Verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op verzoek commissie inzake de aanwijzingsprocedure van een lokale publieke media-instelling
Toekomst mediabeleid
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2023D07328, datum: 2023-02-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32827-277).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VVD)
- Mede ondertekenaar: C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 32827 -277 Toekomst mediabeleid.
Onderdeel van zaak 2023Z03114:
- Indiener: G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-02-23 13:25: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-03-09 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-03-30 13:05: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
32 827 Toekomst mediabeleid
Nr. 277 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 22 februari 2023
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 22 november 2022 over de reactie op verzoek commissie over de aanwijzingsprocedure van een lokale publieke media-instelling (Kamerstuk 32 827, nr. 273).
De vragen en opmerkingen zijn op 20 december 2022 aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 21 februari 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie,
Bosnjakovic
I | Vragen en opmerkingen uit de fracties | 2 |
• Inbreng van de leden van de VVD-fractie | 2 | |
• Inbreng van de leden van de CDA-fractie | 2 | |
• Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie | 2 | |
• Inbreng van de leden van de SGP-fractie | 3 | |
II | Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | 3 |
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie heeft met interesse kennisgenomen van de voorgelegde stukken en hebben geen verdere vragen naar aanleiding van deze stukken.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief inzake «Reactie op verzoek Vaste Kamercommissie OCW betreffende brief van de gemeenteraad van Pijnacker-Nootdorp over de aanwijzingsprocedure van een lokale publieke media-instelling». Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie vragen wat reden is dat de beoogde wetswijziging om een voorkeursadvies van de gemeenteraad te beëindigen bij het kiezen van één lokale publieke media-instelling, als er meer gegadigden zijn, pas per 1 januari 2025 in werking kan treden. Welke tijdpad is er voorzien voor dit wetstraject? Wat beoogt de Staatssecretaris te regelen met deze wetswijziging? Waarom spreekt de Staatssecretaris over een minder bepalende rol van gemeenten om te beoordelen welke lokale omroep in aanmerking komt en niet over het beëindigen van de adviesrol van gemeenteraden? Waar in de Mediawet is geregeld dat gemeenteraden een voorkeursadvies geven bij het kiezen van één lokale omroep, als er meer gegadigden zijn, zo vragen zij.
Voorts vragen deze leden wat het Commissariaat voor de Media gaat regelen in de beleidsregel die ze nu aan het afronden is. Is de Staatssecretaris bereid deze beleidsregel aan de Kamer te doen toekomen, zo vragen zij.
Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie of de Staatssecretaris zicht heeft op hoeveel gemeenteraden tot de inwerkingtreding van de beoogde wetswijziging te maken krijgen met de aanwijzingsprocedure van een lokale publieke media-instelling. Wat voor oplossing heeft de Staatssecretaris voor de gemeenten die nu of in de nabije toekomst met het dilemma zitten met deze aanwijzing, zo vragen zij.
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de gemeente Pijnacker-Nootdorp van mening is dat er een afhankelijkheid tussen media en politiek ontstaat in de huidige situatie waarin gemeenteraden gevraagd wordt een voorkeur voor een lokale omroep uit te spreken middels een voorkeursadvies. De leden herkennen de zorg van de gemeente. Onafhankelijke journalisten en media zijn van vitaal belang voor een open samenleving en het goed functioneren van onze democratische rechtsstaat. Lokale media zijn cruciaal voor de lokale nieuwsvoorziening en de lokale democratie en dienen wat deze leden dan ook versterkt te worden. De Staatssecretaris schreef eerder dit jaar dat zij de positie van lokale omroepen ook wil versterken, onder andere door gemeenten minder bepalend te laten zijn bij de beoordeling welke organisatie in aanmerking komt om een lokale publieke omroep te worden. De leden van de genoemde fractie lezen in de brief van de Staatssecretaris dat de Kamer binnenkort geïnformeerd wordt over dit nader uitgewerkte beleid op mediagebied. De leden vragen de Staatssecretaris of zij meer duidelijkheid kan geven wanneer deze uitwerking komt en of zij al meer kan delen over de uitwerking.
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de Staatssecretaris daarnaast schrijft dat het Commissariaat voor de Media een beleidsregel aan het afronden is, waarin de huidige procedure inzichtelijk wordt weergegeven. Hoewel de voornoemde leden het belang inzien van een inzichtelijke weergave, vragen zij of dit geen verwarring kan opleveren bij gemeenten als de Staatssecretaris binnenkort met beleidswijzigingen komt.
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de reactie van de Staatssecretaris op de aanwijzingsprocedure voor lokale omroepen. Deze leden zou graag vernemen wat het voornemen van het kabinet om te komen tot een minder bepalende rol voor gemeenten concreet betekent voor de elementen van de huidige procedure.
De leden van deze fractie constateren dat gemeenten op dit moment zelf hun toetsingscriteria mogen formuleren, ook als het gaat om vragen hoe de instelling in de maatschappij staat. Onderkent de Staatssecretaris dat het juist ten aanzien van de media en meningsvorming risicovol kan zijn dat een overheid criteria kan stellen over de manier waarop burgers in de maatschappij staan? Zou het niet ten minste zo moeten zijn dat bij zulke gevoelige thema’s eenduidigheid bestaat in de criteria, zodat de mogelijkheden om toegang te krijgen tot het bestel niet per gemeenten verschillen.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de Staatssecretaris het risico beoordeelt dat de rol van de gemeente om een oordeel te vellen over de maatschappelijke positionering van omroepen onbedoeld een voedingsbodem kunnen vormen van ongewenste vormen van lobby en beïnvloeding. Worden ook alternatieven verkend om vanuit lokaal perspectief een oordeel te kunnen vellen over de maatschappelijke verworteling van omroepen, zo vragen zij.
II Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ik wil de Vaste Kamercommissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap danken voor de inbreng over mijn reactiebrief op het eerdere verzoek van de commissie over de aanwijzingsprocedure van een lokale publieke media-instelling (Kamerstuk 32 827, nr. 273). Ik heb met veel belangstelling genomen van de vragen van de leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie en de SGP. In de beantwoording volg ik de volgorde van de gestelde vragen.
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie heeft met interesse kennisgenomen van de voorgelegde stukken en hebben geen verdere vragen naar aanleiding van deze stukken.
Ik dank deze leden voor hun inbreng en betrokkenheid.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie vragen wat reden is dat de beoogde wetswijziging om een voorkeursadvies van de gemeenteraad te beëindigen bij het kiezen van één lokale publieke media-instelling, als er meer gegadigden zijn, pas per 1 januari 2025 in werking kan treden. Welke tijdpad is er voorzien voor dit wetstraject? Wat beoogt de Staatssecretaris te regelen met deze wetswijziging? Waarom spreekt de Staatssecretaris over een minder bepalende rol van gemeenten om te beoordelen welke lokale omroep in aanmerking komt en niet over het beëindigen van de adviesrol van gemeenteraden? Waar in de Mediawet is geregeld dat gemeenteraden een voorkeursadvies geven bij het kiezen van één lokale omroep, als er meer gegadigden zijn, zo vragen zij.
Het is mijn bedoeling om het wetstraject in het voorjaar te starten. Ik wil voorafgaand aan het wetstraject, zoals ik heb vermeld in mijn brief van 16 december jl., een visiebrief aan de Kamer sturen. Die visiebrief zal in grote lijnen dezelfde thema’s adresseren als de brief van 16 december, maar met een nadere uitwerking. Die nadere uitwerking biedt een opmaat voor een wetstraject en de behandeling ervan in het parlement. Het is de bedoeling dat in de wet de basistaken en de minimumtoegangseisen voor lokale publieke omroepen worden opgenomen. Ook wordt de aanwijzingsprocedure, de rollen en taken van de gemeente en de sectororganisatie NLPO en de wijze van bekostigen herzien.
Het voorkeursadvies van gemeenten is nu niet in de wet geregeld. De huidige werkwijze volgt uit de interpretatie van de wet door het Commissariaat voor de Media (hierna: Commissariaat). De reden dat het Commissariaat nu deze beleidsregel publiceert, komt voort uit de wens van het Commissariaat om de huidige procedure transparant in beeld te brengen en om duidelijkheid te scheppen voor betrokken partijen. In de betreffende beleidsregel zijn voorbeelden van criteria opgenomen die bij het voorkeursadvies, zoals dat bestaat in de huidige wettelijke context, kunnen worden toegepast.
In mijn visiebrief die ik in het voorjaar aan de Kamer wil sturen, wil ik het punt van de ongewenste afhankelijkheid die het uitspreken van een voorkeur kan hebben, meewegen. Het is daarmee niet uitgesloten dat deze praktijk zou kunnen wijzigen.
Voorts vragen deze leden wat het Commissariaat voor de Media gaat regelen in de beleidsregel die ze nu aan het afronden is. Is de Staatssecretaris bereid deze beleidsregel aan de Kamer te doen toekomen, zo vragen zij.
De beleidsregel is op eigen initiatief opgesteld door het Commissariaat en is inmiddels gepubliceerd in de Staatscourant1. In de beleidsregel wordt de huidige procedure toegelicht en daar waar nodig verduidelijkt om een transparante procedure te waarborgen. Hiermee wordt dus geen nieuw beleid gemaakt, maar wordt bestaand beleid opgeschreven en toegelicht.
De beleidsregel geeft meer inzicht in de procedure, dat kan van pas komen voor aanvragers (omroepen) en adviseurs (gemeenten), die om een advies worden gevraagd. Dit volgt, zoals ook hierboven gesteld, uit de wens van het Commissariaat om de huidige procedure transparant in beeld te brengen en uit de wens voor duidelijkheid van betrokken partijen. Zowel omroepen als gemeenten hebben hiermee zoveel mogelijk duidelijkheid over de huidige procedure.
Het is aannemelijk dat de door mij voorgestelde wijzigingen van de wet de aanwijzingsprocedure zouden kunnen herzien, waarmee deze beleidsregel achterhaald wordt. Tot het moment dat de nieuwe wet in werking is getreden, zal er echter moeten worden gewerkt binnen de huidige wettelijke kaders. De beleidsregel helpt om dat zo duidelijk mogelijk te laten zijn, dat is ook de reden dat het Commissariaat besloten heeft om tot deze beleidsregel te komen.
Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie of de Staatssecretaris zicht heeft op hoeveel gemeenteraden tot de inwerkingtreding van de beoogde wetswijziging te maken krijgen met de aanwijzingsprocedure van een lokale publieke media-instelling. Wat voor oplossing heeft de Staatssecretaris voor de gemeenten die nu of in de nabije toekomst met het dilemma zitten met deze aanwijzing, zo vragen zij.
Het Commissariaat houdt een register bij van lokale publieke media-instellingen. De cijfers dateren uit oktober 2022. Sindsdien kunnen er nieuwe aanwijzingen zijn verleend voor de omroepen wier aanwijzing in 2022 afliep. Deze aanwijzingen lopen dan tot 2027.
2017 | 2022 | 14 |
2018 | 2023 | 67 |
2019 | 2024 | 36 |
2020 | 2025 | 47 |
2021 | 2026 | 32 |
2022 | 2027 | 36 |
Tot de wijziging van de wet blijft het huidige bestel in stand, inclusief de advisering van gemeenten bij de aanwijzing en de bekostigingsplicht van gemeenten. Bij de invoering van een nieuw bestel, dat vorm krijgt bij de voornoemde wetswijziging, wordt voldoende rekening gehouden met de overgangssituaties.
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de gemeente Pijnacker-Nootdorp van mening is dat er een afhankelijkheid tussen media en politiek ontstaat in de huidige situatie waarin gemeenteraden gevraagd wordt een voorkeur voor een lokale omroep uit te spreken middels een voorkeursadvies. De leden herkennen de zorg van de gemeente. Onafhankelijke journalisten en media zijn van vitaal belang voor een open samenleving en het goed functioneren van onze democratische rechtsstaat. Lokale media zijn cruciaal voor de lokale nieuwsvoorziening en de lokale democratie en dienen wat deze leden dan ook versterkt te worden. De Staatssecretaris schreef eerder dit jaar dat zij de positie van lokale omroepen ook wil versterken, onder andere door gemeenten minder bepalend te laten zijn bij de beoordeling welke organisatie in aanmerking komt om een lokale publieke omroep te worden. De leden van de genoemde fractie lezen in de brief van de Staatssecretaris dat de Kamer binnenkort geïnformeerd wordt over dit nader uitgewerkte beleid op mediagebied. De leden vragen de Staatssecretaris of zij meer duidelijkheid kan geven wanneer deze uitwerking komt en of zij al meer kan delen over de uitwerking.
De woorden van deze leden over het belang van lokale media kan ik alleen maar onderschrijven. Ik heb in mijn brief van 16 december jl. een stand van zaken gedeeld met de Kamer (Kamerstuk 32 827, nr. 275). In die brief heb ik aangekondigd dat ik in het voorjaar van 2023 wil komen met een visiebrief. Dan zijn ook de voorbereidende gesprekken met de belangrijkste stakeholders afgerond. Aan de hand van de visiebrief wil ik het wetstraject starten.
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de Staatssecretaris daarnaast schrijft dat het Commissariaat voor de Media een beleidsregel aan het afronden is, waarin de huidige procedure inzichtelijk wordt weergegeven. Hoewel de voornoemde leden het belang inzien van een inzichtelijke weergave, vragen zij of dit geen verwarring kan opleveren bij gemeenten als de Staatssecretaris binnenkort met beleidswijzigingen komt.
Het Commissariaat is zich ervan bewust dat het uitbrengen van een beleidsregel mogelijk onduidelijkheid kan creëren nu er een wetswijziging op handen is. Totdat de nieuwe wet van kracht is, blijft echter de huidige wet van kracht. Dat betekent dat gemeenten een advies moeten geven bij aanwijzing. Daarnaast hebben gemeenten in het huidige bestel een bekostigingsplicht. Het Commissariaat ontving van gemeenten en lokale omroepen signalen dat het wenselijk is om de huidige werkwijze duidelijk op te schrijven, zodat daar geen verwarring over kan ontstaan. Tevens draagt de beleidsregel bij aan het efficiënter en transparanter laten verlopen van de aanwijzingsprocedure. Een heldere beschrijving van het huidige traject helpt ook bij de herziening, omdat dan duidelijker wordt in hoeverre een onderdeel wijziging behoeft.
Het ligt in de rede dat, bij inwerkingtreding van de nieuwe wet, het beleid van het Commissariaat wordt herzien.
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de reactie van de Staatssecretaris op de aanwijzingsprocedure voor lokale omroepen. Deze leden zou graag vernemen wat het voornemen van het kabinet om te komen tot een minder bepalende rol voor gemeenten concreet betekent voor de elementen van de huidige procedure.
In de visiebrief die ik in het voorjaar van 2023 aan uw Kamer wil sturen, zal ik hier op in gaan, evenals op de nieuwe criteria voor omroepen om in aanmerking te kunnen komen voor een aanwijzing. In het wetstraject krijgt de rol van de gemeente preciezer vorm.
De leden van deze fractie constateren dat gemeenten op dit moment zelf hun toetsingscriteria mogen formuleren, ook als het gaat om vragen hoe de instelling in de maatschappij staat. Onderkent de Staatssecretaris dat het juist ten aanzien van de media en meningsvorming risicovol kan zijn dat een overheid criteria kan stellen over de manier waarop burgers in de maatschappij staan? Zou het niet ten minste zo moeten zijn dat bij zulke gevoelige thema’s eenduidigheid bestaat in de criteria, zodat de mogelijkheden om toegang te krijgen tot het bestel niet per gemeenten verschillen.
Ik ben het met deze leden eens dat dit risicovol kan zijn, ook al worden de criteria met de beste bedoelingen geformuleerd en tijdig vastgesteld en kenbaar gemaakt door een gemeente. De huidige Mediawet kent geen beslisbevoegdheid toe aan gemeenten, maar geeft de gemeenteraad een adviserende rol.
Het Commissariaat gaat in haar beleidsregel – die al eerder in de beantwoording aan bod is gekomen – in op objectieve criteria die gemeenten zouden kunnen hanteren. Dit is als hulpmiddel bedoeld. Het Commissariaat neemt het besluit tot aanwijzing, waarbij zij ook toetst of het advies van de gemeenteraad zorgvuldig tot stand is gekomen en deugdelijk is gemotiveerd.
De adviesrol van gemeenten zal in de nieuwe wet duidelijker worden gedefinieerd. Ik zal dit punt bij mijn visiebrief in voorjaar 2023 betrekken. Ook zal ik dan ingaan op de wijze waarop ik dat wil regelen.
Overigens hecht ik er ook waarde aan vast te stellen dat de uitvoering van de adviesrol door gemeenten in veel gevallen goed verloopt. Ik zie het als mijn verantwoordelijkheid om (mogelijke) risico’s uit het bestel weg te nemen. Het traject wat ik inzet gebruik ik mede daarvoor.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de Staatssecretaris het risico beoordeelt dat de rol van de gemeente om een oordeel te vellen over de maatschappelijke positionering van omroepen onbedoeld een voedingsbodem kunnen vormen van ongewenste vormen van lobby en beïnvloeding. Worden ook alternatieven verkend om vanuit lokaal perspectief een oordeel te kunnen vellen over de maatschappelijke verworteling van omroepen, zo vragen zij.
Omroepen hebben nu een programmabeleidbepalend orgaan, waarin stromingen of maatschappelijke organisaties vertegenwoordigd zijn. Dit orgaan bepaalt welk programmabeleid de omroep zal voeren. Dit orgaan bestaat om de maatschappelijke worteling vorm te geven. In mijn al eerder genoemde visiebrief wil ik nader ingaan op de werking hiervan.
Stcrt. 2023, nr. 2833.↩︎