Nationale doelen energiebesparing
Schoon en zuinig
Brief regering
Nummer: 2023D04404, datum: 2023-02-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31209-241).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie (D66)
Onderdeel van kamerstukdossier 31209 -241 Schoon en zuinig.
Onderdeel van zaak 2023Z01875:
- Indiener: R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2023-02-08 12:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-02-21 17:00: Procedurevergadering commissie EZK (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2023-06-01 10:00: Gasmarkt en leveringszekerheid (Commissiedebat), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2023-06-08 15:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
31 209 Schoon en zuinig
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 241 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 februari 2023
De eenvoudigste manier om de energierekening te verlagen voor burgers, bedrijven en instellingen is door minder energie te gebruiken. Energie die niet gebruikt wordt, hoeft niet te worden betaald, geïmporteerd, geproduceerd of getransporteerd. Door in te zetten op meer energiebesparing wordt Nederland minder afhankelijk van (fossiele) brandstoffen uit derde landen, zoals Rusland. Energie besparen draagt daarnaast bij aan het realiseren van onze klimaatambities. Bovendien zijn er minder investeringen in infrastructuur en energieproductie – met bijbehorende ruimtelijke impact – nodig, en hoeven daarvoor dus minder grondstoffen ingezet te worden. Energiebesparing kan ten slotte de toenemende druk op ons elektriciteitsnet op lange termijn verlichten en maakt het eenvoudiger om de energievraag duurzaam in te vullen. Daarom zet het kabinet de komende jaren in op meer energiebesparing, in Nederland en in Europa.
Om nader invulling te kunnen geven aan deze ambitie, heb ik TNO-onderzoek laten doen naar een nationaal doel voor energiebesparing en een doorvertaling daarvan naar subdoelen per klimaatakkoordsector. Het onderzoek is afgerond en is als bijlage bij deze brief gevoegd.
Belangrijkste conclusies TNO-rapport
De belangrijkste conclusies en aanbevelingen uit het rapport zijn:
1) Het nationale reductiedoel voor energiebesparing zoals voorgesteld in de herziening van Energie-efficiëntie richtlijn (EED) wordt niet gehaald wanneer (uitsluitend) wordt gestuurd op het behalen van de nationale klimaatdoelen. Voor het behalen van voldoende energiebesparing is extra en/of anders gerichte beleidsinzet nodig.
2) Het voorgestelde EED-doel voor primair energiegebruik brengt voor Nederland een grotere opgave met zich mee dan het doel voor finaal gebruik. Daarom adviseert TNO het primaire gebruiksdoel leidend te laten zijn bij het uitwerken van het nationale doel. Finaal energiegebruik is het gebruik bij eindgebruikers, zoals in de gebouwde omgeving, de industrie, de landbouw en de mobiliteitssector. Primair energiegebruik is het finale energiegebruik plus het eigen energiegebruik van, en de omzettings- en distributieverliezen in de energiesector.
3) Er is voldoende technisch besparingspotentieel om de beoogde EED-doelen te behalen, maar een belangrijke aanname in het TNO-rapport is dat het extra benodigde beleid uitvoerbaar is. In de praktijk kunnen beperkingen op het gebied van netcapaciteit, gekwalificeerd personeel en vergunningverlening de realisatie van energiebesparing vertragen. Dit zijn belangrijke randvoorwaarden waar rekening mee moet worden gehouden.
Energie-efficiëntie richtlijn (EED)
Eventuele nationale sectorale doelen voor energiebesparing moeten volgens TNO gebaseerd worden op het hoofddoel in de herziening van de EU EED-richtlijn. Het hoofddoel (artikel 4) in de EED-herziening gaat over absolute energiebesparing (minder energiegebruik). Dat betekent dat de richtlijn een maximum voorschrijft aan de hoeveelheid energie die gebruikt mag worden op EU-niveau in 2030. Dit geldt voor zowel finaal als primair energiegebruik. Voor elke lidstaat volgt uit dit hoofddoel een nationale bijdrage met een maximaal energiegebruik in 2030.
Momenteel lopen de onderhandelingen over de voorgestelde herziening van de EED tussen de Raad, de Commissie en het Europees Parlement (triloogfase). Deze gaan met name over de hoogte van het hoofddoel. Ook is discussie over het bindende of indicatieve karakter van dat doel (zowel op EU-niveau als op lidstaatniveau). Het originele Commissievoorstel en de Raadspositie stellen een doel voor van 9% reductie van het energiegebruik in 2030 ten opzichte van het geprognotiseerde energiegebruik in 2030. De Commissie heeft in het REPowerEU-voorstel voorgesteld om dit op te hogen van 9% naar 13%. Het Europese Parlement (EP) heeft gestemd voor een hoofddoel van ongeveer 14,5%. Het EP is voorstander van bindende doelen op nationaal niveau, de Commissie en de Raad pleiten voor indicatieve doelen op nationaal niveau.
Het kabinet zet zich in voor ambitieuze doelen in de EED. Ik informeer uw Kamer in een volgende Kamerbrief over de «stand van zaken Fit For 55» wat de uitkomsten van het TNO-onderzoek betekenen voor de verdere inzet van Nederland in de onderhandelingen voor het hoofddoel in de EED. Dit is nodig omdat het Zweeds voorzitterschap waarschijnlijk snel naar een akkoord wil toewerken, en naar verwachting een compromis ergens tussen de 9% en 14,5% moet vinden.
Nationale doelen voor energiebesparing
Het onderzoek toont aan dat er naar verwachting voldoende technisch besparingspotentieel is in Nederland om de voorgestelde energiebesparingsdoelen uit de EED te kúnnen behalen, zowel voor 9%, als voor 13%. Voor een deel richten het klimaatbeleid en het energiebesparingsbeleid van het kabinet zich al op het realiseren van dit potentieel. Het TNO-rapport toont echter aan dat, om de EED-doelen te behalen, nog meer inzet op energiebesparing nodig is. Het kabinet is hier overigens ook al volop mee bezig, onder meer in de aanpak van de gebouwde omgeving en de aanscherping van de energiebesparingsplicht. Vertaling van het nationale doel naar sectorale doelen voor energiebesparing (per klimaatsector) geeft meer sturing aan de wijze waarop de uitstoot van broeikasgassen verminderd wordt. Dit kan de implementatie van beleidsinstrumenten voor energiebesparing verder verbeteren.
Hier dient een belangrijke kanttekening bij te worden geplaatst. Het TNO-rapport laat zien dat bepaalde verduurzamingsopties die het kabinet beoogt in te zetten voor de klimaat- en energietransitie (zowel voor 2030 als 2050) het primaire energiegebruik verhogen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de productie van hernieuwbare waterstof, groen gas, biobrandstoffen en een deel CO2-afvang -en opslag (CCS). De genoemde technieken gaan gepaard met hoge omzettingsverliezen of hebben een hoge energie-intensiteit. Ik acht deze technieken echter cruciaal voor de energietransitie en het bereiken van de klimaatdoelen. De genoemde verduurzamingsopties hebben een belangrijke rol richting een klimaatneutraal energiesysteem in 2050. Het is belangrijk dat nu wordt ingezet op het opschalen hiervan. Dit kan een argument zijn om in te zetten op een leidend finaal gebruiksdoel, in plaats van een primair doel zoals TNO aanbeveelt in het rapport.
De onderhandelingen over de EED-herziening lopen nog. Zodra het EED-hoofddoel definitief is (naar verwachting eerste helft 2023), zal ik na overleg met collega-bewindspersonen een nationaal doel en sectorale doelen voor energiebesparing vaststellen. Hierbij houd ik rekening met het meest actuele klimaatbeleid van het kabinet zodat de benodigde extra maatregelen voor energiebesparing in beeld kunnen worden gebracht. Ik informeer u medio 2023 over een nationaal energiebesparingsdoel, inclusief de voorgenomen doorvertaling naar sectoren.
De Minister voor Klimaat en Energie,
R.A.A. Jetten