[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

35942, eindtekst

Wijziging van de Jeugdwet in verband met het versterken van de rechtspositie van jeugdigen die worden opgenomen in een gesloten accommodatie (Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp)

Eindtekst

Nummer: 2023D07481, datum: 2023-02-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2021Z18007:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

14 februari 2023



	Wijziging van de Jeugdwet in verband met het versterken van de
rechtspositie van jeugdigen die worden opgenomen in een gesloten
accommodatie (Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van

Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de
rechtspositie van jeugdigen die worden opgenomen in een accommodatie
voor gesloten jeugdhulp te verbeteren en te versterken; 

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Jeugdwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsomschrijving “gesloten jeugdhulp” komt te luiden:

- gesloten jeugdhulp: opname, verblijf en jeugdhulp op basis van een
machtiging als bedoeld in de artikelen 6.1.2, 6.1.3 of 6.1.4;

2. In de alfabetische rangschikking wordt de volgende
begripsomschrijving ingevoegd:

- jeugdhulpverantwoordelijke: degene die behoort tot een bij regeling
van Onze Ministers aangewezen categorie van deskundigen en die door de
jeugdhulpaanbieder als jeugdhulpverantwoordelijke is aangewezen,
verantwoordelijk voor de uitvoering van de jeugdhulp en de toepassing
van vrijheidsbeperkende maatregelen in een gesloten accommodatie;

Aa

Aan artikel 1a.2 worden twee leden toegevoegd, luidende:

5. Een vertrouwenspersoon is tot geheimhouding verplicht van hetgeen in
de uitvoering van zijn taak aan hem is toevertrouwd, tenzij enig
wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht, uit zijn taak de
noodzaak tot mededeling voortvloeit of de betrokken jeugdige, ouder of
pleegouder toestemming geeft om vertrouwelijke informatie te delen.

6. Een vertrouwenspersoon kan zich op grond van zijn
geheimhoudingsplicht verschonen van het geven van getuigenis of het
beantwoorden van vragen in een klachtprocedure of een rechterlijke
procedure.

Aaa

Aan artikel 4.1.1, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Een
jeugdige wordt in de gelegenheid gesteld zijn godsdienst of
levensovertuiging vrij te belijden en te beleven.

Aab

Na artikel 4.1.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4.1.1a

Bij regeling van Onze Ministers worden regels gesteld ten aanzien van
een jeugdige die in een accommodatie verblijft over:

a. het toekennen van zak- en kleedgeld; en

b. de omstandigheden waaronder in plaats van kleedgeld de
jeugdhulpaanbieder in kleding of schoeisel kan voorzien. 

B

Artikel 6.1.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt:

a. aan het slot van onderdeel a “, en” vervangen door een puntkomma;

b. in onderdeel b “noodzakelijk” vervangen door “noodzakelijk en
geschikt”;  

c. onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door “;
en”, na onderdeel b een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en
opvoedingsproblemen te behandelen.

2. In het derde lid, onderdeel b, wordt “, of” vervangen door “;
of”.

3. In het vierde lid, onderdeel c, wordt “, en” vervangen door “;
en”.

4. In het negende lid wordt “kan de jeugdige gedurende ten hoogste
veertien dagen in de gesloten accommodatie verblijven, en zijn de
paragrafen 6.3, 6.4 en 6.5 op de jeugdige van toepassing” vervangen
door “vervalt de machtiging op de veertiende dag nadat de instemming
is ingetrokken”.

C

In het tweede lid van artikel 6.1.3 wordt:

a. aan het slot van onderdeel a “, en” vervangen door een puntkomma;

b. in onderdeel b “noodzakelijk” vervangen door “noodzakelijk en
geschikt”;

c. onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door “;
en”, na onderdeel b een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en
opvoedingsproblemen te behandelen.

D

Artikel 6.1.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt:

a. aan het slot van onderdeel a “, en” vervangen door een puntkomma;

b. in onderdeel b “noodzakelijk” vervangen door “noodzakelijk en
geschikt”;

c. onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door “;
en”, na onderdeel b een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en
opvoedingsproblemen te behandelen.

2. In het zesde lid wordt “een omschrijving van de voorwaarden en het
toezicht daarop en van de jeugdhulp” vervangen door “een
omschrijving van de voorwaarden en het toezicht daarop, van de
vrijheidsbeperkende maatregelen die kunnen worden toegepast en van de
jeugdhulp”.

3. Onder vernummering van het zevende tot en met elfde lid tot negende
tot en met dertiende lid, worden twee leden ingevoegd, luidende: 

7. Het hulpverleningsplan, bedoeld in het zesde lid, kan de volgende
vrijheidsbeperkende maatregelen bevatten:

a. onderzoek aan het lichaam op aanwezigheid van voorwerpen die een
risico vormen voor de veiligheid van de jeugdige of anderen; 

b. onderzoek van de kleding op aanwezigheid van voorwerpen die een
risico vormen voor de veiligheid van de jeugdige of anderen;

c. onderzoek van urine op aanwezigheid van gedragsbeĂŻnvloedende
middelen;

d. beperken van de bewegingsvrijheid;

e. elektronisch toezicht.

8. Het onderzoek, bedoeld in het zevende lid, onderdeel a, wordt
verricht op besloten plaatsen en voor zover mogelijk door personen van
het geslacht dat de voorkeur van de jeugdige heeft.

4. In het tiende lid (nieuw) wordt “de in het zevende lid bedoelde
voorwaarde” vervangen door “de in het zevende lid bedoelde
vrijheidsbeperkende maatregelen en de in het negende lid bedoelde
voorwaarde”. 

5. In het dertiende lid (nieuw) wordt “tweede tot en met tiende lid”
vervangen door “tweede tot en met twaalfde lid”.

E

In artikel 6.1.13, eerste lid, wordt “het hulpverleningsplan als
bedoeld in artikel 6.1.5” vervangen door “het hulpverleningsplan,
bedoeld in artikel 6.1.5,”.

F

Artikel 6.2.4 komt te luiden:

Artikel 6.2.4

1. De jeugdhulpaanbieder wijst voor elke jeugdige, die in een gesloten
accommodatie verblijft, een jeugdhulpverantwoordelijke aan, draagt
ervoor zorg dat aan hem een vertrouwenspersoon wordt toegewezen en deelt
hun namen mee aan de jeugdige en aan degene die het gezag over de
jeugdige heeft.

2. De jeugdhulpaanbieder stelt huisregels vast die betrekking hebben op
een ordelijke gang van zaken, de veiligheid binnen de gesloten
accommodatie en het waarborgen van een pedagogisch klimaat.

3. De huisregels bevatten in ieder geval een regeling ten aanzien van de
controle van de bezoekers en voorwerpen die jeugdigen in verband met de
veiligheid binnen de gesloten accommodatie niet in hun bezit mogen
hebben.

4. De jeugdhulpverantwoordelijke draagt ervoor zorg dat de jeugdige zo
spoedig mogelijk na opname in een gesloten accommodatie schriftelijk en
mondeling wordt geĂŻnformeerd in voor hem duidelijke en toegankelijke
bewoordingen over:

a. de in de gesloten accommodatie geldende huisregels;

b. de klachtenregeling;

c. de mogelijkheden de toegewezen vertrouwenspersoon in te schakelen; en

d. de medezeggenschapsregeling.

G

Na artikel 6.2.4 worden zeven artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 6.2.5

1. De jeugdhulpaanbieder draagt ervoor zorg dat een jeugdige kan
deelnemen aan onderwijs dat aansluit bij diens leerbehoefte, andere
activiteiten in het kader van pedagogische vorming en gemeenschappelijke
activiteiten gedurende ten minste zes uur per dag. 

2. In afwijking van het eerste lid, kan de jeugdhulpaanbieder aan een
jeugdige een passend individueel onderwijsprogramma en individuele
activiteiten bieden.

3. De jeugdhulpaanbieder draagt ervoor zorg dat een gekwalificeerde
gedragswetenschapper is verbonden aan een gesloten accommodatie.

4. De jeugdhulpaanbieder stelt een jeugdige in de gelegenheid een arts
te raadplegen.

Artikel 6.2.6

1. Een jeugdige heeft een eigen kamer gedurende zijn verblijf in een
gesloten accommodatie. 

2. Een jeugdige kan op eigen verzoek tijdelijk in een afzonderlijke en
veilige ruimte, anders dan de eigen kamer, verblijven.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld
over de verblijfsruimte, bedoeld in het tweede lid, en over de wijze
waarop contact wordt gehouden met de jeugdige tijdens het verblijf in
die verblijfsruimte.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld aan de inrichting, de faciliteiten, de afmeting en de kwaliteit
van een kamer als bedoeld in het eerste lid. 

Artikel 6.2.7 

Een jeugdige heeft het recht eigen kleding en schoeisel te dragen,
tenzij die een gevaar kunnen opleveren voor de veiligheid in de gesloten
accommodatie. 

Artikel 6.2.8

1. Indien een jeugdige een kind heeft, kan de jeugdige het kind in de
gesloten accommodatie verzorgen en opvoeden voor zover het verblijf van
het kind zich verdraagt met de opvoeding en het gezond en veilig
opgroeien van het kind en de jeugdige alsmede met de veiligheid in de
gesloten accommodatie.

2. De jeugdhulpaanbieder draagt er in dat geval zorg voor dat een
jeugdige die een kind heeft, beschikt over faciliteiten die passend zijn
om een kind te verzorgen en op te voeden.

Artikel 6.2.9

1. De jeugdhulpverantwoordelijke stelt samen met de jeugdige een
hulpverleningsplan op.

2. De jeugdhulpaanbieder draagt ervoor zorg dat het hulpverleningsplan,
bedoeld in het eerste lid, zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen
zes weken na opname in de gesloten accommodatie, wordt vastgesteld.

3. De jeugdhulpverantwoordelijke wijst de jeugdige en diens ouders op de
mogelijkheden om zich bij het opstellen, evalueren en wijzigen van het
hulpverleningsplan te laten bijstaan door:

a. een vertrouwenspersoon; of

b. een familielid of naaste.

4. De jeugdhulpverantwoordelijke overlegt voorafgaand aan het
vaststellen of wijzigen van het hulpverleningsplan met:

a. de ouders van de jeugdige;

b. degene die het gezag heeft over de jeugdige; 

c. de voor de verlening van de jeugdhulp relevante familie en naasten;

d. een gekwalificeerde gedragswetenschapper, indien de
jeugdhulpverantwoordelijke geen gekwalificeerde gedragswetenschapper is;
en

e. een arts, indien wordt overwogen in het hulpverleningsplan
geneeskundige behandelingen op te nemen.

5. De jeugdhulpverantwoordelijke houdt bij het opstellen en wijzigen van
het hulpverleningsplan zoveel als mogelijk rekening met de wensen en
voorkeuren van de jeugdige.

6. Indien voorafgaand aan de opname in de gesloten accommodatie een
familiegroepsplan is vastgesteld, kan dat familiegroepsplan worden
aangevuld met het hulpverleningsplan.

7. De vertrouwenspersoon verleent op verzoek van de jeugdige of diens
ouders advies en bijstand bij het opstellen, evalueren en wijzigen van
het hulpverleningsplan.

8. De jeugdhulpverantwoordelijke evalueert het hulpverleningsplan samen
met de jeugdige vier weken na aanvang van de uitvoering ervan en
vervolgens ten minste elke twee maanden.

9. De jeugdhulpverantwoordelijke stelt een verslag op van de evaluatie,
bedoeld in het achtste lid, en reikt het verslag uit aan de jeugdige.

Artikel 6.2.10

1. In het hulpverleningsplan, bedoeld in artikel 6.2.9, eerste lid,
wordt in elk geval opgenomen:

a. een omschrijving van de problematiek van de jeugdige en van het
gedrag dat daaruit voortvloeit;

b. de doelen voor de ontwikkeling van de jeugdige;

c. een beschrijving van de te verlenen jeugdhulp;

d. welke vrijheidsbeperkende maatregelen toegepast kunnen worden, de
gevallen waarin en de termijn dat die maatregelen toegepast kunnen
worden, alsmede welke jeugdhulpverlener of categorie van
jeugdhulpverleners bevoegd is de maatregelen toe te passen;

e. de wijze waarop rekening wordt gehouden met de wensen en voorkeuren
van de jeugdige ten aanzien van de jeugdhulp; en

f. de frequentie waarmee en de omstandigheden waaronder het
hulpverleningsplan wordt geëvalueerd en het hulpverleningsplan wordt
gewijzigd.

2. Indien de jeugdhulpverantwoordelijke geen gekwalificeerde
gedragswetenschapper is, vindt de vaststelling of wijziging van de in
het hulpverleningsplan opgenomen vrijheidsbeperkende maatregelen niet
plaats dan na instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper.

3. De vaststelling of wijziging van in het hulpverleningsplan opgenomen
geneeskundige behandelingen vindt niet plaats dan na instemming van een
arts.

Artikel 6.2.11

1. Met het oog op de veiligheid van een jeugdige of anderen dan wel om
te voorkomen dat een jeugdige zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van
de machtiging, bedoeld in de artikelen 6.1.2 en 6.1.3, kan de
jeugdhulpaanbieder bepalen dat het vervoer van en naar een gesloten
accommodatie plaatsvindt door een door Onze Ministers daartoe aangewezen
vervoerder.

2. Bij regeling van Onze Ministers kunnen regels worden gesteld over het
vervoer van en naar gesloten accommodaties, waaronder regels over het
door de vervoerder te gebruiken vervoermiddel.

H

Paragraaf 6.3 komt te luiden:

§ 6.3 Toepassing vrijheidsbeperkende maatregelen

§ 6.3.1 Doelen en voorwaarden voor de toepassing van
vrijheidsbeperkende maatregelen

Artikel 6.3.1.1

1. Ten aanzien van een jeugdige voor wie een machtiging als bedoeld in
artikel 6.1.2, 6.1.3 of 6.1.4 is verleend, kunnen vrijheidsbeperkende
maatregelen worden toegepast tegen de wil van de jeugdige of van degene
die het gezag over hem uitoefent.

2. Een vrijheidsbeperkende maatregel is uitsluitend gericht op:

a. het waarborgen van de veiligheid van een jeugdige of anderen;

b. het afwenden van gevaar voor de gezondheid van een jeugdige of
anderen; of

c.  het bereiken van de met de jeugdhulp beoogde doelen voor de
ontwikkeling van de jeugdige, die in het hulpverleningsplan zijn
opgenomen. 

3. In een gesloten accommodatie kunnen uitsluitend de in de artikelen
6.3.2.1 tot en met 6.3.2.5 opgenomen vrijheidsbeperkende maatregelen
worden toegepast. 

Artikel 6.3.1.2

1. Een vrijheidsbeperkende maatregel wordt niet toegepast, tenzij:  

a. er voor de jeugdige, gelet op het beoogde doel, geen minder
bezwarende alternatieven zijn;

b. de maatregel, gelet op het beoogde doel, evenredig is; en

c. redelijkerwijs te verwachten is dat de maatregel effectief is.

2. In aanvulling op het eerste lid kan een vrijheidsbeperkende maatregel
uitsluitend worden toegepast als die maatregel is opgenomen in het
hulpverleningsplan van de jeugdige.

3. In afwijking van het tweede lid kan in een gesloten accommodatie een
maatregel worden toegepast die niet is opgenomen in het
hulpverleningsplan voor zover de maatregel tijdelijk noodzakelijk is ter
afwending van een noodsituatie, gelet op de veiligheid en gezondheid van
een jeugdige, de veiligheid in de gesloten accommodatie of de
bescherming van anderen in de accommodatie.

4. In geval van een noodsituatie als bedoeld in het derde lid, is
artikel 6.3.1.4, eerste lid, niet van toepassing en wordt een maatregel
ten hoogste gedurende drie opeenvolgende dagen toegepast.

5. Indien een maatregel ter afwending van een noodsituatie niet binnen
twaalf uur kan worden beëindigd, is voor de voortzetting van de
maatregel de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper
vereist. De gekwalificeerde gedragswetenschapper beoordeelt of de
voortzetting van de maatregel noodzakelijk en geschikt is om de
noodsituatie af te wenden. Indien de gekwalificeerde
gedragswetenschapper oordeelt dat de maatregel niet noodzakelijk en
geschikt is om de noodsituatie af te wenden, wordt de maatregel
onmiddellijk beëindigd.

6. Indien de jeugdhulpverantwoordelijke van oordeel is dat het
noodzakelijk is een maatregel na de in het vierde lid bedoelde periode
voort te zetten, wordt overwogen de maatregel op te nemen in het
hulpverleningsplan van de jeugdige. De artikelen 6.2.9, derde, vierde,
vijfde en zevende lid, en 6.2.10, tweede lid, zijn van overeenkomstige
toepassing.

7. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over
de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de vrijheidsbeperkende
maatregelen, bedoeld in de artikelen 6.1.4, zevende lid, 6.3.2.1,
6.3.2.2, 6.3.2.4, 6.3.2.5 en 6.3.2.6, mogen worden toegepast.

Artikel 6.3.1.3

1. De jeugdhulpaanbieder stelt op basis van de uitgangspunten van de
artikelen 6.3.1.1, tweede lid, en 6.3.1.2, eerste lid, een beleidsplan
op over de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen in de gesloten
accommodatie, dat gericht is op het terugdringen en voorkomen van de
toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen en het zoeken naar
alternatieven op basis van vrijwilligheid.

2. De jeugdhulpaanbieder draagt er zorg voor dat het beleidsplan wordt
toegepast bij de voorbereiding, uitvoering, evaluatie, wijziging en
beëindiging van vrijheidsbeperkende maatregelen in de gesloten
accommodatie. 

Artikel 6.3.1.4

1. De jeugdhulpverantwoordelijke neemt een beslissing tot het toepassen
van een vrijheidsbeperkende maatregel niet dan nadat hij:

a. zich op de hoogte heeft gesteld van de actuele toestand van de
betrokken jeugdige; en

b. voor zover mogelijk met de betrokken jeugdige de voorgenomen
beslissing heeft besproken in een voor die jeugdige begrijpelijke en
toegankelijke taal.

2. De jeugdhulpverantwoordelijke stelt een beslissing tot het toepassen
van een vrijheidsbeperkende maatregel op schrift en voorziet de
beslissing van een schriftelijke motivering. 

3. De jeugdhulpverantwoordelijke overhandigt een afschrift van de
beslissing, bedoeld in het tweede lid, aan de jeugdige en stelt de
jeugdige op de kortst mogelijke termijn schriftelijk in kennis van de
klachtwaardigheid van de beslissing en de mogelijkheid van advies en
bijstand door de vertrouwenspersoon.

4. De jeugdhulpverantwoordelijke draagt ervoor zorg dat de toepassing
van een vrijheidsbeperkende maatregel in overleg met de jeugdige zo
spoedig mogelijk wordt afgebouwd.

Artikel 6.3.1.5

1. Indien het niet lukt de toepassing van een vrijheidsbeperkende
maatregel voor afloop van de in artikel 6.2.10, eerste lid, onderdeel d,
bedoelde termijn af te bouwen, vraagt de jeugdhulpverantwoordelijke
advies over het afbouwen van die maatregel aan een niet bij de jeugdhulp
betrokken onafhankelijke deskundige.

2. De jeugdhulpverantwoordelijke overweegt het hulpverleningsplan aan te
passen op basis van het advies van de onafhankelijke deskundige. Artikel
6.2.9, derde, vierde, vijfde en zevende lid, is van toepassing. 

3. Bij of krachtens algemene maatregel kunnen eisen worden gesteld aan
de onafhankelijke deskundige.

§ 6.3.2 Vrijheidsbeperkende maatregelen

 

Artikel 6.3.2.1

De jeugdhulpverantwoordelijke kan toezicht uitoefenen of laten
uitoefenen op een jeugdige gedurende het verblijf in de gesloten
accommodatie.

Artikel 6.3.2.2

1. De jeugdhulpverantwoordelijke kan de bewegingsvrijheid van een
jeugdige gedurende het verblijf in de gesloten accommodatie met de
volgende maatregelen beperken:

a. vastpakken of vastpakken en vasthouden;

b. het verbod zich op te houden op in het hulpverleningsplan beschreven
plaatsen, waarbij indien nodig tevens de tijdstippen waarop dat verbod
geldt, kunnen worden vastgesteld; 

c. beperking van deelname aan gemeenschappelijke activiteiten;

d. tijdelijke overplaatsing binnen de gesloten accommodatie of naar een
andere gesloten accommodatie;

e. de verplichting tijdelijk in de eigen kamer of in een afzonderlijke
verblijfsruimte te verblijven zonder de kamer of die ruimte af te
sluiten; 

f. insluiting in een afzonderlijke en veilige verblijfsruimte. 

2. Insluiting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, kan
uitsluitend worden toegepast indien een jeugdige twaalf jaar of ouder is
en indien er sprake is van een noodsituatie als bedoeld in artikel
6.3.1.2, derde lid.

3. In afwijking van artikel 6.3.1.2, vierde lid, wordt een insluiting
ten hoogste gedurende Ă©Ă©n dag toegepast met dien verstande dat een
gekwalificeerde gedragswetenschapper de insluiting eenmaal voor ten
hoogste Ă©Ă©n dag kan verlengen indien deze oordeelt dat de noodsituatie
nog niet is afgewend en de verlenging noodzakelijk en geschikt is om de
noodsituatie af te wenden.

4. In afwijking van artikel 6.3.1.2, vijfde lid, beoordeelt een
gekwalificeerde gedragswetenschapper in geval van een insluiting zo
spoedig mogelijk of de insluiting noodzakelijk en geschikt is om de
noodsituatie af te wenden.

5. Zodra een gekwalificeerde gedragswetenschapper oordeelt dat een
insluiting niet noodzakelijk en geschikt is om de noodsituatie af te
wenden, wordt de insluiting onmiddellijk beëindigd.

6. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de
verblijfsruimte, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, en over de
wijze waarop contact wordt gehouden met de jeugdige tijdens de
insluiting.

7. Voorafgaand aan de toepassing van de maatregelen, bedoeld in het
eerste lid, onderdelen b tot en met f, wordt een jeugdige geĂŻnformeerd
over de duur ervan, in voor de jeugdige duidelijke en toegankelijke
bewoordingen.

Artikel 6.3.2.3 

De jeugdhulpverantwoordelijk kan een jeugdige gedurende het verblijf in
de gesloten accommodatie verplichten:

a. deel te nemen aan jeugdhulpverleningsprogramma’s; of

b. geneeskundige behandelingen, waaronder het toedienen van medicijnen,
te ondergaan. De behandeling wordt verricht door een arts of, in diens
opdracht, door een verpleegkundige.

Artikel 6.3.2.4 

1. De jeugdhulpverantwoordelijke kan ten aanzien van een jeugdige
gedurende het verblijf in de gesloten accommodatie contacten met
personen en organisaties buiten de gesloten accommodatie met de volgende
maatregelen beperken:

a. beperking van het brief- en telefoonverkeer of van het gebruik van
andere communicatiemiddelen;

b. beperking van bezoek;

c. toezicht op telefoongesprekken, het gebruik van andere
communicatiemiddelen en bezoek.

2. Indien sprake is van toezicht tijdens een bezoek, informeert de
jeugdhulpverantwoordelijke de bezoeker en de jeugdige voorafgaand aan
het bezoek over de wijze waarop toezicht wordt gehouden. Het toezicht
mag er niet toe leiden dat vertrouwelijke mededelingen in het onderhoud
tussen de jeugdige en diens rechtsbijstandverlener of vertrouwenspersoon
bij derden bekend kunnen worden.   

3. De verzending of uitreiking van brieven of berichten kan de jeugdige
niet worden geweigerd in geval van brieven of berichten gericht aan of
afkomstig van: 

a. leden van het Koninklijk Huis;

b. de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal, leden daarvan, de
Nederlandse leden van het Europese Parlement of een commissie uit een
van beide parlementen;

c. Onze Ministers;

d. het college of de gemeenteraad of leden van het college of de
gemeenteraad;

e. justitiële autoriteiten;

f. de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman;

g. de inspecteurs van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd;

h. de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming, een commissie
daaruit of leden of buitengewone leden daarvan;

i. de klachtencommissie of leden daarvan;

j. organen, of leden daarvan, die krachtens een wettelijk voorschrift of
een in Nederland geldend verdrag: 

1°. bevoegd zijn tot kennisneming van klachten of behandeling van met
een klacht aangevangen zaken; dan wel 

2°. zijn belast met het houden van toezicht; 

k. diens rechtsbijstandverlener;

l. diens reclasseringsmedewerker of medewerkers van de gecertificeerde
instelling;

m. diens ouders, andere gezinsleden, voogd, pleegouders of vrienden,
behoudens ingeval de jeugdhulpaanbieder heeft vastgesteld dat
zwaarwegende belangen van de jeugdige zich daartegen verzetten;

n. diens vertrouwenspersoon.

4. Bij het telefonisch contact met de in het derde lid genoemde personen
wordt geen ander toezicht uitgeoefend dan voor zover noodzakelijk is om
de identiteit van de persoon of instantie met wie de jeugdige een
telefoongesprek voert of wenst te voeren, vast te stellen.

5. De in het derde lid, onderdelen g, h, i, j en n, genoemde personen en
instanties kunnen een jeugdige te allen tijde bezoeken.

6. Indien de in het derde lid, onderdeel m, genoemde personen vanwege
dringende verplichtingen of belemmeringen niet in staat zijn de jeugdige
op de in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen te bezoeken,
stelt de jeugdhulpaanbieder hen buiten deze tijden daartoe in de
gelegenheid. 

Artikel 6.3.2.5 

1. Bij het gegronde vermoeden van aanwezigheid van gedragsbeĂŻnvloedende
middelen of van voorwerpen die een jeugdige niet in zijn bezit mag
hebben, kan de jeugdhulpverantwoordelijke ten aanzien van een jeugdige
gedurende het verblijf in de gesloten accommodatie de volgende controles
toepassen of laten toepassen:

a. onderzoek aan het lichaam;

b. onderzoek aan de kleding;

c. onderzoek van urine;

d. onderzoek van de kamer van de jeugdige, uitsluitend in aanwezigheid
van de jeugdige;

e. onderzoek van poststukken afkomstig van of bestemd voor de jeugdige,
uitsluitend in aanwezigheid van de jeugdige.

2. Het onderzoek aan het lichaam van de jeugdige wordt verricht op
besloten plaatsen en voor zover mogelijk door personen van het geslacht
dat de voorkeur heeft van de jeugdige.

3. Het onderzoek aan de kleding omvat het bekijken van de eventuele
voorwerpen die zich in de kleding bevinden.

4. Indien bij een onderzoek als bedoeld in het eerste lid
gedragsbeĂŻnvloedende middelen of voorwerpen worden aangetroffen die
niet in het bezit van de jeugdige mogen zijn, worden deze in beslag
genomen en voor de jeugdige bewaard of met zijn toestemming vernietigd,
dan wel aan een opsporingsambtenaar overhandigd.

Artikel 6.3.2.6  

1. De vervoerder, bedoeld in artikel 6.2.11, eerste lid, kan ten aanzien
van een jeugdige tijdens dat vervoer uitsluitend de volgende
vrijheidsbeperkende maatregelen toepassen:

a. vastpakken of vastpakken en vasthouden;

b. onderzoek aan de kleding op de aanwezigheid van voorwerpen die een
gevaar voor de jeugdige of anderen kunnen opleveren; of

c. tijdelijke plaatsing in een afzonderlijke en af te sluiten ruimte in
het vervoermiddel.

2. Tijdelijke plaatsing als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, kan
uitsluitend worden toegepast indien een jeugdige twaalf jaar of ouder
is.

3. Zodra de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, in het
hulpverleningsplan zijn opgenomen, worden zij dienovereenkomstig ten
uitvoer gelegd.

4. Voorwerpen die een gevaar vormen voor de jeugdige of anderen, worden
in beslag genomen door de vervoerder en voor de jeugdige ter bewaring
aan de jeugdhulpaanbieder overhandigd.

5. De vervoerder meldt de toepassing van een of meer van de in het
eerste lid genoemde maatregelen aan de jeugdhulpaanbieder en de
gecertificeerde instelling. Indien de jeugdige niet onder toezicht is
gesteld, informeert de jeugdhulpaanbieder de ouders.

Artikel 6.3.2.7

1. Ten aanzien van een jeugdige voor wie een machtiging is afgegeven en
die in verband met deze machtiging aanwezig is in een gerechtsgebouw,
kunnen voor de duur van zijn aanwezigheid aldaar uitsluitend de volgende
vrijheidsbeperkende maatregelen worden genomen:

a. vastpakken en vasthouden;

b. onderzoek aan de kleding op de aanwezigheid van voorwerpen die een
gevaar voor de jeugdige of anderen kunnen opleveren;

c. tijdelijke plaatsing in een geschikte, afzonderlijke en af te sluiten
ruimte.

2. Tijdelijke plaatsing als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, kan
uitsluitend worden toegepast indien een jeugdige twaalf jaar of ouder
is. 

3. De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, worden uitsluitend ten
uitvoer gelegd door ambtenaren aangewezen voor de uitvoering van de
politietaak, bedoeld in artikel 3 van de Politiewet 2012.

I

Artikel 6.4.1 komt te luiden:

Artikel 6.4.1 

1. Naast de mogelijkheden die het hulpverleningsplan biedt om de
gesloten accommodatie te verlaten, kan de jeugdhulpverantwoordelijke een
jeugdige verlof verlenen om de gesloten accommodatie tijdelijk te
verlaten als het verlenen van verlof verantwoord is.

2. Aan het verlof kan de jeugdhulpaanbieder voorwaarden verbinden
betreffende de jeugdhulp en het gedrag van de jeugdige. 

3. De jeugdhulpverantwoordelijke verleent uitsluitend verlof indien
redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de jeugdige de voorwaarden,
bedoeld in het tweede lid, zal naleven en, indien de
jeugdhulpverantwoordelijke geen gekwalificeerde gedragswetenschapper is,
nadat een gekwalificeerde gedragswetenschapper met het verlof heeft
ingestemd.

4. De jeugdhulpverantwoordelijke trekt het verlof in indien voortzetting
van het verlof, gezien de problemen van de jeugdige, niet langer
verantwoord is.

5. De jeugdhulpverantwoordelijke kan het verlof intrekken of de
voorwaarden wijzigen in het geval de jeugdige zich niet aan de
voorwaarden houdt.

Ia

	Het opschrift van paragraaf 6.5 komt te luiden:

	§ 6.5 Klachtrecht en schadevergoeding bij vrijheidsbeperkende
maatregelen

J

Artikel 6.5.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Onverminderd artikel 4.2.3 kan een jeugdige of degene die het gezag
over hem heeft binnen een redelijke termijn een schriftelijke klacht
indienen bij de klachtencommissie, bedoeld in artikel 4.2.1, tweede lid,
tegen:

a. een beslissing tot toepassing van een vrijheidsbeperkende maatregel
als bedoeld in de artikelen 6.1.4, zevende lid, en 6.3.2.1 tot en met
6.3.2.5;

b. de toepassing van de artikelen 6.3.2.6, eerste, derde en vierde lid,
en 6.3.2.7, eerste lid;

c. een weigering om een kind in de gesloten accommodatie te laten
verzorgen en op te voeden als bedoeld in artikel 6.2.8;

d. een beslissing aangaande verlof als bedoeld in artikel 6.4.1.

2. Na het achtste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

9. De beslissing vermeldt de mogelijkheid van het instellen van beroep,
de wijze waarop en de termijn waarbinnen dit moet worden gedaan alsmede
de mogelijkheid tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de
beslissing, bedoeld in artikel 6.5.5, tweede lid.

K

In artikel 6.5.2, eerste lid, wordt “een beroepscommissie als bedoeld
in artikel 74 van de Beginselenwet justitiĂ«le jeugdinrichtingen”
vervangen door “een door de Raad voor strafrechtstoepassing en
jeugdbescherming benoemde beroepscommissie van drie leden of
buitengewone leden”.

L

Artikel 6.5.3 komt te luiden:

Artikel 6.5.3

1. De klager kan zich tijdens de behandeling van de klacht doen bijstaan
door een vertrouwenspersoon of andere persoon.

2. Indien de klager de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, draagt de
voorzitter van de klachtencommissie zorg voor de bijstand van een tolk.

M

Na artikel 6.5.3 worden vijf artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 6.5.4

1. Na de uitspraak van de klachtencommissie of indien de
klachtencommissie niet tijdig heeft beslist, kunnen de klager of de
jeugdhulpaanbieder beroep instellen door het indienen van een
beroepschrift bij een beroepscommissie als bedoeld in artikel 6.5.2,
eerste lid. 

2. Het beroepschrift bevat ten minste:

a. de naam van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de beslissing waartegen het beroep is gericht;

d. de gronden van het beroep.

3. Het beroepschrift wordt uiterlijk binnen zes weken na de ontvangst
van het afschrift van de beslissing van de klachtencommissie ingediend
bij de beroepscommissie dan wel binnen zes weken na de dag waarop de
klachtencommissie uiterlijk een beslissing had moeten nemen.

4. De voorzitter dan wel een door hem aangewezen lid van de
beroepscommissie die een met rechtspraak belast lid van de rechterlijke
macht is, kan het beroepschrift enkelvoudig afdoen indien hij het beroep
kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond
acht, met dien verstande dat hij tevens de bevoegdheden bezit die aan de
voorzitter van de voltallige beroepscommissie toekomen.

5. De voorzitter, dan wel het door hem aangewezen lid, bedoeld in het
vierde lid, kan de behandeling te allen tijde verwijzen naar de
voltallige beroepscommissie.

6. Bij de behandeling van het beroep is artikel 6.5.3 van
overeenkomstige toepassing.

7. De beroepscommissie stelt de klager en de jeugdhulpaanbieder in de
gelegenheid te worden gehoord of inlichtingen te geven. 

Artikel 6.5.5

1. Het indienen van een beroepschrift schorst de tenuitvoerlegging van
de beslissing van de klachtencommissie niet, behalve voor zover deze de
toekenning van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 6.5.1, zevende
lid, of een schadevergoeding als bedoeld in artikel 6.5.8, inhoudt.

2. Hangende de uitspraak op het beroepschrift kan de voorzitter van de
beroepscommissie op verzoek van degene die het beroep heeft ingesteld en
gehoord de andere betrokkene in de procedure de tenuitvoerlegging van de
beslissing van de klachtencommissie geheel of gedeeltelijk schorsen. 

3. De voorzitter informeert onmiddellijk degene die het beroep heeft
ingesteld en de andere betrokkene in de procedure over de schorsing.

Artikel 6.5.6

1. De beroepscommissie doet zo spoedig mogelijk nadat het beroepschrift
is ontvangen, schriftelijk uitspraak. 

2. De uitspraak van de beroepscommissie strekt tot gehele of
gedeeltelijke:

a. niet-ontvankelijkverklaring van het beroep;

b. bevestiging van de uitspraak van de klachtencommissie met overneming
of verbetering van de gronden;

c. vernietiging van de uitspraak van de klachtencommissie.

3. Indien de beroepscommissie de uitspraak van de klachtencommissie
vernietigt, doet de beroepscommissie tevens uitspraak over de klacht en
het eventuele verzoek om schadevergoeding waarop het beroep betrekking
heeft. Artikel 6.5.1, vijfde tot en met zevende lid, zijn van
overeenkomstige toepassing.

4. De uitspraak bevat de beslissing en de gronden van de beslissing. 

5. De voorzitter van de beroepscommissie stuurt een afschrift van de
door de voorzitter ondertekende uitspraak aan degene die het beroep
heeft ingesteld en de andere betrokkene in de procedure. 

Artikel 6.5.7

Eenieder die betrokken is bij de uitvoering van deze paragraaf en
daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het
vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor
wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter
zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot
geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift
hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van
dit hoofdstuk de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.  

Artikel 6.5.8

1. Bij een verzoek als bedoeld in artikel 6.5.1, eerste lid, kan de
klager bij de klachtencommissie tevens om schadevergoeding door de
jeugdhulpaanbieder verzoeken. De klachtencommissie kan ook ambtshalve
tot schadevergoeding door de jeugdhulpaanbieder besluiten.

2. Bij een beroep als bedoeld in artikel 6.5.4, eerste lid, kan de
klager bij de beroepscommissie tevens om schadevergoeding door de
jeugdhulpaanbieder verzoeken. De beroepscommissie kan op dit verzoek
afzonderlijk beslissen en kan ook ambtshalve tot schadevergoeding door
de jeugdhulpaanbieder besluiten.

3. Voordat de commissie beslist over het toekennen van schadevergoeding,
hoort zij de jeugdhulpaanbieder.

4. De schadevergoeding wordt naar billijkheid vastgesteld.

N

Na paragraaf 6.5 worden twee paragrafen toegevoegd, luidende:

§ 6.6 De vertrouwenspersoon

Artikel 6.6.1 

1. Een jeugdige, diens ouders of pleegouders kunnen in de gesloten
accommodatie een beroep doen op een vertrouwenspersoon. De jeugdige
heeft vrije toegang tot de vertrouwenspersoon en behoeft geen
toestemming van derden om te spreken met de vertrouwenspersoon.

2. De vertrouwenspersoon is op vaste momenten aanwezig in de gesloten
accommodatie voor persoonlijk contact met de jeugdige.

3. De vertrouwenspersoon heeft, voor zover dat redelijkerwijs voor de
vervulling van zijn taak nodig is, vrije toegang tot de jeugdige en
behoeft geen toestemming van derden om te spreken met de jeugdige.

4. De vertrouwenspersoon krijgt van eenieder die bij de uitvoering van
de jeugdhulp in de gesloten accommodatie betrokken is, binnen de door
hem gestelde termijn, alle medewerking die hij redelijkerwijs kan
vorderen bij de uitoefening van zijn taak.

5. De vertrouwenspersoon heeft tevens tot taak om signalen over
tekortkomingen in de uitvoering van gesloten jeugdhulp, voor zover deze
afbreuk doen aan de rechten van een jeugdige, aan de ingevolge deze wet
met toezicht belaste ambtenaren te melden.

§ 6.7 Gegevensverwerking bij gesloten jeugdhulp

Artikel 6.7.1 

1. De jeugdhulpverantwoordelijke draagt er zorg voor dat een beslissing
tot het toepassen van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in
de artikelen 6.3.2.1 tot en met 6.3.2.5 samen met de schriftelijke
motivering, bedoeld in artikel 6.3.1.4, tweede lid, zo spoedig mogelijk
in het dossier van de jeugdige wordt vastgelegd.

2. De jeugdhulpaanbieder draagt er zorg voor dat de toepassing van de
maatregelen, bedoeld in de artikelen 6.3.2.6 en 6.3.2.7, zo spoedig
mogelijk in het dossier van de jeugdige wordt vastgelegd.

3. De jeugdhulpaanbieder verstrekt eens per zes maanden een rapportage
over de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen als bedoeld in
paragraaf 6.3.2 aan de gecertificeerde instelling indien deze ten
aanzien van de jeugdige een kinderbeschermingsmaatregel uitvoert,
alsmede aan de ouders indien de jeugdige niet onder toezicht is gesteld
of aan de pleegouders.

Artikel 6.7.2 

1. De jeugdhulpaanbieder informeert de gecertificeerde instelling indien
deze ten aanzien van de jeugdige een kinderbeschermingsmaatregel
uitvoert, alsmede de ouders indien de jeugdige niet onder toezicht is
gesteld of de pleegouders over de toepassing van de maatregelen, bedoeld
in artikel 6.3.2.2, eerste lid, onderdelen d en f, en artikel 6.3.2.3.

2. Voorafgaand aan een evaluatie als bedoeld in artikel 6.2.9, achtste
lid, verstrekt de jeugdhulpaanbieder de afschriften, bedoeld in artikel
6.3.1.4, derde lid, die betrekking hebben op de beslissingen die zijn
genomen met toepassing van artikel 6.3.1.2, derde lid, aan de
gecertificeerde instelling, indien deze ten aanzien van de jeugdige een
kinderbeschermingsmaatregel uitvoert, alsmede aan de ouders, indien de
jeugdige niet onder toezicht is gesteld, of aan de pleegouders. Ten
aanzien van jeugdigen van zestien jaar en ouder is voorafgaand aan het
verstrekken van de afschriften aan ouders, pleegouders of de
gecertificeerde instelling de instemming van de jeugdige vereist, tenzij
het informatie betreft voor de gecertificeerde instelling die
noodzakelijk is voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling.

3. Ten aanzien van jeugdigen van zestien jaar en ouder is voorafgaand
aan het informeren van ouders, pleegouders of de gecertificeerde
instelling de instemming van de jeugdige vereist, tenzij het informatie
betreft voor de gecertificeerde instelling die noodzakelijk is voor de
uitvoering van de ondertoezichtstelling.

Artikel 6.7.3 

1. De jeugdhulpaanbieder zorgt ten behoeve van de uitvoering van dit
hoofdstuk en van het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of
krachtens dit hoofdstuk voor het digitaal beschikbaar zijn van de
volgende gegevens:

a. de naam van de betrokken jeugdige en diens burgerservicenummer;

b. de beslissingen tot toepassing van de vrijheidsbeperkende
maatregelen, bedoeld in de artikelen 6.3.2.1 tot en met 6.3.2.5, ten
aanzien van de jeugdige;

c. de begin- en einddatum van de maatregelen, bedoeld in onderdeel b;

d. de beslissingen tot het verlenen van verlof, bedoeld in artikel
6.4.1, ten aanzien van de jeugdige. 

2. De jeugdhulpaanbieder draagt ervoor zorg dat ten minste eens per zes
maanden aan de ingevolge deze wet met toezicht belaste ambtenaren een
digitaal overzicht van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, wordt
verstrekt.

Artikel 6.7.4 

1. De jeugdhulpaanbieder verstrekt ten minste jaarlijks aan de ingevolge
deze wet met toezicht belaste ambtenaren een analyse over de
vrijheidsbeperkende maatregelen, bedoeld in de artikelen 6.3.2.1 tot en
met 6.3.2.5, die in die periode in de gesloten accommodatie zijn
toegepast.

2. Bij regeling van Onze Ministers kunnen regels worden gesteld over de
inhoud en de wijze van verstrekken van de analyse.

O

Na artikel 10.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10.2

1. Ten aanzien van een jeugdige die op het tijdstip van inwerkingtreding
van de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp is opgenomen in een gesloten
accommodatie en voor wie op dat tijdstip reeds een hulpverleningsplan
als bedoeld in artikel 6.3.6, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding
van de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp, is opgesteld, voldoet de
jeugdhulpaanbieder zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen zes
maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van die wet aan de
artikelen 6.2.9 en 6.2.10. 

2. Gedurende de periode waarin een jeugdhulpaanbieder nog niet heeft
voldaan aan de artikelen 6.2.9 en 6.2.10, doch ten hoogste gedurende de
zes maanden, bedoeld in het eerste lid, blijft paragraaf 6.5, zoals deze
luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding
van de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp, betreffende het
hulpverleningsplan van toepassing. 

3. Een jeugdhulpaanbieder stelt het beleidsplan, bedoeld in artikel
6.3.1.3, eerste lid, op binnen zes maanden na het tijdstip van
inwerkingtreding van de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp.

4. Paragraaf 6.5, zoals deze luidde onmiddellijk voorafgaand aan het
tijdstip van inwerkingtreding van de Wet rechtspositie gesloten
jeugdhulp, blijft van toepassing op schriftelijke klachten als bedoeld
in artikel 6.5.1, zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het
tijdstip van inwerkingtreding van de Wet rechtspositie gesloten
jeugdhulp, die voor het tijdstip van inwerkingtreding van die wet zijn
ingediend.

ARTIKEL II

In artikel 1 van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt met
betrekking tot de Jeugdwet “de artikelen 6.1.5, 6.1.6, tweede en derde
lid, 6.1.12, vijfde lid, 6.3.1 tot en met 6.3.5, 6.3.7 en 6.4.1”
vervangen door “de artikelen 6.1.5, 6.1.6, tweede en derde lid,
6.1.12, vijfde lid, 6.3.2.1 tot en met 6.3.2.7 en 6.4.1”.

ARTIKEL III 

Indien het bij koninklijke boodschap van 7 mei 2021 ingediende voorstel
tot wijziging van de Jeugdwet en enkele andere wetten in verband met de
verlenging van de duur van pleegzorg en het vervallen van de
verleningsbeschikking bij machtigingen tot uithuisplaatsing en gesloten
jeugdhulp (Kamerstukken 35833) tot wet is of wordt verheven en artikel I
van die wet:

a. eerder in werking treedt dan artikel I van deze wet, wordt artikel I
van deze wet als volgt gewijzigd:  

1. In onderdeel B, onderdeel 4, wordt “het negende lid” vervangen
door “het zevende lid”.

2. Onderdeel D wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel 2 wordt “het zesde lid” vervangen door “het vijfde
lid”. 

b. Onderdeel 3 komt te luiden:

3. Onder vernummering van het zesde tot en met tiende lid tot achtste
tot en met twaalfde lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:

6. Het hulpverleningsplan, bedoeld in het vijfde lid, kan de volgende
vrijheidsbeperkende maatregelen bevatten:

a. onderzoek aan het lichaam op aanwezigheid van voorwerpen die een
risico vormen voor de veiligheid van de jeugdige of anderen; 

b. onderzoek van kleding op aanwezigheid van voorwerpen die een risico
vormen voor de veiligheid van de jeugdige of anderen;

c. onderzoek van urine op aanwezigheid van gedragsbeĂŻnvloedende
middelen;

d. beperken van de bewegingsvrijheid;

e. elektronisch toezicht.

7. Het onderzoek, bedoeld in het zesde lid, onderdeel a, wordt verricht
op besloten plaatsen en voor zover mogelijk door personen van het
geslacht dat de voorkeur van de jeugdige heeft.

c. Onderdeel 4 komt te luiden:

4. In het negende lid (nieuw) wordt “de in het zesde lid bedoelde
voorwaarde” vervangen door “de in het zesde lid bedoelde
vrijheidsbeperkende maatregelen en de in het achtste lid bedoelde
voorwaarde”.

d. Onderdeel 5 komt te luiden:

5. In het twaalfde lid (nieuw) wordt “tweede tot en met negende lid”
vervangen door “tweede tot en met elfde lid”

b. later in werking treedt dan artikel I van deze wet, komt artikel I,
onderdeel F, van die wet te luiden: 

F

Artikel 6.1.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde tot en met
dertiende lid tot derde tot en met twaalfde lid. 

2. In het negende lid (nieuw) wordt "zevende lid" vervangen door "zesde
lid" en “negende lid” door “achtste lid”.

3. In het twaalfde lid (nieuw) wordt "tweede tot en met twaalfde lid"
vervangen door “tweede tot en met elfde lid ”.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL V

Deze wet wordt aangehaald als: Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

 

 

 PAGE    

 PAGE   19