[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de Nationale Grondstoffenstrategie (Kamerstuk 32852-224)

Grondstoffenvoorzieningszekerheid

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2023D01697, datum: 2023-01-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2023D01697).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2022Z24775:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2023D01697 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de Nationale Grondstoffenstrategie (Kamerstuk 32 852, nr. 224).

De voorzitter van de commissie,

Agnes Mulder

De adjunct-griffier van de commissie,

Van Dijke

Inhoudsopgave

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

II Antwoord / Reactie van de Minister

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Nationale Grondstoffenstrategie van het kabinet. De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat de leveringszekerheid van (kritieke) grondstoffen op de middellange termijn wordt vergroot. Hierbij willen deze leden dat ingezet wordt op minder kwetsbare afhankelijkheden op dit vlak. De oorlog in Oekraïne heeft de kwetsbaarheden van Nederland en Europa blootgelegd. Door een te grote afhankelijkheid op het gebied van bijvoorbeeld aardgas zijn Nederland en Europa vatbaar geweest voor het machtsspel van Poetin. In de toekomst moet dit worden voorkomen. De leden van de VVD-fractie zijn dan ook blij met de komst van de Nationale Grondstoffenstrategie, maar vinden wel dat deze nog een stuk concreter moet worden en hebben hierover enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat het kabinet continu inzicht moet hebben in de toekomstige grondstoffenbehoefte van Nederland om proactief beleid te kunnen formuleren, mochten overmatige afhankelijkheden ontstaan. Heeft het kabinet inzichtelijk welke grondstoffen nodig zijn voor de energietransitie en in welke hoeveelheden? Zo nee, zou het kabinet dit inzicht niet moeten krijgen? Vergt een grondstoffenstrategie niet een goede inschatting op waar toekomstige afhankelijkheden kunnen ontstaan, zodat het kabinet hierop kan anticiperen in haar beleid? Kan het kabinet een voorbeeld geven van wat het als een overmatige afhankelijkheid op dit vlak zou definiëren? Als het kabinet deze definitie nog niet heeft, kan ze deze ontwikkelen? Zou het kabinet hierover niet regelmatig een update moeten sturen?

De leden van de VVD-fractie zien dat de energietransitie leidt tot een verandering in de vraag naar grondstoffen. In de toekomst zal de vraag naar kritieke grondstoffen steeds groter worden, maar deze grondstoffen worden nog nauwelijks gewonnen in Nederland of de Europese Unie (EU). Wij zijn hiervoor afhankelijk van bijvoorbeeld China, een land dat al vaker bewezen heeft bereid te zijn deze macht te misbruiken. Bilaterale afspraken kunnen helpen om deze afhankelijkheid te verminderen. Met welke gelijkgezinde landen gaat Nederland bilaterale afspraken maken om de toegang tot kritieke grondstoffen veilig te stellen? Wordt hier voldoende rekening gehouden met diversificatie? Onlangs hebben landen als Canada, Australië de Verenigde Staten en Zweden aangegeven stevig te gaan investeren in de exploitatie van hun eigen voorraad kritieke grondstoffen en mineralen. De leden van de VVD-fractie vinden dat Nederland, zo nodig in EU-verband, op zeer korte termijn gesprekken met deze landen en andere gelijkgezinde landen met voorraden moet starten. Is het kabinet hiertoe bereid? Deelt het kabinet het standpunt van deze leden dat het afbouwen van strategische afhankelijkheden door middel van diversificatie van grondstoffenpartners van essentieel belang is en meer prioriteit behoort te krijgen in ons buitenlandbeleid? Is het kabinet bereid verder te kijken dan alleen gelijkgezinde partners en dus ook het gesprek aan te gaan met ongemakkelijk partners om de toegang tot grondstoffen te vergroten? Is het kabinet bereid zich hier ook in EU-verband hard voor te maken? Biedt de huidige EU-regelgeving voldoende ruimte om te werken aan strategische autonomie op het gebied van cruciale grondstoffen?

De leden van de VVD-fractie-fractie zijn van mening dat Nederland bereid moet zijn moeilijke beslissingen te nemen ter bevordering van onze strategische autonomie. In de nationale grondstoffenstrategie geeft het kabinet aan onderzoek te gaan doen naar de rol van Nederlandse bedrijven in internationale ketens. Meer onderzoek doen mag er niet toe leiden dat moeilijke beslissingen worden uitgesteld en dat er minder actie wordt ondernomen. Is het kabinet het met deze leden eens dat meer directe toegang tot grondstoffen op gespannen voet kan staan met het voldoen aan eisen op het gebied van milieu en arbeidsvoorwaarden en dat het economisch efficiënter kan zijn om de mijnbouw of processing van grondstoffen door China te laten doen, maar dit ons tegelijkertijd afhankelijker maakt van China? Is het kabinet bereid om in deze dilemma’s op korte termijn richtinggevende besluiten te nemen?

De leden van de VVD-fractie vinden het positief dat er binnen de EU wordt gekozen voor opschaling van de Europese mijnbouw. Op deze manier kunnen we ervoor zorgen dat mijnbouw onder duurzame voorwaarden plaatsvindt en vergroten we onze onafhankelijkheid. Sluit het kabinet zich aan bij deze Europese inzet op meer mijnbouw op ons eigen continent? Hoeveel en welke kritieke grondstoffen kunnen er naar verwachting in de EU worden gevonden? In hoeverre kan dit voorzien in onze grondstofbehoefte? Hoe apprecieert het kabinet de recente aankondiging van Zweden van forse mogelijkheden op het gebied van zeldzame aardmetalen? Welke mogelijkheden op welke vlakken zijn er in Nederland voor de winning van grondstoffen die noodzakelijk zijn voor de energietransitie? Heeft het kabinet hiervoor wel een voldoende beeld van de ondergrond in Nederland, zowel op land als ook op zee? Zo nee, is het kabinet bereid een uitgebreid onderzoek hiernaar uit te zetten? Daarnaast hebben de leden van de VVD-fractie ook kennisgenomen van de mogelijkheden voor diepzeemijnbouw. De leden van de VVD-fractie zien hiervoor veel potentie voor Nederland, gezien onze sterke maritieme sector. Aangezien China en Rusland hier strategische posities innemen vinden de leden van de VVD-fractie dat Nederland hier niet moet achterblijven. Hoe apprecieert het kabinet dit? Deelt het de mening dat het beter zou zijn om als Nederland en Europa met de standaarden op diepzeemijnbouw aan de slag te gaan, dan om het over te laten aan China en Rusland? Wat doet het kabinet eraan om het huidige krachtige maritieme cluster voor Nederland te behouden, zodat Nederland ook echt een rol gaat spelen bij diepzeemijnbouw?

De leden van de VVD-fractie lezen dat circulariteit ingezet wordt om leveringszekerheid van kritieke grondstoffen te vergroten en negatieve impact van ketens te verkleinen. Deze leden zien dat veel producten (elektrische apparatuur) bestaan uit een kleine hoeveelheid kritieke grondstoffen, gecombineerd met een kunststof of plastic behuizing. Deze leden vragen of de grondstoffen olie en gas (basis voor plastic) kunnen worden meegenomen in de beoordeling van de negatieve impact op ketens?

De leden van de VVD-fractie lezen dat bij circulariteit vaak gedacht wordt aan recycling maar dat dat niet voldoende is. Deze leden vragen of het kabinet kan aangeven hoe groot de hoeveelheid grondstoffen is die momenteel in onze samenleving in reeds bestaande producten aanwezig is. Kan het kabinet aangeven op welke manier het deze grondstoffen denkt te kunnen hergebruiken, ondanks dat deze producten wellicht niet ontworpen zijn voor recycling? De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland met 80% recycling tot de koplopers in Europa behoort? Kan het kabinet aangeven hoe die 80% is onderbouwd? Deze leden vragen het kabinet om hergebruik van grondstoffen te meten door aan de voorkant bij de productie van producten vast te stellen hoeveel van de grondstoffen afkomstig zijn van hergebruik. Kan het kabinet dat percentage aangeven en als indicator voor circulariteit hanteren?

De leden van de VVD-fractie lezen dat innovatie belangrijk is voor het mogelijk maken van circulaire strategieën. Deze leden lezen dat in 2023 het missiegedreven innovatiebeleid wordt geactualiseerd. Een van de belemmeringen voor succesvolle innovaties bij startups is het verkrijgen van de zogenaamde einde-afval-status zodat herbruikbare grondstoffen uit afval afgezet kunnen worden bij klanten. Deze leden vragen of het vereenvoudigen van het verkrijgen van de einde-afval-status onderdeel kan zijn van het innovatiebeleid.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet de mogelijkheden verkent om bedrijven met ambitieuze circulaire projecten te faciliteren. Deze leden vragen welke beleidsinterventies daarvoor reeds beschikbaar zijn en welke binnen de grondstoffenstrategie, de maatwerkafspraken of het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE) nog verwacht worden? Deze leden vragen of de beperkingen die import en export van afval momenteel met zich mee brengen kunnen worden weggenomen, zodat circulaire innovaties binnen een Europees gelijk speelveld kunnen ondernemen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat circulariteit toeziet op vier vormen van maatschappelijke impact, waaronder een schonere leefomgeving. Deze leden vragen of het kabinet kan aangeven hoe de emissienormen voor bedrijven in Europa van elkaar verschillen en of het ervoor kan pleiten deze te uniformeren zodat ook hier voor circulaire innovaties en bedrijven een gelijk speelveld ontstaat.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de nationale grondstoffenstrategie. In een snel veranderende wereld, zowel op geopolitiek gebied als op het gebied van technologische ontwikkelingen, is het cruciaal dat we op nationaal en op Europees niveau strategisch nadenken over onze grondstoffenbehoefte en hoe we in deze vaak groeiende behoefte kunnen blijven voldoen in de toekomst. Deze leden bedanken de betrokken bewindslieden voor het geven van opvolging aan de motie van het lid Hagen c.s. (Kamerstuk 32 852, nr. 192) en de motie van het lid Hammelburg (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2529).

De leden van de D66-fractie achten het verminderen van het gebruik en herwinning, zodat kritieke grondstoffen kunnen worden onttrokken uit afval, de beste manieren om te kunnen voldoen aan de Nederlandse en Europese behoefte aan kritieke grondstoffen. Deze leden moedigen aan dat beleid rondom kritieke grondstoffen onderdeel uitmaakt van het nationaal plan circulaire economie. Over circulair en innovatie als handelsperspectief hebben deze leden een aantal vragen. Deelt het kabinet de mening dat recycling en hergebruik twee belangrijke manieren zijn om in de toekomst te voldoen aan onze behoefte aan kritieke grondstoffen? Op welke manier is het kabinet van plan om extra in te zetten op urban mining? Op welke manier wordt er specifiek aandacht besteed aan kennisdeling over urban mining tussen gemeenten/regio’s en tussen landen binnen de EU? Zal in het NPCE specifiek worden ingegaan op de implementatie van concrete maatregelen om kritieke grondstoffen te onttrekken uit ons afval? Zo ja, hoe en wanneer wordt de Kamer daarover geïnformeerd? Heeft het kabinet er oog voor dat nieuwe circulaire initiatieven/bedrijven een grote vraag doen op energie? Op wat voor manieren ondersteunt het kabinet deze bedrijven in het faciliteren en accommoderen van deze (grotere) energievraag? Wordt dit betrokken bij de aanleg van bijvoorbeeld nieuwe waterstofinfrastructuur of maatwerkafspraken? Op welke manier wordt in ruimtelijk beleid rekening gehouden met de terugwinning van (kritieke) grondstoffen, er vanuit gaande dat recycle en productielocaties fysieke ruimte innemen? Het kabinet geeft aan bedrijven met ambitieuze circulaire projecten te faciliteren met gerichte beleidsinterventies. Kan het kabinet aangeven wat deze beleidsinterventies behelzen?

De leden van de D66-fractie stellen dat een circulaire economie niet alleen moet uitgaan van kritieke grondstoffen, maar ook van het terugbrengen van het gebruik van primaire grondstoffen in algemene zin en van het zo vaak en zo veel mogelijk hergebruiken van grondstoffen. Op welke manier gaat er ingezet worden op het terugbrengen van het gebruik van primaire grondstoffen in algemene zin en het zo vaak mogelijk gebruiken en hergebruiken van (kritieke) grondstoffen? Welke concrete actie onderneemt het kabinet nationaal en op Europees niveau om te streven naar het afzien van productie (bovenste stap op de R-ladder)?

De leden van de D66-fractie weten dat de klimaattransitie om veel (kritieke) grondstoffen vraagt. Om in 2050 klimaatneutraal te kunnen zijn zullen we spaarzaam moeten omgaan met de kritieke grondstoffen die nodig zijn voor de productie van essentiële goederen voor de energietransitie (zoals zonnepanelen, windmolens etc.). Daarom hebben de leden van de D66-fractie een aantal vragen over de weg richting een klimaatneutraal Nederland en de rol die kritieke grondstoffen daarbij spelen. Is het kabinet voornemens om, naar gelijkenis van andere grond- en brandstoffen zoals olie en gas, ook beleid rond onwenselijke afhankelijkheden, strategische reserves en vergelijkbaar beleid te ontwikkelen ten aanzien van kritieke mineralen? Beschikt de Rijksoverheid over schattingen of een overzicht van de huidige voorraden (al dan niet verwerkt), verwachtte vraag in 2030 en 2050 per sector (bijvoorbeeld energie, (auto)mobiliteit e.d.)? Op dit moment berekent Nederland de klimaatimpact van productie en producten aan CO2-uitstoot alleen binnen Nederland. Mede hierdoor krijgen gewonnen primaire grondstoffen en halffabricaten, geproduceerd buiten Nederland, een lagere CO2-uitstoot toegerekend dan herwonnen of gerecyclede materialen dan wel producten van Nederlandse bodem. Herkent het kabinet dit beeld en welke stappen worden op dit gebied gezet? Is het kabinet bereid om bij de analyse van de weerbaarheid van de vitale infrastructuur niet alleen te kijken naar kritieke grondstoffen en halffabricaten, maar ook naar producten als elektriciteitskabels en elektriciteitsmeters? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt de CO2-uitstoot van potentiele winning en raffinage van kritieke grondstoffen in Europa zich tot de situatie dat deze grondstoffen worden geïmporteerd van buiten de EU?

De Milieukostenindicator (MKI) wordt steeds vaker ingezet als meetinstrument voor de berekening van de milieu-impact van verschillende materialen. Is het kabinet voornemens MKI-berekeningen verplicht te stellen Kan het kabinet aangeven of het onderscheid in primaire grondstoffen en secundaire grondstoffen hierin voldoende zijn meegewogen? Zo ja, hoe? Wordt de berekening van CO2-uitstoot buiten landsgrenzen hier voldoende in meegenomen? Heeft het kabinet een voorstel om bijvoorbeeld de CO2-uitstoot per indicatie toe te rekenen aan geïmporteerde grondstoffen, producten of halffabricaten of de CO2-uitstoot pas te berekenen vanaf het moment dat een grondstof op Nederlandse bodem herwonnen is en houdt het kabinet hiermee rekening in aanbestedingseisen?

De leden van de D66-fractie menen dat Nederland als doorvoer- en kennisland een mooie positie heeft om een belangrijke rol te vervullen in het zekerstellen van kritieke grondstoffen. Over de exacte rol van Nederland hebben deze leden nog een aantal vragen. Het kabinet geeft aan dat Nederland geen grote rol heeft in de waardeketens van kritieke grondstoffen. Kan het kabinet aangeven hoe de recycling en terugwinning van grondstoffen uit producten zich verhoudt tot de nationaal benodigde grondstoffen? Heeft het kabinet inzicht in de ingezamelde producten, bestaande uit onder andere kritieke grondstoffen en in hoeverre Nederland deze op nationaal of Europees niveau recyclet en hergebruikt? Heeft het kabinet inzicht in de hoeveelheid «afval» en daarmee (kritieke) grondstoffen die Nederland exporteert, zowel naar EU-lidstaten als niet-Europese landen en welk potentieel van urban mining Nederland en dus Europa daarmee onbenut laat? Het kabinet schrijft dat er een verkenning uitgevoerd zal worden naar de voor- en nadelen van raffinagecapaciteit van kritieke grondstoffen in Nederland. Wanneer kan deze verkenning worden verwacht? Wordt in deze verkenning de optie voor het vormgeven van strategische voorraden meegenomen? Kan het kabinet aangeven hoe de strategische positie van raffinagecapaciteit zich verhoudt tot onze ambitie om klimaatneutraal en volledig circulair in 2050 te zijn? Op welke manier is het kabinet van plan om als Nederland concreet bij te dragen aan duurzame Europese mijnbouw en raffinage? Welke stappen zet Nederland om een positie in te kunnen nemen in de raffinage van kritieke grondstoffen? Op welke manier wordt circulariteit nu meegenomen bij het aanbestedingsbeleid binnen de Rijksoverheid en lagere overheden? Ziet het kabinet mogelijkheden om te starten met circulaire gunningscriteria tot en met de eis voor circulaire sloop en bouw in 2023? Kan het kabinet aangeven wanneer de kennis- en innovatieagenda's worden geactualiseerd en naar de Kamer komen en hoe het kabinet voornemens is om de circulaire economie en kritieke grondstoffen hierin mee te nemen? Wanneer kan het kabinetsstandpunt over diepzeemijnbouw worden verwacht?

De leden van de D66-fractie achten Europees beleid en Europese samenwerking op het gebied van grondstoffen onmisbaar. Daarom hebben deze leden hierover nog een aantal vragen. Het kabinet geeft aan dat de Europese Commissie periodiek de kritieke grondstoffen vaststelt. Is er op Europees niveau inzicht in de verhouding van import van kritieke grondstoffen ten opzichte van export van kritieke grondstoffen in producten, al dan niet als afval aangemerkt? Kan het kabinet aangeven of deze lijst van kritieke grondstoffen gelieerd is, enerzijds aan industriebeleid van de EU en anderzijds voldoende gericht is op recycling en hergebruik van deze grondstoffen, zoals lithium? Het kabinet is voornemens een speciaal vertegenwoordiger in te stellen voor de grondstoffenstrategie. Op welke wijze zal deze speciaal vertegenwoordiger de voortgang van de omslag naar een circulaire economie bevorderen? Zal de inzet van de speciaal vertegenwoordiger dus specifiek gaan over hergebruik/recycling en het industriebeleid van de EU? Het kabinet geeft aan dat Nederland binnen Europa een koploper is op inzameling. Biedt dit binnen Europa mogelijkheden om aanspraak te maken op subsidies die de ontwikkeling van hoogwaardige recycling kunnen versterken? Het kabinet schrijft dat er in Europees verband onderzoek gedaan zal worden naar de mogelijkheid voor de vormgeving van strategische voorraden. Wanneer kunnen de resultaten hiervan worden verwacht? De leden van de D66-fractie vragen het kabinet om een appreciatie van de nieuw gevonden kritieke mineralen in Zweden. Zijn er reeds technologieën beschikbaar om voorraden kritieke grondstoffen (zoals bijvoorbeeld recentelijk ontdekt in Zweden) op een duurzame en milieuvriendelijke manier te kunnen winnen?

De leden van de D66-fractie weten dat mijnbouwactiviteiten gepaard gaan met schade aan milieu en natuur. Daarnaast kan de aanwezigheid van kritieke grondstoffen nadelige gevolgen hebben voor lage- en middeninkomenslanden. De werkomstandigheden vragen, wat deze leden betreft, om permanente aandacht. Over de gevolgen van mijnbouw, zowel op sociaal vlak als op milieuvlak hebben zij een aantal vragen. Op welke manier zet het kabinet zich in Europees verband in om de negatieve effecten van de aanwezigheid en de extractie van kritieke grondstoffen in lage- en middeninkomenslanden te voorkomen? Op welke manier zet het kabinet zich ervoor in om te voorkomen dat de toenemende behoefte aan kritieke grondstoffen zal leiden tot meer negatieve beïnvloeding van bossen en andere natuur? Op welke manier zet het kabinet zich ervoor in dat de toenemende behoefte aan kritieke grondstoffen niet zal leiden tot meer vervuiling van waterbronnen (vooral in landen waar drinkwater reeds schaars is)? Op welke manier wordt er gewerkt aan het beperken van de CO2-uitstoot die vrijkomt bij de productie van kritieke grondstoffen? Op welke manier zet het kabinet zich ervoor in dat de toenemende behoefte aan kritieke grondstoffen niet zal leiden tot kinderarbeid of andere vormen van uitbuiting of moderne slavernij?

De leden van de D66-fractie stellen dat er binnen een grondstoffenketen niet een enkele verantwoordelijke aan te wijzen is. Dit is een ander uitgangspunt dan de huidige economische en financiële kaders. De Nederlandsche Bank (DNB) bracht eerder een Roadmap circulair financieren 2030 uit. Hierover en over het belang van financiering voor het ontwikkelen van de circulaire economie en daarmee hergebruik van (kritieke) grondstoffen hebben deze leden nog een aantal vragen. Deelt het kabinet de mening dat adequate financiering onmisbaar is voor de doorontwikkeling van de circulaire economie? Is het kabinet op de hoogte van deze ontwikkelingen en de pilots bij DNB? Is het kabinet met hen in gesprek over welke wet- en regelgeving dient te worden aangepast om het financiële aspect en daarmee gedeelde verantwoordelijkheid in een keten binnen de circulaire economie te ondersteunen? Op welke manier draagt het kabinet bij aan het creëren van een gelijk speelveld op het gebied van financiering van circulaire bedrijven? Hoe kan aanpassing van wet- en regelgeving bijdragen aan het gemakkelijker maken voor circulaire bedrijven om een financiering rond te krijgen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Nationale Grondstoffenstrategie en hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat het van groot belang is om de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen te vergroten in een wereld waar deze grondstoffen van een steeds groter geopolitiek belang zijn en waarin de vraag naar kritieke grondstoffen toeneemt als gevolg van de energietransitie. Het kabinet noemt daarom het vergroten van de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen het centrale doel van de grondstoffenstrategie, maar de motie van het lid Hagen c.s. over het ontwikkelen van een grondstoffenstrategie (Kamerstuk 32 852, nr. 192) stelt dat ook het strategisch versnellen van de circulaire economie en een groene-industriepolitiek centraal zouden moeten staan. Deze leden merken op dat het kabinet bijvoorbeeld wel stelt dat er verdienmodellen zullen ontstaan voor het terugwinnen van kritieke grondstoffen, maar daarbij niet ingaat op de rol van de overheid bij het stimuleren daarvan. Deze leden zouden graag ook in de grondstoffenstrategie meer aandacht zien voor deze aspecten en missen een kwantitatieve analyse en doelstellingen op het gebied van circulaire grondstoffen. Zij vragen het kabinet om in de voor de zomer van 2023 aangekondigde nadere uitwerking van de doelen in een programmatische aanpak ook expliciet stil te staan bij deze elementen en daarbij concrete kwantitatieve doelen op te nemen.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de grondstoffenstrategie en het NPCE op elkaar aan zullen sluiten en elkaar zullen versterken, maar hen is niet duidelijk hoe dat zal leiden tot concrete doelen en acties op bijvoorbeeld het gebied van secundaire grondstoffen. Zij vragen het kabinet om hierop in te gaan en tevens te verduidelijken welke doelen en acties een plek zullen krijgen in de verdere uitwerking van de grondstoffenstrategie en welke in het NPCE.

De leden van de CDA-fractie merken op dat vanuit de afvalsector een poging is gedaan om een doelstelling op het gebied van secundaire grondstoffen ter vervanging van primaire abiotische (fossiele) grondstoffen te concretiseren. Zij vragen het kabinet te reageren op de stelling uit deze analyse dat Nederland om aan het doel voor het halveren van het gebruik van primaire grondstoffen in 2030 te voldoen 125 Mton aan additionele secundaire grondstoffen nodig zal hebben. Is dit een accurate schatting? Kan het kabinet eventueel een onafhankelijke partij dit laten toetsen? Deze leden vragen het kabinet tevens in te gaan op waar deze grote hoeveelheid aan secundaire- en biogrondstoffen vandaan zal moeten komen en welk deel daarvan zal moeten worden geïmporteerd. Daarnaast vragen deze leden het kabinet om te reflecteren op de recyclingresiduen die vrijkomen bij het opwerken van deze hoeveel secundaire grondstoffen, de verwerkingscapaciteit die nodig is voor deze residuen en de rol die het kabinet daarbij ziet voor afvalenergiecentrales.

De leden van de CDA-fractie merken op dat de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat tijdens het meest recente debat over circulaire economie aangaf dat zij het onacceptabel vond dat ons afval terecht komt op plekken (in het buitenland) waar het niet zou moeten zijn. Zij gaf een voorbeeld van afval in mangrovebossen en dat zij zich daar enorm voor schaamde. Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat we ons afval dusdanig monitoren dat deze werkwijze tot het verleden gaat behoren? In hoeverre monitoren wij dat nu als Nederland?

De leden van de CDA-fractie lezen dat China en Rusland inmiddels strategische posities innemen op het gebied van diepzeemijnbouw in wateren buiten de rechtsmacht van staten. Het kabinet schrijft dat Nederland dat, in navolging van enkele andere Europese landen, en gelet op onze sterk ontwikkelde maritieme industrie ook zou kunnen doen. Deze leden vragen het kabinet op welke wijze het op dit vlak actie onderneemt, eventueel in samenwerking met andere EU-lidstaten. Deze leden spreken de hoop uit dat diepzeemijnbouw, bijvoorbeeld vanwege technologische ontwikkelingen en het verminderen van de vraag naar grondstoffen, niet nodig zal zijn in de toekomst, maar achten het verstandiger om, indien dat wel nodig is, deze vorm van mijnbouw vorm te geven met onze eigen condities in het kader van Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) in plaats van een nieuwe afhankelijkheid te creëren ten opzichte van landen zoals China en Rusland. Zij vragen hoe het kabinet naar dit dilemma kijkt.

De leden van de CDA-fractie constateren dat ook in vitale infrastructuur gebruik wordt gemaakt van kritieke grondstoffen en dat het kabinet begin 2023 met een analyse komt die beter zicht geeft op de weerbaarheid van vitale infrastructuur en de afhankelijkheden van specifieke grondstoffen die daarbij spelen. Deze leden horen vanuit de netbeheerders dat er behoefte is aan een verdere concretisering van wat wordt verstaan onder vitale infrastructuur en in hoeverre de energie-infrastructuur daar ook onder valt. Kan het kabinet daar duidelijkheid over geven? Kan het kabinet tevens aangeven of er bij de genoemde analyse van de weerbaarheid van vitale infrastructuur, naast kritieke grondstoffen, ook voor de energie-infrastructuur belangrijke producten zoals elektriciteitskabels en -meters mee worden genomen?

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet ook in te gaan op de rol die de beschikbaarheid van grondstoffen op de lange termijn speelt in de keuzes die Nederland maakt bij de inrichting van het toekomstige energiesysteem. Op welke wijze wordt daar in het beleid en de plannen voor het energiesysteem rekening mee gehouden? Wordt in het Nationaal Plan Energiesysteem 2050 bijvoorbeeld rekening gehouden met de impact van het energiesysteem op de behoefte aan grondstoffen? Is het kabinet van mening dat ook de milieueffecten van grondstoffen in de gehele keten een rol moeten spelen in de keuzes die Nederland maakt in de energietransitie?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Deze leden zien dat toegenomen globalisering leidt tot grotere strategische afhankelijkheid en dat Nederland als gevolg daarvan een kwetsbare positie inneemt in geopolitieke spanningen. Genoemde leden erkennen daarom het belang van het ontwikkelen van een strategie om ons voor te bereiden op deze risico’s. Deze leden zien in onderhavige stukken een probleemschets en een onderbouwing waarom een strategie belangrijk is, maar ontdekken hierin niet hoe het kabinet wil gaan handelen om de risico’s te verkleinen. Zij vragen het kabinet om meer duidelijkheid te scheppen over hoe het de strategische afhankelijkheid wil afbouwen en daarbij ook in te gaan op het beschikbaar stellen van geld en middelen hiervoor. Daarbij verzoeken zij het kabinet om in te gaan op waar dit geld vandaan komt. Met andere woorden: welke verschuiving van inzet vindt hierdoor plaats? Deze leden constateren dat de energietransitie een verschuiving in het gebruik van grondstoffen met zich meebrengt. De leden van de SP-fractie lezen niet op welke manier het kabinet voornemens is om de inzet van geld en middelen aan te passen op deze verschuiving. Zij vragen het kabinet om hier meer inzicht in te geven en daarbij in het bijzonder in te gaan op de subsidies en belastingkortingen die nu gelden voor de fossiele industrie.

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat het kabinet zich moet voorbereiden op situaties waarin er zich problemen voordoen in de directe dan wel indirecte keten van kritieke grondstoffen en vragen het kabinet om probleemscenario’s uit te werken met de nadruk op mogelijk oplossingen voor deze probleemscenario’s.

De leden van de SP-fractie zijn van mening dat in de nadere uitwerking van de grondstoffenstrategie nagedacht moet worden over de gehele levensloop van producten en het mogelijk hergebruik van grondstoffen. Daarbij willen zij het kabinet meegeven dat hergebruik kritisch bezien moet worden en dat deze getoetst moet worden op duurzaamheid en bijdrage aan klimaatneutraliteit. Niet al het hergebruik kan even duurzaam gebeuren. Gedacht kan worden aan hoe de grondstoffen in zonnepanelen en windmolens na hun levensloop ook duurzaam gebruikt kunnen worden. Zij vragen het kabinet om dit aspect mee te nemen in de verdere uitwerking van de grondstoffenstrategie.

De leden van de SP-fractie vragen het kabinet om in de uitwerking ook de effectiviteit van de inzet van kritieke grondstoffen in de Nederlandse samenleving mee te wegen. Daarbij kan gedacht worden aan afwegingen over de inzet van collectieve middelen zoals buurtbatterijen versus individuele inzet van thuisbatterijen. Zij verzoeken het kabinet om in de uitwerking van de nationale grondstoffenstrategie inzicht te geven in het strategisch gebruik van deze kritieke grondstoffen.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties hebben kennisgenomen van de nieuwe Nationale Grondstoffenstrategie. Met de nieuwe Grondstoffenstrategie kunnen economische, ecologische en sociale uitdagingen integraal worden aangepakt en deze leden achten het van groot belang dat mens en milieu het focuspunt zijn in het nationale en Europese grondstoffenbeleid, des te meer in de landen waar zich problemen voordoen omtrent de winning van grondstoffen. Hieromtrent hebben deze leden nog vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties lezen dat de energietransitie een vraagverschuiving veroorzaakt naar de hiervoor kritieke grondstoffen en mineralen en dat deze vraag invloed heeft op de grondstoffenwinning en de daarmee gepaard gaande effecten op milieu, mens en klimaat. Veel van de nu kritieke grondstoffen worden ook gebruikt voor producten die niet van nationaal strategisch belang zijn. In de strategie wordt dit als een gegeven gepresenteerd en niet als een punt waar de overheid op kan interveniëren. Wat is de reden hiervoor? Waarom wordt, gezien de schaarste en daarmee ook mogelijk oplopende prijzen van deze kritieke grondstoffen op de lange termijn, geen interventiestrategie ontwikkeld voor welke producten bij uitstek de kritieke grondstoffen moeten worden ingezet, zodat de energietransitie niet in gevaar komt? Hoe kan het kabinet verzekeren dat huishoudens met een laag inkomen niet disproportioneel hard worden geraakt in een economie die in toenemende mate afhankelijk wordt van steeds schaarsere grondstoffen? Zal het NPCE, dat vooruitblikt naar 2050, ook een scenario schetsen waarin de schaarste van kritieke grondstoffen zo groot is dat grootschalige verandering van ons consumptiegedrag noodzakelijk is? Kan het kabinet in deze notitie ook reflecteren op de groeiende impact van e-waste en het belang van wetgeving die praktijken als «planned obsolescence», oftewel producten opzettelijk een korte levensduur geven, bemoeilijkt? Zo niet, kan het kabinet hier dan nu al een reflectie op geven?

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties vinden de houding van het kabinet wat betreft de rol van het bedrijfsleven en de overheid nog niet helder genoeg. Zo blijft onduidelijk waar de verantwoordelijkheid van bedrijven eindigt en die van de overheid begint. Welke informatie- en controleplicht komt er te liggen bij bedrijven, bij welke signalen grijpt de overheid in? De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties wijzen daarbij ook op het belang van klokkenluiders die autoriteiten of media durven te attenderen op onrecht. Deelt het kabinet de mening dat klokkenluiders een belangrijke rol spelen in het toezien op duurzame en menswaardige grondstoffenketens? Op welke manieren gaat het kabinet de veiligheid van klokkenluiders waarborgen? Bij welke nationale autoriteit kan een klokkenluider zich melden en wordt deze ook toegankelijk gemaakt voor melders buiten Nederland? Gaat het kabinet de rechten van klokkenluiders concreet maken in verder te sluiten partnerschappen? Deze leden zien ook dat de positie van de arbeider in de grondstoffenketen precair is en deze nog onvoldoende wordt meegenomen in de huidige notitie. Welke maatregelen ziet het kabinet voor zich om arbeidsrechten beter te beschermen in de hele keten? Op welke manieren kan het kabinet bij het sluiten van nieuwe partnerschappen waarborgen dat lokale vakbonden of vergelijkbare belangenpartijen en autoriteiten actief worden betrokken? Is het kabinet bereid dit voortaan als voorwaarde op te nemen bij het aangaan van partnerschappen die betrekking hebben op kritieke grondstoffen?

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties zijn enigszins kritisch op de puur Nederlandse dimensie van de Grondstoffenstrategie. Ieder land heeft recht op een duurzame toekomst. Alleen dan is deze transitie succesvol. Deelt het kabinet de mening dat de beschikbaarheid van kritieke metalen en mineralen een wereldwijde energietransitie moet stimuleren voor alle landen en niet alleen voor welvarende landen zoals Nederland? Zo ja, hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat landen in het mondiale Zuiden zoals Zuid-Afrika en Congo, waar momenteel veel grondstoffen gewonnen worden voor de energietransitie, ook kunnen profiteren van de transitie? Hoe verenigt het kabinet de ambitie voor een «just transition» met het verplaatsen van raffinage en verwerking naar Europa? Hoe helpt het kabinet de landen die economisch afhankelijk zijn van de export van deze grondstoffen richting een duurzame economie? Ziet het kabinet bijvoorbeeld de mogelijkheid om tweedehands zonnecellen en batterijen te schenken aan landen die Nederland kritieke grondstoffen leveren? Om toch de positie van Nederland nog in beschouwing te nemen: welke verantwoordelijkheid ligt er bij Nederland in haar unieke rol als exporteur en importeur? Wat verwacht het kabinet van transportbedrijven die talloze dichte containers importeren en ongeopend weer exporteren? Welke voorwaarden wil zij stellen aan het verwerken en transporteren van goederen die niet binnenlands worden gebruikt? Welke partij controleert de ketens achter deze import- en exportproducten?

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties lezen dat in de Grondstoffenstrategie wordt onderkend dat er veel water nodig is voor de mijnbouw van kritieke grondstoffen, terwijl 50% van die productie juist plaatsvindt in gebieden die gevoelig zijn voor droogte. Hiernaast is er bij het mijnen hoog risico op de vervuiling van nabijgelegen waterbronnen en ontwrichting van de biodiversiteit en creëert een hogere vraag naar grondstoffen een verslechtering van de kwaliteit van de voorraden. In het Actieplan Beleidscoherentie voor Ontwikkelingssamenwerking wordt onder het thema Verkleinen Nederlandse klimaat-, land- en watervoetafdruk benadrukt dat Nederlandse productie, consumptie en handel in toenemende mate plaatsvindt binnen planetaire grenzen met positieve impact op bestrijding van armoede en ongelijkheid en dat Nederlands beleid niet leidt tot mogelijk negatieve gevolgen voor de voedselproductie, toegang tot water, bossen en biodiversiteit in ontwikkelingslanden.1 Hoe kan het kabinet verzekeren dat bij de mijnbouw naar kritieke grondstoffen in betreffende landen de waterkwaliteit en -kwantiteit zeker gesteld is voor lokale behoeften? Hoe kan het kabinet garanderen dat het waterverbruik voor mijnbouw de natuurlijke ecosystemen en biodiversiteit niet beschadigt of aantast? Op welke manier koppelt het kabinet de noodzaak van het verkleinen van de watervoetafdruk bij grondstofwinning ook aan een verandering in onze maatschappelijke levensstijl en vermindering in algeheel grondstoffenverbruik door consumptie te doen verkleinen, conform het R-laddermodel van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)?

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties lezen dat Nederland zich bij de herziening van de richtlijnen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) zal inzetten voor aanbevelingen op het gebied van circulariteit, en klimaat- en milieurisico’s. Grondstoffenwinning kent echter ook ernstige problemen zoals genderongelijkheid en seksueel geweld, zoals de strategie ook onderkent. Op welke manier gaat het kabinet bij de herziening van de OESO-richtlijnen inzetten op een betere verankering van deze thema’s? De strategie stelt als reactie hierop tevens dat bedrijven en overheden moeten inzetten op verantwoorde, duurzame productie om de concurrentiepositie te waarborgen. Hoe is het kabinet voornemens om de genderdimensie die de problematiek van grondstoffenwinning met zich meebrengt te integreren in haar handelsbeleid omtrent kritieke grondstoffen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de PvdD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Nationale Grondstoffenstrategie en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen aan het kabinet.

De leden van de PvdD-fractie constateren dat het belangrijk is om veel zuiniger met grondstoffen om te gaan. Zeker aangezien de Nederlandse Overshoot Day, de dag waarop we net zoveel grondstoffen hebben gebruikt als de aarde ons in een heel jaar kan bieden, dit jaar al valt op 12 april. Alles wat we de rest van het jaar consumeren doen we ten laste van komende generaties. Ook blijkt uit het recent gepubliceerde Circularity Gap Report 2023 dat de wereldeconomie de afgelopen jaren minder circulair is geworden, aangezien het hergebruik van materialen is gedaald van 9 naar 7%.2 Er is dus nog een hele lange weg te gaan voordat we daadwerkelijk een circulaire economie hebben bereikt. Deze leden zijn ervan op de hoogte dat het kabinet binnenkort met het NPCE komt, maar zijn van mening dat juist ook in de Nationale Grondstoffenstrategie moet worden uitgewerkt hoe circulariteit concreet wordt ingevuld. Deze leden zijn daarom teleurgesteld dat slechts heel summier wordt ingegaan op hoe circulariteit precies plaats krijgt in deze grondstoffenstrategie en zouden hier graag, vooruitlopend op het NPCE, inzicht in krijgen.

De leden van de PvdD-fractie lezen dat er wordt ingezet op circulaire strategieën, zoals vermindering van grondstoffengebruik, substitutie van grondstoffen, levensduurverlenging en hoogwaardige verwerking, maar vervolgens worden deze strategieën niet concreet uitgewerkt. Hoe worden bedrijven en instanties eraan gehouden dat het circulair omgaan met grondstoffen, met name het verminderen van het grondstoffengebruik, als uitgangspunt worden genomen in de bedrijfsvoering? Is het kabinet het met deze leden eens dat het «streven» naar een circulaire strategie zo hoog mogelijk op de R-ladder niet vrijblijvend moet zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke regelgeving is er in de maak die ervoor zorgt dat bedrijven en andere instanties daadwerkelijk circulaire strategieën implementeren en zich altijd moeten inspannen om grondstoffen te gebruiken volgens strategieën zo hoog mogelijk op de R-ladder? Is het kabinet bereid om ervoor te zorgen dat bedrijven en andere instanties zich moeten kunnen verantwoorden over welke strategie zij hebben gekozen en waarom er niet is gekozen voor een strategie hoger op de R-ladder (als dit van toepassing is)?

De leden van de PvdD-fractie valt het ook op dat er in de Nationale Grondstoffenstrategie geen doelstellingen worden verbonden aan circulair gebruik van grondstoffen. Is het kabinet bereid om aparte doelstellingen te verbinden aan elk van de genoemde circulaire strategieën in de grondstoffenstrategie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan het kabinet ingaan op hoe zij dan vervolgens wil borgen dat deze doelstellingen ook zullen worden behaald? Deelt het kabinet de mening dat de grondstoffentransitie een belangrijke basis is voor de circulaire economie en dat integraliteit tussen de verschillende ministeries die met de grondstoffentransitie te maken hebben cruciaal is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom heeft het kabinet dan niet van de gelegenheid gebruik gemaakt om, vooruitlopend op het NPCE, circulariteit een prominentere plek te geven in deze grondstoffenstrategie? Deelt het kabinet de mening dat dit een gemiste kans is?

De leden van de PvdD-fractie zien het nieuwe grondstoffenbeleid voorts als kans om rechtvaardiger en eerlijk beleid te gaan voeren ten aanzien van het verkrijgen en beheren van grondstoffen uit het Mondiale Zuiden. Mens en milieu moeten centraal komen te staan in het nieuwe grondstoffenbeleid. Het belang hiervan werd recent weer onderstreept in een nieuw onderzoek over mijnen, waaruit blijkt dat meer dan de helft van de mijnen ter wereld zich in het leefgebied van inheemse volkeren bevindt.3 Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat inheemse rechten en specifiek het recht op vrije, voorafgaande en geïnformeerde toestemming, oftewel «free, prior and informed consent» (FPIC) en het «recht om nee te zeggen» gerespecteerd worden bij grondstofwinning? Deze leden lezen dat het kabinet gelijkwaardige samenwerking een uitgangspunt maakt als het gaat om het verkrijgen van grondstoffen. Kan het kabinet toelichten hoe deze gelijkwaardige samenwerking, met name met landen in het Mondiale Zuiden, tot stand zal komen? Welke voorwaarden zullen de samenwerking gelijkwaardig maken? Hoe gaat het kabinet garanderen dat de waarborging van mensenrechten en milieu niet alleen bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BuZa) blijft liggen maar door alle ministeries integraal wordt betrokken in het verkrijgen van grondstoffen? Deze leden lezen dat de Ministeries van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en van BuZa) tijdens een stakeholdersessie ideeën en kennis hebben opgehaald bij bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties, die gebruikt zijn voor de ontwikkeling van de voorliggende strategie. Hoeveel lokale en grassroots-(vrouwen)organisaties, -netwerken en vertegenwoordigers van inheemse gemeenschappen uit landen waarin Nederlandse bedrijven actief zijn in grondstoffenwinning en -verwerking waren er bij deze sessie aanwezig? Indien dit er geen of weinig waren, welke lessen trekt dit kabinet, dat beweert te hechten aan de stem van lokale gemeenschappen en in het bijzonder vrouwen in de mijnbouw en (politieke) besluitvorming, hieruit? Op welke manier is het kabinet van plan hen beter bij de strategie te betrekken? Ook schrijft het kabinet in de strategie dat grondstoffenwinning en onwettige handel in instabiele gebieden vaak de oorzaak of katalysator zijn van ongebalanceerde economische ontwikkeling, conflict(financiering) en corruptie en dat dit onder meer geldt voor kritieke grondstoffen zoals kobalt, wolfraam en tantaal. In het kader van conflictpreventie heeft het kabinet zich met het vierde Nationaal Actieplan 1325 gecommitteerd aan onder meer de ontwikkeling én het structurele gebruik van early warning-mechanismen, waarin het perspectief van lokale vrouwen en jongeren centraal staat en er samen wordt gewerkt met lokale vrouwenorganisaties om early warning signs op te vangen. Waarom ontbreekt het in de grondstoffenstrategie aan handvatten om geweld als gevolg van grondstofwinning en onwettige handel te voorkomen? Hoe gaat het kabinet hier alsnog proactief uitvoering aan geven, in samenwerking met onder andere lokale gemeenschappen en vrouwenorganisaties?

De leden van de PvdD-fractie lezen voorts dat er in de grondstoffenstrategie wordt benoemd dat Nederland actieve betrokkenheid zal tonen bij de herziening van de conflictmineralenverordening. Deelt het kabinet de mening dat de huidige situatie in Oost-Congo, waar hevig wordt gevochten, mensen overlijden en duizenden ontheemd raken door een conflict dat gelinkt wordt aan grondstoffen zoals kobalt, laat zien dat de conflictmineralenwet tot nu toe weinig tot geen impact heeft gehad? Is het kabinet bereid te pleiten voor de uitbreiding van de wet naar meer mineralen en metalen die essentieel zijn voor de energietransitie, waaronder kobalt, lithium, nickel en mangaan, omdat nu slechts tin, tantaal, wolfraam en goud (3TG) onder de wet vallen? Is het kabinet ook bereid te pleiten voor het verlagen van de invoerdrempel, omdat momenteel maar een beperkt aantal Nederlandse bedrijven aan deze wet hoeven te voldoen door de hoge invoerdrempel die gesteld is voor de 3TG-grondstoffen?

De leden van de PvdD-fractie lezen dat het kabinet voornemens is een onderzoek te doen naar de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven en naar mogelijkheden om onder meer het exportkrediet instrumentarium van Atradius Dutch State Business, Invest International, Invest-NL en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) in te zetten. Is het kabinet zich ervan bewust dat deze handelsinstrumenten primair de belangen van Nederlandse exporteurs dienen? Hoe neemt het kabinet andere doelstellingen, zoals het vormgeven van een eerlijke transitie en feministisch buitenlandbeleid, mee in dit onderzoek?

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van de grondstoffenstrategie en de volgende vragen opgesteld voor het kabinet. Beschikt het kabinet over een overzicht van welke kritieke grondstoffen er binnen vijf tot tien jaar een ernstig tekort verwacht wordt? Zo nee, wanneer kan dit overzicht worden verwacht? Beschikt het kabinet over een prognose voor nieuwe ontdekkingen van deze grondstoffen in de EU, zoals recentelijk in Zweden? Zo nee, wanneer kan deze prognose worden verwacht? Waarom acht het kabinet het nog nodig om te onderzoeken welke grondstoffen, die nu niet op de Europese lijst staan, wel voor Nederland kritiek zijn? Zou een dergelijke Europese lijst niet elke grondstof moeten bevatten die voor minstens één lidstaat kritiek is? Bestaat er op Europees niveau coördinerend beleid om het gebruik van kritieke grondstoffen te verminderen door het aanjagen van innovaties? Lopen hier al subsidies voor? Kan Nederland kartrekker worden? Onderhoudt het kabinet actief contact met Nederlandse startups die bijdragen aan verminderd gebruik van kritieke grondstoffen? Wat hebben zij nodig? Waar zijn nog drempels? Passen deze technologieën, waaronder investeringen met een hoog risico, binnen het huidige investeringskader? Voor welke kritieke grondstoffen bestaat er volgens het kabinet concurrentie tussen maatschappelijk essentiële toepassingen, zoals de energietransitie, defensie en de zorg, en andere toepassingen zoals luxegoederen? Heeft het kabinet een beleid dat ervoor zorgt deze kritieke grondstoffen bij schaarste voor essentiële toepassingen worden gebruikt of is dit beleid in de maak? Wanneer kan dit beleid worden verwacht? Kan het kabinet aangeven welke producten die kritieke grondstoffen bevatten momenteel verplicht worden gerecycled? Wordt dit Europees gecoördineerd? Hoe komt dit terug in de European Critical Raw Materials Act (CRMA)? Wacht het kabinet tot hoge marktprijzen innovatie aanjagen of heeft het kabinet een plan klaarliggen om innovatie aan te jagen waardoor we minder kritieke grondstoffen nodig hebben? Zijn er opties voor subsidiëren, beprijzen en/of normeren? Mocht er nieuwe winning gaan plaatsvinden in de EU, is het kabinet dan van mening dat daar passende milieuwetgeving voor aanwezig is? Hoe voorkomt het kabinet dat de vergunningsaanvraag te lang duurt en hoe zorgen we ervoor dat deze gestandaardiseerd wordt binnen de EU? Welke trajecten lopen hier al voor? Mocht er nieuwe winning gaan plaatsvinden in de EU, hoe wordt er dan volgens het kabinet omgegaan met de rechten van de burgers die daar leven (zoals de Sámi in Zweden)? Welke waarborgen stelt het kabinet om ervoor te zorgen dat ook in tijden van economische crisis de Europese waarden (zoals milieu en mensenrechten) hoog gehouden worden? Kan het kabinet aangeven welke voorzorgsmaatregelen er worden genomen, zodat de raffinage van in de EU gewonnen grondstoffen ook in de EU plaatsvindt? Zijn de vergunningsprocedures er klaar voor om dat snel te kunnen regelen? Acht het kabinet het haalbaar om certificering in te voeren waarmee negatieve externaliteiten van winning buiten de EU kan worden beprijsd? Welke mogelijkheden zijn er om een analogie van het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) te maken, maar dan voor alle aspecten van IMVO? Kan het kabinet aangeven met welke landen Nederland en de EU al een memorandum of understanding (MoU) hebben op het gebied van kritieke grondstoffen? Is het onderdeel van zowel de Nederlandse als de Europese grondstoffenstrategie om die landen en hun bedrijven ook mee te nemen in het verduurzamen van de processen, dus niet alleen eisen stellen, maar ook kijken naar wat zij nodig hebben om het op een duurzame manier te realiseren? Wat is er Europees opgezet om een circulaire economie daadwerkelijk te realiseren? Welke belemmeringen zijn er op dit moment? Is er een centrum voor kennisdeling? Kan de EU een faciliterende rol spelen tussen Europese partners? Hoe wordt bij het opzetten van de infrastructuur voor winning en raffinage rekening gehouden met toekomstige kwetsbaarheden, zoals sabotage vanuit buitenlandse statelijke actoren? Hoe wordt er op dit moment voorkomen dat kritieke grondstoffen die binnen de EU gewonnen worden in buitenlandse handen vallen? Hoe worden bedrijven die grondstoffen voor cruciale processen gebruiken en deze grondstoffen zelf op dit moment via beleid binnen de EU beschermd, zodat deze niet zomaar naar buiten de EU gebracht worden en dat deze in Europese handen blijven? Welke afwegingen moeten er gemaakt worden bij keuzes over diepzeemijnbouw? Hoe worden deze afwegingen onderbouwt? Hoe gaat de Kamer bij deze afwegingen betrokken worden? Wat is het plan van het kabinet voor diepzeemijnbouw in internationale wateren? Is hiervoor extra wetgeving nodig en wordt daar al aan gewerkt? Wat is het afwegingskader van het kabinet om diepzeemijnbouw wel of niet toe te staan? Welke onderhandelingen worden er gevoerd? Hoe ziet het internationale speelveld eruit en met welke landen trekt Nederland op? Wat is de rol van de EU?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Nationale Grondstoffenstrategie. Zij hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie constateren dat het belangrijk is voor het bedrijfsleven dat het aanbod van kritieke grondstoffen voldoende groot is. Is er enig zicht op hoe groot het aanbod van kritieke grondstoffen zou moeten zijn op termijn? Wat is «voldoende» in dit verband? Kan het kabinet enkele scenario’s schetsen voor de toekomst, waarin ook ingegaan wordt op het aanbod van kritieke grondstoffen?

De leden van de SGP-fractie lezen dat voor onze vitale infrastructuur gebruik wordt gemaakt van kritieke grondstoffen. Zij vragen deze vitale infrastructuur verder te concretiseren. Kan het kabinet daarnaast aangeven hoe de energie-infrastructuur zich hiertoe verhoudt?

De leden van de SGP-fractie constateren dat bij de analyse van de weerbaarheid van de vitale infrastructuur wordt ingegaan op kritieke grondstoffen en halffabricaten. Tegelijkertijd is het ook van belang dat hierbij producten worden betrokken die kritiek zijn voor de Nederlandse economie. Welke voornemens heeft het kabinet op dit punt? Is het kabinet bereid, naast kritieke grondstoffen en halffabricaten, ook te bezien hoe (eind)producten hierbij betrokken kunnen worden?

De leden van de SGP-fractie constateren dat het kabinet erkent dat met name in landen die niet goed weerbaar zijn voor de effecten van klimaatverandering en daardoor waterstressgevoeliger zijn kritieke grondstoffen gemijnd worden. De mijnbouw draagt hoge risico’s voor watervervuiling en verminderde beschikbaarheid van water, welke lokale waterbehoeften en ecosystemen onder druk zetten. Deze leden missen een samenhangende visie op dit thema. Hoe is het kabinet van plan om zich, in het licht van het zesde Sustainable Development Goal (SDG) en klimaatverandering, die al waterstress veroorzaakt in ontwikkelingslanden, in te zetten bij de winning en productie van kritieke grondstoffen in ontwikkelingslanden zonder de waterkwaliteit en de beschikbaarheid voor de behoefte van de lokale bevolking en de natuurlijke ecosystemen extra in gevaar te brengen?

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de doelstellingen die het kabinet formuleert. Zij missen echter de kwantitatieve gegevens en een concretisering van doelstellingen. Daarnaast vragen zij zich af wat dit betekent voor het circulaire bedrijfsleven. Aangezien het bedrijfsleven afhankelijk is van kritieke grondstoffen, vragen de leden van de SGP-fractie zich af in hoeverre de voorgenomen handelingsperspectieven beantwoorden aan de verwachte toekomstige vraag naar kritieke grondstoffen. Hoe wordt gemonitord wat het aanbod van kritieke grondstoffen en de Nederlandse afhankelijkheid daarvan is? Hoe houdt het kabinet zicht op de vraag of de voorgenomen maatregelen voldoende zijn of dat opschaling eventueel noodzakelijk is?

De leden van de SGP-fractie brengen in herinnering dat in 2016 de doelstelling aangenomen is om in 2030 het gebruik van abiotische primaire grondstoffen te halveren. Uit de Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) van het PBL leiden de leden van de SGP-fractie af dat er in 2030 hiervoor 125 Mton additionele secundaire grondstoffen en biogrondstoffen nodig zijn voor de Nederlandse economie. Herkent het kabinet zich in deze berekening van 125 Mton? Zo niet, wat is dan het juiste getal? Waar zullen deze 125 Mton secundaire en biogrondstoffen in 2030 vandaan komen? Welk deel zal naar verwachting geïmporteerd moeten worden om aan de behoefte te voldoen? Hoeveel residuen zullen vrijkomen bij de opwerking van deze stromen tot hoogwaardig bruikbare stromen? In hoeverre zal de huidige verwerkingscapaciteit voor recyclingresiduen bij afvalenergiecentrales afdoende zijn bij het behalen van de 2030-doelstelling? Is het kabinet bereid een kwantitatieve analyse van dit scenario te laten uitvoeren door het PBL?

II Antwoord / reactie van de Minister


  1. Open Overheid, 22 november 2022 (https://open.overheid.nl/repository/ronl-f8f0e78d382aefac9faaa3d173634f19a372864b/1/pdf/annex-bij-herziening-actieplan-beleidscoherentie-voor-ontwikkeling.pdf).↩︎

  2. Circularity Gap Reporting Initiative, z.d. (https://www.circularity-gap.world/2023).↩︎

  3. Gizmodo, 8 december 2022 (https://gizmodo.com/over-half-the-worlds-energy-transition-minerals-are-on-1849865104).↩︎