[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Motie van de leden Pouw-Verweij en Peters over in beeld brengen hoe een toenemende daling van de afbouw vorm kan krijgen en wat de financiële consequenties daarvan zijn

Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de herinvoering van de basisbeurs in het hoger onderwijs, de verstrekking van een tegemoetkoming aan studenten die onder het studievoorschotstelsel hebben gestudeerd en de verruiming van de 1-februariregeling voor ho-studenten die zijn doorgestroomd vanuit het mbo (Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs)

Motie

Nummer: 2023D06287, datum: 2023-02-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36229-27).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36229 -27 Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de herinvoering van de basisbeurs in het hoger onderwijs, de verstrekking van een tegemoetkoming aan studenten die onder het studievoorschotstelsel hebben gestudeerd en de verruiming van de 1-februariregeling voor ho-studenten die zijn doorgestroomd vanuit het mbo (Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs).

Onderdeel van zaak 2023Z02716:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

36 229 Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de herinvoering van de basisbeurs in het hoger onderwijs, de verstrekking van een tegemoetkoming aan studenten die onder het studievoorschotstelsel hebben gestudeerd en de verruiming van de 1-februariregeling voor ho-studenten die zijn doorgestroomd vanuit het mbo (Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs)

Nr. 27 MOTIE VAN DE LEDEN POUW-VERWEIJ EN PETERS

Voorgesteld 15 februari 2023

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het bedrag van de aanvullende beurs voor inkomens van € 35.000 tot € 70.000 proportioneel wordt afgebouwd, waarbij de daling met een lineaire curve verloopt;

overwegende dat bij inkomens tot € 70.000 een betekenisvolle aanvullende beurs nodig is;

overwegende dat vanwege deze steile afbouw het effect van het verhogen van de inkomensgrens voor een groot deel teniet wordt gedaan omdat lang voor het maximuminkomen de hoogte van de aanvullende beurs al aanzienlijk is verlaagd;

overwegende dat het vormgeven van de afbouw met een toenemende daling, waarbij de daling met een curve aanvankelijk vrij vlak en aan het slot steil verloopt, ertoe leidt dat meer studenten een hogere aanvullende beurs kunnen krijgen;

roept het kabinet op in beeld te brengen hoe een toenemende daling van de afbouw vorm kan krijgen en wat de financiële consequenties hiervan zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

Pouw-Verweij

Peters