[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Stand van zaken implementatieplan Aanpak Geldzorgen, Armoede en Schulden

Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Brief regering

Nummer: 2023D04360, datum: 2023-02-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-24515-677).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 24515 -677 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting.

Onderdeel van zaak 2023Z01860:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting

Nr. 677 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 februari 2023

Het afgelopen jaar is voor veel mensen een moeilijk jaar geweest. De hoge energieprijzen als gevolg van de oorlog in Oekraïne en de daaropvolgende inflatie hebben voor financiële onzekerheid en maatschappelijke problemen. Het kabinet heeft dan ook maatregelen genomen om huishoudens te helpen.

Naast het energie prijsplafond en generieke koopkrachtmaatregelen zoals de verhoging van het minimumloon en gerichte inkomensondersteuning, zoals de energietoeslag, is er zowel bij het kabinet als uw Kamer een brede wens om ook structurele verbeteringen te realiseren om bestaanszekerheid te versterken en economische zelfstandigheid te vergroten. Daarom heeft het kabinet drie concrete doelstellingen geformuleerd:

1. Een halvering van het aantal mensen in armoede1 in 2030 (t.o.v. 2015);

2. Een halvering van het aantal kinderen dat in armoede opgroeit in 2025 (t.o.v. 2015);

3. Een halvering van het aantal huishoudens met problematische schulden in 2030 (t.o.v. 2015) Dit draagt bij aan de doelstelling om het aantal mensen in armoede te halveren.2

Om deze doelstellingen te halen, is het kabinet de aanpak «Geldzorgen, Armoede en Schulden» gestart. Op 12 juli 2022 heb ik u geïnformeerd over deze aanpak3. Op 23 november jl. heb ik u een implementatieplan doen toekomen waarin ik beschrijf op welke manier we deze aanpak uitvoeren.4 In dit programma werk ik samen met verschillende departementen, gemeenten, uitvoeringsorganisaties, maatschappelijke organisaties en bedrijven om de kabinetsdoelstellingen te halen.

Ter voorbereiding op het Commissiedebat Armoede en Schuldenbeleid van 8 februari aanstaande geef ik u graag de laatste stand van zaken.

Hierbij ga ik in op de belangrijkste punten. De eerste volledige voortgangsrapportage ontvangt u in mei 2023. Voor de leesbaarheid zal ik eerst kort de belangrijkste nieuwe ontwikkelingen sinds de begrotingsbehandeling aanstippen.

1. In navolging van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) zullen we ook de minnelijke schuldregelingen gaan verkorten in lijn met de duur van de wettelijke trajecten.

2. We gaan samen met gemeenten en belangrijke stakeholders plannen maken om het bereik en de toegankelijkheid van de gemeentelijke schuldhulp drastisch te vergroten.

3. Zo gaan we kijken naar het verbeteren van de digitale infrastructuur en gegevensuitwisseling, zodat schuldhulpverlening kan versnellen en verbeteren.

4. Er zijn groepen mensen van wie we als overheid weten dat ze problematische schulden hebben (bijvoorbeeld de groep mensen die in de CAK wanbetalersregeling zit). Met o.a. gemeenten, VNG, VWS en het CAK gaan we kijken hoe we hen proactief kunnen benaderen om (versneld) een oplossing te bieden.

Stand van zaken

Zoals eerder vermeld, is het programma opgebouwd uit vier programmalijnen: (1) bestaanszekerheid, (2) preventie en meedoen, (3) een overheid die werkt en (4) sneller perspectief. Binnen deze lijnen wordt aan 44 subthema’s gewerkt, die gezamenlijk bijdragen aan de doelstellingen.

Graag presenteer ik u per programmalijn een korte stand van zaken. Onder «sneller perspectief» zal ik bovendien mede namens de Minister voor Rechtsbescherming een reactie geven op de adviesnota «sneller uit schulden» van D66 (Kamerstuk 36 260). Ik sluit af met een stand van zaken met betrekking tot voedselhulp5 en Caribisch Nederland.

Bestaanszekerheid

Om de bestaanszekerheid, in een tijd van ongekend hoge inflatie, te verbeteren is het kabinet met een prijsplafond en koopkrachtpakket gekomen. Het wettelijk minimumloon en de gekoppelde uitkeringen zijn per 1 januari met 10,15% verhoogd. Kwetsbare huishoudens hebben ook baat bij de verhoging van de zorgtoeslag (tijdelijk), de huurtoeslag (structureel) en het kindgebonden budget (deels tijdelijk, deels structureel). Het kabinet maakt werken structureel lonender. Daarvoor wordt de arbeidskorting verhoogd en het belastingtarief voor de eerste schijf verlaagd. Daarbovenop wordt de energietoeslag in 2023 opnieuw ingezet als tegemoetkoming in de energiekosten voor de laagste inkomens.

Ondanks compensatiemaatregelen en de sterke inzet op de energiebesparing, hebben huishoudens in energiearmoede het aandeel van hun inkomen dat ze besteden aan de energierekening zien groeien, van gemiddeld 11,2 procent in 2020 naar 16,3 procent in 2022. Dit blijkt uit de CBS/TNO Energie armoedemonitor die ik op 27 januari samen met de Minister voor Energie en Klimaat en de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening aan de Tweede Kamer heb aangeboden.

Deze monitor is tevens de manier waarop ik invulling heb gegeven aan de motie van de leden Stoffer en Maatoug (Kamerstuk 36 064, nr. 8) over het monitoren van de armoede- en schuldenproblematiek als gevolg van de energieprijzen uitgevoerd.

Het kabinet is zich bewust van de moeilijke situatie waarin veel huishoudens zich bevinden door de gestegen kosten van levensonderhoud. Het hiervoor genoemde koopkrachtpakket zorgt er voor dat de inkomenspositie van kwetsbare huishoudens versterkt wordt en de negatieve effecten van de hoge energieprijs worden gedempt. Op 7 februari ontvangt uw Kamer een brief over het noodfonds.

In het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) is afgesproken om iedere vier jaar het sociaal minimum te herijken en vast te stellen of dit toereikend is om van te leven en mee te doen in de samenleving. Als eerste stap hierin is, mede op het verzoek van uw Kamer, door mij de onafhankelijke commissie Sociaal minimum ingesteld. Zij onderzoekt wat mensen nodig hebben om van te leven en volwaardig mee te doen in de samenleving. De commissie brengt naar verwachting eind juni 2023 advies uit.

Daarnaast zijn er de afgelopen tijd enkele structurele maatregelen doorgevoerd die de bestaanszekerheid van Nederlanders met een laag inkomen verbeteren. De kostendelersnorm is per 1 januari 2023 gewijzigd, zodat jongeren tot 27 jaar niet langer meetellen als kostendelende medebewoner voor hun huisgenoten. Mijn collega-minister voor VRO heeft gezorgd dat huurders met een laag inkomen in een corporatiewoning per 1 juli 2023 een huurverlaging krijgen. Vanaf die datum gaat voor 510.000 huurders de nieuwe huurprijs gelden van 575 euro per maand.

Naast bovenstaande maatregelen wordt gewerkt aan plannen om het niet-gebruik van voorzieningen tegen te gaan. Hierbij wordt gekeken welke mogelijkheden er zijn om proactieve vormen van dienstverlening in te zetten om mensen te helpen. Ik ben in overleg met betrokken departementen op zoek naar mogelijkheden om het niet-gebruik terug te dringen. Daarnaast laat ik op dit moment een syntheseonderzoek uitvoeren naar de omvang van, doelgroepen en oorzaken van niet-gebruik in de sociale zekerheid. Dit onderzoek bevindt zich in een afrondende fase. Ik verwacht u in het voorjaar het rapport toe te kunnen sturen.

Zoals u weet is er reeds een pilot gestart door de SVB om mensen proactief te benaderen die mogelijkerwijs recht hebben op de Aanvullende Inkomensondersteuning Ouderen (AIO). De resultaten van deze pilot worden voor de zomer verwacht. De resultaten van deze pilot zal ik meenemen bij de verdere uitwerking van de plannen om het niet-gebruik tegen te gaan.

Preventie en meedoen

Naast het verbeteren van de bestaanszekerheid wil het kabinet voorkomen dat huishoudens geldzorgen krijgen en participatie van kinderen en volwassenen in armoede stimuleren.

Om dit te bereiken wordt enerzijds ingezet op het versterken van de (financiële) competenties. Daartoe wordt onder andere een landelijke subsidieregeling voor financiële educatie uitgewerkt. Het streven is dat deze regeling voor de zomer gereed is. Daarnaast helpt het interdepartementale programma Tel mee met Taal (OCW, VWS, BZK en SZW) de basisvaardigheden te vergroten. Een concreet voorbeeld is de samenwerking tussen OCW en SZW op het gebied van preventie binnen het project «Gemeentelijke gezinsaanpak geletterdheid», met als doel om een nieuwe generatie laaggeletterden en bijkomende risico’s op geldzorgen, armoede en schulden te voorkomen. Het is hierbij de bedoeling dat bibliotheken een sterke, verbindende uitvoerdersrol spelen als ook het laagdrempelig aanbieden van activiteiten op het gebied van (lezen) voor het gezin. SZW draagt vanaf 2023 structureel € 5 mln. per jaar bij aan de WEB-gelden6, zodat gemeenten meer ruimte krijgen om de aanpak laaggeletterdheid vorm te geven. We weten dat betere basisvaardigheden essentieel zijn voor het vergroten van grip op eigen financiën en voor vergrote kansen op de arbeidsmarkt.

Anderzijds investeert het kabinet in een sterker sociaal netwerk en systeem van hulpverlening, waardoor huishoudens met beginnende of dreigende geldzorgen eerder worden geholpen. Dit gebeurt onder meer in samenwerking met Kansrijke Start, met de aanpak Mentale Gezondheid en met het Preventieakkoord van VWS.

Tot slot wil het kabinet ervoor zorgen dat, zeker alle kinderen, mee kunnen doen in onze samenleving. Daarom ondersteunen we de Sam& partijen (stichting Leergeld, het Jeugdfonds Sport & Cultuur, stichting Jarige Job en Nationaal Fonds Kinderhulp) bij het bereiken van zoveel mogelijk kinderen met voorzieningen zoals sport, schoolreisjes of muziekles. De komende jaren zet Sam& in op het duurzaam versterken van het ontwikkelingsperspectief van kinderen in armoede door het voorzieningenpakket uit te breiden met meer aandacht voor o.a. veerkracht, vaardigheden, toegang tot stages en huiswerkbegeleiding. Via persoonlijk contact worden de behoeften van de kinderen zo goed mogelijk in kaart gebracht. Concrete voorbeelden zijn het Zakgeldproject waarbij de financiële vaardigheden van kinderen en jongeren getraind, waarbij ook ouders expliciet betrokken worden. Als ook de samenwerking met Petje Af waarbij kinderen via een praktijkgericht programma talenten, (nieuwe) vaardigheden en een positief zelfbeeld ontwikkelen. Met als doel een beter perspectief voor de toekomst. Structureel is hiervoor € 10 miljoen beschikbaar. Vanwege de huidige problematiek (inflatie en stijgende energieprijzen) ontvangen de partijen in 2023 een hoger bedrag van in totaal € 14,5 mln. Zo blijven we ervoor zorgen dat zoveel mogelijk kinderen in armoede kunnen meedoen, ondanks een gebrek aan financiële middelen in de thuissituatie. Verder onderzoekt SZW de mogelijke rol van het Jeugdeducatiefonds bij het bereiken van kinderen in armoede via scholen.

Een overheid die werkt

Met de programmalijn Een overheid die werkt voor mensen verbeteren we de dienstverlening van de overheid rond financiële zorgen. Er zijn enkele noemenswaardige ontwikkelingen.

Op de eerste plaats is geïnvesteerd in het verbeteren van de vindbaarheid en eenduidigheid van informatie over geldzorgen. Burgers kunnen natuurlijk altijd terecht bij hun gemeente. Vanaf 2023 ontvangen gemeenten extra structurele middelen ter hoogte van € 40 mln. per jaar om de dienstverlening rond armoede, vroegsignalering en schuldhulpverlening te verbeteren (naast extra incidentele middelen naar aanleiding van de stijgende inflatie en energiekosten). Deze middelen worden via de Meicirculaire aan gemeenten beschikbaar gesteld.

Daarnaast biedt de website en hulplijn (0800–8115) van Geldfit mensen een loket waar zij terecht kunnen met financiële problemen. Inmiddels zijn ruim 140 gemeenten aangesloten die samen ongeveer 60% van de huishoudens dekken. Ook zijn zo’n 100 bedrijven en maatschappelijke organisaties aangesloten om mensen gericht naar Geldfit te verwijzen, zoals telecom, zorgverzekeraars, incassobureaus en werkgevers.

Afgelopen november en december is de publieksvoorlichting «Je staat er niet alleen voor» gelanceerd in samenwerking tussen de Rijksoverheid en Geldfit. Onderdeel daarvan is betere informatievoorziening over het hulpaanbod bij geldzorgen in deze tijd van hoge inflatie en energiekosten (zie www.geldfit.nl/nietalleen). De resultaten laten zien dat veel meer mensen met geldzorgen Geldfit hebben gevonden en advies hebben gevraagd en gekregen. Met deze campagne wordt ook de motie van het lid Den Haan over een landelijke hulplijn geldzorgen uitgevoerd (Kamerstuk 36 200, nr. 51).

Daarnaast moet de informatievoorziening van de overheid in haar rol als schuldeiser beter, eenduidiger en behulpzamer worden. Per 1 december 2022 is ook de eerste fase van de betalingsregeling Rijk gestart, door het CJIB wordt sindsdien een gezamenlijke betalingsregeling aangeboden voor (een deel van de) schulden van CAK, CJIB en DUO. Op die manier hebben mensen minder contacten en afspraken nodig om betalingsachterstanden op te lossen en kan er nog beter rekening worden gehouden met hun financiële draagkracht. Naar verwachting zullen RVO en UWV in de loop van 2023 deelnemen en daarnaast is ook met de Belastingdienst en Toeslagen een verkenning gestart naar de mogelijkheden om aan te sluiten bij de rijksbrede betalingsregeling.

Sneller perspectief

Met de lijn sneller perspectief willen we zorgen dat schuldenproblematiek minder groot wordt en meer mensen met problematische schulden sneller geholpen worden. Zoals gemeld in het implementatieplan wil ik de schuldendoelstelling halen door enerzijds flink in te zetten op preventie: minder mensen moeten in de schuldenproblemen komen en als mensen schulden hebben, moet de situatie minder snel escaleren. Daarnaast moeten aanzienlijk minder mensen in de schuldenproblemen komen en schuldenproblemen moeten worden opgelost voor ze verder escaleren.

Echter, naast preventie moet ook de schuldhulp verbeteren. Om de doelstelling te halen, acht ik het noodzakelijk om de doorlooptijd van schuldregelingen te halveren en voorzie ik dat de komende periode het gebruik van hulp en ondersteuning bij financiële problemen meer dan moet verdubbelen.

Om meer mensen met problematische schulden te ondersteunen en duurzaam uit de schuldhulpverlening te laten stromen wil ik allereerst dat meer mensen met problematische schulden hun weg vinden naar de schuldhulpverlening. Dit doen we door de bekendheid en toegankelijkheid van de hulpverlening te vergroten, bijvoorbeeld door het verkennen van de mogelijkheid van een online verwijspunt.

Daarnaast willen we graag dat als mensen schuldhulp zoeken, schulden tijdelijk gepauzeerd kunnen worden. Hiertoe is het breed moratorium in het leven geroepen. Vanaf 1 april 2017 bestaat de mogelijkheid dat de rechtbank een afkoelingsperiode van maximaal zes maanden afkondigt, waarin schuldeisers zich tijdelijk moeten onthouden van verhaal en executie, het breed moratorium.

Het breed moratorium is onlangs geëvalueerd om een antwoord te geven op de vraag of de regeling van het breed moratorium doeltreffend en effectief is en of het instrument aansluit bij de behoeften van het werkveld. Hierbij bied ik u het eindrapport aan. Dit voorjaar zal ik de beleidsreactie bij deze evaluatie naar uw Kamer sturen, waarin we zullen aangeven of aanpassingen nodig zijn en tevens de wens van de uitvoering betrekken of het mogelijk is om tot een landelijke pauzeknop te komen.

Ook kijken we naar de mogelijkheden om specifieke groepen mensen met problematische schulden die bij de overheid bekende zijn proactief te benaderen, te beginnen met de mensen die in de wanbetalersregeling van het CAK zitten.

Ten tweede wil ik ervoor zorgen dat meer mensen geholpen worden. We zijn voornemens om samen met gemeenten en stakeholders te verkennen hoe we de toegang en het bereik van de schuldhulpverlening flink kunnen vergoten. Ook wordt gekeken hoe een betere digitale infrastructuur en gegevensuitwisseling schuldhulpverlening kan versnellen en verbeteren. De landelijke opschaling van het schuldenknooppunt is daar onderdeel van. Daarnaast is het kabinet voornemens om een (meer) toegankelijke digitale omgeving te creëren – voor burgers en professionals – voor sneller en beter inzicht en overzicht in zowel de financiële (schulden)positie als de voorzieningen waar recht op is.

Tenslotte zetten we in op het voorkomen van uitval uit schuldhulpverleningstrajecten en het tegengaan van terugval. Hiertoe stellen we voor de aflostermijn van een minnelijke schuldregeling te halveren, in lijn met de verkorting van de Wettelijke schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) zoals voorgesteld in het wetsvoorstel tot wijziging van de Faillissementswet ter verbetering van de doorstroom naar de Wsnp.7 De duur van een minnelijke schuldregeling is niet in wetgeving vastgelegd. Daarom zijn we met betrokken partijen in gesprek om de halvering te regelen. Idealiter sluiten we daarbij aan bij de halvering van het wettelijk traject. Daarom starten we met het Ministerie van JenV en betrokken partijen, waaronder de Rechtspraak, de NVVK en VNG, een gezamenlijk implementatietraject. Dit traject is erop gericht dat de voorgenomen wijzigingen zo snel mogelijk nadat de Eerste Kamer heeft ingestemd met het wetsvoorstel kunnen worden geïmplementeerd. Daarbij zal o.a. ook aandacht zijn voor mogelijk overgangsrecht. Daarbij is het belangrijk om oog te hebben voor begeleiding tijdens en nazorg na het schuldhulptraject. Verkorting van een schuldregeling levert alleen wat op als het lukt om terugkeer in de problematische schulden in de toekomst te voorkomen. Samen met gemeenten verzamelen we best practices op dit gebied, zodat we mensen duurzaam uit de schuldregeling kunnen laten stromen.

Initiatiefnota D66 «Sneller uit schulden»

Deze brief wil ik verder benutten om, op het verzoek van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 december 2022 en mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, in te gaan op de initiatiefnota van het lid Kat (D66). Hierbij willen wij mevrouw Kat hartelijk danken voor het delen van deze uitgebreide analyse en visie op het vraagstuk van problematische schulden en de aangedragen oplossingsrichtingen.

Wij stellen met tevredenheid vast dat er een gedeelde ambitie ligt en we hopen dan ook samen op te kunnen trekken met de fractie van D66 en de andere fracties van uw Kamer om mensen sneller uit de schulden te helpen. Dat het zeven jaar kan duren voor iemand schuldenvrij is, is zeker veel te lang. Zoals hierboven is toegelicht, delen wij de ambitie die de initiatief nota uitstraalt. De wijze waarop het kabinet mensen sneller perspectief op een schuldenvrije toekomst wil bieden, ligt zeker in lijn met de voorstellen die in de initiatiefnota worden gedaan. De voorstellen van mevrouw Kat betrekken wij bij de uitwerking daarvan.

In lijn met het voorstel in de initiatiefnota om de duur van een schuldhulpverleningstraject te maximeren, stelt het kabinet voor om – ook kijkend naar de duur van een wettelijk schuldsaneringstraject – in gesprek te gaan met gemeenten om de minnelijke schuldregeling overeenkomstig in te korten. In overleg en nauwe samenwerking met gemeenten willen wij de kwaliteit van de dienstverlening versterken, gaan we verder met het landelijke ondersteuningsprogramma om de gemeentelijke dienstverlening te verbeteren en onderzoeken we samen met gemeente of aanpassing aan de organisatie van schuldhulpverlening het bereik van hulp kan vergroten.

Verder wordt als onderdeel van de reeds aangekondigde maatregelen in de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden ondersteund dat alle gemeenten saneringskredieten aanbieden en waar nodig zich aansluiten op het waarborgfonds, zoals ook in de initiatiefnota wordt voorgesteld. Ook kan door vroegsignalering worden voorkomen dat mensen in een langer durend schuldentraject terecht komen. Voor vroegsignalering zijn extra middelen beschikbaar gesteld aan gemeenten. Als bijlage bij deze Kamerbrief is een appreciatie van de afzonderlijke beslispunten uit de initiatiefnota toegevoegd (Kamerstuk 36 260, nr. 3).

Voedselhulp

Zoals toegezegd8 informeer ik u in deze brief tevens over de stand van zaken ten aanzien van voedselhulp. Aanbieders van voedselhulp zien dat een groeiende groep mensen in voedselnood verkeert. Deze stijging in klantenaantallen valt samen met een teruglopend voedselaanbod. Deze ontwikkeling baart mij zorgen.

Om ervoor te zorgen dat de mensen die het nodig hebben, in deze bijzondere tijden gebruik kunnen (blijven) maken van noodzakelijke voedselhulp neem ik, zoals benoemt in mijn brief van november enkele maatregelen: met subsidie van SZW en OCW kunnen deze winter bijna 500 scholen in kwetsbare wijken een maaltijd aan hun leerlingen aanbieden. In de loop van 2023 kunnen na een soepele overgang met subsidie van OCW nog meer scholen in het primair en voortgezet onderwijs in kwetsbare wijken een maaltijd aan hun leerlingen aanbieden; Voedselbanken Nederland ontvangt ondersteuning in hun opgave om voldoende voedsel te hebben voor hun stijgende klantenaantallen; er zijn ESF+ middelen beschikbaar gesteld voor voedselhulp, materiële hulp en begeleidende maatregelen. De aanvragen voor ESF+ worden op dit moment beoordeeld. De beoordeling wordt uiterlijk in maart afgerond.

Bovenop de eerder genoemde inzet neemt het kabinet enkele aanvullende maatregelen. Door het aannemen van een amendement van de leden Palland en Ceder9 tijdens de stemmingen over de begrotingsbehandeling van SZW is nog eens € 5 miljoen beschikbaar gekomen voor een impuls in 2023 in het aanbod van voedselhulp of persoonlijke verzorging, zoals menstruatieproducten. De inzet van deze middelen zal ik in samenhang bezien met de beoordeling van de ESF+ aanvragen. Daarnaast werk ik een plan uit om de aangenomen motie van het lid Kat c.s.10 over de verstrekking van menstruatieproducten aan mensen met een laag inkomen uit te voeren.

Voedselhulp op de lange termijn

Lange tijd had de Rijksoverheid geen rol in het bieden van voedselhulp aan Nederlanders in voedselnood. Het Rijk streeft ernaar via arbeidsmarkt- en inkomensbeleid zoveel mogelijk te voorkomen dat mensen in de armoede of schulden terecht komen en zorgt, onder meer via de Participatiewet (algemene en bijzondere bijstand), voor een financieel vangnet. Aan het begin van 2020 is besloten om, onder meer in het licht van de coronacrisis, tijdelijke ondersteuning te bieden aan Voedselbanken Nederland om stijgende klantenaantallen en een teruglopend voedselaanbod op te vangen en om ook een deel van de beschikbaar komende ESF+ middelen in te zetten voor mensen in voedselnood.11 De coronacrisis ging naadloos over in een energiecrisis en daarmee gepaard gaande inflatie, waardoor de noodzaak voor ondersteuning van het Rijk bij voedselhulp langer overeind bleef. Deze, maar ook andere ontwikkelingen12 op het terrein van voedsel(hulp), creëren een behoefte van dit kabinet om een nieuwe langetermijnvisie te ontwikkelen op de nodige en wenselijke rol van de overheid rond voedselhulp ook met het oog op de huidige economische gezondheidsverschillen13 en de Europese Aanbeveling rondom de Kindergarantie14. Voor de ontwikkeling van een langetermijnvisie op voedselhulp zal ik samen optrekken met onder andere de Ministeries van LNV, OCW en VWS, aanbieders van voedselhulp en de VNG.

Caribisch Nederland

Voor Caribisch Nederland geldt een grotere opgave dan voor Europees Nederland, omdat Caribisch Nederland nog geen sociaal minimum kent. Het kabinet treft diverse maatregelen om daar deze kabinetsperiode naartoe te werken.15 Om bestaanszekerheid in Caribisch Nederland te verbeteren, zijn per 1 januari 2023 het minimumloon, de uitkeringen en kinderbijslag fors gestegen.16 Het minimumloon is verhoogd met respectievelijk 18,2%, 14,3% en 15,0% op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het wettelijk ouderdomspensioen is verhoogd met respectievelijk 39%, 23% en 31%. Ook de onderstand is, afhankelijk van de huishoudsituatie, met zo’n 35% gestegen. Daarnaast heeft het Ministerie van Financiën per 1 januari jl. de belastingvrije som met ruim 40% verhoogd naar $ 17.352 voor inwoners van Caribisch Nederland.

Voor gezinnen met kinderen heeft het kabinet daarnaast extra maatregelen getroffen. De kinderbijslag is met ongeveer $ 30 per kind per maand verhoogd in vergelijking met een jaar geleden. En de ouderbijdrage voor de kinderopvang is verder verlaagd met $ 25 per kind per maand bij volledige dagopvang en voor de buitenschoolse opvang met $ 10 op Sint Eustatius en Saba en $ 25 op Bonaire. De ouderbijdrage voor kinderopvang zal verder worden verlaagd. Het kabinet heeft namelijk de ambitie om de kinderopvangvergoeding in Nederland – zowel in Europees als Caribisch Nederland – (zo mogelijk in stappen) te verhogen naar 96%.17 Voor Caribisch Nederland betekent dat 4% van de kostprijs die op basis van onafhankelijk onderzoek zal worden vastgesteld.

Begin dit jaar zal daarnaast een onafhankelijke commissie starten met het onderzoek naar de hoogte en de systematiek van een sociaal minimum voor Caribisch Nederland. In de tussentijd gaat het kabinet onverminderd door met de stappen om het ijkpunt voor het sociaal minimum te realiseren. Over de bredere inzet ten aanzien van armoede, schulden en geldzorgen in Caribisch Nederland, zal ik uw Kamer informeren in de jaarlijkse voortgangrapportage ijkpunt sociaal minimum Caribisch Nederland.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,
C.J. Schouten

Bijlage – Appreciatie beslispunten initiatiefnota D66 «Sneller uit de schulden»

Tijdens de begrotingsbehandeling SZW heeft mevrouw Kat mij haar initiatiefnota «Sneller uit de schulden» overhandigd. Op 19 december jl. heeft uw Kamer de Minister voor Rechtsbescherming en mij gevraagd om een kabinetsreactie op deze initiatiefnota.

Allereerst wil het kabinet zijn waardering uitspreken voor de nota en de oplossingsrichtingen die worden aangedragen. Uit de initiatiefnota spreekt een grote ambitie om mensen met problematische schulden sneller te helpen en weer toekomstperspectief te bieden. In de nota wordt gesteld dat dit een nieuwe manier van omgaan met schulden vraagt. Schulden zijn niet alleen een aangelegenheid tussen schuldenaar en schuldeiser, maar zijn ook een maatschappelijk probleem. En daarin geven wij mevrouw Kat gelijk. We moeten echt naar het grotere geheel kijken en de verschillende belangen in samenhang bezien. Zoals in de brief is aangegeven betrekken wij de voorstellen die worden gedaan bij de verdere uitwerking van de maatregelen. Hieronder wordt kort per beslispunt uit de initiatiefnota een reactie gegeven.

Beslispunt 1

De regering geeft gemeenten de mogelijkheid om een schuldregeling bindend te maken als twee derde van de schuldeisers akkoord is. Pas als dat niet lukt of schuldeisers in beroep gaan komt de rechter in beeld, die alsnog een dwangakkoord kan opleggen.

Reactie kabinet

Het onderliggende probleem is dat schuldhulptrajecten vaak lang duren doordat schuldeisers niet of laat reageren. Het kabinet bereidt een wetsvoorstel voor waarmee schuldeisers een bindende reactietermijn krijgen om te reageren op een voorstel voor een schuldregeling. Als een schuldeiser niet, te laat of negatief reageert, kan de gemeente vervolgens de rechter verzoeken een dwangakkoord op te leggen. Met deze aanpak kunnen we snel resultaat boeken. Het wetsvoorstel wordt begin 2023 uitgestuurd voor consultatie. Een bindende reactietermijn heeft momenteel de voorkeur boven het beslispunt van D66, waarvoor nieuwe regelgeving ontwikkeld zou moeten worden.

Met de belangrijkste schuldeisers heeft de NVVK voor haar leden nu al convenanten afgesloten over collectief schuldregelen. Daarnaast maken gemeenten afspraken met lokale schuldeisers. De schuldeiser geeft daarmee blind akkoord op een voorstel voor een schuldregeling, als die volgens de afgesproken methode is opgesteld, waardoor tijd wordt uitgespaard.

Beslispunt 2

De duur van het schuldhulpverleningstraject wordt maximaal 36 maanden. Hierbij wordt maximaal 24 maanden afgelost. Er kan twaalf maanden worden gewerkt aan stabilisatie. Bij uitzondering kan deze periode worden verlengd met nog eens zes maanden.

Reactie kabinet

In bijgaande Kamerbrief wordt voorgesteld om, in lijn met de verkorting van de Wettelijke schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp), de aflostermijn van een minnelijke schuldhulpverleningstraject te halveren van 36 naar 18 maanden. Dat moet uiteraard wel gepaard gaan met goede begeleiding én nazorg, aangezien een duurzame oplossing voor de financiële problemen wordt nagestreefd.

Als onderdeel van de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden is de inzet om de totale duur van schuldhulpverleningstrajecten te verkorten door mensen eerder hulp aan te bieden als de schulden nog niet zijn geëscaleerd. Dit is beoogd door een aantrekkelijk hulpaanbod te bieden dat mensen willen accepteren. Daarnaast kijkt de Minister voor Rechtsbescherming naar de mogelijkheden vanuit de incassoketen om doorverwijzing naar hulpverleners te stimuleren door middel van een sociaal tarief. De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen werkt met NVVK, CJIB en gemeenten aan de ontwikkeling van een landelijke pauzeknop die op verschillende momenten en door verschillende stakeholders kan worden ingezet. Met deze pauzeknop wordt aan schuldeisers gevraagd om een vrijwillige opschorting van de incassomaatregelen. Hierdoor wordt in een zo vroeg mogelijk stadium schuldenrust voor de schuldenaar gecreëerd en schaderust voor de schuldeiser.

Beslispunt 3

De regering werkt de kwaliteitseisen voor schuldhulpverlening verder uit, waarin ten minste is opgenomen welke inspanningsverplichting er is voor schuldenaren tijdens het aflossen, welke vermogensbestanddelen worden geliquideerd en door wie, hoe de opbrengsten worden verdeeld, welke nazorg er nog door gemeenten geboden moet worden en hoe de bezwaarprocedure bij de gemeente er uit ziet. Ook wordt in de kwaliteitseisen de rol van de regisseur nader uitgewerkt.

Reactie kabinet

Het kabinet vindt kwalitatief goede dienstverlening onontbeerlijk. Op basis van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening zijn gemeenten al verplicht om een plan op te stellen waarin maatregelen worden beschreven om de kwaliteit van schuldhulpverlening te borgen. Het verder uitwerken van kwaliteitseisen sluit aan bij ons voornemen om nog voor de zomer een plan uit te werken met gemeenten en stakeholders om het bereik van de gemeentelijke schuldhulpverlening flink te vergroten. Hierbij kan gedacht worden aan het beter leren van elkaar, of het anders organiseren van beleidsvorming of uitvoering. Bij de verdere uitwerking zal ook het voorstel van mevrouw Kat worden betrokken.

Beslispunt 4

De regering werkt uit dat alle gemeenten gebruik maken van saneringskredieten en aangesloten zijn op het waarborgfonds saneringskredieten. Werken met saneringskredieten wordt de standaard bij alle schuldregelingen.

Reactie kabinet

Het kabinet steunt dit voorstel. Vorig jaar is reeds een belangrijke stap gezet. Het kabinet heeft in totaal 30 miljoen beschikbaar gesteld voor het Waarborgfonds saneringskredieten. Dit fonds is vorig jaar gestart. De NVVK en VNG ondersteunen gemeenten bij het aanbieden van saneringskredieten en het aansluiten op het waarborgfonds. Ambitie uit de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden is dat ongeacht waar je woont je een saneringskrediet kunt krijgen als dit past bij je persoonlijke situatie.

Beslispunt 5

De regering organiseert een centrale registratie van schuldhulpverleningstrajecten, zodat er beter gemonitord en gecontroleerd kan worden op kwaliteit en effectiviteit.

Reactie kabinet

De monitoring van schuldhulpverlening moet verbeteren om te kunnen sturen op het doel het aantal huishoudens met problematische schulden te halveren. Sinds 1 januari 2021 worden schuldhulpverleningstrajecten bij BKR geregistreerd. Knelpunt is dat nog niet alle gemeenten die informatie aan BKR doorgeven. De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen is hierover in gesprek met onder meer VNG. Daarnaast is de VNG, in samenwerking met Divosa, de NVVK en het CBS, bezig met de optimalisatie van dataverzameling en datadeling over armoede en schulden in het kader van het project «Datadelen Armoede en schulden». Dit project richt zich op het vergroten van de effectiviteit van het lokale en landelijke armoede- en schuldenbeleid door optimalisatie van datadeling. Het doel van het verbeterde datadelen is dat actuele informatie hoogfrequent beschikbaar komt voor beleidsmakers en uitvoeringsorganisaties om zo de armoede- en schuldenaanpak effectiever te maken.

Beslispunt 6

De regering werkt uit of de regisseur doorzettingsmacht kan krijgen bij onder andere de Rijksoverheid (CJIB, DUO, CAK, UWV, Belastingdienst en SVB) en rechtbanken om juridische drempels weg te halen die in de weg staan van een schuldregeling.

Reactie kabinet

De gemeente voert de regie op schuldhulpverlening en heeft doorzettingsmacht georganiseerd, bijvoorbeeld met convenanten over schuldhulpverlening met de uitvoeringsorganisaties van de Rijksoverheid. Een goede samenwerking en betrokkenheid van verschillende overheidspartijen is hierbij van groot belang. Daarnaast hebben gemeenten mogelijkheden om gegevens op te vragen en om de rechter om een dwangakkoord te verzoeken als schuldeisers weigeren om mee te werken aan een schuldregeling. De rijksuitvoerders18 werken, o.a. in de clustering Rijksincasso, nauw samen als het gaat om de aanpak van schuldenproblematiek. Bij de doorontwikkeling van de clustering Rijksincasso werken de rijksuitvoerders samen aan een betere afstemming in de inningsfase. Een betere samenwerking aan het begin van het innings- en incassoproces kan voorkomen dat er later beslag moet worden gelegd wanneer er sprake is van betalingsonmacht. Ze doen ook mee in de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden. We zijn continue met alle betrokken partijen in gesprek om (juridische) drempels weg te nemen, bijvoorbeeld voor gegevensuitwisseling.


  1. Statistieken over schulden zijn een belangrijke indicator voor het monitoren van de voortgang.↩︎

  2. Voor Caribisch Nederland geldt dat ik, net als voor Europees Nederland, de ambitie heb om armoede en kinderarmoede op zijn minst te halveren. Voor de aanpak van problematische schulden wil ik samen met de openbare lichamen de omvang van deze problematiek in 2023 beter in kaart brengen alvorens we een concrete doelstelling vaststellen.↩︎

  3. Kamerstuk 24 515, nr. 643.↩︎

  4. Kamerstuk 24 515, nr. 654.↩︎

  5. In antwoord op het verzoek van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid om aanvullende informatie te ontvangen over dit onderwerp.↩︎

  6. Wet Educatie en Beroepsonderwijs.↩︎

  7. Op 24 januari 2023 heeft de Tweede Kamer met het wetsvoorstel ingestemd, (Handelingen II 2022/23, nr. 43, Stemmingen).↩︎

  8. Tijdens de procedurevergadering van 13 december 2022 verzocht de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid om aanvullende informatie over voedselhulp in Nederland. Dit naar aanleiding van de reactie op het verzoek van het lid Omtzigt, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 15 november 2022 (Kamerstuk 24 515 nr. 656).↩︎

  9. Kamerstuk 36 200 XV, nr. 25, Amendement van de leden Palland en Ceder ter vervanging van nr. 19 over het reserveren van een bedrag voor voedselhulp.↩︎

  10. Kamerstuk 36 200 XV, nr. 51.↩︎

  11. Kamerstuk 35 420, nr. 259.↩︎

  12. Daarbij nemen we het maatschappelijk nut van aanbieders van voedselhulp in acht en de bijdrage die voedselbanken leveren aan het tegengaan van verspilling van voedsel. Gelijktijdig ontstaan er steeds meer waardevolle lokale initiatieven die mogelijk op de langere termijn interessante oplossingen bieden voor het versterken van voedselzekerheid. Wat we tevens meenemen in de visievorming is de toenemende aandacht voor belang van gezonde voeding, en in relatie daartoe, de onderschrijving van de Europese Kindgarantie aanbeveling om te zorgen voor een gezonde maaltijd per dag voor kinderen in nood.↩︎

  13. Zie de adviesaanvraag aan de SER: https://www.ser.nl/-/media/ser/downloads/adviesaanvragen/adviesaanvraag-sociaaleconomische-gezondheidsverschillen.pdf?la=nl&hash=54AD96FDC84D4C7CCAFC5BDE0ECDF295.↩︎

  14. Kamerstuk 24 515, nr. 638.↩︎

  15. Kamerstuk 36 200 IV, nr. 7.↩︎

  16. Kamerstuk 36 200 XV, nr. 9.↩︎

  17. In het coalitieakkoord is de ambitie opgenomen om de kinderopvangvergoeding te verhogen naar 95%. Op Prinsjesdag 2022 heeft het kabinet aangekondigd dat de vergoeding bij invoering van het nieuwe stelsel met 1%-punt naar 96% zal worden verhoogd.↩︎

  18. Belastingdienst, CAK, CJIB, DUO, RVO, SVB en UWV.↩︎