[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 21 februari 2023 (Kamerstuk 21501-02-2608)

Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2023D07257, datum: 2023-02-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-02-2613).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 02-2613 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken .

Onderdeel van zaak 2023Z03083:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2613 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 23 februari 2023

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 10 februari 2023 over de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 21 februari 2023 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2608).

De vragen en opmerkingen zijn op 15 februari 2023 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 21 februari 2023 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Bromet

De adjunct-griffier van de commissie,
Poulino

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 21 februari 2023 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2608). De leden hebben een aantal aanvullende vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van de Minister van Buitenlandse Zaken. Zij hebben nog een aantal vragen over de brede inzet van het kabinet in de Europese Unie (EU).

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en hebben hier nog enkele vragen/opmerkingen over.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 21 februari 2023 en de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden. De leden hebben over de agenda en de daarbij behorende kabinetsinzet nog enkele vragen.

De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van het verslag van de Raad Algemene Zaken van 6 februari 2023 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2607) en de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 21 februari 2023 en hebben daar nog enkele vragen over.

Geannoteerde agenda Raad Algemene Zaken d.d. 21 februari 2023

Voorbereiding Europese Raad van 23 – 24 maart

Economie / concurrentievermogen

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Raad Algemene Zaken d.d. 21 februari verder voort zal borduren op eerdere discussies over het Green Deal Industrial Plan van de Europese Commissie. Bij de Europese Raad van 9 en 10 februari jl. is er een akkoord bereikt over het steunen van het Green Deal Industrial Plan. De precieze uitwerking hiervan wordt aan de Europese Commissie overgelaten. Hoe verwacht de Minister dat een verdere uitwerking van het Green Deal Industrial Plan zal verlopen? Op welke termijn is een definitief plan te verwachten? De leden vragen of het vóór de uiteindelijke uitwerking van het Green Deal Industrial Plan nog mogelijk is commentaar te leveren.

1. Antwoord van het kabinet:

In het op 1 februari jl. gepresenteerde Green Deal Industrial Plan van de Europese Commissie staat aangegeven dat de Commissie voorafgaand aan de Europese Raad (ER) op 23 en 24 maart concrete voorstellen zal presenteren. Hierbij wordt onder andere verwezen naar de aankomende Commissievoorstellen voor een Critical Raw Materials Act 1, een Net-Zero Industry Act en de herziening van de elektriciteitsmarkt. Ook werkt de Commissie aan de aanpassing van de staatssteunkaders, waarvoor de consultaties met lidstaten recentelijk zijn afgerond. Daarnaast is de Commissie door de ER van 15 december jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1899) en 9 februari jl. opgeroepen om met een lange termijn strategie voor het Europese concurrentievermogen te komen voorafgaand aan de ER in maart. De exacte publicatiedatum en inhoud daarvan zijn nog niet bekend. De Commissiemededeling «30 jaar interne markt» wordt ook in maart verwacht. Nederland zal de prioriteiten zoals uiteengezet in de geannoteerde agenda tot die tijd actief blijven uitdragen. Zoals gebruikelijk wordt de Kamer geïnformeerd over de kabinetsinzet op deze voorstellen.

Voornoemde leden lezen dat het kabinet van mening is dat ter financiering van de versterking van het Europees concurrentievermogen, bestaande financiële instrumentaria optimaal benut moeten worden. Aan welke bestaande instrumentaria wordt gedacht? Hoe kan de Minister voorkomen dat het toekennen van bestaande financiële instrumentaria indirect zal leiden tot het uitkeren van geblokkeerde fondsen aan Hongarije en Polen?

2. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is inderdaad van mening dat bestaande middelen optimaal benut moeten worden. Dit betekent het beter inzetten of benutten van middelen uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF) en RePowerEU, van de Europese Investeringsbank (EIB) en uit de EU-begroting, waaronder de cohesie- en klimaatfondsen. Optimaal inzetten van bestaande instrumenten kan op twee manieren: ten eerste het bijstellen van de bestedingsdoelen van bestaande fondsen, zodat die beter benut kunnen worden voor het versterken van de Europese concurrentiekracht, en ten tweede gebruik maken van nog beschikbare marges in de bestaande fondsen en speciale instrumenten. Deze inzet laat onverlet dat het kabinet erop zal toezien dat, voordat wordt overgegaan tot uitbetaling uit het RRF, de Commissie zorgvuldig toetst of in het geval van Polen de zogeheten supermijlpalen die zien op de Tuchtkamer- en procedure voor rechters, alsmede de instelling van de herzieningsprocedure voor rechters die zijn geschorst/ontslagen, zijn gerealiseerd, en in het geval van Hongarije de supermijlpalen op corruptie en rechterlijke onafhankelijkheid zijn gerealiseerd. Tevens zet het kabinet zich er voor in dat de maatregelen onder de MFK-rechtsstaatsverordening pas worden opgeheven als Hongarije alle noodzakelijke hervormingen controleerbaar en duurzaam heeft doorgevoerd.

In de geannoteerde agenda geeft de Minister aan dat hij een voorstander is van het versnellen van steunprocedures en gerichte verruiming van steunkaders, maar terughoudend wat betreft een bredere versoepeling. De leden ondersteunen de positie van het kabinet, ook zij achten het van groot belang dat een gelijk speelveld op de Europese markt gewaarborgd blijft.

De aan het woord zijnde leden vinden het wel belangrijk om de tijdelijkheid van de versoepeling van staatssteunregels te waarborgen. Deelt de Minister deze mening? Hoe zal hij zich hiervoor inzetten?

3. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet acht het gericht verruimen van de relevante reguliere staatssteunkaders wenselijk voor zover dit helpt de groene transitie te versnellen en het gelijke speelveld voldoende wordt gewaarborgd. Gerichte verruiming van reguliere kaders – en versnelling en versimpeling van procedures – kunnen ervoor zorgen dat voorgenomen staatssteunmaatregelen sneller geïmplementeerd kunnen worden ten behoeve van de groene en digitale transitie.

Zoals met uw Kamer gedeeld in de appreciatie van de Commissie mededeling een Green Deal Industrial Plan for the Net-Zero Age 2, is het kabinet kritisch op de inzet van de Commissie om van het tijdelijk crisiskader voor de gevolgen van de oorlog in Oekraïne een tijdelijk crisis- en transitiekader te maken. Het kabinet acht het van belang dat de reguliere steunkaders fit for purpose zijn. Deze kaders kunnen duidelijkheid bieden voor de lange termijn aan bedrijven en bevatten meer waarborgen voor een gelijk speelveld op de interne markt. Een tijdelijk crisiskader is hiervoor per definitie niet geschikt.

Waar nodig zal gericht beleid noodzakelijk zijn om strategische sectoren te verduurzamen en te versterken. De leden zijn benieuwd of de Minister al duidelijk heeft gedefinieerd welke (Nederlandse) sectoren strategisch zijn. Is de Minister voornemens hier een overzicht van te maken? Zijn er vanuit de EU richtlijnen bekend gemaakt welke sectoren strategisch zijn? Hebben Nederlandse sectoren op eigen initiatief reeds het kabinet hierover benaderd? Zo niet, kan het kabinet Nederlandse sectoren hierover benaderen om zo een duidelijk beeld te creëren? Is er al een strategie opgezet om bij de Europese Commissie op te komen voor de Nederlandse strategische sectoren en de toevoeging hiervan aan het Green Deal Industrial Plan, zo vragen de leden.

4. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet werkt zowel in Europees als in nationaal verband aan het identificeren van strategische sectoren. In Europees verband zijn in de Versailles verklaring van maart 2022 zes strategische sectoren benoemd: 1) energie; 2) schaarse grondstoffen; 3) micro-electronica; 4) gezondheidssector; 5) digitalisering; 6) voedsel.

Daarnaast werkt het Ministerie van EZK sinds het afgelopen najaar aan de «Nationale Technologiestrategie». Deze strategie draagt bij aan de operationalisering van het afwegingskader «Technologisch leiderschap» en heeft tot doel om een aantal speerpunten voor onze publiek(-private) inzet op technologieën te definiëren, op basis waarvan leiderschap op deze technologieën kan worden behouden of gerealiseerd. De speerpunten kunnen worden vertaald in prioritering van middelen in volgende rondes van het Nationaal Groeifonds, de inzet op IPCEI’s, het bredere innovatie-instrumentarium en start-up/scale-up beleid. Na de zomer zal hier een brief over worden verstuurd aan de Kamer. Het Green Deal Industrial Plan focust zich met name op energietechnologieën. Het kabinet pleit ervoor om dit te verbreden naar de gehele scope van de transitie naar klimaatneutraliteit en ook circulariteit hier een plek in te geven.

De leden van de D66-fractie vragen hoe staat het met de implementatie van de Europese Green Deal? Verwacht de Minister dat alle wetsvoorstellen uit de Green Deal voor het einde van de regeerperiode van deze Commissie behandeld zullen zijn? Zo nee, op welke prioriteiten uit de Green Deal zal de Nederlandse regering inzetten? Tot wanneer mag/kan de Commissie wetsvoorstellen doen, zodat zij nog op tijd door het Europees Parlement en de Raad behandeld kunnen worden?

5. Antwoord van het kabinet:

In het afgelopen jaar zijn grote stappen gezet om de ambities van de Green Deal te realiseren. Onder het Tsjechisch voorzitterschap kwamen de Raad en het Europees Parlement tot een akkoord op een groot aantal voorstellen van het Fit-for-55 pakket, wat de Europese klimaatambities voor 2030 een stap dichterbij brengt. Het kabinet is tevreden met de voorlopige akkoorden die zijn bereikt. Deze sluiten aan bij de Nederlandse inzet. Een aantal belangrijke voorstellen, zoals de richtlijnen hernieuwbare energie en energiebesparing, methaanverordening bevindt zich inmiddels in de triloogfase en zal naar verwachting begin dit jaar worden afgerond. Het is nu zaak deze wetgeving nationaal te implementeren. Ook kwamen de instellingen tot een akkoord op de ontbossingsverordening, waarmee ontbossing en bosdegradatie die door consumptie en productie in de EU worden veroorzaakt, wordt tegengegaan. De Commissie presenteerde afgelopen tijd ook een groot aantal voorstellen om de andere ambities van de Green Deal te realiseren, zoals voorstellen op het gebied van de nulverontreinigingsambitie, circulaire economie en biodiversiteit. Tenslotte wordt ook aankomend jaar nog een flink aantal voorstellen verwacht dat onder de Green Deal valt; het kabinet verwijst hiervoor ook graag naar de Kamerbrief over het Commissiewerkprogramma3. Het is aan het Zweeds, Spaans en Belgisch voorzitterschap om de bestaande en toekomstige voorstellen zo ver mogelijk af te ronden, voor de verkiezingen van het Europees Parlement in 2024.

De leden vragen welke initiatieven de Minister heeft ondernomen of gesteund om de strategische autonomie van Europa te bevorderen. Hoe heeft hij op veiligheidsgebied meer samenwerking gezocht met lidstaten? Kan de Minister een lijst delen met de Kamer van initiatieven gericht op het vergroten van de strategische autonomie waar hij aan heeft bijgedragen, zo vragen de leden.

6. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet zet zich actief in om de open strategische autonomie (OSA) van de EU te bevorderen. Recente voorbeelden waarvoor het kabinet pleit die binnen de OSA-agenda passen zijn het streven naar een actief (groen) industriebeleid met oog voor een gelijk speelveld, een aantrekkelijk ondernemings- en vestigingsklimaat met toegang van bedrijven tot financiering en het voeren van een actief handelsbeleid waarbij diversificatie van handelspartners een actieve overweging is. Op Europees niveau zet het kabinet bijvoorbeeld ook actief in op de beïnvloeding van de verwachte Critical Raw Materials Act om de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen te waarborgen. Daarnaast trekt het kabinet op met het inkomende Spaanse voorzitterschap: OSA zal één van de prioriteiten zijn voor de informele ER in oktober 2023.

Op veiligheidsgebied zet het kabinet zich in voor de uitvoering van de concrete initiatieven die de EU de komende vijf tot tien jaar sterker en slagvaardiger moeten maken in het kader van het Strategisch Kompas. Tevens steunt het kabinet onder andere de verdere uitwerking van de snel inzetbare EU-capaciteit (Rapid Deployment Capacity, RDC), waaraan het in 2025 een bijdrage zal leveren. Ook was Nederland één van de initiatiefnemers voor de EU Hybrid Toolbox en zet het zich in voor het vergroten van de cyberweerbaarheid van de EU. Ten slotte heeft Nederland actief gepleit voor een sterke Europese reactie op de Russische invasie van Oekraïne, waaronder op militair gebied in de vorm van de omvangrijke steun vanuit de Europese Vredesfaciliteit en de lancering van de EU Military Assistance Mission.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Raad Algemene Zaken naar verwachting verder zal spreken over het Green Deal Industrial Plan. De leden zijn erg benieuwd hoe de verschillende lidstaten hierin staan. Zij vragen of de Minister kan aangeven welke ontwikkelingen hierop nog lopen en hoe hier het speelveld er nu uit ziet. Zijn er nieuwe ontwikkelingen sinds de afgelopen Europese top, zo vragen zij.

7. Antwoord van het kabinet:

Het Europese krachtenveld is zeer eensgezind als het gaat om de urgentie van het versterken van het Europese concurrentievermogen. Ook worden de ambities van de Commissie in het Green Deal Industrial Plan om koploper te blijven in de groene transitie en schone technologieën breed verwelkomd. Een grote groep lidstaten benadrukt het belang van een sterk economisch fundament, inclusief een sterke en eerlijke markt en een ambitieuze handelsagenda, voor het lange termijn concurrentievermogen van de EU. Verschillen in het krachtenveld met betrekking tot plannen die nu voor liggen zijn met name te vinden op het gebied van staatssteun. Veel lidstaten, waaronder Nederland, hebben zorgen over verstoring van het gelijke speelveld. Andere lidstaten zien staatssteun als primair instrument voor versterking van het concurrentievermogen. Verder nam de ER nota van het voornemen van de Commissie om een Soevereiniteitsfonds voor te stellen voor de zomer van 2023 om investeringen in strategische sectoren te steunen. Een aantal lidstaten loopt daarop vooruit. Voor het kabinet is het van belang dat de discussie hierover gebaseerd is op een behoefteanalyse van de Commissie en dat eerst bestaande middelen efficiënt worden benut.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat het kabinet wil inzetten op het versterken van het lange termijn concurrentievermogen van de Europese Unie, dat begint bij een sterk economisch fundament, zoals een sterke en eerlijke interne markt, het waarborgen van een gelijk speelveld, een open economie en internationale samenwerking, een dynamische en wendbare beroepsbevolking en EU-lidstaten met gezonde overheidsfinanciën. Deze leden zijn echter benieuwd hoe de Minister specifiek aankijkt tegen het versterken van de kapitaalmarktunie. Welke mogelijkheden ziet de Minister hier en welke maatregelen is hij van plan om in deze context voor te stellen tijdens de besprekingen, zo vragen de leden.

8. Antwoord van het kabinet:

Een sterke Europese kapitaalmarktunie, waarbij (privaat) kapitaal gemakkelijker tussen partijen uit verschillende lidstaten kan stromen, draagt bij aan efficiëntere kapitaalallocatie en versterkt de interne markt. Ook kan zo privaat kapitaal, bijvoorbeeld durfkapitaal dat start- en scale-ups ten goede kan komen, worden ontsloten voor de investeringen die nodig zijn voor de verduurzaming van de reële economie. Ook voor het mkb zou een grotere toegang tot andere financiers dan banken voordelig zijn.

Het kabinet steunt de doelstellingen van de versterking van de kapitaalmarktunie en heeft zich de afgelopen jaren ervoor ingezet om dit onderwerp hoog op de EU-agenda te behouden, en blijft dit doen. In 2020 heeft de Europese Commissie een tweede actieplan gepresenteerd met zestien acties, onderverdeeld in drie doelstellingen: 1) verdere integratie van de EU-kapitaalmarkten; 2) betere toegang tot kapitaal en financiering voor bedrijven en 3) stimuleren van lange termijn sparen en beleggen door consumenten, met adequate bescherming.

Momenteel vinden onderhandelingen plaats over verschillende wetgevende voorstellen ter uitvoering van het actieplan. Die voorstellen gaan over de oprichting van een Europees centraal datapunt voor bedrijfsinformatie voor betere zichtbaarheid van bedrijven voor investeerders; het stimuleren van beursgangen, in het bijzonder van het mkb, door verlaging van de administratieve lasten; het vergemakkelijken van de secundaire handel in financiële instrumenten en harmonisatie van delen van het faillissementsrecht. Het kabinet zet erop in dat de onderhandelingen voortvarend worden afgerond, zodat de uitwerking van het actieplan op schema blijft. Daar zal het kabinet aandacht voor blijven vragen. Verder heeft het kabinet aandacht voor onderwerpen uit het actieplan waarvoor nog geen voorstellen zijn gepubliceerd. Bijvoorbeeld verdere convergentie van het toezicht op de kapitaalmarkten, harmonisatie van regelgeving voor bijvoorbeeld duurzaamheidsstandaarden en het versterken van de positie van de retail belegger.

Daarnaast willen voornoemde leden graag terugkomen op één van de onderdelen van het Green Deal Industrial Plan, namelijk de voorstellen die gaan over het opnemen van duurzaamheidseisen voor aanbestedingen. Aangezien dit om zo´n 14 procent van de totale economie gaat, zou er hier een grote stap in de richting van een meer groene economie gezet kunnen worden. Uiteraard moeten deze afspraken in lijn zijn met de WTO-regels, en voldoende ruimte laten voor innovatie. Is de Minister het ermee eens dat juist om binnen Europa een gelijk speelveld te creëren, het belangrijk is om aan deze duurzaamheidseisen een verplichting te koppelen, zo vragen de leden.

9. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet vindt aanbestedingsbeleid een geschikt instrument om de verdere ontwikkeling van de duurzame technologieën te stimuleren. In diverse recente Europese regelgeving, waaronder de Ecodesign Directive, Clean Vehicles Directive en de Battery Regulation, heeft de Europese Commissie duurzaamheidsvereisten met een verplichtend karakter opgenomen. Dat is een positieve ontwikkeling, onder andere omdat dit bijdraagt aan het gelijke speelveld op de interne markt. Het kabinet ziet voorstellen met betrekking tot duurzaamheidsvereisten bij aanbestedingen, zoals aangekondigd in het Green Deal Industrial Plan, met belangstelling tegemoet.

De leden van de Volt-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat de Minister stelt dat het versterken van het lange termijn concurrentievermogen van de Europese Unie bij «een sterk economisch fundament, zoals een sterke en eerlijke interne markt, het waarborgen van een gelijk speelveld, een open economie en internationale samenwerking, een dynamische en wendbare beroepsbevolking en EU-lidstaten met gezonde overheidsfinanciën» begint. Hoe rijmt de Minister de stelling over het belang van een sterke en eerlijke interne markt voor het lange termijn concurrentievermogen van de Europese Unie met het standpunt van het kabinet voor tijdelijke gerichte staatssteunversoepelingen?

10. Antwoord van het kabinet:

Voor een sterke en eerlijke interne markt is het van groot belang dat het gelijke speelveld niet onnodig belast wordt. Een verruiming van het tijdelijke crisiskader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de EU economie in de context van de Russische invasie in Oekraïne ten behoeve van de – structurele – transitie is volgens Nederland niet de oplossing. Het is van belang dat de reguliere staatssteunkaders geschikt zijn voor het doel dat zij dienen met daarbij voldoende waarborgen om het gelijke speelveld te beschermen. Deze kaders kunnen duidelijkheid bieden voor de lange termijn aan bedrijven en bevatten meer waarborgen voor een gelijk speelveld op de interne markt. Een tijdelijk crisiskader is hiervoor per definitie niet geschikt. Binnen de reguliere kaders ziet het kabinet wel mogelijkheden voor verbetering. Bijvoorbeeld met betrekking tot het versnellen en versimpelen van procedures en, waar noodzakelijk, een gerichte aanpassing voor de groene transitie. Dit kan ervoor zorgen dat voorgenomen steunmaatregelen sneller geïmplementeerd kunnen worden.

De premier gaf vorige week tijdens het debat over de Europese top (Handelingen II 2022/23, nr. 50, Debat over de Europese Top van 9 en 10 februari 2023) aan dat Nederland met het herstelfonds eenmalig een uitzondering heeft gemaakt voor het sluizen van geld van lidstaten die het zelf kunnen financieren naar lidstaten die dat niet kunnen; in ruil voor hervormingen. Het idee hierachter, volgens de premier, was dat landen het de volgende keer dan zelf kunnen financieren. Gaat de Minister er, net als de premier, vanuit dat de lidstaten die niet zelf het herstel van corona konden financieren nu al de hervormingen hebben doorgevoerd, daar de financiële vruchten van plukken en dus in gelijke mate in staat zijn om staatssteun te verlenen aan hun nationale bedrijven als Nederland en Duitsland? Is de Minister het ermee eens dat de Nederlandse economie gebaat is bij een sterke Europese economie? Dat het verdelen van een Europees fonds dus niet gezien moet worden als hulp aan een lidstaat dat het anders niet kan betalen, maar eerder als een investering in het gezamenlijke sterke economische fundament dat het lange termijn concurrentievermogen van de Europese Unie versterkt, zo vragen de leden.

11. Antwoord van het kabinet:

In reactie op de COVID-19 pandemie hebben de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement het RRF opgericht. Sinds de inwerkingtreding van deze verordening hebben lidstaten hun herstelplan in het kader van het RRF ingediend. De hervormingen die in het kader van de herstelplannen werden vastgezet zijn nog niet volledig door alle lidstaten uitgevoerd. Hervormingen en daaraan gekoppelde betalingen is een proces dat nog gaande is.

Het kabinet is van mening dat Nederland gebaat is bij een sterke Europese economie. De interne markt heeft Nederland grote welvaart gebracht. Nederland is één van de lidstaten die hete meest profiteert van een economisch sterke Unie.

Wat betreft het verdelen van Europese middelen is het kabinet van mening dat eerst bestaande middelen moeten worden benut. Deze middelen hebben diverse doeleinden waaronder het versterken van de convergentie en het concurrentievermogen.

Voornoemde leden lezen verder dat het kabinet inzet op 1) het versnellen van de energietransitie; 2) het versterken van het investeringsklimaat van de EU; en 3) een ambitieuze groene handelsagenda. Welke situaties voorziet de Minister waarin de eerste twee punten kunnen conflicteren? Welke afwegingen worden er dan gemaakt, vragen de leden.

12. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet denkt dat het versnellen van de energietransitie voor de lange termijn het vestigingsklimaat zal versterken. Juist de extra versnelling op vergroening, ook van de industrie, biedt het bedrijfsleven – mede gelet op de huidige hoge energieprijzen – het benodigde perspectief om hier te blijven investeren. Hoe sneller Nederland erin slaagt om deze transitie te maken, hoe eerder de energie-intensieve industrie haar concurrentiepositie zal herstellen.

De aan het woord zijnde leden lezen in het verslag van de vorige Raad Algemene Zaken dat verschillende lidstaten de noodzaak van een behoefteanalyse hebben benoemd voordat gesproken kan worden over een soevereiniteitsfonds. In de geannoteerde agenda wordt het woord «probleemanalyse» genoemd. Wat verstaat de Minister precies onder deze behoefteanalyse of probleemanalyse? Betekent dit dat de Europese Commissie eindelijk in kaart gaat brengen wat de cruciale productieprocessen zijn die we in Europa willen behouden voor de groene en digitale transitie? Welke tijdlijn verwacht de Minister bij deze probleemanalyse? Doelt de Minister op een schatting van de kosten om een beter beeld te krijgen of bestaande fondsen toereikend zijn? De leden zijn van mening dat er voor een gedegen oplossing eerst een duidelijke inventarisatie nodig is van de cruciale productieprocessen die we in Europa willen behouden voor de groene en digitale transitie. Deelt de Minister deze mening, zo vragen zij.

13. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt de mening dat een grondige analyse nodig is van de gevolgen van de hoge energieprijzen en grootschalige investeringen van andere landen om te identificeren waar de uitdagingen liggen voor het Europese vestigingsklimaat. Ook moet worden geïdentificeerd wat er in de huidige context nodig is voor de groene en digitale transities. Deze behoefteanalyse (ook wel probleemanalyse) is door de Commissie toegezegd voorafgaand aan de ER in maart. Het kabinet is van mening dat als er een behoefte aan meer investeringen in de groene en digitale transitie geïdentificeerd wordt, dit gefinancierd moet worden met bestaande middelen.

Europees semester

De leden van de Volt-fractie lezen in de Kamerbrief over Kabinetsreactie herfstpakket Europese Commissie van 19 december jl. dat de Europese Commissie in de Annual Sustainable Growth Survey lidstaten oproept om in 2023 de steun om de gevolgen van de hoge energieprijzen te verzachten beter te richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven. De leden lezen ook dat de Commissie zich zorgen maakt om het gebrek aan prikkels om energie te besparen. Het kabinet onderschrijft het belang van gerichte en tijdelijke maatregelen voor kwetsbare huishoudens en bedrijven in het kader van de energiecrisis. Maar wat gaat de Minister dan specifiek anders doen in 2023, zo vragen de leden.

14. Antwoord van het kabinet:

Voor 2023 heeft het kabinet een generiek prijsplafond ingevoerd met volumegrenzen voor de kleinverbruikers van gas, elektriciteit en warmte om steun en zekerheid te bieden wat betreft de energierekening. Als blijkt dat de energieprijzen hoog blijven, zal het kabinet met plannen komen voor gerichte steun aan kwetsbare groepen. Het is namelijk ongewenst om alle doelgroepen te blijven compenseren voor de hoge energierekening, omdat dit de inflatie stimuleert, grote budgettaire gevolgen heeft en niet alle inkomensgroepen steun nodig hebben. Daarnaast is het belangrijk dat huishoudens structureel op energieverbruik blijven besparen. Conform de gewijzigde motie van het lid Van der Lee4 onderzoekt het kabinet op dit moment welke instrumenten er zijn, indien compensatie voor 2024 en verder nodig is, waarbij er specifiek gekeken wordt hoe de mensen bereikt kunnen worden die steun daadwerkelijk nodig hebben.

Migratie

De leden van de VVD-fractie lezen dat het de inzet is van de Minister om het thema migratie hoog op de Europese agenda te houden. Hoe ziet het krachtenveld in de Europese Unie er sinds de afgelopen Europese Raad rond het thema migratie uit? Kan de Minister zich actief blijven inzetten om de Europese Commissie ertoe aan te zetten juiste investeringen te doen voor het bewaken van onze Europese buitengrenzen, zo vragen de leden.

15. Antwoord van het kabinet:

Middels de informele notitie die uw Kamer eerder toeging heeft het kabinet de discussie over migratie tijdens de buitengewone ER van 9 februari, zowel op de interne als de externe dimensie, mede vormgegeven5. Het kabinet is groot voorstander van het versterken van de buitengrenzen met inachtneming van fundamentele rechten. Tijdens de buitengewone ER pleitten enkele buitengrenslidstaten voor extra EU-middelen voor hun grensbeheer en -infrastructuur. Andere EU-lidstaten plaatsten kanttekeningen bij de effectiviteit van fysieke grensbarrières. De noodzaak bescherming te kunnen blijven bieden aan hen die dat nodig hebben, werd onderstreept door tal van lidstaten. Het kabinet zal zich langs de lijnen van de informele notitie blijven inzetten voor het opnieuw energie geven (re-energize) aan de afspraken die zijn gemaakt op het gebied van migratie, waaronder het bewaken van de Europese buitengrenzen. Verder verwijst het kabinet naar het verslag van de buitengewone ER van 9 februari 2023.

De leden van de CDA-fractie zouden graag zien dat er meer grip op migratie komt. Op dit moment is het nog onzeker of dit onderwerp geagendeerd wordt voor de volgende Europese Raad. Deze leden vragen of de Minister bereid is dit onderwerp in de Raad Algemene Zaken te agenderen en voor de Europese top om het gesprek over migratie open te houden binnen Europa.

16. Antwoord van het kabinet:

De buitengewone ER van 9 februari heeft concrete maatregelen geïdentificeerd om meer grip te krijgen op migratie. Het kabinet acht het van groot belang dat de Raad en de Commissie toezien op de implementatie van deze maatregelen. De leden van de ER spraken af dat de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken op 9 en 10 maart verder zal spreken over migratie, in het bijzonder over de implementatie van de Dublin Roadmap en effectief grensbeheer. Mede op aandringen van Nederland zal de ER van 23-24 maart 2023 stilstaan bij de voortgang van de implementatie, en zal de RAZ zich hier ter voorbereiding op deze ER ook over buigen. Het kabinet zal aandacht blijven vragen voor het spoedig geven van opvolging aan de ER-conclusies.

Rusland / Oekraïne

De leden van de VVD-fractie hechten veel belang aan onverminderde steun voor Oekraïne. Ze zijn verheugd dat recentelijk is besloten om moderne tanks te leveren en zijn ervan overtuigd dat blijvende wapensteun essentieel is voor de Oekraïense oorlogsinspanning. Deze leden zijn dan ook tevreden over de lijn van het kabinet om zich in te blijven zetten voor zoveel mogelijk militaire, financiële en humanitaire steun. De leden maken zich zorgen over berichten dat de Russen erin slagen sancties succesvol te omzeilen. Het kabinet geeft aan zich te blijven inzetten voor maatregelen tegen sanctieomzeilingen. Is het de Minister duidelijk op welke manier sancties worden omzeild? Wordt dit gefaciliteerd door derde landen? Is er de mogelijkheid om tegen deze facilitators van sanctieomzeiling op te treden, zo vragen de leden.

17. Antwoord van het kabinet:

Uit onderzoek is gebleken dat er verschillende actoren betrokken zijn in de keten van omzeiling, zowel gevestigd in de EU en Rusland, als in derde landen. Het is de verwachting dat omzeiling zal gaan toenemen naar mate het conflict langer duurt. Mede door Nederlandse inzet is het contactpunt Rusland-sancties binnen de Europese Commissie bestendigd, zoals ook gemeld in de brief Stand van zaken Sanctienaleving6. Daarnaast is er een EU Speciaal Gezant aangesteld om de EU-sanctie inzet met derde landen te coördineren en sanctie-omzeiling tegen te gaan. Nederland is voorstander van aanvullende maatregelen en maakt zich binnen de EU hard voor structurele versterking van de anti-omzeilingscapaciteit in Brussel. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft hierop deze week aangedrongen bij de Hoge Vertegenwoordiger.

De leden van de CDA-fractie merken op dat het inmiddels bijna een jaar geleden is dat de Oekraïne oorlog is begonnen. De leden zien berichten dat Duitsland zelf munitie gaat produceren om te kunnen leveren aan Oekraïne omdat dit schaars begint te worden. Zij vragen zich af of er in Europees verband op de Raad Algemene Zaken nog verder gesproken wordt over de noden van Oekraïne om een aanstaande aanval van Rusland af te slaan. Kan de Minister reflecteren wat wij binnen de Europese Unie nog kunnen verwachten uit solidariteit met Oekraïne op korte termijn, zo vragen de leden.

18. Antwoord van het kabinet:

De RAZ zal spreken over de geannoteerde conceptagenda voor de ER van 23-24 maart a.s. Regeringsleiders zullen naar verwachting ook spreken over de Russische agressie tegen Oekraïne. De Europese inzet om de Oekraïense weerbaarheid op defensiegebied te vergroten vertaalt zich ten eerste in de materiële steun via de Europese Vredesfaciliteit (EPF). Momenteel is in totaal 3,5 miljard euro vanuit de EPF beschikbaar gesteld voor de levering van militair materieel aan Oekraïne (zowel lethaal als non-lethaal).

Verder vinden er in het kader van de EU Militaire Assistentie Missie voor Oekraïne grootschalige collectieve trainingen plaats en worden ook in andere lidstaten individuele en specialistische trainingen aan de Oekraïense krijgsmacht gegeven. Ten slotte heeft de voorzitter van de ER, Charles Michel, aangekondigd dat de EU zal kijken naar manieren om gezamenlijk de productie van munitie ten behoeve van Oekraïne op te schroeven.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat het kabinet zich blijft inzetten voor het verhogen van de druk op Rusland om zijn agressie te beëindigen. Kan de Minister een laatste stand van zaken geven als het gaat om de juridische mogelijkheid tot het confisqueren van Russische tegoeden in Europa? Op welke momenten in de toekomst zal daarover gesproken worden door de Europese Commissie of de Europese Raad, en als dit nog niet gepland staat is de Minister dan bereid om dit zelf te agenderen, zo vragen de leden.

19. Antwoord van het kabinet:

In algemene zin staan twee belangen hier ogenschijnlijk op gespannen voet met elkaar. Enerzijds bestaat vanuit een rechtvaardigheidsgevoel de politieke wens dat Rusland moet betalen voor de schade die het aanbrengt in Oekraïne. Anderzijds kunnen Nederland en de EU, juist om de internationale rechtsorde te beschermen, niet zonder meer voorbijgaan aan de verankering van het eigendomsrecht in de rechtsordes van de lidstaten en de immuniteit van statelijke actoren onder het internationaal recht. Het is ingewikkeld om dat juridisch te regelen op een manier waarbij die normen niet worden geschonden. Nadere uitwerking is vereist alvorens over de (juridische) haalbaarheid kan worden geoordeeld. Nederland steunt de Commissie in het voornemen dit met partners verder te onderzoeken en blijft hier graag nauw bij betrokken. Het kabinet is tevens voorstander van een gestructureerd format waarin hieraan verdere uitwerking kan worden gegeven binnen de Raad.

Verder zijn de aan het woord zijnde leden benieuwd welke maatregelen Nederland binnen de Europese Unie zal voorstellen als het gaat om het tegengaan van sanctieomzeiling via derde landen, zoals bijvoorbeeld in het geval van de Nederlandse chips die via Chinese bedrijven in Russische wapens terecht kwamen. Wat is de concrete inzet van de Minister hier, aangezien dat in de geannoteerde agenda niet verder wordt uitgewerkt, zo vragen de leden.

20. Antwoord van het kabinet:

Het tegengaan van omzeiling van sancties is een speerpunt van het kabinet in het sanctiebeleid. De berichten over goederen van westerse makelij die worden gevonden in Russische wapens neemt het kabinet dan ook uiterst serieus. Uit onderzoek is gebleken dat er verschillende actoren betrokken zijn in de keten van omzeiling, zowel gevestigd in de EU en Rusland, als in derde landen. Het is de verwachting dat omzeiling van sancties zal gaan toenemen naar mate het conflict langer duurt. Dit heeft de volle aandacht. Zie ook het antwoord op vraag 17 voor acties die het kabinet hierop onderneemt.

Voornoemde leden zijn benieuwd dat als het gaat over de toetreding van Oekraïne tot de Europese Unie, de Minister de mening deelt dat juist nu de hoop op een Europese toekomst voor Oekraïne van essentieel belang is. Ook zijn de leden benieuwd welke landen in dit opzicht nu het meest terughoudend zijn als het gaat om de voortgang van het kandidaat-lidmaatschap van Oekraïne van de Europese Unie, en of de Minister bereid is om in gesprek te gaan met deze landen om het belang van een helder en hoopvol tijdspad aan te kaarten.

21. Antwoord van het kabinet:

Tijdens de ER van 23-24 juni 2022 hebben de lidstaten gezamenlijk het perspectief van Oekraïne op EU-lidmaatschap erkend en het land de status van kandidaat-lidstaat toegekend. Alle lidstaten van de EU staan onverminderd achter dit besluit, zoals ook blijkt uit de conclusies van de buitengewone ER van 9 februari jl. Er bestaan overigens geen short-cuts in het EU-toetredingsproces. Oekraïne zal dus, net als alle andere (potentiële) kandidaat-lidstaten, moeten voldoen aan alle strikte voorwaarden. Hierbij zijn heldere afspraken op basis van de toetredingsmethodologie van belang. Het kabinet is geen voorstander van het noemen van een tijdspad, aangezien voortgang in het toetredingsproces gebaseerd is op merites. Dit geldt voor alle (potentiële) kandidaat-lidstaten, dus ook voor Oekraïne.

De leden van de Volt-fractie prijzen de inzet van het kabinet voor zoveel mogelijk militaire, financiële en humanitaire steun aan Oekraïne. Het is een kwestie van een lange adem, maar we mogen de strijd voor de onafhankelijkheid van Oekraïne niet opgeven.

De leden vragen de Minister om ook oog te hebben voor de precaire situatie van Moldavië. Russische raketten die vanaf de Zwarte Zee zijn gelanceerd om doelen in West-Oekraïne te raken, vliegen ook vaak over het noordoostelijke deel van Moldavië. Bovendien kan de separatistische regio Transnistrië door Rusland gebruikt worden als een verzamelplaats voor Russische operaties tegen Oekraïne of Moldavië. Op 10 februari nam premier Natalia Gavrilița ontslag, daarbij verwijzende naar een gebrek aan publieke steun voor haar regering bij haar inspanningen om hoofd te bieden aan de gevolgen van de oorlog in Oekraïne en de niet aflatende inspanningen van Rusland om haar land te destabiliseren. Twee dagen later zei president Maia Sandu dat Rusland een staatsgreep aan het plannen was, «om de legitieme macht van Chisinau te vervangen door een onwettige». Moldavië heeft om luchtverdedigingssystemen gevraagd. Is de Minister het ermee eens dat urgentie om Moldavië bij te staan tegen de agressie van het Russische regime zeer hoog is? Nu is er nog een democratisch verkozen regering aan de macht en kan de Europese Unie die regering nog bijstaan. Wat betekent het volgens de Minister voor de veiligheid van Roemenië als er in Moldavië een pro-Russische regering voor in de plaats is komt? Wat zouden de gevolgen zijn voor de strijd van Oekraïne tegen Rusland? Zijn er toezeggingen gedaan door lidstaten om Moldavië te voorzien van luchtverdedigingssystemen? Welke andere maatregelen worden er genomen om Moldavië te beschermen? Hoe groot schat de Minister de kans in dat het Russische regime er in slaagt om een coup d»état in Moldavië te orkestreren en welke acties onderneemt de Europese Unie om dit te voorkomen? Welke mogelijke scenario’s ziet de Minister nog meer ontvouwen in Moldavië en op welke manier is de Minister van plan daarop te reageren? Is de Minister bereid zijn Europese collega’s op te roepen nu voor Moldavië in actie te komen, zo vragen de leden.

22. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft kennisgenomen van zowel het aftreden van de regering-Gavrilița als de persconferentie waarin de Moldavische president, Maia Sandu, Rusland beschuldigde van het voorbereiden van een staatsgreep in haar land. Het kabinet kan deze specifieke beschuldiging niet bevestigen, maar is op de hoogte van het feit dat Rusland al sinds langere tijd via hybride dreigingen, zoals desinformatiecampagnes en het financieren van anti-regeringsdemonstraties, Moldavië probeert te destabiliseren en de pro-Europese krachten probeert te ondermijnen. Het kabinet ziet daarom, net als de leden van uw Kamer, de urgentie om Moldavië bij te staan.

Daarbij wijst het kabinet uw Kamer op de staande inzet van het kabinet om zowel in EU-verband als bilateraal Moldavië bij te staan om de weerbaarheid van het land te versterken. Onder andere via de Europese Vredesfaciliteit en de detachering van een Nederlandse cyberexpert. Nadere opties worden in EU verband uitgewerkt, met de nadruk op de weerbaarheid van Moldavië. Omdat Moldavië erg afhankelijk is van Russisch gas voor de opwekking van zijn eigen elektriciteitsbehoefte is het land tevens kwetsbaar wanneer Rusland de gaskraan gebruikt om het land onder druk te zetten. Daarom hebben de EBRD en de EU vorig jaar respectievelijk 300 miljoen euro en 250 miljoen euro aan financiering toegezegd om de energieveiligheid in Moldavië te vergroten en de gevolgen van de sterke prijsstijgingen van gas en elektriciteit op te vangen. Nederland levert technische assistentie door de inzet van een energieadviseur aan de vicepremier voor Infrastructuur en Regionale Ontwikkeling. Tijdens de RBZ van 20 februari (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2605) zal de Russische dreiging ten aanzien van Moldavië met de Moldavische Vicepremier en Minister van Buitenlandse Zaken, Nicu Popescu, nader worden besproken (zie ook de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 20 februari).

Het kabinet is ook op de hoogte van het verzoek van Moldavië aan de internationale gemeenschap om het land te voorzien van luchtafweercapaciteiten. Nederland heeft bezien of aan dit verzoek kan worden voldaan, maar gezien de inspanningen gericht op de ondersteuning van Oekraïne en de versterking van de Oostflank, is dergelijke ondersteuning op dit moment niet mogelijk gebleken. Het is het kabinet niet bekend of andere landen deze capaciteiten op termijn wel kunnen leveren.

Het kabinet zal de situatie in Moldavië zorgvuldig blijven monitoren en de steun aan de inkomende democratische regering voortzetten. Het is echter niet opportuun om publiekelijk te speculeren over mogelijke scenario’s en de manier waarop Nederland verwacht te reageren.

Overig

Poolse Rechtsstaat

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van berichtgeving over een Poolse hervormingswet waarmee wordt beoogd de rechterlijke macht te hervormen conform aanbeveling van de Europese Commissie. Deze wet wordt op dit moment geblokkeerd door de Poolse president. Deze leden zijn benieuwd hoe de Minister de Poolse hervormingswet beoordeelt. Zijn de voorgestelde hervormingen structureel? Staat de Minister bij aanname van deze wet welwillend ten opzichte van. uitkering van een deel van de geblokkeerde RRF-fondsen aan Polen? Kan hij steun uitspreken aan de Europese Commissie om voet bij stuk te houden als de hervormingen niet voldoende zijn, zo vragen de leden.

23. Antwoord van het kabinet:

Op 8 februari jl. heeft het Poolse parlement ingestemd met de wijziging van de wet over het Hooggerechtshof, waarmee wordt beoogd de mijlpalen die de Commissie en Polen zijn overeengekomen in het Poolse herstelplan te realiseren. Op 10 februari jl. besloot de Poolse president Duda de wet niet te ondertekenen, maar naar het Pools Grondwettelijk Hof te sturen ter controle. Hier zit geen vaste behandelingstermijn aan vast. Het is dus op dit moment niet duidelijk wanneer en in welke vorm de wet in werking zal kunnen treden. In het Uitvoeringsbesluit ter goedkeuring van het Poolse herstelplan is opgenomen dat er geen eerste verzoek tot uitbetaling en geen uitbetaling uit het RRF mogelijk is voordat de mijlpalen die zien op de Tuchtkamer- en procedure voor rechters alsmede de instelling van de herzieningsprocedure voor rechters die zijn geschorst/ontslagen zijn gerealiseerd. Polen kan hierdoor pas een betaalverzoek bij de Commissie indienen nadat de wet in werking is getreden. Ook kan de Commissie pas daarna beoordelen of de desbetreffende mijlpalen inzake rechterlijke onafhankelijkheid bevredigend zijn gerealiseerd. Nederland zal erop toezien dat de Commissie deze beoordeling zorgvuldig uitvoert. De Kamer zal te zijner tijd – conform de toezegging tijdens het Commissiedebat RAZ van 1 februari jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2606) – een appreciatie ontvangen van de voorlopige Commissiebeoordeling van de desbetreffende mijlpalen inzake rechterlijke onafhankelijkheid.

De leden van de D66-fractie hebben vragen over het rechtsstaatmechanisme. Hoe succesvol acht de Minister het rechtsstaatmechanisme tot nu toe? Wat is er door de Minister ondernomen om het effectief te laten uitwerken? Kan hij het Europese krachtenveld schetsen op dit thema?

24. Antwoord van het kabinet:

Voor de beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar de Kamerbrieven van 7 oktober 20227, 25 november 20228 , 30 november 20229 , 8 december 202210 , 13 december 202211 en 20 december 202212.

Op dit moment zijn zowel aan Polen en Hongarije de Recovery and Resilience Facility -fondsen vrijgeven onder voorbehoud van een aantal mijlpalen. Polen heeft op dit moment een wetsvoorstel in behandeling waarmee zij verwachten die mijlpalen te halen. Het wetsvoorstel is nu naar het Poolse hof gestuurd voor een bindend oordeel. Is de verwachting dat het voorstel een positief oordeel krijgt van het Hof en bekrachtigd zal worden door de Poolse premier, aangezien het Hof effectief door de conservatief-nationalistische partij Prawo i Pprawiediiwosc (PiS) gecontroleerd wordt? Voor zover bekend bij de Minister, is de Europese Commissie voornemens het RRF vrij te geven als de genoemde Poolse wet door Duda bekrachtigd wordt? Zo ja, deelt de Minister de inzet van de Europese Commissie?

25. Antwoord van het kabinet:

Hiervoor verwijs ik u graag naar de beantwoording van vraag 23.

De leden hebben ook vernomen dat door de Poolse senaat een verzoek is gedaan bij de Venetië Commissie om een oordeel te vellen over de Poolse wet. Is de Minister bereid zich ervoor in te zetten dat het vrijgeven van het RRF uitgesteld zal worden tot de Venetië Commissie het wetsvoorstel op zijn waarde heeft kunnen beoordelen, en het oordeel mee te wegen in de beslissing om wel of niet het RRF-geld vrij te geven, zo vragen de leden.

26. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft nog niet vernomen dat de Venetië Commissie een dergelijk verzoek heeft ontvangen. Het is aan de Europese Commissie om te beoordelen of Polen de mijlpalen zoals overeengekomen in het Poolse herstelplan bevredigend heeft gerealiseerd. De Europese Commissie kan hier een eventueel advies van de Venetië Commissie in meewegen, maar het verkrijgen van een positief oordeel van de Venetië Commissie is onder de RRF-verordening geen formeel toetsingscriterium. Nederland zal erop toezien dat de Europese Commissie de beoordeling zorgvuldig uitvoert, en zal de Kamer te zijner tijd conform de toezegging tijdens het Commissiedebat RAZ van 1 februari jl. een appreciatie sturen van de voorlopige Commissiebeoordeling van de desbetreffende mijlpalen inzake rechterlijke onafhankelijkheid.

Hongaarse LGBTIQ+-wet

De leden van de VVD-fractie maken zich ernstige zorgen over de leden van de LGBTIQ+ gemeenschap in Hongarije. Op 22 juli heeft de Europese Commissie besloten Hongarije voor het Hof van Justitie van de Europese Unie te dagen vanwege een Hongaarse anti-LGBTIQ+ wet, welke discrimineert op grond van seksuele geaardheid en genderidentiteit. Gepaard met deze wet is er een toename aan LGBTIQ+ fobische handeling en een steeds vijandiger publiek debat. Vanwege het proces bij het Hof van Justitie van de Europese Unie hebben EU-lidstaten tot 27 maart 2023 om zich bij de Europese Commissie aan te sluiten door «written observations» over de zaak aan te maken. Voornoemde leden achten het van groot belang dat de rechten van de LGBTIQ+ gemeenschap in Hongarije wordt beschermd. Deelt de Minister deze positie? Overweegt hij de zogenoemde «written observations» aan te maken? Welke verdere stappen kunnen gezet worden om de Hongaarse regering onder druk te zetten LGBTIQ+ rechten te respecteren en te beschermen, zo vragen de leden.

27. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt de zorgen van de leden van de VVD over de situatie voor de lhbtiq+ gemeenschap in Hongarije. Het kabinet steunt de Europese Commissie dan ook in haar besluit om Hongarije voor het Hof van Justitie te dagen vanwege de anti-lhbtiq+ wet die op 23 juni 2021 in Hongarije in werking is getreden. Het kabinet zal aan de zijde van de Europese Commissie deelnemen aan de hofzaak, en zet zich er actief voor in dat een zo groot mogelijke groep lidstaten zich hierbij aansluit.

De leden van de D66-fractie zien dat België de Europese Commissie zal ondersteunen in de procedure voor het Europees Hof van Justitie tegen de schending van LHBTI+-rechten door Hongarije, en hebben hier een aantal vragen over. De leden vragen zich af of de Minister voornemend is om als Nederland zich ook te voegen bij het ondersteunen van deze procedure. LHBTI+-rechten staan in Hongarije onder toenemende druk. Het schenden van LHBTI+-rechten en daarmee van mensenrechten staat haaks op de vrije rechtsorde binnen de Europese Unie en raakt daarmee de kern die ons als Europese lidstaten verbindt. Het is daarom van groot belang dat naast de Europese Commissie ook lidstaten proactief reageren op deze zorgelijke schending van mensenrechten door een lidstaat. Hoe gaat de Minister dit aanpakken? Gaat hij ook steun uitspreken voor de procedure voor het Europees Hof van Justitie tegen Hongarije?

28. Antwoord van het kabinet:

Hiervoor verwijs ik u graag naar de beantwoording van vraag 27.

De leden zien dat drie ngo’s een oproep hebben gedaan aan Europese lidstaten om schriftelijke observaties over de zaak in te dienen bij het Europees Hof van Justitie. Heeft de Minister al gehoor gegeven aan deze oproep? Zo nee, is hij van plan om schriftelijke observaties in te dienen bij het Europees Hof van Justitie, zo vragen de leden.

29. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is voornemens schriftelijke opmerkingen in te dienen bij het EU Hof van Justitie.

Voortgang EU-beleid

De leden van de D66-fractie vragen zich af welke Europese belastingen al volledig zijn geïmplementeerd: digitale dienstenbelasting, vliegtaks, CO2-grensheffing en minimumtarief voor winstbelasting? Deze middelen worden op nationaal niveau geïncasseerd, hoeveel daarvan vloeit door naar de Europese kas? Kan de Minister het Europese krachtenveld geven per belastinginitiatief? In een eerder debat heeft het kabinet aangegeven dat het nog niet altijd wil lukken de invoerrechten die Nederland aan de EU moet afstaan te verhalen op importeurs, in welk aandeel van de gevallen is dat zo, en wat is de budgettaire grootte van deze stroom per jaar, zo vragen de leden.

30. Antwoord van het kabinet:

De genoemde onderwerpen betreffen geen Europese belastingen maar nationale belastingen waar Europese afspraken over zijn gemaakt. De CO2-grensheffing is een correctiemechanisme aan de grens dat nationaal wordt geïnd.

De richtlijn over een minimumtarief voor winstbelasting is op 21 december 2022 door de lidstaten aangenomen en het kabinet is nu bezig met de implementatie ervan. Het definitieve wetsvoorstel zal dit voorjaar aan uw Kamer worden aangeboden.

Ten aanzien van de digitale dienstenbelasting vindt in het International Framework, een overlegorgaan van 138 landen, discussie plaats om het internationale belastingsysteem beter aan te laten sluiten bij de digitaliserende en globaliserende economie. Naar verwachting zal hierover medio 2023 een akkoord gesloten worden. Onderdeel hiervan is dat landen geen nationale digitale dienstenbelastingen invoeren om dubbele belasting te voorkomen. Zolang deze onderhandelingen lopen wordt de invoering van een digitale dienstenbelasting aangehouden.

Ten aanzien van de CO2-grensheffing is er op 13 december 2022 tussen onderhandelaars van de Raad, het Europees Parlement (EP) en de Commissie een voorlopig akkoord bereikt.13 De teksten worden momenteel bekeken door de juridische vertalers en liggen vervolgens ter plenaire stemming voor in het EP en als hamerstuk in de Raad. Tijdsstip en Raadsformatie zijn nog niet bekend. De transitieperiode van de CO2-grensheffing start op 1 oktober 2023, op 1 januari 2026 zal de heffing in werking treden.

Er is geen Europese vliegtaks, maar er zijn op Europees niveau wel afspraken gemaakt over het beperken van CO2-uitstoot in de luchtvaart14. Tijdens de trilogen over de herziening van het EU-emissiehandelssysteem voor de luchtvaart is onder andere overeengekomen dat de gratis rechten voor de luchtvaart stoppen per 2026, in lijn met de kabinetsinzet.

De bijdrage van Nederland aan de EU via de EU-afdrachten wordt gedaan op basis van zogenoemde eigen middelen, die worden verantwoord op de BZ-begroting (artikel 3.1). Deze EU-afdrachten bestaan uit de invoerrechten en nationale afdrachten op basis van de bni-, btw-, en plastic-grondslagen. Bij de invoerrechten is sprake van een 1-op-1 koppeling tussen inkomsten en uitgaven (met inhouding van de perceptiekostenvergoeding). De overige afdrachten zijn gebaseerd op een grondslag, waarover de lidstaten een bepaald percentage afdragen aan de EU. Dit is vastgelegd in het Eigenmiddelenbesluit. De Europese Commissie heeft voorgesteld om nieuwe eigen middelen op basis van de nationale inkomsten uit Pijler 1, CBAM en ETS aan het Eigenmiddelenbesluit toe te voegen. Besluitvorming over dit voorstel in de Raad ligt al lange tijd stil.

Het is niet altijd mogelijk om invoerrechten die Nederland aan de EU overdraagt te verhalen op importeurs. Bijvoorbeeld als een bedrijf failliet is gegaan, vanwege grijze gebieden in wetgeving of door interpretatiekwesties. In 2022 was het aandeel van nabetalingen ongeveer 5% van de totale invoerrechten. Deze nabetalingen gaan veelal over eerdere jaren. Soms komen betalingen van importeurs nog binnen nadat Nederland de EU al heeft betaald. Daarnaast wordt een deel van de betalingen onder voorbehoud gedaan en kan Nederland (een deel van) het geld nog terugkrijgen. Daardoor is het niet mogelijk aan te geven in welk aandeel van de gevallen niets op de importeur te verhalen is en hoe groot deze budgettaire stroom is.

Voornoemde leden merken vooralsnog weinig voortgang op de wens om het vetorecht in de Europese Unie af te schaffen, terwijl de twee grootste lidstaten zich met ons hierover uit hebben gesproken. Hoe heeft de Minister zich tot nu toe ingezet om het afschaffen van het vetorecht te bewerkstelligen? Met welke landen heeft hij contact onderhouden en welke lidstaten heeft hij aan onze zijde kunnen scharen? Met welke collegaministers heeft hij diplomatiek contact gehad om dit te bewerkstelligen? Kan hij een lijst van gesprekken die hij heeft gevoerd aan de Kamer verschaffen? Wat waren de uitkomsten van deze gesprekken, zo vragen de leden.

31. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is voorstander van het gebruik van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming (QMV) voor Raadsbesluiten over sancties, mensenrechtenverklaringen in multilateraal verband en civiele GVDB-missies. Het kabinet blijft zich inzetten om het draagvlak voor QMV op deze dossiers te vergroten. Dit doet het kabinet onder meer door bilaterale gesprekken te voeren met verschillende lidstaten, zowel voor- als tegenstanders. Het kabinet is evenwel voor concrete voortgang afhankelijk van de agendering van het onderwerp door het EU-voorzitterschap, en dringt daarom aan bij het huidige Zweedse voorzitterschap om deze discussie te blijven agenderen.

De aan het woord zijnde leden vragen zich ook af in welke fase de voorgenomen oprichting van een Europese veiligheidsraad zich bevindt. Hoe ziet het Europese krachtenveld over dit voorstel er op dit moment uit? Welke concrete voorstellen zijn er vanuit de zijde van de Minister gedaan? Met welke landen onderhoudt hij contact over het oprichten van de Europese Veiligheidsraad? Met wie heeft de Minister gesprekken gevoerd? Brengt hij dit onderwerp ook op in uw contacten met uw Britse evenknie? Hoe staat het Verenigd Koninkrijk tegenover dit initiatief, zo vragen de leden.

32. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft bij het VK, Frankrijk en Duitsland navraag gedaan hoe deze landen staan tegenover een Europese Veiligheidsraad. De landen hebben te kennen gegeven niet actief te werken aan dit voorstel. Ook in andere Europese hoofdsteden is het idee niet met open armen ontvangen. Er lijkt momenteel geen draagvlak te zijn onder andere lidstaten voor het verdere concretiseren van het idee. Het kabinet houdt het idee van een Europese Veiligheidsraad echter actief in overweging. Het huidige gebrek aan animo onder Europese landen laat onverlet dat het kabinet de mogelijkheden voor een Europese veiligheidsraad zal blijven verkennen en het gesprek hierover zal aangaan.

Voorts blijft het kabinet zich inzetten voor een formele EU-VK samenwerking op buitenland-, veiligheids- en defensiegebied. Met het oog op de Russische agressie tegen Oekraïne is Nederland voorstander van versterking van de pragmatische samenwerking. In dit kader verwelkomt het kabinet ook de samenwerking met het VK in de Europese Politieke Gemeenschap (EPG) waar ook veiligheidsvraagstukken worden besproken.

De leden vragen zich hiernaast af hoe het ervoor staat met de voorgenomen vergroting van de transparantie en zichtbaarheid van het EU-besluitvormingsproces. Hoe heeft de Minister zich ingespannen om EU-besluitvorming transparanter en zichtbaarder te maken?

33. Antwoord van het kabinet:

Een recent voorbeeld van hoe het kabinet zich heeft ingespannen om EU-besluitvorming transparanter en zichtbaarder te maken is de interventie van Nederland in de zaak De Capitani tegen de Raad aan de zijde van De Capitani.15 Daarnaast blijft de inzet van het kabinet om de transparantie van EU-besluitvormingsprocedures te vergroten zich richten op de niet-gerealiseerde punten uit het u eerder toegestuurde non-paper16, waaronder i) de herziening van de transparantieverordening; ii) interne Limité-richtsnoeren van de Raad zodat minder Raadsdocumenten de Limité-markering krijgen en de Limité-markering van documenten tijdig wordt opgeheven en iii) het toezien op snelle totstandkoming en ingebruikname van de inter-institutionele wetgevingsdatabase (One-stop IT-shop).17

Op nationaal niveau werkt het kabinet aan een voorstel voor een Europawet, om de informatiepositie van de Staten-Generaal met betrekking tot EU-aangelegenheden te waarborgen. Het streven van het kabinet is om het wetsvoorstel in het voorjaar van 2023 in (internet)consultatie te geven.

De leden zien dat Europarlementsleden individuele Eurocommissarissen nog niet kunnen controleren. Zie bijvoorbeeld de discussie die recent ontstond over de rol van de Hongaarse Eurocommissaris. Wat heeft de Minister tot nu toe gedaan om dit te veranderen? Met welke collega’s heeft hij contact over dit onderwerp?

34. Antwoord van het kabinet:

Het Europees Parlement heeft een controlerende taak ten aanzien van de activiteiten van de Europese Commissie (artikel 14 VEU). De Commissie legt als college verantwoording af aan het EP (artikel 17(8) VEU) en de Commissie antwoordt mondeling of schriftelijk op door (leden van) het EP gestelde vragen (artikel 230 VWEU). Eurocommissarissen leggen in het EP dan ook regelmatig verantwoording af namens de Commissie. De voorzitter van de Commissie kan een individueel lid van de Commissie verzoeken ontslag te nemen; als dit gebeurt geeft het individuele lid hier gevolg aan (artikel 17(6) VEU). Het EP en de Commissie zijn verder onderling in een Kaderakkoord overeengekomen dat als het EP de voorzitter van de Commissie verzoekt het vertrouwen op te zeggen in een individueel lid van de Commissie, de voorzitter dit ernstig zal overwegen.18

Het kabinet is er conform het coalitieakkoord voorstander van dat het EP een individuele Eurocommissaris kan doen aftreden om daarmee de democratische legitimiteit te vergroten. Hiervoor is echter een verdragswijziging vereist, welke momenteel niet aan de orde is.19 Zoals Uw Kamer bekend, staat het kabinet open voor verdragswijziging, mits dit in het Nederlands en Europees belang is.

De leden van de SP-fractie lezen dat in antwoorden op vragen van de leden de regering aangeeft dat sponsoring door bedrijven van EU-functionarissen «in beginsel niet ongewenst is». Het zou zelfs faciliteren in de logistiek. Hoe kan de Minister zo naïef zijn over deze praktijken? Waarom staat hij niet vierkant achter het feit dat overheden volstrekt onafhankelijk moeten zijn? Hoe voorkomt de Minister belangenverstrengeling als bedrijven EU-voorzitters mogen sponsoren, zo vragen de leden.

35. Antwoord van het kabinet:

Ieder voorzitterschap heeft de ruimte om sponsoring autonoom vorm te geven. Bij sponsoring van voorzitterschappen hecht het kabinet waarde aan de door de Raad opgestelde richtsnoeren20, waarin bijvoorbeeld wordt aangemoedigd dat lidstaten heldere en transparante regels opstellen over sponsoring. Nederland heeft voor het voorzitterschap in 2016 regels voor sponsoring opgesteld21. Onder andere wordt in de regels genoemd dat sponsoren geen toegang hadden tot overleggen of evenementen van het EU-voorzitterschap. Dergelijke regels dragen ertoe bij dat sponsoring op een verantwoorde en transparante manier wordt ingezet en benut.

Aardbevingen Turkije/Syrië

De leden van de CDA-fractie leven erg mee met de mensen die getroffen zijn door de aardbeving in Turkije en Syrië. De leden zijn dan ook van mening dat waar mogelijk wij als Nederland bij moeten dragen aan de wederopbouw in deze landen en dat de toegang voor humanitaire hulpverleners niet geblokkeerd mag worden. Zij vragen de Minister of dit onderwerp nog geagendeerd gaat worden voor de Raad Algemene Zaken en hier besproken gaat worden. Wordt er al nagedacht over een Europese samenwerking om hulp te bieden?

36. Antwoord van het kabinet:

De huidige situatie in Turkije en Syrië en de Europese reactie daarop, inclusief voor de langere termijn, zal tijdens de Raad Buitenlandse Zaken worden besproken. Daarnaast organiseert de Europese Unie een donorconferentie in maart voor aanvullende steun in de getroffen gebieden.

De leden van de Volt-fractie hebben gezien dat de Wereldgezondheidsorganisatie de aardbevingen in Turkije en Syrië de ergste Europese natuurramp in 100 jaar noemt. De Verenigde Naties stellen dat de internationale gemeenschap Syrië in de steek heeft gelaten. Het Rode Kruis heeft gevraagd om de sancties op olie voor Syrië op te heffen zodat ambulances weer benzine kunnen krijgen om slachtoffers te helpen. De Verenigde Staten hebben voor de komende zes maanden de sancties op financiële transacties opgeheven zodat mensen geld kunnen sturen naar familieleden, vrienden en hulporganisaties. Hoe beziet de Minister deze gerichte versoepeling van sancties in het licht van deze ramp? Is de Minister bereid om bij zijn Europese collega’s te pleiten voor het gericht tijdelijk opheffen van de sancties op Syrië; met name voor: financiële transacties, olie en diesel en bouwmaterieel? Waarbij de Europese Unie alle sancties tegen personen, denk aan overheidsfunctionarissen, handlangers, terroristen, overeind kan houden. Om zo te zorgen dat de slachtoffers van de ramp beter geholpen kunnen worden.

37. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft kennisgenomen van de zogeheten general license van de VS in het kader van de Amerikaanse sancties tegen Syrië. Het betreft geen opheffing van sancties. Ook in de EU is het opheffen van sancties niet aan de orde. De EU-sancties zijn gericht tegen het regime en aanverwante personen en bedrijven omdat zij de bevolking onderdrukken. Humanitaire hulp is mogelijk, zo mogen voedsel, graafmachines, ambulances en andere goederen die nodig zijn voor het leveren van humanitaire hulp gewoon worden geëxporteerd. Ook het overmaken van geld naar familieleden, vrienden en hulporganisaties is toegestaan, behalve naar de personen op de EU-sanctielijst. Daarnaast bestaat er een uitzondering die het tanken in Syrië voor humanitaire doeleinden uitzondert van het verbod op de koop of het transport van olie. In sommige gevallen is er wel sprake van overcompliance door banken of leveranciers. Nederland vraagt de Europese Commissie duidelijk te blijven communiceren wat wel en niet is toegestaan binnen de sancties, en banken om de sancties niet strakker te interpreteren dan nodig. Nederland is in Europees en nationaal verband voortdurend in gesprek om ervoor te zorgen dat humanitaire hulpverlening doorgang vindt in Syrië. Nederland vraagt in algemene zin aandacht voor het zoveel mogelijk mitigeren van onbedoelde negatieve consequenties van sanctiemaatregelen.


  1. Zie de bijlage Kamerstuk 21 501-30, nr. 571↩︎

  2. Kamerstuk 22 112, nr. 3607↩︎

  3. Kamerstuk 22 112, nr. 3573↩︎

  4. Kamerstuk 36 236, nr. 13↩︎

  5. Kamerstuk 21 501-02, nr. 2601↩︎

  6. Kamerstuk 36 045, nr. 120↩︎

  7. Kamerstuk 21 501-20, nr. 1871↩︎

  8. Kamerstuk 21 501-07, nr. 1909↩︎

  9. Kamerstuk 21 501-20, nr. 1903↩︎

  10. Kamerstukken 21 501-07 en 36 045, nr. 1912↩︎

  11. Kamerstukken 21 501-07 en 36 045, nr. 1914↩︎

  12. Kamerstuk 21 501-07, nr. 1916↩︎

  13. Kamerstuk 22 112, nr. 3613↩︎

  14. Zie voor toelichting over het voorlopig akkoord dat is bereikt in de trilogen over de herziening van het EU-emissiehandelssysteem voor de luchtvaart eveneens Kamerstuk 22 112, nr. 3613↩︎

  15. Kamerstuk 21 501-02, nr. 2601↩︎

  16. https://www.permanentrepresentations.nl/documents/publications/2019/06/18/non-paper---transparency-and-accountability↩︎

  17. Zie bijvoorbeeld: Kamerstuk 22 112, nr. 3244 en Kamerstuk 21 501-20, nr. 1741↩︎

  18. Voor het Kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie zie: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:02010Q1120(01)-20180207&from=EN.↩︎

  19. Kamerstuk 21 501-02, nr. 2533↩︎

  20. Zie https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-9897–2021-REV-1/en/pdf↩︎

  21. Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1839↩︎