[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag schriftelijk overleg over het besluit tot wijziging van het Besluit gebruik meststoffen in verband met de implementatie van het zevende Actieprogramma Nitraatrichtlijn (Kamerstuk 33037-482)

Mestbeleid

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2023D02024, datum: 2023-01-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2023D02024).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2023Z00053:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2023D02024 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over zijn brief van 6 januari 2023 Besluit tot wijziging van het Besluit gebruik meststoffen in verband met de implementatie van het zevende Actieprogramma Nitraatrichtlijn (Kamerstuk 33 037, nr. 482).

De voorzitter van de commissie,

Geurts

De adjunct-griffier van de commissie,

Holtjer

Inhoudsopgave

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

II Antwoord / Reactie van de Minister

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voorlegging nahangprocedure van het Besluit gebruik meststoffen in verband met de implementatie van het zevende Actieprogramma Nitraatrichtlijn (33 037, nr. 482). Deze leden zijn van mening dat het belangrijk is om de met de Europese Commissie (EC) gemaakte afspraken na te komen. Bereik en behoud van een goede waterkwaliteit, overal in Nederland, is essentieel. Niet alleen in het belang van schoon drinkwater en een schone leefomgeving, maar ook in het belang van onze voedselproductie. Deze leden hebben daarbij enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie vragen de Minister wat de samenhang is met de in de derogatiebeschikking en Kaderrichtlijn Water (KRW) opgenomen verplichtingen. Kan de Minister een overzicht geven van de maatregelen waarmee de landbouwsector wordt geconfronteerd, uitgesplitst tussen veehouderij en akkerbouw? Op welke punten overlappen deze maatregelen elkaar en op welke punten verschillen deze van elkaar?

De leden van de VVD-fractie vragen verder hoe het komt dat deze nahangprocedure nu met spoed door de Kamer moet worden behandeld. Immers, het maatregelenpakket van het zevende Actieprogramma Nitraatrichtlijn (7e APN) is toch meer dan een jaar geleden al vastgesteld? Ook het addendum op het 7e APN is begin vorig jaar al naar de Kamer gestuurd. Het Besluit gebruik meststoffen (Bgm) stelt dat aan de derogatiebeschikking voorwaarden zijn verbonden, maar dat geen van deze voorwaarden raakt aan de maatregelen in dit besluit. Toch lezen deze leden dat in de bijbehorende beslisnota staat vermeld dat de beoogde inwerkingtredingsdatum van de maatregelen uit 7e APN van 1 januari 2023 niet haalbaar was. Deze leden zien een parallel met de op 2 december 2022 verstuurde Kamerbrief, waarin de Minister beoogde ruimte te geven voor uitvoering van de voorwaarden uit de derogatiebeschikking (Kamerstuk 33 037, nr. 481). Ruimte waar de Minister op 20 januari 2023 tot grote spijt van deze leden op terug moest komen.

Kan de Minister aangeven of het gevolgde tijdpad voor het Bgm wél op instemming van de EC kan rekenen? Kan de Minister voorts laten weten op welke momenten contact is geweest sinds 2 december 2022 en of het hier contact op ambtelijk of bestuurlijk niveau betrof? Is de EC reeds op de hoogte gebracht van het overtreden van de inwerkingtredingsdatum? Zo nee, wanneer is de Minister voornemens dat te gaan doen. Zo ja, hoe heeft de EC hierop gereageerd en verwacht de Minister dat dit consequenties gaat hebben voor de Nederlandse landbouw?

De leden van de VVD-fractie lezen op de eerste pagina van de Nota van toelichting dat «andere maatregelen uit het zevende actieprogramma die implementatie in regelgeving behoeven, op een later moment [worden] voorzien.» Waar hebben deze maatregelen betrekking op, naast vanggewassen en de stimulering van het gebruik van stofrijke meststoffen? Kan de Minister een overzicht geven van deze maatregelen? Klopt het dus dat voor deze maatregelen de inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2023 niet van toepassing is? Zo ja, welke datum dan wel? Zo nee, kan de Minister dan uitleggen waarom hij er toch voor kiest om deze maatregelen pas later te implementeren? Moet de Kamer te zijner tijd via een vergelijkbare nahangprocedure instemmen met deze maatregelen? Zo nee, hoe dan wel? Zo ja, wat maakt dat de Minister de relevante stukken pas later naar de Kamer stuurt? Kan hij uitsluiten dat de Kamer een besluit in de toekomst niet opnieuw met spoed moet behandelen?

De leden van de VVD-fractie hebben ook enkele vragen over de wijzigingen in het Bgm. Hoeveel bedrijven zullen naar verwachting gebruik gaan maken van de verruimde uitrijdperiode voor vaste strorijke mest op gras- en bouwland op zand en lössgronden? Kan de Minister aangeven op welke wijze de effecten van de maatregelen op de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater wordt gemeten? Voorts stelt de Minister dat de bedrijfseconomische effecten van de 1:4 gewasrotatie niet kunnen worden gekwantificeerd. Deze leden hechten eraan dat dit toch gebeurt. Is de Minister bereid om met sectorpartijen in overleg te gaan hoe deze effecten toch kunnen worden gemonitord?

De leden van de VVD-fractie verzoeken tot slot om een toelichting van de Minister op de gevolgen van dit Bgm op de mestmarkt in samenhang met de stapsgewijze afbouw van de derogatie en een stand van zaken van de motie Van Campen c.s. (Kamerstuk 33 037, nr. 468), waarin de regering wordt verzocht om een maatschappelijke kosten-batenanalyse naar het verlies van derogatie, waarbij in ieder geval de economische en ecologische effecten in kaart dienen te worden gebracht.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Besluit tot wijziging van het Besluit gebruik meststoffen in verband met de implementatie van het zevende Actieprogramma Nitraatrichtlijn. Deze leden hebben enkele vragen naar aanleiding van de Kamerbrief over de derogatie regelingen van 20 januari jongstleden (2023D01771). Ten eerste vragen deze leden of er op korte termijn reparatiewetgeving komt in verband met de wijzigingen vermeld in de Kamerbrief over derogatie. Ook vragen deze leden welke concrete maatregelen er zijn genomen om ongewenst gedrag en mestfraude te voorkomen. Zijn er maatregelen genomen die legaal gedrag tegen de bedoeling van het 7e APN? Is er ten slotte een risico-inventarisatie van dit ongewenste gedrag gemaakt?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de achterliggende stukken voor het schriftelijk overleg Voorlegging nahangprocedure Besluit gebruik meststoffen in verband met de implementatie van het zevende Actieprogramma Nitraatrichtlijn (33037–482) en hebben hierover vragen.

De leden van de CDA-fractie zijn verbijsterd over de gang van zaken omtrent het 7e APN. Het begon met het zeer late besluit van de EC over de derogatie. Het besluit kwam pas toen al veel boeren hun gewassen hadden gezaaid. Na een motie van het lid Grinwis c.s. (Kamerstuk 33 037, nr. 473), over rekening houden met inzaai en aangegane verplichtigen van bedrijven voor 2023,en de toezegging van de Minister werd boeren de afgelopen maanden iets meer ruimte beloofd om de overgang naar het 7e APN te maken, maar nu blijkt dit voor de EC onacceptabel. Hierdoor moeten agrarische bouwplannen voor het komende jaar halsoverkop worden gewijzigd, wat in veel gevallen niet meer mogelijk is. De leden van de CDA-fractie vinden het extra zuur omdat een aantal maatregelen, zoals bijvoorbeeld de bemestingsvrije zones, helemaal niet het bewezen effect hebben. Het staat niet vast of een bemestingsvrije zone van meer dan één meter zorgt voor betere waterkwaliteit.

De leden van de CDA-fractie verzoeken de Minister om aan te geven hoe de onderhandelingen met Brussel over het overgangsjaar precies zijn gegaan, welke afspraken er zijn gemaakt en hoe het mogelijk is dat deze volgens de EC in Nederland verkeerd zijn geïnterpreteerd? Welke gevolgen heeft de afkeuring door de EC voor de boeren op financieel en praktisch vlak en op welke manier wordt dat gecompenseerd? Kan de Minister deze leden ook meenemen in de gevolgen die het zou hebben gehad als Nederland had besloten om deze signalen uit Brussel te negeren en het overgangsjaar te handhaven?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende besluit en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.

De leden van de GroenLinks-fractie steunen het doel van de Europese Unie (EU) om water en bodem in Nederland te beschermen en deze leden steunen ook de verplichting aan Nederland om hier inspanningen voor te leveren. De in de regeling beschreven voorschriften aan de landbouw lijken hieraan bij te dragen en kunnen daarom eveneens op steun rekenen van de GroenLinks-fractie. Deze leden hebben wel sterke twijfel of het allemaal voldoende is. Volgens deze leden is er nog maar weinig tijd om aan de doelen van de KRW te voldoen, dus de opgave is heel groot. Kan de Minister aangeven wat het gat is tussen de door verwachte resultaten van het 7e APN en de resultaten die in 2025 moeten zijn behaald? Kan de Minister aangeven welke extra maatregelen effectief hadden kunnen zijn, maar waar nu niet voor is gekozen en waarom?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben enkele vragen over de samenhang en de gevolgen voor de uitvoering nu blijkt dat de Minister de derogatievoorwaarden anders heeft geïnterpreteerd dan de EC. De Minister schrijft in de brief van 20 januari 2023 meerdere keren dat de EC erop toe ziet dat verplichtingen op grond van EU-regelgeving worden nagekomen en ook dat de EC eraan hecht dat de implementatie van voorwaarden en tijdpaden plaatsvindt. Deze leden willen graag weten of dit voor de Minister een verrassing was of dat hij ervan uitging dat het de EC niets kon schelen of Nederland zich aan de regels en afspraken zou houden?

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat een aantal maatregelen nu eerder dan aan de boeren is voorgehouden zal moeten worden uitgevoerd. Dit heeft gevolgen voor de bedrijfsvoering van boeren en het ligt voor de hand dat boeren zullen proberen om de voor hun negatieve gevolgen te mitigeren of omzeilen. Dit kan weer leiden tot andere ongewenste gevolgen. Is dit in beeld? Zal bijvoorbeeld het besluit rond de bufferstroken niet leiden tot het dempen van sloten om zo minder bufferstroken te hoeven aanhouden? Is hier toezicht op? Kan dit worden voorkomen? Welke andere ongewenste effecten zijn te verwachten en hoe wordt hierop geanticipeerd?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn verder, net als de EC, benieuwd in hoeverre de pilot met het mineralenconcentraat nog wel een pilot is. Is het wantrouwen van Brussel jegens experimenten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit niet gerechtvaardigd, gezien de ervaringen met de pulskorvisserij?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de PvdD-fractie zijn verbijsterd dat het het kabinet niet is gelukt om de voorwaarden voor (de afbouw van) de derogatie op de Nitraatrichtlijn tijdig, dus voor 1 januari 2023, door te voeren. Klopt het dat het 7e APN per 1 januari 2023 in werking moest treden, ook om de derogatie te behouden? Wat zijn de consequenties van het feit dat het Besluit gebruik meststoffen niet per 1 januari 2023 is gewijzigd en in werking is getreden?

De leden van de PvdD-fractie vragen of het klopt dat de Minister dacht boeren een gunst te doen door de bufferstroken langs waterwegen niet verplicht te stellen per 2023, maar per 2024. Realiseerde de Minister zich dat hij met dit uitstel indruisde tegen de voorwaarden uit de derogatiebeschikking? Erkent de Minister dat hij daarmee de derogatie op het spel heeft gezet? Ziet de Minister in dat hij boeren helemaal geen dienst bewijst door steeds het minimale voor het milieu te doen en zelfs dan nog de randjes van de afspraken op te zoeken? Zo ja, waarom gebeurt dit dan toch?

De leden van de PvdD-fractie vragen daarnaast waar het groeipad van de verplichte gewasrotatie van 1:4 naar 1:3 is in de voorliggende wijziging van het Bgm. In het 7e APN staat namelijk «Er wordt een groeipad gevolgd in aansluiting op het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, waarbij gestart wordt met een basisniveau in 2023 van minimaal 1:4, waarna toegewerkt wordt naar een einddoel met een minimaal 1:3 rotatie van rustgewassen in 2027.» (2021D46495). In de huidige wijziging van het Besluit is slechts de verhouding 1:4 terug te vinden. Daarom vragen deze leden wanneer de wijziging voor zal liggen voor het groeipad naar 1:3.

De leden van de PvdD-fractie hebben tot slot enkele vragen over de huidige nahangprocedure van de wijziging van het Besluit gebruik meststoffen.Wordt de inwerkingtreding van het besluit vertraagd door dit schriftelijke overleg? Zo ja, welke consequenties heeft dit met betrekking tot de inwerkingtreding van de in de wijziging genoemde maatregelen en voorschriften?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie

De leden van de CU-fractie hebben enkele vragen bij het Besluit gebruik meststoffen in verband met de implementatie van het zevende Actieprogramma Nitraatrichtlijn. In behandeling op dit moment zijn drie maatregelen, waarvan twee zien op het verschuiven van de mestuitrijdperiodes en de ander op de introductie van een verplichte gewasrotatie met rustgewassen op zand- en lössgronden. Deze leden zijn zich ervan bewust dat deze maatregelen niet zien op de aan de derogatiebeschikking verbonden voorwaarden. Toch willen zij ook deze gelegenheid gebruiken om te benadrukken dat zij het handelen van de EC ten opzichte van de voorwaarden van de beschikking en de onredelijk snelle invoering daarvan onbegrijpelijk vinden.

De leden van de CU-fractie vernemen van de sector dat deze verplichte gewasrotatie financieel gezien het uiterste zal vragen van agrarische ondernemers. Deze leden vragen hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat de kosten voor de extensivering beter over de keten zullen worden verdeeld. Heeft de Minister daarnaast ook gekeken wat de impact is van deze maatregel niet alleen op individuele bedrijven, maar ook op coöperaties zoals in de zetmeelaardappelteelt? In de regio Noordoost-Nederland zijn veel zorgen over de wetenschappelijke onderbouwing, aangezien een recente doorrekeningen van het nieuwe Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) door Wageningen University aangeeft dat de effecten van een ruimere rotatie van aardappelen op de verduurzaming van de landbouw redelijk beperkt zijn. Wat is de reactie van de Minister daarop? Het doel van de bouwplanverruiming ziet op bodemverbetering en ziektebestrijding. Zijn er ook andere maatregelen die wellicht doeltreffender zijn overwogen? Zo ja, welke?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende besluit. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie willen in het algemeen opmerken dat deze leden zich zorgen maken over het toenemende aantal gedetailleerde voorschriften voor het teelt- en bemestingsbeleid. Telers hebben geen administratieafdeling en zeker in open teelten is sprake van een natuurlijke, onvoorspelbare dynamiek. Dat betekent een toenemende kans op fouten, toenemende administratieve lastendruk en steeds verdere beperking van de benodigde speelruimte gelet op de natuurlijke dynamiek. Deze leden willen graag het belang onderstrepen van het toewerken naar meer doelvoorschriften en een gebiedsgerichte maatwerkaanpak. Blijft de Minister hier voluit op aansturen, mede via demonstratieprojecten, zo vragen deze leden.

De leden van de SGP-fractie ontvangen graag de definitieve lijsten met vroege gewassen (voor vroeg bemesten) en rustgewassen zoals die in de uitvoeringsregeling worden opgenomen. Duidelijkheid hierover heeft veel te lang geduurd. Vanuit de sector is wat betreft vroege gewassen gepleit voor onder meer het opnemen van vlas, hennep, valeriaan, meerjarige bloemisterijgewassen, zomerbloeiers, fruitteelt en vroege pootaardappelen. Ook wat betreft rustgewassen zijn voorstellen gedaan. Deze leden horen graag in hoeverre deze voorstellen zijn overgenomen en welke afwegingen daarbij zijn gemaakt.

De leden van de SGP-fractie constateren dat in het 7e APN werd aangegeven dat in het volgende actieprogramma een 1:3 rotatie voor rustgewassen als minimale eis zal worden gesteld. In de meegestuurde beslisnota wordt nu aangegeven dat de nu vastgestelde 1:4 rotatie kan voorkomen dat in het volgende actieprogramma een rotatie van 1:3 of 1:2 nodig is. Kan de Minister bevestigen dat hij een verplichte 1:3 rotatie van rustgewassen in het volgende actieprogramma wil voorkomen, zo vragen deze leden.

De leden van de SGP-fractie constateren dat voor vollegrondsgroentetelers de 1: 4 rotatie met rustgewassen significante impact kan hebben. Eerder is gevraagd of bijvoorbeeld broccoli, waar relatief weinig bemesting wordt toegepast en veel organische stof achterblijft en die niet uitspoelingsgevoelig lijkt, als rustgewas kan worden aangemerkt. Deze leden horen graag of dit wordt meegenomen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de voorliggende wijziging van het besluit gebruik meststoffen in verband met de implementatie van het 7e APN. Dit lid vindt, gezien de brief van Minister Adema van vrijdag 20 januari 2023 over de Implementatie derogatiebeschikking en zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn (Kamerbrief 2023D01771) –, dat deze ook bij dit overleg zou moeten worden betrokken. Het één staat immers niet los van het ander. Dit lid verzoekt de Minister om het overzicht te behouden en naar het geheel van maatregelen te kijken. Dit lid heeft over de voorliggende wijziging een aantal vragen en opmerkingen.

Het lid van de BBB-fractie wil nadrukkelijk ageren tegen het principe van «kalenderlandbouw. Dit principe wordt met het voorliggende besluit nog verder ingevuld. Het suggereert dat weersomstandigheden en de bodemgesteldheid elk jaar op hetzelfde moment hetzelfde zijn. Dat is simpelweg niet het geval. Zowel periodes voor het oogsten van gewassen als voor het bemesten zouden afhankelijk van het groeiseizoen moeten zijn. Door de periode van bemesten en oogsten nog verder aan banden te leggen is het voor de ondernemers niet meer mogelijk om de optimale momenten voor bemesting en oogsten te kiezen. Dit lid is van mening dat het optimale moment voor oogsten het moment is waarop de oogst rijp is en het land geschikt is om bereden te worden. Is de Minister dat met dit lid eens? Zo nee, waarom niet en kan de Minister dit duiden?

Het lid van de BBB-fractie is ook van mening dat het inkorten van de uitrijperiode er alleen maar voor zorgt dat er nog vaker mest wordt uitgereden op momenten dat dit niet optimaal is. Het milieu is daar niet bij gebaat, omdat de benutting van de nutriënten die worden uitgereden dan ook niet optimaal is. Heeft de Minister dit in zijn overweging meegenomen?

Het lid van de BBB-fractie is er sterk op tegen dat er nu weer een lijst wordt toegevoegd aan de vele lijsten waaraan de agrarisch ondernemers al moeten voldoen of rekening mee moeten houden. De regel brei is oneindig en het risico om ergens een item op een lijst te missen wordt steeds groter. Een agrarisch ondernemer heeft eigenlijk fulltime een adviseur aan zijn zijde nodig. Dit is onwerkbaar. Bij het invoeren van nieuwe regels zou de Minister moeten zoeken naar de meest eenvoudige weg. De Minister kiest er nu voor om de uitrijperiode voor mest in te korten, met uitzondering van een aantal gewassen die toch echt al eerder bemesting nodig hebben.Zoals dit lid eerder heeft gezegd betreft ditkalenderlandbouw die geen enkele rekening houdt met de praktijk. Vervolgens constateert dit lid dat er discussie over die lijst ontstaat. Ook heeft zij daar nog opmerkingen over. Wat dit lid betreft is dit niet de juiste weg gezien dit aangeeft dat deze regel op deze manier niet werkt. Dit lid roept de Minister en dit kabinet op om eerder gedane beloftes over het verminderen van regeldruk na te komen. Is de Minister bereid dat te doen en op welke wijze?

Het lid van de BBB-fractie constateert dat in de Nota van toelichting een geldelijke waardering wordt gegeven aan de toename van de regeldruk die vervolgens wordt weggestreept tegen verplichtingen uit het GLB. Het lid wil aangeven dat dit niet een-op-een zo kan. Men is immers niet verplicht om mee te doen aan het GLB en naar verwachting zullen steeds meer ondernemers afzien van deelname vanwege de enorme regeldruk die het met zich meebrengt.

Het lid van de BBB-fractie vraagt de Minister de schorseneer toe te voegen aan de lijst met vroege teelten, die wel voor 15 maart moeten worden bemest. Schorseneren voor de versmarkt worden voor eind maart gezaaid. Volgens de Global Good Agriculture Practice certificering dient er een maand tussen uitrijden van de mest en de aanvang van de teelt, het zaaien, te zitten. Heeft de Minister daar al aandacht voor gehad en zou de Minister dit willen bekijken?

Het lid van de BBB-fractie doet daarnaast het verzoek om in de lijst van rustgewassen de omschrijving «kruiden, zaadgewassen» aan te passen naar «kruidenteelten en kruidenzadenteelten». Vanuit de sector is namelijk het signaal gekomen dat de eerste omschrijving tot veel onduidelijkheid leidt. Onder de kruidenteelten en kruidenzadenteelten zouden ook de kruidenwortelgewassen moeten vallen. Als dit niet geval mocht zijn is het verzoek of het begrip «kruidenwortelteelten» kan worden geïntroduceerd. Hieronder vallen concreet: Valeriaan, Echinacea, Pimpinella, Angelica en Maggi. Kan de Minister aan dit concrete verzoek vanuit de sector voldoen?

Het lid van de BBB-fractie vraagt of de Minister nog zicht heeft op de impact van de vele maatregelen die de agrarisch ondernemers worden opgelegd voor de ondernemers en voor het milieu. Het lid denkt dat dit niet inzichtelijk is. Het tegelijkertijd invoeren van de wijzigingen uit het voorliggende besluit énde bufferzonesénde inzaaidatum van 1 oktober voor vanggewassen én de zogenaamde met nutriënten verontreinigde gebieden, zoals omschreven in de Kamerbrief van 20 januari 2023, heeft een grote impact op de boerenbedrijven. Het zijn verregaande ingrepen in de bedrijfsvoering en dit lid is dan ook van mening dat de hele gang van zaken onbehoorlijk is. Dit lid wil graag weten welke acties de Minister onderneemt om de agrarisch ondernemers te ondersteunen. Tevens vraagt zij welke extra acties er nu worden in gezet om het voor de sector mogelijk te maken meer mest te verwerken of af te voeren.

Het lid van de BBB-fractie is ten slotte van mening dat het voorliggende besluit geen doorgang moet vinden omdat de wijzigingen van afgelopen vrijdag al een zeer grote impact zullen gaan hebben op de bedrijven en op de uitspoeling van nitraat, in gunstige mate, met name nu er als gevolg van het instellen van de bufferzoneseen zeer groot areaal niet meer mag worden bemest.

II Antwoord / Reactie van de Minister