Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over voortgang versterking VTH-stelsel (Kamerstuk 22343-151)
Handhaving milieuwetgeving
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2023D06019, datum: 2023-02-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2023D06019).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: G.B. Koerselman, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2023Z00343:
- Indiener: V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2023-01-19 13:25: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-01-25 10:15: Procedurevergadering Infrastructuur en Waterstaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2023-02-14 12:00: Voortgang versterking VTH-stelsel (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2023-03-22 11:30: Procedurevergadering Infrastructuur en Waterstaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2023-03-29 10:00: Vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH-stelsel) (Commissiedebat), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2023-03-30 13:05: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2023D06019 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over haar brief inzake de voortgang van de versterking van het stelsel voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH-stelsel) (Kamerstuk 22 343, nr. 351).
De voorzitter van de commissie,
Tjeerd de Groot
De adjunct-griffier van de commissie,
Koerselman
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
Inleiding
VVD-fractie
D66-fractie
GroenLinks-fractie
Partij voor de Dieren-fractie
BBB-fractie
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de voortgangsbrief Versterking VTH-stelsel van 16 januari 2023. Deze leden hebben daar, ter voorbereiding op het commissiedebat Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving van 29 maart 2023, nog enkele vragen over.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief Voortgang versterking VTH-stelsel.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de voortgang van de versterking van het VTH-stelsel. Zij vinden het belangrijk dat de aanbevelingen van de commissie-Van Aartsen zo snel mogelijk worden uitgevoerd en hebben hierover enkele vragen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorliggende brief over de voortgang van de versterking van het VTH-stelsel en hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris betreffende de voortgang van de versterking van het VTH-stelsel. Dit lid heeft nog wel een vraag.
VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief de verwijzing naar de toezegging van 8 juli en van 13 september 2022 dat de Tweede Kamer voor het kerstreces over de voortgang geïnformeerd zal worden. Deze leden lezen dat in het Interbestuurlijk Programma (IBP) op 24 november 2022 besluitvorming heeft plaatsgevonden. Echter is de brief pas gedateerd op 16 januari 2023. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom het niet mogelijk is gebleken de brief voor het kerstreces te versturen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat milieucriminaliteit wordt opgenomen in de volgende veiligheidsagenda. Is de Staatssecretaris bekend met de Veiligheidsagenda 2023–2026, zoals door de Minister van Justitie en Veiligheid gepresenteerd, waarin milieucriminaliteit wel als groot maatschappelijk thema benoemd wordt, maar niet als landelijke beleidsdoelstelling opgenomen is? Waarom wordt de keuze dan gemaakt het onderwerp op te nemen in de «volgende veiligheidsagenda»? Kan de Staatssecretaris aangeven welke concrete maatregelen ingezet en welke resultaten bereikt zullen worden door het effectiever vormgeven van de opsporing van milieucriminaliteit, zoals beschreven in de Veiligheidsagenda 2023–2026?
De leden van de VVD-fractie lezen dat in veel gevallen de planning achterloopt ten opzichte van de planning, zoals meegestuurd met het programmaplan. Zij lezen dat provincies, ook na herhaaldelijk navragen, informatie ten aanzien van de basistaken laat of niet aanleveren, en dat enkele provincies hebben aangegeven meer tijd nodig te hebben. Kan de Staatssecretaris aangeven welke provincies dat zijn, welke zaken zij daarvoor moeten uitzoeken en of zij inmiddels een totaalbeeld heeft? Kan zij dat totaalbeeld delen met de Tweede Kamer?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het basistakenpakket in een circulaire in februari wordt gepubliceerd. Kan de Staatssecretaris deze circulaire naar de Tweede Kamer toesturen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er zes pijlerplannen zullen worden vastgesteld in de stuurgroep op 17 januari 2023. Deze leden vragen of deze pijlerplannen met de Tweede Kamer gedeeld kunnen worden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat in de verkenning wordt geconcludeerd dat de huidige informatie- en kennisinfrastructuur divers en uiteenlopend is georganiseerd en dat kennis niet integraal ontsloten wordt. Tevens ontbreekt het aan een eenduidige visie en uniforme regie. Deze leden vragen de Staatssecretaris wat de rol is van de stelselverantwoordelijke in dezen. Op welke manier zou, in de ogen van de Staatssecretaris, uniforme regie en een eenduidige visie tot stand moeten komen? Kan de Staatssecretaris aangeven op welke manier de aanpak van pijler 4 zich verhoudt tot de opmerkingen onder punt f uit de rapportage van de commissie-Van Aartsen waarbij zij o.a. aangeeft over te gaan tot het verplichten van informatie-uitwisseling?
De leden van de VVD-fractie lezen in de verkenning over bestaande kennisnetwerken, zoals het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO), Kennisnet ODNL, PleK en BRZO+. Deze leden lezen in de verkenning niet over het bij een deel van de omgevingsdiensten operationele systeem, bekend onder de naam Altijd Actuele Digitale Vergunning (AADV). Kan de Staatssecretaris aangeven op welke wijze de AADV onderdeel is van de besprekingen binnen het IBP en kan zij aangeven waarom dat systeem niet genoemd is in de verkenning? Kan zij aangeven welke kansen AADV biedt en wat ervoor nodig is om dat systeem landelijk uit te rollen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat naar aanleiding van de motie-Haverkort c.s. (Kamerstuk 22 343, nr. 341) overleg geweest is met Omgevingsdienst NL (ODNL) en dat het moeilijk is om te voorspellen hoeveel vergunningen er de komende vijf jaar zullen worden aangevraagd. Ook lezen deze leden dat er een arbeidsmarktcampagne is gestart, zodat er voldoende gekwalificeerd personeel is voor het behandelen van vergunningaanvragen. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer er voldoende gekwalificeerd personeel is, als onbekend is hoeveel vergunningaanvragen er zullen komen? Is zij het met deze leden eens dat «navragen bij ODNL» iets heel anders is dan «onderzoeken welke extra maatregelen kunnen worden genomen om ervoor te zorgen dat de energietransitie en de circulaire economie niet in gevaar komen door ontbrekende vergunningen»? Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel vergunningen er momenteel per omgevingsdienst worden beheerd? Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel aanvragen er momenteel per omgevingsdienst in behandeling zijn en kan de Staatssecretaris opnieuw met de provincies en de omgevingsdiensten in overleg om daadwerkelijk te onderzoeken hoeveel vergunningaanvragen zij de komende jaren verwachten? Kan de Staatssecretaris aangeven wat momenteel de doorlooptijd is van een vergunningaanvraag voor een Brzo-bedrijf? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat er een maximale termijn zou moeten zijn voor de doorlooptijd van een Brzo-vergunningsaanvraag? Zo ja, welke termijn zou daar maximaal voor moeten staan? Is de Staatssecretaris op de hoogte van het feit dat diverse bedrijven vele maanden en soms meer dan een jaar moeten wachten op een reactie van de omgevingsdienst of provincie op hun aanvraag en kan zij aangeven wat er in het programmaplan van het IBP aan maatregelen is voorzien om deze reactietijden te verkorten?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er momenteel gewerkt wordt aan een vergunningenstrategie. Kan de Staatssecretaris aangeven wat daaronder verstaan wordt, welke resultaten een dergelijke strategie op zal leveren en wanneer deze gedeeld kan worden met de Tweede Kamer?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de verkenning naar het versnellen van de vergunningverlening pas in het eerste kwartaal van 2023 zal worden toegezonden. Daarbij lezen deze leden dat de Minister van Economische Zaken de doorlooptijd breder wil beschouwen en om die reden de reactie op de motie-Boucke/Erkens (Kamerstuk 29 826, nr. 137) uitstelt. Deze leden vragen de Staatssecretaris welke bredere beschouwing hierbij bedoeld wordt. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het overleg met de Minister van Economische Zaken heeft plaatsgevonden en hoe de motie-Boucke/Erkens zich verhoudt tot de toezegging van 12 oktober 2022 die specifiek gaat over het vergunningsverleningsproces met betrekking tot de winning van zand en grind? Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer de Kamer geïnformeerd wordt over de behoefte aan winning van zand en grind, zoals toegezegd in de beantwoording op de vragen van de leden Koerhuis, Haverkort en De Groot op 28 april 2022 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022, Aanhangsel Handelingen, nr. 2572)?
D66-fractie
De leden van de D66 fractie merken op dat een effectief en efficiënt VTH-stelsel onmisbaar is om adequaat op te kunnen treden tegen milieucriminaliteit en om onze gezondheid te beschermen tegen schadelijke stoffen die vrijkomen bij bedrijfsprocessen, verkeer of landbouw.
De leden van de D66-fractie hebben nog wel enkele vragen. Wat is het algemene beeld van de Staatssecretaris bij de voortgang van het IBP tot dusver? Welke concrete stappen zijn er tot dusver gezet en hoe kijkt de Staatssecretaris naar de opgelopen vertraging?
De leden van de D66-fractie hebben tevens vragen over de recente berichtgeving over het VTH-stelsel en specifiek over de rol van de ILT. Hoe kijkt de Staatssecretaris naar de recente berichtgeving dat uit eigen onderzoek van het ILT blijkt dat in veel sectoren, van scheepvaart tot de chemie, de veiligheid niet gegarandeerd kan worden? En hoe kijkt de Staatssecretaris naar het huidige systeem van werken van de ILT met een veelvoud aan certificerende instellingen? Hoe is het toezicht op deze instellingen geborgd?
De leden van de D66-fractie vinden dat het, om goed te kunnen samenwerken, cruciaal is dat omgevingsdiensten en ketenpartners op een betrouwbare manier informatie met elkaar kunnen delen. Om goed samen te kunnen werken is een, met privacy waarborgen omkleed, gedeeld informatiesysteem nodig waarvan alle bestuurlijke en strafrechtelijke diensten die betrokken zijn bij opsporing en handhaving van milieucriminaliteit gebruik kunnen maken. Hierover hebben deze leden nog een aantal vragen. Hoe staat het met de uitvoering van motie-Hagen/Sneller (Kamerstuk 22 343, nr. 329) over een gedeeld informatiesysteem voor alle bestuurlijke en strafrechtelijke diensten die zijn betrokken bij opsporing en handhaving rond milieucriminaliteit? Hoe ver is de Staatssecretaris met het in de Omgevingswet vastleggen dat Inspectieview het verplichte systeem wordt om informatie te delen voor de gehele VTH-keten? Welke stappen heeft de Staatssecretaris reeds gezet en welke stappen moeten nog worden gezet? In de voortgangsrapportage geeft de Staatssecretaris aan dat een aantal zaken zullen worden benoemd in de visie kennismanagement. Wanneer kunnen we deze verwachten? Waarom is hiervoor gekozen, aangezien de planning hierdoor minimaal twaalf maanden vertraging lijkt op te lopen volgens de voortgangsrapportage?
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat milieucriminaliteit zowel voor onze gezondheid als voor ons milieu een groot risico is. Deze leden zijn dan ook blij dat er extra geld wordt uitgetrokken in het coalitieakkoord om de ILT en de strafketen te versterken. Over de strafketen en het aanpakken van milieucriminaliteit hebben deze leden een tweetal vragen. Zijn er al keteneffecten zichtbaar (bijvoorbeeld het aantal milieucriminaliteitzaken bij het OM) van de investeringen in het VTH-stelsel, de ILT, politie en justitie uit het coalitieakkoord? Zo nee, wat is de verwachting van de Staatssecretaris? Zijn politie, OM en zittende magistratuur voldoende geëquipeerd om een (verwachte) toestroom aan nieuwe zaken aan te kunnen? Hoe is de Staatssecretaris van plan opvolging te gaan geven aan de motie-Hagen/Sneller (Kamerstuk 22 343, nr. 444) over in de Wet op de economische delicten opnemen dat sancties op milieudelicten doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend moeten zijn?
De leden van de D66-fractie vinden dat om adequaat en effectief op te kunnen treden, het belangrijk is dat alle omgevingsdiensten beschikken over het juiste takenpakket en mandaat. Deze leden vinden het belangrijk dat er snel helderheid wordt geboden over het takenpakket en het mandaat van de omgevingsdiensten. Hierover hebben deze leden enkele vragen. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe zij een eensluidend mandaat voor alle omgevingsdiensten krijgt, zonder dat dit geborgd is in wet- en regelgeving? Dan blijft het juridisch mandaat toch bij gemeenten liggen en is er sprake van politieke willekeur van de aanpak van bijvoorbeeld milieucriminaliteit? In de brief geeft de Staatssecretaris aan dat zij eind januari een totaalbeeld zou hebben van het beleggen van de uitvoering van alle basistaken door gemeenten bij omgevingsdiensten. Heeft de Staatssecretaris hier inmiddels een overzicht van? Hoe staat het nu met de opvolging van de concrete aanbeveling van Van Aartsen dat een directeur van een omgevingsdienst zelfstandig moet kunnen overgaan tot handhaving (zonder tussenkomst van het bevoegd gezag)? Is hiervoor aanpassing van wet- en regelgeving nodig?
De leden van de D66-fractie hebben daarnaast nog een aantal overige vragen. In het overzicht van acties geeft de Staatssecretaris aan dat er een notitie is voorgelegd aan de stuurgroep. Zijn hierin ook andere opties opgenomen/worden er ook andere opties besproken dan het samen laten vallen van de grenzen van de omgevingsdiensten met de grenzen van de veiligheidsregio’s? In de voortgangsrapportage geeft de Staatssecretaris aan dat uiterlijk 1 december 2022 data moesten zijn aangeleverd voor het opzetten van pilots op het gebied van landelijke normfinanciering. Hoe staat het hier nu mee en is er reeds zicht op concrete pilots? Is er reeds een overzicht van de thematische onderzoeken die uitgevoerd zullen worden (zoals genoemd bij aanbeveling 9)? Op welke manier heeft de Staatssecretaris tot dusver opvolging gegeven aan motie-Haverkort c.s. (Kamerstuk 22 343, nr. 341) over voorkomen dat de energietransitie en de circulaire economie in gevaar komen door ontbrekende vergunningen? De termijn om zowel de gedachtevorming als de besluitvorming over dit complexe en bestuurlijk gevoelige onderwerp te realiseren, bleek te kort te zijn. Daarom heeft het pijlerteam een notitie opgesteld waarover een uitspraak wordt gevraagd van het bestuurlijk overleg. In de stuurgroep van 15 november en op het bestuurlijk overleg van 24 november wordt deze notitie voorgelegd. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre de Minister van Binnenlandse Zaken bij deze zaak is aangesloten?
GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het belangrijk dat de eerste twee aanbevelingen spoedig worden uitgevoerd. Het formuleren van landelijke criteria voor effectieve en efficiënte omgevingsdiensten om de ondergrens van omgevingsdiensten te verhogen én het formuleren van minimum kwaliteitscriteria zouden een eerste stap moeten zijn om het stelsel te verbeteren. Deelt de Staatssecretaris die mening? Aangezien het rapport van de commissie-Van Aartsen al bijna twee jaar geleden is verschenen, vragen deze leden waarom er nog niet aan de ambitie is voldaan om het formuleren van die criteria al in het vierde kwartaal van 2022 af te ronden. Gaat het nog wel lukken om deze afspraken te maken, zodat er tijdig kan worden voldaan aan de uitvoering van die afspraken nog dit jaar?
Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat de conclusies van de commissie-Van Aartsen in het rapport «Om de Leefomgeving» niet mals waren. Zo constateerde de commissie dat het VTH-stelsel wordt gekenmerkt door fragmentatie en vrijblijvendheid, waardoor omgevingsdiensten hun rol niet kunnen invullen, zoals de bedoeling is. Inmiddels zijn er al bijna twee jaar verstreken sinds het rapport is gepubliceerd, en hoewel er aan de slag is gegaan met het uitvoeren van de aanbevelingen, zien deze leden ook dat er veel vertraging optreedt bij het uitvoeren van de aanbevelingen. Wat gaat de Staatssecretaris doen, zodat de vertraging zoveel mogelijk beperkt blijft en alle tien de aanbevelingen worden uitgevoerd, uiterlijk binnen twee jaar vanaf de start van het IBP VTH-stelsel? En hoe kan het dat er nog steeds geen duidelijkheid is of alle gemeenten hetzelfde basistakenpakket bij de omgevingsdiensten hebben belegd? Waarom verloopt dit zo traag?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen graag nog eens aanstippen dat zij het niet eens zijn met hoe de Staatssecretaris uitvoering geeft aan aanbeveling 9; het «inrichten van Rijkstoezicht op omgevingsdiensten», gezien de Staatssecretaris ervoor kiest de aanbeveling niet uit te voeren, zoals deze is bedoeld. Zo wordt er geen Rijkstoezicht ingesteld, maar moeten omgevingsdiensten visitaties uitvoeren bij elkaar. De Staatssecretaris heeft aangegeven dat onder andere de heer Van Aartsen bereid is om te reflecteren op het proces en de resultaten van de uitvoering van zijn aanbevelingen. Deze leden zijn benieuwd of de heer Van Aartsen al betrokken is geweest bij de uitvoering van de aanbevelingen en wat zijn oordeel was over het proces en de resultaten tot nu toe. Zeker gericht op de uitvoering van aanbeveling 9.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat sinds het rapport «Om de Leefomgeving» is gepubliceerd, er nog steeds bedrijven zijn die – legaal en illegaal – schade aan de leefomgeving veroorzaken door ziekmakende stoffen in het milieu te brengen, zoals verschillende asfaltfabrieken, chemiebedrijf Chemours en staalfabrikant Tata Steel. Wanneer gaat de Staatssecretaris met haar vuist op tafel slaan en het milieu en de gezondheid van omwonenden daadwerkelijk beschermen? Is zij het met deze leden eens dat alleen door keuzes te maken over welke activiteiten we nog toestaan, het milieu en de gezondheid van omwonenden kunnen worden beschermd? Ook zijn deze leden benieuwd naar de reactie van de Staatssecretaris op het nieuws dat een milieu-inspecteur die namens de omgevingsdienst toezicht hield op Tata Steel is overgestapt naar Tata Steel. Herkent de Staatssecretaris dat het vaker voorkomt dat toezichthouders overstappen naar bedrijven waar zij toezicht op hielden? En vindt de Staatssecretaris het wenselijk dat alle kennis en kunde van hoe het er in een omgevingsdienst aan toegaat daardoor bij bedrijven belanden? Wat gaat zij doen om dit soort overstappen te voorkomen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen met betrekking tot de 18 miljoen die is gereserveerd voor de versterking van het VTH-stelsel en de omgevingsdiensten, of dit genoeg is. Heeft de Staatssecretaris hier al zicht op? Bereiken haar signalen dat er meer budget nodig is om de aanbevelingen goed uit te kunnen voeren? Is de verdeling van het huidige budget effectief? En kan de Staatssecretaris in kaart brengen of en, zo ja, hoeveel extra budget er nodig is om de aanbevelingen uit te voeren en daarmee de omgevingsdiensten te versterken?
De leden van de Partij voor de Dierenfractie hebben daarnaast enkele vragen over de signaalrapportage van de ILT over «Meer inzicht in en toezicht op certificering». Deze leden lezen in de signaalrapportage dat de certificeringsstelsels waarbij de ILT tekortkomingen heeft vastgesteld onder andere gaan over bodem en luchtverontreinigende stoffen. Kan de Staatssecretaris uitleggen om wat voor certificaten het hier gaat en voor welke activiteiten? Kan de Staatssecretaris uitsluiten dat er milieuschade is opgetreden door de tekortkomingen in deze certificeringsstelsels? Zo ja, hoe kan zij dit uitsluiten? Zo nee, waarom niet? En hoe verhoudt deze signaalrapportage en de bevindingen daarin zich tot het versterken van het VTH-stelsel door het uitvoeren van de aanbevelingen van Van Aartsen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben ook specifiek over het toezicht in de veehouderij nog enkele vragen. Volgens cijfers uit 2018 van onder andere LTO, de Producenten Organisatie Varkenshouderij (POV) en de brandweer kwamen omgevingsdiensten destijds gemiddeld eens in de vijf tot tien jaar op een agrarisch bedrijf. Deze leden vragen de Staatssecretaris of dit klopt. Deze leden herinneren de Staatssecretaris hierbij aan het project Intensivering Toezicht veehouderijen dat in Brabant is uitgevoerd, waarbij de drie omgevingsdiensten in drie jaar tijd alle bijna 6.000 Brabantse veehouderijbedrijven hebben gecontroleerd op de naleving van wet- en regelgeving op het gebied van natuur en milieu. Bij 52% van de controles zijn daarbij één of meerdere overtredingen vastgesteld. In vijf procent, dus bijna 300 gevallen, ging het om ernstige overtredingen. Deelt de Staatssecretaris de mening dat deze bevindingen laten zien dat er niet tot wel tien jaar kan worden gewacht met een controle? Zo nee, waarom niet? Wat is op dit moment de gemiddelde toezichtsintensiteit van omgevingsdiensten bij agrarische bedrijven? Hoe vaak gebeurt het dat een bedrijf al meer dan tien jaar niet is bezocht door een omgevingsdienst? Wat is de concrete stand van zaken met betrekking tot het verbeteren, of soms nog optuigen van de informatie-uitwisseling tussen omgevingsdiensten en tussen omgevingsdiensten en de lokale en landelijke overheid? Wanneer zal de informatie-uitwisseling op orde zijn? Omgevingsdiensten controleren onder andere of er niet méér dieren in stallen staan dan vergund. Als dit zo is, kan dat gevolgen hebben voor de uitstoot en daarmee voor de leefomgeving. Maar zij beschikken niet altijd over noodzakelijke gegevens van de landelijke overheid. Zo bleek uit onderzoek van Omroep Gelderland dat het Ministerie van LNV meer dan een jaar op de hoogte is geweest van het feit dat sommige geitenhouders méér dieren hielden dan volgens hun vergunning is toegestaan, maar deze informatie niet deelde met de omgevingsdiensten. De Kamer riep middels de aangenomen motie-Vestering (Kamerstuk 28 807, nr. 281) op om ervoor te zorgen dat omgevingsdiensten wel beschikken over de gegevens die nodig zijn om effectief toezicht te houden op dieraantallen. Wat is hiervan de stand van zaken en hoe houdt de Staatssecretaris hier zicht op?
BBB-fractie
Het lid van de fractie BBB leest dat parallel aan implementatie van de Wet open overheid (Woo) de ILT een verkenning heeft uitgevoerd naar mogelijkheden van openbaarmaking van bevindingen uit inspecties bij individuele bedrijven. Dit zou juridisch mogelijk zijn, mits er een belangenafweging plaatsvindt en er wettelijke begrenzingen in acht worden genomen. Hoe ziet deze belangenafweging eruit en welke wettelijke begrenzingen moeten er in acht worden genomen?