeester en het proces of in ieder geval om de regels voor het ontslag van een waarnemend burgemeester te regelen.

Dan de vraag over het regelen van verschillende opvolgende waarnemend burgemeesters. Ik zal dat in ieder geval oppakken bij de voorbereiding van het wetvoorstel. Dan zal ik eens van gedachten wisselen over of we daar nou voldoende in hebben gedaan. Dat geldt ook voor de vraag over de procedure. Daarbij werd het voorbeeld van Gelderland genoemd. Ik heb aan verschillende commissarissen gevraagd waar zij zien dat de procedure nog wat verduidelijkt kan worden. Dat kan ik bijvoorbeeld in de ambtsinstructie aan de commissarissen opnemen. Daar is geen wet- en regelgeving voor nodig. Die inventarisatie ben ik aan het maken. Daar zitten zaken bij die verduidelijkt moeten worden. Daar ben ik mee aan de slag.

Dan de ruimhartige vergoeding voor de Statenleden. Er is een motie van de heer Bisschop met heel brede steun aangenomen in de Kamer. Het kabinet heeft eerder al het besluit genomen om de vergoedingen voor de Statenleden en de waterschappen te verhogen. In de consultatie zijn daar best wel wat reacties op gekomen. Daar zat ook het argument bij dat er nog een verdere versteviging nodig is, bijvoorbeeld omdat het aantal Statenleden bij de dualisering wel is verminderd en het aantal gemeenteraadsleden niet. Ik heb, zoals de opdracht in de motie ook was, het gesprek gevoerd binnen het Interprovinciaal Overleg. Ik ben de verschillende inbrengen aan het overwegen. Ik wil daar binnenkort in het kabinet over doorpraten. Mijn inzet is wel dat ik probeer daar voor de Statenverkiezingen duidelijkheid over te geven en dat ik de Kamer daar een brief over schrijf, zodat dat helder is.

De heer Van Baarle vroeg of de vergoeding van gemeenteraadsleden hoog genoeg is. Misschien bedoelde hij dat ook meer als voorbeeld van dingen die je kan doen om de betrokkenheid van mensen verder te vergroten. In 2011 is de vergoeding nog aangepast door het samenvoegen van inwonersklassen. Daardoor zijn de vergoedingen wat omhooggegaan. In 2016 is de onkostenvergoeding voor alle raadsleden gelijkgetrokken. In 2019 hebben we de vergoeding voor de raadsleden in de kleinste gemeenten nog een keer verhoogd. Die is op het niveau gebracht van inwonersklasse 4, zegt men dan in technische termen. Je ziet dus dat er de laatste jaren best regelmatig stappen zijn gezet bij de vergoeding voor gemeenteraadsleden. Bij de Statenleden en de leden van het algemeen bestuur van het waterschap is het een ander verhaal.

Het Provinciefonds, dat mevrouw Van Dijk noemde, is ook een belangwekkend onderwerp. Ik ben met het Interprovinciaal Overleg en de provincies bezig om het gesprek te voeren over een nieuwe verdeling en de invoering daarvan. Dat is best een uitdagende opgave omdat het gewoon heel zorgvuldig moet gebeuren. Zo'n herijking moet goed onderbouwd zijn. Provincies moeten het op een goede manier kunnen invoeren. Je moet kijken wat wel en niet kan. Deze commissie heeft gezien dat de herijking van het Gemeentefonds ook een enorme klus is geweest. Na extra onderzoek is daar ook een zorgvuldig besluit genomen. Ik wil de Kamer in ieder geval in de eerste helft van 2023 verder informeren over waar we precies staan, zodat ik de Kamer goed kan meenemen.

Voorzitter. De heer Bosma stelde een aantal vragen over de democratische verantwoording binnen het stelsel van de veiligheidsregio's. Het formele antwoord is natuurlijk dat democratische verantwoording binnen het stelsel van de veiligheidsregio's geborgd is doordat de voorzitters van de veiligheidsregio's verantwoording afleggen aan de gemeenteraden van gemeenten. Maar ik zie ook wel dat we ook moeten kijken naar de rol van het Veiligheidsberaad. Dat doet de Minister van Justitie en Veiligheid. Die kijkt ook voornamelijk naar de versterking van de crisisbeheersing en de brandweerzorg. Het idee is ook dat het kabinet bij de herziening van de Wet veiligheidsregio's, die eraan komt, de verantwoordingsplicht van de voorzitters van de veiligheidsregio aan de betrokken gemeenteraad zal versterken. Dat wetsvoorstel komt dus naar de Kamer toe. Afgelopen december heeft de Minister van JenV hier ook een brief over gestuurd. Die bevat de aankondiging van wat zij wil gaan doen met de Wet veiligheidsregio's. Dat gaat ook over het versterken van het verantwoording afleggen. Er volgt dus nog een wetsvoorstel hier in de Kamer, zodat de Kamer zelf ook kan kijken of dat voldoende tegemoetkomt aan bepaalde zorgen die er zijn over de democratische verantwoording.

De voorzitter:

Er is een interruptie van de heer Bosma.

De heer Martin Bosma (PVV):

«Kijken naar de rol» en «het ligt bij Justitie» ... Mijn vraag, die ik rechtstreeks gesteld heb en waar ik gewoon een heel helder antwoord op zou willen hebben, was de volgende. Vindt de Minister dat we die wet zo kunnen gebruiken? Het is een wet van Minister Ter Horst die ging over ongelukken, rampen, branden en vliegtuigen die neerstorten. Die wet kwam in de plaats van de wet op de brandweer et cetera. Toen die behandeld werd in de Kamer, ging die over ongelukken en rampen. Vindt zij het begrijpelijk en aanvaardbaar dat een dergelijke wet gebruikt wordt op het gebied van corona en asieltoestroom? Dat heeft helemaal niets te maken met branden of welke ongelukken dan ook. Is zij het met mij eens dat het volledig uit de hand is gelopen?

Minister Bruins Slot:

Bij corona, maar ook bij de problematiek rondom asiel, hebben we juist door de inzet van de leden van het Veiligheidsberaad en de burgemeester in gezamenlijkheid goede stappen kunnen zetten. In de Wet publieke gezondheidszorg, die nu in de Eerste Kamer ligt, wordt de verdere betrokkenheid daarvan natuurlijk wettelijk geregeld. In die zin heeft het Veiligheidsberaad echt een grote en belangrijke rol gespeeld in de coronaperiode, waarbij heel veel gezamenlijke inzet nodig was om dat op een verantwoorde wijze te doen. Daar kijk dus ik wel anders naar dan de heer Bosma.

De heer Martin Bosma (PVV):

Nee, want ik weet nog steeds niet hoe de Minister ertegen aankijkt. De Minister zegt nu dus: door hun inzet zijn er goede stappen gezet; zij hebben een grote, belangrijke rol gespeeld. Dat zal allemaal wel, maar ik vraag niet naar een waardeoordeel. Ik vraag niet of ze het goed hebben gedaan in de coronatijd. Dat is een heel andere discussie. Ik vraag gewoon het volgende. Als ik kijk naar de wetsbehandeling, de wet, de memorie van toelichting en de statuten, zie ik dat die veiligheidsregio's en dat Veiligheidsberaad helemaal niets, maar dan ook niets te maken hebben met corona of andere soorten epidemieën. Die hebben niets, maar dan ook niets te maken met asielopvang. Die wet – daarom hebben we die indertijd ook zo behandeld, maar het kan ook zo zijn dat Minister Ter Horst ons op het verkeerde been wilde zetten – gaat gewoon over ongelukken, branden, vliegtuigen die neerstorten of chemische fabrieken die in de fik staan, en die wordt nu gebruikt voor iets heel anders. Ik vraag dus niet of zij een goede of belangrijke rol hebben gespeeld. Ik vraag gewoon heel simpel of het juist is dat die wet wordt gebruikt voor wat ze gedaan hebben inzake corona en wat ze gedaan hebben en doen inzake asiel.

Minister Bruins Slot:

Bij bijvoorbeeld de opvang van Oekraïners hebben we natuurlijk gekeken naar de wetgeving in het kader van het staatsnoodrecht, waar we toen ook een beroep op hebben gedaan. Daar hebben zij als burgemeesters uiteindelijk een rol in gekregen, dus het antwoord op de vraag van de heer Bosma is dat zij uitvoering hebben gegeven aan datgene waar we in goed overleg met elkaar om hebben verzocht. Corona kan je gewoon zien als een situatie die van meer dan plaatselijke betekenis is. Die had echt grote gevolgen. Los daarvan zeg ik wel tegen de heer Bosma dat we in de komende periode moeten kijken naar de verandering van de Wet veiligheidsregio's als het gaat om het verbeteren van het versterken van de verantwoordingsplicht van de voorzitters van de veiligheidsregio's. Op dat punt zie ik dus net als de heer Bosma dat het van belang is dat we daar een stap in gaan zetten.

De heer Martin Bosma (PVV):

We hebben een wet behandeld met mevrouw Ter Horst. Ik heb de behandeling hier in de Kamer nog eens teruggekeken. Die ging over de vervanging van de Brandweerwet, de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen en de Wet rampen en zware ongevallen. Daar ging het over. Waar zijn we in terechtgekomen? De veiligheidsregio's zeiden: die restaurants gaan sluiten ten tijde van corona, die demonstraties gaan niet door en die evenementen worden verboden. Bruls en anderen hebben zich uitgesproken over mondkapjes en over de avondklok. Er bestaat geen enkele relatie tussen die wet en hoe dat – ik zeg het in mijn eigen woorden – ontaard is richting allerlei bevoegdheden en taken rondom corona c.q. hoe dat ontaard is op het gebied van asiel. Dat kan de Minister als hoeder van het huis van Thorbecke, die gaat over de inrichting van het openbaar bestuur in Nederland, toch niet goedkeuren? Het is gewoon bijna een soort vierde bestuurslaag. Het is een macht in Nederland, een staat in de Staat geworden. Het is een uitholling van de inrichting van de democratie in Nederland. Dan kan ze toch niet alleen maar zeggen: we gaan er in de toekomst nog eens naar kijken? Dat kan ze toch niet accepteren?

Minister Bruins Slot:

Maar die maatregelen zijn toentertijd natuurlijk wel genomen op basis van noodverordeningen, en daarna op basis van wetgeving. Los daarvan – dat heeft ook te maken met het staatsnoodrecht – is het van belang om werk te maken van de modernisering van het staatsnoodrecht. We merkten toen namelijk dat het van belang is een aantal wetten, die echt uit de jaren zestig en vijftig van de vorige eeuw komen, te veranderen. Daar is in december een brief van de Minister van JenV over gekomen. Die maatregelen zijn dus altijd genomen op basis van de noodverordening, en later ook op basis van wetgeving.

De voorzitter:

Uw laatste interruptie, meneer Bosma.

De heer Martin Bosma (PVV):

Voorzitter, ik geef het op.

De voorzitter:

Die tel ik niet als interruptie. Daar heeft u geluk.

Minister Bruins Slot:

Daarvoor geldt wel dat er bij een wijziging van de Wet veiligheidsregio's sowieso een verder gesprek met de Kamer plaatsvindt over de reikwijdte daarvan en de vraag of die in de toekomst wel op de juiste wijze wordt toegepast. In die zin verwacht ik dat de Minister van JenV daar nog een goed debat over gaat hebben. Het is belangrijk dat we die wet de komende periode goed houden voor de toekomst.

Dan het belang van Zeeland: Wind in de zeilen. Het is heel belangrijk dat wij de verschillende trajecten daar verder brengen. Dat is een belangrijke opgave doordat de marinierskazerne er uiteindelijk niet is gekomen. De samenwerking tussen bijvoorbeeld de gemeente Vlissingen en gedeputeerde staten van Zeeland alsook met de Minister voor Rechtsbescherming en andere mensen in en rond het kabinet om ervoor te zorgen dat deze plannen goed worden uitgevoerd, vind ik heel prettig. Een aantal dingen is voltooid. Aan de andere kant merk je dat een aantal dingen vertraging oploopt. Het Justitieel Complex Vlissingen is een voorbeeld daarvan. De Minister voor Rechtsbescherming heeft hierover een brief gestuurd naar een andere commissie, maar wij vinden die vertraging door onder andere stikstof, maar ook door het feit dat er zo zorgvuldig en veilig moet worden aanbesteed, zelf ook heel vervelend. Daardoor moeten wij het op een andere manier inrichten, maar het staat als een paal boven water dat het Justitieel Complex er komt. Dat is gewoon zo. Dat staat gewoon. Ik heb begrepen dat de Minister voor Rechtsbescherming binnenkort naar Zeeland gaat om daar verder het gesprek over te voeren. Dezelfde overheden zijn op dit moment bezig met de plannen voor het Strategisch Kenniscentrum Ondermijnende Criminaliteit om dat op de lange termijn te bestendigen. Dat is belangrijk.

Voorzitter. De heer Sneller vroeg naar de werkconferentie over de vertrouwensregel. Ik heb begrepen dat hier vanochtend in de procedurevergadering over gesproken is. Wat mij betreft mij ligt het initiatief rond de vertrouwensregel allereerst bij de Kamer. Ik heb zelf aangeboden om in gesprek te gaan met de Kamer omdat de vertrouwensregel inroepen altijd iets is wat de Kamer doet. Allereerst zou ik willen kijken of er kennislacunes zijn op dit vlak en of er zaken zijn die we vanuit onze deskundigheid kunnen doen of die uw Kamer kan doen. Volgens mij komt de Kamer zelf met een evaluatie. Als die af is en ik die krijg, kan ik daar verder naar kijken. Ik neem hier dus bewust een voorzichtige houding in omdat het inroepen van de vertrouwensregel een bevoegdheid van de Kamer is.

Voorzitter. Mevrouw Leijten had een vraag over de adviescommissies. Zij noemde de voorbeelden van de staatscommissie tegen discriminatie en racisme, de Staatscommissie Rechtsstaat en de Adviescommissie versterken weerbaarheid democratische rechtsorde. Die waardeer ik alle drie zeer omdat het zeer belangrijke onderwerpen zijn. Tegelijkertijd zijn al die commissies ingesteld op verzoek van de Kamer. Los daarvan vind ik het van belang om, als we weer een nieuwe adviesaanvraag hebben voor onderzoek en dergelijke, met de adviescommissies te gaan kijken of we het als ministerie zelf zouden kunnen of dat we het anders kunnen beleggen bij een bestaand adviescollege. Maar de staatscommissies en de adviescommissie die er nu zijn, hebben zeer waardevolle opdrachten gekregen, die straks echt het verschil kunnen maken.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik had dit antwoord wel verwacht, maar ik vroeg eigenlijk om een algehele lijst van de hele regering. Ik hoop dat de Minister die nog wil maken. Uiteraard is het waar dat de Kamer veel verzoeken doet. Ik kan me nog herinneren dat we een debat hadden over artikel 57 van de Grondwet over de vraag of je als Kamerlid wel bewindspersoon kan zijn. Dan is er vaak een uitspraak van de Kamer, een of andere motie over een commissie die eigenlijk niet meer nodig is. Dan kan de Minister natuurlijk ook met de Kamer in overleg om te vragen of het nog wel nodig is. Dat lijkt me ook nuttig voor zo'n lijst, want soms denkt de Kamer dat iets een oplossing is, maar is het dat misschien toch niet. Er worden genoeg moties niet uitgevoerd, zeg ik maar een beetje onder de radar. Maar die lijst is in ieder geval ook behulpzaam bij de zelfreflectie die de Kamer daarbij best mag toepassen. Ik vraag de Minister dus om die te maken, regeringbreed.

Minister Bruins Slot:

Ik kan het volgende doen. Het gaat hier om een overzicht van de adviescommissies die we hebben. Ik kan dat bijvoorbeeld doen in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk. Die komt volgens mij in juni. Daar zit hij volgens mij ook standaard in. Ik kan die dan ook gewoon weer uitlichten. Meestal zeg ik daar ook niks over in de oplegbrief, maar dat kunnen we wel doen, want – ik snap het – dan is het weer even helder dat hij ook daarin zit. Ik kan mevrouw Leijten op dat punt namelijk wel goed volgen. Er zit enorm veel kennis binnen ministeries zelf, maar ook binnen onze adviescolleges die we onder de kaderwet hebben ingesteld. De vraag is ook of we juist níét moeten uitbesteden, maar alles misschien gewoon weer zelf moeten doen.

Voorzitter. Dan waren er een aantal vragen over de Wet financiering politieke partijen, de Wet op de politieke partijen en de commissie toezicht. De heer Sneller stelde er vragen over en de heer Van Baarle gaf het ook aan. Ik wil die op een zorgvuldige manier beantwoorden. Ik heb op dit moment de antwoorden gewoon nog niet compleet. Ik wil die wel zo snel mogelijk aan de Kamer sturen. Ik wil de Kamerleden dus eigenlijk verzoeken of ik die gewoon op schriftelijke wijze kan beantwoorden. Ik zal er wel voor zorgen dat ik dat nu zo snel mogelijk doe, want de heer Sneller heeft er gelijk in dat ze al een tijd bij ons liggen. Hij heeft daar helemaal gelijk in.

Voorzitter. Dan zijn er een aantal vragen gesteld over de reviewverslagen van de ADR.

De voorzitter:

Ik geloof dat er wat verwarring is. Meneer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):

Even op basis van het punt dat de heer Sneller ook maakte over de beantwoording van zijn schriftelijke vragen: de Minister geeft aan dat de beantwoording zo snel mogelijk zal volgen, maar er is al uitstel geweest. Heeft de Minister enige vorm van een indicatie van wanneer die beantwoording moet komen of is het een framework van nu tot aan de volgende verkiezingen? Wanneer komen ze?

Minister Bruins Slot:

Nee, nee, nee, nee. Ik snap heel goed dat dit niet langer op zich moet laten wachten, dus ze komen of eind deze week of begin volgende week, maar veel langer moet het niet wachten, dus dat wil ik zeker doen.

Dan de openbaarmaking van de reviewverslagen van de Auditdienst Rijk. We zijn daarover nog steeds in gesprek. Als de conclusie is dat die niet of niet volledig openbaar kunnen worden gemaakt, vind ik het een hele goede suggestie om dan te bezien welke mogelijkheden er zijn om de commissie toezicht er inzicht in te gaan geven. De complexiteit daarna is dat de adviezen van de commissie toezicht openbaar worden. Het is dan weer de vraag of vertrouwelijk inzicht bieden in deze verslagen past in de systematiek, maar ik vond de suggestie wel een goede, omdat ik ook op zoek ben naar een goede manier om dat toch te kunnen doen.

Er zijn ook vragen gesteld over de constateringen in de brief over de twee politieke partijen Volt en BIJ1, over hun verantwoording over 2021. Ik ben het eens met de commissie toezicht dat het ontbreken van een goedkeurende accountantsverklaring inderdaad een ernstig gebrek is. Ik ben op dit moment ook in overleg met deze politieke partijen en ik zal, nadat ik een definitief besluit heb genomen, de Kamer informeren over het besluit dat ik heb genomen met betrekking tot het ontbreken van de goedkeurende accountantsverklaring en de gevolgen daarvan. Ik zal de Kamer daar dus denk ik uiterlijk in het voorjaar – de eerste helft van het jaar vind ik te breed – over informeren. De Kamer krijgt in ieder geval de toezegging dat ik de Kamer informeer over wat de uitkomst en het proces daarvan zijn.

Dan de vraag van de heer Ephraim of 8 miljoen euro genoeg is voor de subsidiëring van lokale politieke partijen. Het wetsvoorstel is in consultatie. De Kamer heeft mij zeer nadrukkelijk gevraagd om voor het kerstreces de Wet op de politieke partijen ter consultatie te brengen. Ik moet zeggen dat daar breed op wordt gereageerd. Ik geloof dat we inmiddels op bijna 300 reacties op de consultatie zitten. Een van de voorstellen die inderdaad ook wordt gedaan, is om voor het eerst sinds de discussie ongeveer twintig jaar loopt, politieke partijen op lokaal niveau te gaan financieren. Dat gaat dan zowel over lokale politieke partijen alsook politieke partijen die landelijk actief zijn. Het is dan straks aan de Kamer om te beoordelen of ze dat wel of niet een goed voorstel en een goede afbakening vindt.

Voorzitter. De heer Sneller had een vraag over leren van datgene wat nu nog niet voldoende gebouwd is rondom de Commissie van toezicht financiën politieke partijen. Je merkt gewoon dat, doordat we meer eisen aan politieke partijen stellen, er natuurlijk ook meer verantwoording over plaatsvindt. Een van de zaken die ook in de Wet op de politieke partijen komt, is dat er onafhankelijk toezicht moet plaatsvinden. Ik vind dat, naarmate de regels toenemen, je dat ook niet meer bij een Minister moet neerleggen; dat moet in onafhankelijkheid gebeuren. Ik vind het daarbij ook van belang dat de expertise en ervaring van de commissie toezicht, waarvan ik het heel prettig vind dat ze dit werk op deze manier doet, ook verder betrekken bij de uitvoeringstoets van het wetsvoorstel en ook bij het uiteindelijk formuleren van het wetsvoorstel.

Ook de suggestie van de heer Sneller om een soort pentest te doen of die in uitvoeringstoetsen van het wetsvoorstel op te nemen, vind ik wel waardevol. Ik zeg wel tegen de heer Sneller dat ik waarschijnlijk niet open zal communiceren over de uitkomsten daarvan, omdat dan ook de kwetsbaarheden direct duidelijk zijn. Maar ik vind het een waardevolle suggestie om daar, gezien alle ontwikkelingen, nog een keer apart aandacht aan te besteden, ook in de uitvoeringstoets, en ook aan de manier waarop we het hebben opgepakt. Ik zeg dat dus graag toe.

Mevrouw Leijten (SP):

...

Minister Bruins Slot:

En dan worden er soms ook nog goede suggesties buiten de microfoon gedaan.

Voorzitter. Mevrouw Leijten vroeg waarom er geen toezicht wordt gehouden op de uitgaven van de politieke partijen. De regels in de Wet financiering politieke partijen richten zich natuurlijk op de rechtmatige besteding van de subsidie van politieke partijen en op de overige inkomsten. Inkomsten anders dan die uit subsidie mogen politieke partijen natuurlijk naar eigen inzicht besteden. De gedachte daarachter is dat het, gelet op de vrijheid van vereniging, maar ook op de onafhankelijke positie van politieke partijen, niet aan de overheid is om te bepalen hoe politieke partijen middelen anders dan de subsidie inzetten.

Mevrouw Leijten (SP):

Dat was niet helemaal mijn vraag. Natuurlijk gaan verenigingen daar zelf over, en zeker ook over de middelen die ze op andere manieren vergaren. We hebben alleen wel transparantie-eisen. De SP vindt dat, als je het niet transparant maakt en als je niet aan de regels van de accountantsverklaring voldoet, er wel een moment moet zijn waarop je dat allemaal kan zien, en dat je daarvoor verantwoordelijk gehouden kan worden en dat je je subsidie moet kunnen verliezen. Wij stellen vast dat dat nu niet voldoende geregeld is. Hoe ziet de Minister dat? Wij leggen namelijk scherpe regels op en wij nemen elkaar flink de maat – dat moet ook – maar het lijkt wel alsof wij voor onszelf regels hebben gemaakt die wat ruimer zijn dan de regels die we voor anderen maken. Dat zou toch ongewenst zijn. Hoe ziet de Minister dat?

Minister Bruins Slot:

Allereerst denk ik dat, ook met de wijzigingen die deze Kamerleden hebben aangebracht in de Wet financiering politieke partijen, de kaders sowieso al een stuk strenger zijn geworden dan ze waren. De Wet op de politieke partijen moet ervoor zorgen dat de kaders niet alleen duidelijk zijn, maar dat de autoriteit ook voldoende bevoegdheden heeft om in te kunnen grijpen. Verder geldt voor de besluitvorming die ik doe, ook op basis van het jaar 2021, dat we moeten afwegen welke vervolgstappen we precies gaan zetten. Daar ga ik de Kamer nog over informeren. Ik deel de intentie van mevrouw Leijten dat de verzwaring van de eisen aan politieke partijen ook betekent dat je een goed toezichtregime en een goede gereedschapskist moet hebben. Daar moet de Wet op de politieke partijen betere handvatten voor bieden.

De voorzitter:

Vervolgt u uw beantwoording.

Minister Bruins Slot:

Voorzitter, ik leef in de veronderstelling dat ik de vragen beantwoord heb.

De voorzitter:

De overige vragen hebt u dus al meegenomen?

Minister Bruins Slot:

De overige vragen heb ik tussendoor gedaan inderdaad.

De voorzitter:

Dan zijn we helemaal rond. Ik zie nog een interruptie van de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Ja, over dit laatste blokje. De Minister zegt namelijk dat ze de Kamer zal informeren over haar definitieve besluit. Dat maakt deze toezichtconstructie natuurlijk zo ingewikkeld; die was niet alleen door de verzwaarde eisen, maar eigenlijk nooit een goed idee. De Minister heeft dan straks een besluit genomen en dat is dan onomkeerbaar als het gaat om wat er met deze toezichtrapporten gebeurt, toch?

Minister Bruins Slot:

Dat hangt van het karakter van het besluit af. Een besluit is een juridisch begrip. Daarna komen de vervolgstappen, het proces en anderszins. Of het al dan niet onomkeerbaar is, hangt dus af van het karakter van het besluit, dus van wat ik uiteindelijk ga opschrijven in de brief.

De heer Sneller (D66):

De Minister weet waarschijnlijk meer van bestuursrecht dan ik, maar het blijft voor mij dus gissen wat er zo meteen uit gaat komen. Laat ik het dus anders vragen. In dit debat staat het geagendeerd en probeer ik toch te weten te komen welke richting de Minister op gaat. Gaan we richting kwijting? Of gaan we kijken wat we nog over afgelopen jaar gerepareerd kunnen krijgen? Ik probeer er een beetje gevoel voor te krijgen voordat ik zo meteen dat al dan niet definitieve besluit, waar ik niks meer aan kan doen, in mijn mailbox krijg.

Minister Bruins Slot:

Aan de ene kant begrijp ik dat de heer Sneller zegt dat hij goed mee wil kunnen kijken. Aan de andere kant gaat het uiteindelijk om besluitvorming rond het verstrekken van subsidies. Ik denk dat de verantwoordelijkheid om daar een afweging in te maken bij mij als Minister ligt. Ik zal de Kamer uiteraard informeren over wat ik daar wel en niet in doe, maar ik ben er geen voorstander van om de Kamer daar nu een soort horende rol in te geven. Het is namelijk gewoon besluitvorming rondom subsidieverstrekking. Ik vind het ook van belang om eerst de betrokken partijen te informeren en daarna pas de Kamer.

De voorzitter:

De heer Sneller heeft geen interrupties meer, dus wij gaan door naar de tweede termijn. De heer Sneller kan zijn eventuele vragen daar nog in verpakken, lijkt mij zo. Ik stel anderhalve minuut spreektijd en twee interrupties voor. Dan zien we wel hoever we komen. Allereerst is het woord aan de heer Bosma van de PVV.

De heer Martin Bosma (PVV):

Dank aan de Minister voor de antwoorden en tot morgen.

De voorzitter:

Meneer Simons, aan u het woord.

De heer Chris Simons (VVD):

Bijna hetzelfde. Dank aan de Minister voor de antwoorden en de toezeggingen over de gesprekken. Ik wil meegeven om voor de opkomst bij de verkiezingen en de aanpak van de jongeren naar de innovatieve methode te kijken. Dat is heel moeilijk met verkiezingen – dat snap ik – maar misschien dat zij digitaal toch nog wat beter te bereiken zijn.

De voorzitter:

Meneer Ephraim, aan u het woord.

De heer Ephraim (Groep Van Haga):

Ik dank de Minister voor de duidelijke toelichtingen. Ik zou graag een tweeminutendebat aanvragen.

De voorzitter:

Ik heb nog niet eens alle toezeggingen voorgelezen, maar het is uw goed recht. Mevrouw Leijten?

Mevrouw Leijten (SP):

Waarom precies een tweeminutendebat? Welke moties wil de heer Ephraim van BVNL nog indienen die absoluut nu nog moeten?

De heer Ephraim (Groep Van Haga):

Ik denk ten eerste dat het een recht is. Ten tweede denk ik dat ik mevrouw Leijten in dezen niet echt verantwoording schuldig ben. Ten derde ga ik natuurlijk het hele debat eventjes rustig evalueren om te kijken welke moties wij zullen gaan indienen.

Mevrouw Leijten (SP):

Wij hebben een commissie-Van der Staaij gehad. Die heeft gekeken naar de instrumenten van de Kamer en de werkwijze. Daarin is afgesproken dat op het moment dat je een motie indient, die motie logischerwijs volgt uit een debat en dat die toeziet op de punten die je binnen hebt proberen te slepen in het debat, maar wat niet is gelukt, en dat je daarom ook bij de afronding van een commissiedebat, zoals we dat nu voeren, aangeeft wat het springende punt nog is. Ik wil de heer Ephraim niks ontzeggen. Mijn vraag is: op welk punt is dat noodzakelijk? Het lijkt mij dat de heer Ephraim dat weet op dit moment.

De heer Ephraim (Groep Van Haga):

Ik wil nog wel één tipje van de sluier oplichten, alhoewel ik mensen heel vaak tweeminutendebatten heb horen aanvragen zonder dat zij het verder nader hebben gesubstantieerd. Ik wil toch weleens iets meer informatie hebben over de gekozen burgemeester.

Mevrouw Leijten (SP):

Nou lijk ik de zure pier hier, maar dit is wel iets wat we als Kamer hebben afgesproken in strategische procedurevergaderingen. Van mij mag íédereen een tweeminutendebat aanvragen en íédereen moties indienen, maar iets meer informatie krijgen over de gekozen burgemeester en daar dan een motie over indienen, kan ook op een andere manier. Omdat wij allemaal zeggen dat we de werkwijze die we hebben, en dus ook de moties, scherp willen houden zodat de Kamer tanden heeft en dat soort zaken, stellen we die vragen aan elkaar. Dat doen we dus niet om elkaar het recht te ontzeggen, maar om de instrumenten scherp te houden. Ik zie de moties van de heer Ephraim tegemoet.

De voorzitter:

Heel helder, mevrouw Leijten. Dat is ook iets wat rondom de werkwijze naar voren is gekomen. Dan gaan we door naar de heer Van Baarle voor zijn tweede termijn.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter, dank u wel. Mag ik de Minister bedanken voor haar beantwoording in de eerste termijn? Aangezien de heer Ephraim een tweeminutendebat heeft aangevraagd, zullen wij ons beraden op de beantwoording van de Minister op het onderdeel over opkomstbevordering. De fractie van DENK ziet toch wat meer kansen rond de randvoorwaarden bij verkiezingen – denk bijvoorbeeld aan het makkelijker maken om te gaan stemmen – maar ook rond de doelgroepencommunicatie, die ik heb genoemd. De Minister gaf aan daartoe niet bereid te zijn.

Tot slot, voorzitter. De fractie van DENK is er verheugd over dat de Minister heeft aangegeven vanuit het kabinet niet met het initiatief te zullen komen voor een kiesdrempel. Dat verheugt de fractie van DENK.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Baarle. Meneer Sneller, aan u het woord.

De heer Sneller (D66):

Ook vanuit mij dank aan de Minister voor de beantwoording en ook steun aan collega Leijten voor wat ze net zei over tweeminutendebatten. Dat is inderdaad de afspraak.

Ik heb nog drie punten. Ten eerste de vertrouwensregel. Volgens mij is het wel: it takes two to tango. Volgens mij is het niet alleen maar aan de Kamer om 'm in te roepen. Het is ook aan het kabinet om daarna op te stappen. Dat is nergens geregeld. Dit speelt niet alleen maar tijdens de formatie, maar ook daarna. Dat zou ik dus toch nog een keertje willen hernemen.

Dan het aantal raadszetels per inwoner en de opkomst. Het zou fijn zijn als dat wel een keer in een andere brief kan komen.

Ten slotte. D66 wilde het toezicht op de financiering van politieke partijen niet op deze manier regelen en had daar ook amendementen voor. Die zijn helaas verworpen. Daarom zitten we in deze verwrongen constructie dat een politieke Minister, gecontroleerd door een politiek orgaan, dat besluit moet nemen. Ik snap heel goed wat de Minister daarover zegt, maar dat is wel de geschiedenis en dat is dan ook mijn rol.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Sneller. Meneer Bisschop, aan u het woord.

De heer Bisschop (SGP):

Dank. Dank aan de Minister voor de reactie op de vragen en de afspraken die gemaakt zijn, de toezeggingen. Ik zou nog op één punt verduidelijking willen. Dat punt gaat over de wettelijke regeling ten aanzien van het ontslag en de schorsing van waarnemend burgemeesters. Ik kan er vrede mee hebben dat een procedure vooral in een ambtelijke instructie, een ambtsinstructie, nader wordt geregeld. Ik snap ook – ik wil daar geen punt van maken – dat het meegenomen wordt bij de voorbereiding van een eerstvolgend relevant wetsvoorstel. Maar ik zou graag nog een indicatie willen hebben van de termijn waarop.

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bisschop. Mevrouw Leijten, aan u het woord.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Steeds minder mensen voelen zich gerepresenteerd. De helft komt maar opdagen bij de gemeenteraadsverkiezingen. De Minister van Binnenlandse Zaken gaat naar veel programma's om te vertellen hoe dierbaar de democratie haar is. Ik vind dan toch dat de analyse iets te mager is. Wat betekent dit nou voor het democratische gehalte van onze samenleving? De overheid is onbereikbaar, onbetrouwbaar of niet meer bestaand. Er is te veel overgelaten aan commerciële partijen. Neem de energie. Neem de zorg.

Los daarvan, als je niet het gevoel hebt dat je het verschil kunt maken met een stem omdat er niet naar je wordt geluisterd en je stem niet gehoord wordt, dan ga je niet meer stemmen. Als jouw buurt gesloopt is, ondanks acties, dan haak je af. Als de gemeenteraad niet naar jou luistert, na een herindeling, dan haken mensen daartoe af. Ik zou echt willen dat de Minister dat breder beziet. Je kunt wel in een praatprogramma gaan zitten en zeggen «ik wil de democratie beschermen door politieke partijen te gaan verbieden in de toekomst», maar dat is het uiteinde daarvan. Het begint echt ergens anders. Dat vind ik dus net iets te mager. Ik zou de Minister willen uitdagen om het dieper te doen.

Dat brengt mij op Reek en Schaijk. Daar zit wel een tekort. Op het moment dat die gemeenschappen niet bij Maashorst willen horen, dan moet Maashorst zichzelf een been afsnijden, om het maar eventjes plastisch te laten zien. Is zij ertoe bereid om te zeggen: dit is nu aan Oss? Gaat zij dat doen? Welke rol wil de Minister daarin spelen? We weten wat de wet is, maar op dit moment is dat wel een beetje de patstelling die er ligt. Ik heb daar niet per se een oplossing voor. Maar als dit de patstelling blijft in het Oost-Brabantse land, dan moeten we daar wel een oplossing voor vinden.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Leijten. Ik kijk even naar de Minister. Kunt u meteen overgaan tot de beantwoording of heeft u een schorsing nodig?

Minister Bruins Slot:

Ik ga een poging wagen.

De voorzitter:

Heel goed. Aan u het woord.

Minister Bruins Slot:

Voorzitter. Ik denk dat er een aantal zaken is. Het is inderdaad heel erg belangrijk – dat geeft de heer Simons aan – om jongeren erbij te betrekken. De methode die we nu gebruiken, is om dat bijvoorbeeld te doen via Snapchat, video's op YouTube en dat soort zaken. Er wordt gekeken naar andere vormen dan onze klassieke vormen van communicatie. Denk bijvoorbeeld aan verkiezingsfestivals op mbo-scholen.

Tegen de heer Van Baarle zeg ik het volgende. Daar ben ik niet duidelijk genoeg in geweest. In onze communicatie zetten we in op jongeren, laaggeletterden, mensen met een beperking, mensen die een andere taal spreken en ouderen. Dat doen we ook in de waterschappen. Alleen, ik richt me in de communicatie bijvoorbeeld niet specifiek op wijken. Dan begint het namelijk een beetje ingewikkeld te worden. Dan ga ik me namelijk gericht op bepaalde groepen in wijken richten, om hen te laten stemmen. Ik richt me op heel Nederland. We hebben dus wel een doelgroepenbeleid. Ik heb net aangegeven wat die doelgroepen zijn. We zetten daar meer dan anders op in. We doen echter geen gerichte targeting op wijken en dergelijke. Als overheid moet je namelijk neutraal zijn. We doen het dus landelijk. Ik vind neutraliteit in de communicatie over opkomstbevordering heel erg belangrijk.

Ik wil aan de heer Sneller vragen of het misschien een mogelijkheid is dat we in een gesprek met elkaar van gedachten wisselen over de vertrouwensregel. Dat hoeft niet in een debat. Dat kan gewoon in een gesprek. Misschien moeten we dat doen met een aantal ambtelijke mensen of met een afvaardiging van de commissie. Dan kunnen we met elkaar van gedachten wisselen over de vraag wat een goede manier is om verder te gaan. Dat zou ik heel plezierig vinden. Volgens mij is dat ook in lijn met de werkgroep rondom de commissie-Van Dijk. Het lijkt me goed om even bij elkaar te gaan zitten. Is de voorzitter daarmee akkoord?

De voorzitter:

Ik zie de heer Sneller knikken, dus akkoord.

Minister Bruins Slot:

Mooi.

Voorzitter. Dan de termijn van het wetsvoorstel. Laat ik het zo zeggen: als ik daar dit jaar geen wetsvoorstel voor vind, dan regel ik een apart wetsvoorstel. Ik vind dat als je een motie hebt van de Kamer die je moet uitvoeren, je die niet te lang moet laten liggen. Ik ga dus op zoek naar een wetsvoorstel waar ik dat in kan passen. Als er gedurende het jaar geen mogelijkheid voor blijkt te zijn, dan ga ik toch voor een apart wetsvoorstel. De Eerste Kamer zal dan waarschijnlijk tegen mij zeggen: nounounou, mevrouw Bruins Slot, had u dat niet anders moeten doen? Ik ga dus wel een poging wagen. Ik ga daar even goed naar kijken.

Mevrouw Leijten, u heeft natuurlijk een terecht punt, hè: uiteindelijk gaat het erom dat je verandering ook daadwerkelijk laat zien in de praktijk. Ik zeg ook elke keer dat ik daar heel realistisch in ben en dat ik me realiseer dat het niet van de ene op de andere dag anders is. Binnen mijn eigen mogelijkheden als Minister zet ik daar zo veel mogelijk stappen in. Het gesprek aangaan met mijn collega's over de invulling van het burgerschapsonderwijs is ook zoiets. Maar het is ook de Algemene wet bestuursrecht, die ik wil veranderen. Ik wil daarin de mogelijkheid bieden dat mensen, op het moment dat ze door omstandigheden gewoon een foutje maken, geen harde nee krijgen, maar dat een gemeente of het Rijk eerder kan zeggen «we kunnen u toch nog helpen, want dit kan iedereen overkomen» of dat een rechter als een wet heel onrechtvaardig uitpakt, kan zeggen «dit was nooit de bedoeling van de wet, we kunnen dit gewoon voor u veranderen». Er kan dan eerder het gesprek worden aangegaan, in plaats van dat dat in een formele bezwaarmethode plaatsvindt. Op gemeentelijk niveau – ik zie daar heel veel goede voorbeelden van – kan je ook wettelijk gaan vastleggen dat er nu een participatieverordening komt en dat er een uitdaagrecht is. Er is ook de bereidheid om naar aanleiding van het onderzoek naar afgehaakt Nederland verder te kijken naar wat dat precies is.

Ik wil tegen mevrouw Leijten zeggen dat hier het afgelopen jaar ook door deze Kamer ontzettend veel werk in is verzet. Dan gaat het om het versterken van de integriteit en een aantal wetsvoorstellen die we op dat vlak hebben aangenomen. Daarmee is het roer nog niet om, maar het zijn wel de stappen die ik wil zetten om te kijken of we er juist voor kunnen zorgen dat we de overheid weer dichter bij mensen brengen en ook weer het verschil in het leven van mensen kunnen maken. Ik ben daar nog lang niet en daar zal ik ook gewoon heel realistisch in zijn. Dat is niet alleen de achterkant; dat is ook de voorkant.

Voorzitter. Dan de vragen over Schaijk en Reek. Ik wacht eerst op een zorgvuldig onderzoek en een evaluatie, en dan kom ik natuurlijk met een reflectie daarop. Het oordeel is dan aan de gemeenteraad. Ik vind het gewoon heel lastig om in deze fase te zeggen dat ik dan een herindeling ga initiëren, juist omdat dat niet het karakter is van de Wet algemene regels herindeling. Voor de Minister is het belangrijkste uitgangspunt dat gemeenten dat doen en niet dat de Minister dat doet. Daar wil ik wel aan vasthouden.

Mevrouw Leijten (SP):

Mag ik nog één vraag stellen, die ik vergeten was in mijn tweede termijn? Die vraag ziet op de Wet op de politieke partijen. Die is net geconsulteerd. Die is veel in het nieuws geweest. We hebben hem ook hier behandeld, als het gaat over de financiering en over verboden. Er wordt een consultatieronde gedaan. Worden al die consultaties openbaar gemaakt? Het valt mij namelijk op dat bijvoorbeeld de politieke partij waar ik toe behoor, gevraagd wordt om mee te doen aan de consultatie, terwijl wij zeggenschap hebben over die wet. Als dat ook gebeurt bij alle andere partijen, wat ik verwacht, dan zou ik het wel goed vinden als dat openbaar en transparant is, om te kunnen zien welke suggesties er achter de schermen zijn gedaan.

De voorzitter:

Ik weet niet of de Minister daar meteen antwoord op heeft?

Minister Bruins Slot:

Volgens mij kunnen mensen daarvoor kiezen als ze een consultatiereactie geven. In het verleden konden mensen dat aangeven: wel of niet openbaar. Ik denk dat dat nog ongewijzigd is. Maar wij zullen bij het wetsvoorstel wel altijd de hoofdlijnen van de consultatie aangeven, en welke reacties we hebben gehad. Dat doen we sowieso, maar mensen hebben zelf de keus om dat te doen, en organisaties ook; dat klopt inderdaad. Het zijn in ieder geval meer dan 300 reacties en dat is veel voor een wet, in ieder geval voor een wet van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De voorzitter:

Dat was de complete tweede termijn van de Minister. Dank.

Dan ga ik over naar de toezeggingen die hieruit zijn voortgekomen. Ik zie u aandachtig luisteren; dat gaat goed. De toezeggingen.

– De Minister stuurt binnenkort een brief naar de Kamer betreffende de uitvoering van de motie-Bromet/Van Dijk over het betrekken van jongeren bij de democratie.

– In een van de binnenkort aan de Kamer te versturen brieven zal de Minister de juridische analyse opnemen over de wettelijke beperking van stemmen door meerderjarige kinderen die onder curatele staan.

– In maart 2023 stuurt de Minister een brief aan de Kamer over de vervolgacties op het gebied van weerbaar bestuur.

– Voor de Provinciale Statenverkiezingen stuurt de Minister de Kamer een brief over de uitkomsten van de consultatie over het Besluit verhoging vergoeding Statenleden en de reflectie van de Minister hierop.

– In de eerste helft van 2023 stuurt de Minister de Kamer een brief over de herijking van het Provinciefonds.

– In de oplegbrief bij de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk zal de Minister een overzicht geven van de adviescommissies die bestaan als deze niet in de rapportage zijn opgenomen.

Minister Bruins Slot:

Het gaat om de adviescommissies op basis van de Kaderwet adviescolleges die we hebben en die in het jaaroverzicht van de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk staan. Ik zal in de oplegbrief in ieder geval ook even benoemen dat dit ook in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk staat. Die jaarrapportage telt volgens mij iets van 200 pagina's, dus dan is voor de leden ook weer even duidelijk dat het in dat document zit.

De voorzitter:

Helder. Dat was een toezegging aan mevrouw Leijten en die zie ik knikken. We gaan door met de toezeggingen.

– Het antwoord op de schriftelijke vraag van het lid Sneller over de financiering van Forum voor Democratie volgt deze of volgende week.

– In het voorjaar van 2023 wordt de Kamer geïnformeerd over de gesprekken die de Minister voert met een aantal politieke partijen over het ontbreken van goedkeurende verklaringen van de accountant en de gevolgen hiervan.

– De Minister zal binnenkort met de heer Sneller van gedachten wisselen over de vertrouwensregel.

Minister Bruins Slot:

Nee, voorzitter. Wat mij betreft gebeurt dat met een afvaardiging van de commissie. Ik zou de voorzitter in ieder geval willen vragen om te kijken naar zo'n vorm.

De voorzitter:

Helder. Zo gaan we het doen.

Minister Bruins Slot:

Voor ons is het fijn om wat zicht te krijgen op hoe het staat met de evaluatie van de Kamer en wat die ongeveer inhoudt, als dat mogelijk is. We kunnen ons dan namelijk ook goed op dat gesprek voorbereiden.

De voorzitter:

Dan zullen we even moeten schakelen in de procedurevergaderingen, denk ik. Dat gaan we meenemen. De volgende toezegging.

– De Minister stuurt de Kamer een brief over het verband tussen raadszetels per inwoner en de opkomst bij verkiezingen.

Minister Bruins Slot:

Ja, en ik zal dat doen in de brief over de versterking van decentrale volksvertegenwoordigingen.

De voorzitter:

Helder, dank u. De volgende toezegging.

– Uitvoering van de motie-Bisschop/Strolenberg over benoeming en ontslag van waarnemende burgemeesters zal dit jaar in een wetsvoorstel naar de Kamer komen.

Minister Bruins Slot:

Het zal in een wetsvoorstel vervat worden. «Naar de Kamer» zou betekenen dat de consultatie al was geweest en het al langs de Raad van State was gegaan. Dan had er nu eigenlijk iets moeten liggen. Maar ik zal ervoor zorgen dat het dit jaar in een conceptwetsvoorstel terechtkomt.

De heer Bisschop (SGP):

Er was nog een vervolg: als het dit jaar niet lukt, komt er een apart wetsvoorstel.

Minister Bruins Slot:

Ja, dat klopt. Dat is de toezegging die ik heb gedaan.

De voorzitter:

Helemaal goed. Dat waren alle toezeggingen die ik heb genoteerd. Heb ik er een gemist? Nee. Dan rest mij nog ... O ja, de griffier wijst mij op het tweeminutendebat dat door de heer Ephraim is aangemeld.

Dan rest mij nog om de Dienst Verslag en Redactie, de bode, alle kijkers thuis, de mensen op de tribune, de Minister en ondersteuning en uiteraard de commissieleden te bedanken. Vooralsnog bedank ik ook deze griffier, want zij stapt binnenkort over naar OCW. Er is dus sprake van een transfer. Ze blijft wel in ons midden, maar dan in een ander midden. De griffier wilde niet dat ik dit zei, maar nu heb ik het toch gedaan. Ik wens u allen een hele genoeglijke avond.

Sluiting 16.12 uur.