Onderzoeksrapport 'Onderzoek taken en taakuitvoering Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken'
Seksuele intimidatie en geweld
Brief regering
Nummer: 2023D08202, datum: 2023-02-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-34843-69).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid (VVD)
- Samenvatting WODC Rapport Onderzoek taken en taakuitvoering Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken
- Rapport WODC Onderzoek taken en taakuitvoering Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken
Onderdeel van kamerstukdossier 34843 -69 Seksuele intimidatie en geweld.
Onderdeel van zaak 2023Z03493:
- Indiener: D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-03-07 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-03-16 14:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-09-07 13:45: Extra procedurevergadering commissie Justitie en Veiligheid (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-03-06 10:00: Seksueel geweld en kindermisbruik (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-03-07 13:59: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
34 843 Seksuele intimidatie en geweld
Nr. 69 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 februari 2023
Bijgaand treft u het onderzoeksrapport «Onderzoek taken en taakuitvoering Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken» aan. Dit onderzoek is uitgevoerd door Breuer & Intraval Onderzoek & Advies in opdracht van het WODC naar aanleiding van de motie van het lid Van Nispen c.s.1
Inleiding
De Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ) is in 1999 door het College van procureurs-generaal in het leven geroepen en brengt advies uit aan officieren van justitie bij bijzondere zedenzaken, zoals zaken met aspecten van hervonden herinneringen, of zaken die zich meer dan acht jaar geleden zouden hebben voorgedaan. Om advies te kunnen geven aan de officier van justitie, stelt de LEBZ een multidisciplinair samengestelde groep adviseurs samen met wetenschappelijke kennis en expertise o.a. op het gebied van (klinische) psychologie, recherchepsychologie en zedenrecherche. De LEBZ wordt meestal geconsulteerd vóór aanhouding van de verdachte.
De werkwijze van de LEBZ is in de afgelopen jaren regelmatig te discussie gesteld. Uw Kamer met de motie van het lid Van Nispen c.s.2 onderzoek gevraagd naar: 1) de wetenschappelijke onderbouwing en de visie, 2) de rol en taakopvatting, 3) de officiële en onofficiële doelstellingen van de LEBZ, en 4) de werkwijze en de resultaten van de afgelopen jaren.
Het vandaag aan u aangeboden onderzoeksrapport geeft inzicht in de doelen en taken van de LEBZ, in de samenstelling van de LEBZ en adviesgroepen en de manier waarop de LEBZ haar taken uitvoert, in de wijze van kwaliteitsbewaking (controle) van het werk van de LEBZ en in de de waardering van andere partijen voor het werk van de LEBZ. Hieronder treft u een korte samenvatting aan van de conclusies en aanbevelingen van de onderzoekers.
Conclusie en aanbevelingen
De indruk van de onderzoekers is dat de coördinatoren werken vanuit de taken en taakuitvoering zoals deze sinds de oprichting in 1999 zijn opgesteld. Zij signaleren dat de coördinatoren onder druk staan door de discussie en kritiek die de aanleiding vormde voor dit onderzoek en door capaciteitsproblemen. Voor de LEBZ-adviseurs die zij hebben gesproken geldt ook dat zij werken vanuit de beoogde procedure en unaniem staan achter de multidisciplinaire werkwijze van de LEBZ. Zij, en vele andere met directe ervaring met de LEBZ, zijn ervan overtuigd dat de coördinatoren en de adviseursgroep voldoende kennis en expertise hebben om hun werk gedegen te kunnen doen. Wel worden er mogelijkheden gezien tot verbetering in de onderlinge samenwerking en communicatie tussen de zedenteams en de LEBZ en tot verbetering in de aandacht en kennis die er is binnen de zedenteams voor de LEBZ en de LEBZ-adviezen die men krijgt. Ook signaleren de onderzoekers een behoefte om de kwaliteitsborging te versterken. Zo wordt er gepleit voor hervatting van het patroon van jaarlijkse bijeenkomsten georganiseerd door de LEBZ en een evaluatie van individuele LEBZ-adviezen op zaakniveau met de officier van justitie.
Tenslotte dient een begeleidingscommissie de LEBZ vierjaarlijks te evalueren. De onderzoekers concluderen dat de LEBZ vanaf de oprichting in 1999 beperkt is geëvalueerd.
Anderzijds zien de onderzoekers ook een expertisegroep waarover onduidelijkheid bestaat bij behandelaren, (vermeende) slachtoffers en vertegenwoordigers van (vermeende) slachtoffers. Meer transparantie in de doelen, taken en taakuitvoering lijkt een eerste stap in de goede richting, maar zal niet alle problemen oplossen. Voorzien in en afstemmen op de behoeften en verwachtingen van mensen blijft moeilijk door de smalle juridische taak van de LEBZ in het strafproces. Meer voorlichting en openheid over de verrichte taken toegespitst op de behoeften en verwachtingen van betrokkenen lijkt nodig.
Tot slot
Mijn reactie op de aanbevelingen uit dit onderzoeksrapport stuur ik u voor de zomer 2023 samen met de door u in de procedurevergadering van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid van 25 januari jl. gevraagde kabinetsreactie op het onderzoeksrapport van de Tijdelijke Onderzoekscommissie Georganiseerd Sadistisch Misbruik van Minderjarigen (commissie Hendriks).
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius