[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Wet belastingen op milieugrondslag ter uitvoering van de afbouw van de salderingsregeling voor kleinverbruikers

Eindtekst

Nummer: 2023D04932, datum: 2023-02-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2020Z18293:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

7 februari 2023



	Wijziging van de Elektriciteitswet 1998, de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht, de Omgevingswet en de Wet belastingen op milieugrondslag
onder meer ter uitvoering van de afbouw van de salderingsregeling voor
kleinverbruikers







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



		Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden,
Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het stellen van regels
noodzakelijk is ter uitvoering van de afbouw van de salderingsregeling
voor kleinverbruikers;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Elektriciteitswet 1998 wordt als volgt gewijzigd:

aA

	Artikel 1, zevende lid, als volgt gewijzigd:

	1. In de aanhef wordt na “zonneweides op land,” ingevoegd
“installaties voor het opslaan of converteren van elektriciteit,” en
wordt “productie-installatie” vervangen door “installatie”.

	2. In onderdeel a wordt na “zonneweides” ingevoegd “,
installaties voor het opslaan of converteren van elektriciteit” en
vervalt aan het slot na de puntkomma “en”.

	3. Onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, worden
twee onderdelen toegevoegd, luidende:

	c. ten minste Ă©Ă©n van de installaties een windpark of zonneweide
betreft; en

d. de in onderdeel a bedoelde aanvraag niet meer dan vier onroerende
zaken als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de
Wet waardering onroerende zaken behelst.

A

	Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:

	1. In het eerste lid wordt “het bepaalde bij of krachtens deze wet”
vervangen door “het bepaalde bij of krachtens deze wet, met
uitzondering van de artikelen, bedoeld in het zevende lid,”.

	2. Na het zesde lid wordt een lid toegevoegd, luidende: 

	7. Onze Minister wijst bij besluit de ambtenaren aan die toezicht
houden op de naleving van artikel 26aa, tweede lid, en 78, vijfde lid. 

B

	In artikel 5a wordt “het bepaalde bij of krachtens deze wet”
vervangen door “het bepaalde bij of krachtens deze wet, met
uitzondering van de artikelen, bedoeld in artikel 5, zevende lid,”.

C 

	Artikel 26aa wordt gewijzigd als volgt:

	1. Voor de tekst van het artikel wordt de aanduiding “1.”
geplaatst.

	2. Na het eerste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

	2. Een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, beschikt over
een geĂŻnstalleerde meetinrichting die de elektriciteit die van het net
wordt afgenomen en de elektriciteit die op het net wordt ingevoed
afzonderlijk kan meten, tenzij:

	a. die afnemer blijkens de voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste
lid, onderdelen a of b, beschikt over een onbemeten aansluiting;

	b. de netbeheerder na het tijdstip waarop de periode, bedoeld in
artikel 26ae, eerste lid, aanvangt de afnemer nog geen geĂŻnstalleerde
meetinrichting die de elektriciteit die van het net wordt afgenomen en
de elektriciteit die op het net wordt ingevoed afzonderlijk kan meten
ter beschikking heeft gesteld;

	c. de netbeheerder redelijkerwijs niet in staat is een dergelijke
meetinrichting te plaatsen en de oorzaak daarvan niet in de macht van de
afnemer ligt.

D

	Artikel 26ae wordt gewijzigd als volgt: 

	1. In het eerste lid wordt “tenzij die afnemer blijkens de
voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdelen a of b,
beschikt over een onbemeten aansluiting.” vervangen door “tenzij:

	a. die afnemer blijkens de voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste
lid, onderdelen a of b, beschikt over een onbemeten aansluiting;

	b. de netbeheerder redelijkerwijs niet in staat is een meetinrichting
te plaatsen die de elektriciteit die van het net wordt afgenomen en de
elektriciteit die op het net wordt ingevoed afzonderlijk kan meten;

	c. die afnemer reeds de beschikking heeft over een geĂŻnstalleerde
meetinrichting die de elektriciteit die van het net wordt afgenomen en
de elektriciteit die op het net wordt ingevoed afzonderlijk kan
meten.”.

	2. In het vierde lid wordt:

	a. “een eerder tijdstip” gewijzigd in “een ander tijdstip”;

	b. “een meetinrichting ter beschikking wordt gesteld die ten minste
voldoen aan de krachtens artikel 95la, eerste lid, gestelde eisen”
gewijzigd in “een meetinrichting als bedoeld in het elfde lid ter
beschikking wordt gesteld”.

	3. In het elfde lid wordt “In dat geval wordt door de netbeheerder
een niet op afstand uitleesbare meetinrichting ter beschikking
gesteld.” vervangen door “In dat geval wordt door de netbeheerder
een niet op afstand uitleesbare meetinrichting ter beschikking gesteld
die de elektriciteit die van het net wordt afgenomen en de elektriciteit
die op het net wordt ingevoed afzonderlijk kan meten.”.

	4. Na het veertiende lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

	15. De netbeheerder zendt Onze Minister de persoonsgegevens van een
afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, indien de netbeheerder
deze afnemer een geĂŻnstalleerde meetinrichting als bedoeld in artikel
26aa, tweede lid, ter beschikking heeft gesteld maar dit niet heeft
geleid tot installatie van de meetinrichting.

	16. De netbeheerder kan een leverancier verzoeken het
correspondentieadres van een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste
lid, te verstrekken indien dit noodzakelijk is ten behoeve van de taak,
bedoeld in het eerste lid. Een leverancier verstrekt deze gegevens.

E

Artikel 31c wordt gewijzigd als volgt: 

	1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:

	1. Voor afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, die duurzame
elektriciteit invoeden op het net, berekent de leverancier de kosten van
het verbruik ten behoeve van de facturering en inning van de jaarlijkse
leveringskosten door per jaar de kosten van de in dat jaar aan het net
hoeveelheid onttrokken elektriciteit te verminderen met het van
toepassing zijnde percentage, genoemd in artikel 50, tweede lid, van de
Wet belastingen op milieugrondslag, van de kosten van de in dat jaar op
het net ingevoede hoeveelheid elektriciteit, voor zover de hoeveelheid
ingevoede elektriciteit niet meer bedraagt dan de hoeveelheid aan het
net onttrokken elektriciteit. Als er in het jaar verschillende perioden
worden gehanteerd met een bij die periode horend tarief, is het voor de
berekening, bedoeld in de eerste zin, door de leverancier te hanteren
tarief per periode voor de ingevoede elektriciteit gelijk aan het tarief
voor de onttrokken elektriciteit en wordt het percentage, genoemd in
artikel 50, tweede lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag,
telkens per periode toegepast en worden de uitkomsten van deze
afzonderlijke berekeningen bij elkaar opgeteld. In het geval gedurende
een periode het percentage, genoemd in artikel 50, tweede lid, van de
Wet belasting op milieugrondslag wijzigt, past de leverancier bij de
berekening, bedoeld in de eerste zin, dat gewijzigde percentage toe
vanaf het tijdstip dat de wijziging van het percentage ingaat.

	2. Voor afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, die
niet-duurzame elektriciteit invoeden op het net, berekent de leverancier
de kosten van het verbruik ten behoeve van de facturering en inning van
de jaarlijkse leveringskosten door per jaar de kosten van de in dat jaar
aan het net onttrokken hoeveelheid elektriciteit te verminderen met het
van toepassing zijnde percentage, genoemd in artikel 50, tweede lid, van
de Wet belastingen op milieugrondslag, van de kosten van in dat jaar de
op het net ingevoede hoeveelheid elektriciteit, met een maximum van 5000
kWh aan op het net ingevoede elektriciteit, voor zover de hoeveelheid
ingevoede elektriciteit niet meer bedraagt dan de hoeveelheid aan het
net onttrokken elektriciteit met een maximum van 5000 kWh. Als er in het
jaar verschillende perioden worden gehanteerd met een bij die periode
horend tarief, is het voor de berekening, bedoeld in de eerste zin, door
de leverancier te hanteren tarief per periode voor de ingevoede
elektriciteit gelijk aan het tarief voor de onttrokken elektriciteit en
wordt het percentage, genoemd in artikel 50, tweede lid, van de Wet
belastingen op milieugrondslag, telkens per periode toegepast en worden
de uitkomsten van deze afzonderlijke berekeningen bij elkaar opgeteld.
In het geval gedurende een periode het percentage, genoemd in artikel
50, tweede lid, van de Wet belasting op milieugrondslag wijzigt, past de
leverancier bij de berekening, bedoeld in de eerste zin, dat gewijzigde
percentage toe vanaf het tijdstip dat de wijziging van het percentage
ingaat.

	2. Na het derde lid worden vier leden toegevoegd, luidende:

	4. De redelijke vergoeding kan niet worden vastgesteld op een negatief
bedrag. 

	5. Het voor de redelijke vergoeding, bedoeld in het derde lid, te
hanteren minimumtarief bedraagt ten minste 80% van de kosten die de
leverancier is overeengekomen met de afnemer voor de afname van
elektriciteit per kWh, met uitzondering van de daarvoor te berekenen
belastingen en heffingen, tenzij dit hoger ligt dan een absoluut tarief
dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden vastgesteld. In dat
geval geldt dat vastgestelde tarief als minimumtarief voor de redelijke
vergoeding. 

	6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden gesteld over de berekening van de jaarlijkse leveringskosten.

	7. Indien de leveringsovereenkomst, bedoeld in artikel 95m, eerste lid,
voor afloop van het jaar als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt
beëindigd, worden de leveringskosten in afwijking van het eerste of
tweede lid berekend over het deel van het jaar waar de overeenkomst op
van toepassing is, tenzij de opvolgende overeenkomst wordt afgesloten
bij dezelfde leverancier. Het eerste en tweede lid zijn van
overeenkomstige toepassing.

Ea

	Artikel 31c, vijfde lid, komt te luiden:

	5. Onze Minister stelt elke twee jaar de hoogte of de berekening van de
redelijke vergoeding vast. De Autoriteit Consument en Markt brengt
voorafgaand een advies uit over de redelijke vergoeding en houdt hierbij
in ieder geval rekening met de prijsontwikkeling voor geleverde
elektriciteit en de belangen van afnemers als bedoeld in artikel 95a,
eerste lid. Indien Onze Minister bij de vaststelling afwijkt van het
advies motiveert hij dit bij zijn besluit, en legt hij het besluit
binnen vier weken nadat het is vastgesteld over aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen
nadere regels worden vastgesteld over de vaststelling en bekendmaking
van de hoogte of de berekening van de redelijke vergoeding. 

F

	Artikel 77h wordt gewijzigd als volgt:

	1. Voor de tekst van het artikel wordt de aanduiding “1.”
geplaatst.

2. In het eerste lid wordt “en 26ae, tiende lid,” vervangen door
“, 26ae, tiende en vijftiende lid, en 78, vijfde lid,”.

3. Na het eerste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

	2. Onze Minister kan in geval van overtreding van artikel 26aa, tweede
lid, en 78, vijfde lid, de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

Fa

	In artikel 77i, eerste lid, onderdeel b, wordt na “31b,” ingevoegd
“31c, derde lid,”.

G 

	Na artikel 78, vierde lid, wordt een lid toegevoegd, luidende: 

	5. Onze Minister kan een leverancier verzoeken de persoonsgegevens van
een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, te verstrekken
indien deze afnemer blijkens de door de netbeheerder op grond van
artikel 26ae, vijftiende lid, verstrekte informatie niet beschikt over
een geĂŻnstalleerde meetinrichting als bedoeld in artikel 26aa, tweede
lid. Een leverancier verstrekt deze persoonsgegevens. 

ARTIKEL IA

	In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt na artikel 5.8 een
artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.8a

	1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met het oog op de
verduurzaming van het energiegebruik andere rechtspersonen of
natuurlijke personen die handelen in de uitoefening van beroep of
bedrijf worden aangewezen die op verzoek gegevens over het
energiegebruik van eindafnemers verstrekken aan het bevoegd gezag, voor
zover die gegevens noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de
uitvoeringstaak en de handhavingstaak. 

	2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over
de gevallen waarin in ieder geval voldaan is aan de verplichting,
bedoeld in het eerste lid, tot het verstrekken van gegevens en de wijzen
waarop gegevens als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt.

ARTIKEL IB

	In de Omgevingswet wordt na artikel 18.25 een artikel ingevoegd,
luidende:

Artikel 18.25a (informatieverstrekking uitvoering en handhaving
energiegebruik)

	1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met het oog op de
verduurzaming van het energiegebruik andere rechtspersonen of
natuurlijke personen die handelen in de uitoefening van beroep of
bedrijf worden aangewezen die op verzoek gegevens over het
energiegebruik van eindafnemers verstrekken aan het bevoegd gezag, voor
zover die gegevens noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de
uitvoeringstaak en de handhavingstaak. 

	2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over
de gevallen waarin in ieder geval voldaan is aan de verplichting,
bedoeld in het eerste lid, tot het verstrekken van gegevens en de wijzen
waarop gegevens als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt.

ARTIKEL II

	In artikel 50, tweede lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag
wordt “de via de aansluiting ingevoede elektriciteit” vervangen door
“een percentage van de via de aansluiting ingevoede elektriciteit. Dit
percentage bedraagt in: 

	a. de kalenderjaren tot en met het kalenderjaar 2024 100%;

	b. het kalenderjaar 2025 64%;

	c. het kalenderjaar 2026 64%;

	d. het kalenderjaar 2027 55%;

	e. het kalenderjaar 2028 46%;

	f. het kalenderjaar 2029 37%;

	g. het kalenderjaar 2030 28%;

	h. de kalenderjaren vanaf 2031 0%.” 

ARTIKEL IIA

	1. Onze Minister voor Klimaat en Energie zendt in overeenstemming met
Onze Minister van Financiën uiterlijk 1 maart 2025 en 1 maart 2028 aan
de Staten-Generaal een verslag over de effecten van deze wet op het
eigen verbruik van afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, van
de Elektriciteitswet 1998 van met zonnepanelen opgewekte elektriciteit,
de ontwikkeling van zonnepanelen op daken, de investeringen in
zonnepanelen in de huursector en de koopsector, en de terugverdientijden
van investeringen in zonnepanelen door afnemers, als bedoeld in artikel
95a, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998.

	2. In het verslag, bedoeld in het eerste lid, wordt de regeling voor de
afbouw van de percentages door artikel II, in samenhang met de redelijke
vergoeding, bedoeld in artikel 31c, derde lid, van de Elektriciteitswet
1998 opnieuw beoordeeld tegen de achtergrond van de gewenste
terugverdientijd van de investeringen in zonnepanelen van zeven jaar en
ten hoogste negen jaar. 

Artikel III

	1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

	2. In afwijking van het eerste lid:

	a. treden artikel I, onderdeel E, subonderdeel 2, voor wat betreft
artikel 31c, vijfde en zesde lid, en onderdeel Fa, in werking met ingang
van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet
wordt geplaatst;

	b. treedt artikel I, onderdeel Ea, in werking met ingang van 1 januari
2027.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. 

Gegeven

De Minister voor Klimaat en Energie, 

De Staatssecretaris van Financiën,

De Minister voor Klimaat en Energie, 

De Staatssecretaris van Financiën,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1