36311 Advies Afdeling advisering Raad van State inzake wijziging van de Wet op de huurtoeslag (vereenvoudiging van de huurtoeslag)
Wijziging van de Wet op de huurtoeslag (vereenvoudiging van de huurtoeslag)
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2023D08255, datum: 2023-02-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State
Onderdeel van zaak 2023Z03508:
- Indiener: H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2023-03-07 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-03-09 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-03-30 14:00: Wijziging van de Wet op de huurtoeslag (vereenvoudiging van de huurtoeslag) (TK 36311) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-05-17 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-05-17 13:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-09-06 18:30: Extra procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-10-02 11:00: Technische briefing door ambtenaren van het ministerie van VRO over de Wijziging van de Wet op de huurtoeslag (vereenvoudiging van de huurtoeslag) (36311) én de Wijziging van de Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag, de Wet op de huurtoeslag en enkele andere wetten ter verbetering van de koopkracht en vereenvoudiging van de regeling (36608) (Technische briefing), vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- 2024-10-21 11:00: Pakket Belastingplan 2025 (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Financiën
- 2024-10-24 16:15: Pakket Belastingplan 2025 (Voortzetting van het wetgevingsoverleg van maandag 21 oktober 2024 2024: blok 3) (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Financiën
- 2024-11-04 11:00: Pakket Belastingplan 2025 (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Financiën
- 2024-11-12 17:00: Pakket Belastingplan 2025 + wijziging van de Wet op de huurtoeslag (Wet vereenvoudiging van de huurtoeslag (36311)) plenaire behandeling in 1 termijn (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2024-11-13 19:30: Pakket Belastingplan 2025 + wijziging van de Wet op de huurtoeslag (Wet vereenvoudiging van de huurtoeslag (36311)) plenaire behandeling in 1 termijn (Plenair debat (wetgeving)), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W04.22.0190/I 's-Gravenhage, 25 januari 2023
...................................................................................
Bij Kabinetsmissive van 3 oktober 2022, no.2022002062, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag en enige andere wetten (hervorming van de huurtoeslag), met memorie van toelichting.
Het wetsvoorstel wijzigt het stelsel van de huurtoeslag met als doel om, op termijn, een eenvoudiger stelsel te creëren voor uitvoerder en burger met minder te ondernemen handelingen en terugvorderingen. Het voorstel behelst onder meer de introductie van een standaardbedrag als ‘genormeerde huur’ in plaats van de feitelijke huur. Door afschaffing van de maximale huurgrens kunnen ook huurders in de vrije sector in aanmerking komen voor huurtoeslag.
De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft het belang van een eenvoudiger stelsel van ondersteuning voor huishoudens met een laag inkomen. Onduidelijk is echter hoe het nu voorliggende wetsvoorstel zich daartoe verhoudt.
Duidelijkheid daarover is te meer van belang omdat het voorstel ingrijpende gevolgen heeft voor ontvangers van huurtoeslag en voor de uitvoerder. In dit verband wijst de Afdeling erop dat twee derde van de huidige toeslagontvangers, een financieel kwetsbare groep, door dit wetsvoorstel er in inkomen op achteruitgaat. Daarnaast leidt het voorstel slechts in beperkte mate tot vereenvoudiging voor de ontvangers van huurtoeslag, met nauwelijks minder terugvorderingen. Ook levert de overgangstermijn van vijf jaar, waarin twee systemen voor berekening van de huurtoeslag naast elkaar bestaan, problemen op in de uitvoering voor de Dienst Toeslagen. Daarbij worden zowel de financiële gevolgen voor burgers als de uitvoeringseffecten voor de Belastingdienst onvoldoende ondervangen.
Op grond van deze bezwaren adviseert de Afdeling het voorstel thans niet in te voeren, maar te bezien binnen het bredere kader van de hervorming van het gehele toeslagenstelsel, met daarbij passende aandacht voor de gevolgen voor burgers en de uitvoering.
1. Inhoud van het wetsvoorstel
Het wetsvoorstel richt zich op de vereenvoudiging van het stelsel van de huurtoeslag en voorziet daartoe in de volgende maatregelen:
Berekening van de huurtoeslag op basis van een vast bedrag (genormeerde huur) in plaats van de feitelijke huur;1
Afschaffing van de subsidiëring van servicekosten voor onder meer schoonmaak en energievoorziening collectieve ruimtes;
Afschaffing van de maximumhuurgrenzen als voorwaarde voor het recht op huurtoeslag;
Verlaging van de leeftijdsgrens van 23 naar 21 jaar voor recht op huurtoeslag;
Verhoging eigen bijdrage van de huurtoeslag met € 4 per maand.
De inwerkingtreding van deze maatregelen is voorzien per 1 januari 2024.2 Voor de genormeerde huur geldt een overgangstermijn, waarbij via een ingroeipad van vijf jaar uiteindelijk in 2028 de huurtoeslagberekening volledig plaatsvindt op basis van de genormeerde huur. Hiermee beoogt de regering de inkomenseffecten geleidelijk te laten doorwerken, zodat huurtoeslagontvangers een periode van gewenning hebben. In dit kader benadrukt de regering dat er afspraken zijn gemaakt met de sector over de beschikbaarheid van voldoende betaalbare woningen.3
2. Herziening van het toeslagenstelsel
De regering plaatst dit wetsvoorstel in de context van de bredere heroverweging van alle toeslagen. In het coalitieakkoord is de ambitie uitgesproken om de toeslagen op termijn af te schaffen.4 Onduidelijk is nog wat daarvoor in de plaats komt. Op dit moment zijn er vier toeslagen waarvoor huishoudens tot een bepaald inkomen in aanmerking kunnen komen:
Huurtoeslag
Kinderopvangtoeslag
Kindgebonden budget
Zorgtoeslag
Al eerder bestond de wens om de regels voor de toeslagen aan te passen vanwege de complexiteit en belasting daarvan voor burgers, regelgeving en uitvoering. In de nasleep van de toeslagenaffaire is nog duidelijker geworden dat het systeem van toeslagen eenvoudiger moest worden en met minder terugvorderingen gepaard zou moeten gaan. In dat verband heeft een ambtelijke werkgroep scenario’s voor de langere termijn uitgewerkt ter vervanging van het bestaande toeslagenstelsel.5 Het rapport van de werkgroep inventariseert 27 opties. Daarvan is een aantal nader uitgewerkt in ‘beleidspakketten’. In vervolg hierop zijn, op verzoek van de Tweede Kamer, diverse varianten doorgerekend waarbij steeds andere uitgangspunten (eenvoud, maatwerk, zekerheid en tijdigheid) meer of minder gewicht kregen.6 Bij de politieke weging van deze varianten moeten nu keuzes worden gemaakt voor de lange termijn op welke wijze verantwoord inkomensondersteuning kan worden geboden aan huishoudens met de laagste inkomens.
De Afdeling ziet in dat de regering hierbij te maken heeft met een dilemma. Aan de ene kant is het – ook volgens de Afdeling – wenselijk het toeslagenstelsel met enige voortvarendheid te hervormen, waar nodig gefaseerd, met aandacht voor houdbare overheidsfinanciën. Aan de andere kant wordt met het huidige stelsel inkomensondersteuning geboden die een belangrijke bijdrage levert aan de bestaanszekerheid van veel burgers in deze tijd van hoge inflatie, waarbij het huidige systeem weinig problematisch is voor de uitvoering. De wijzigingen die dit wetsvoorstel daarin aanbrengt zijn daarom risicovol, vooral waar deze nadelige effecten heeft voor de al kwetsbare positie van mensen met een laag inkomen (zie hierna punt 3) en voor de uitvoering die al overvraagd is (zie hierna punt 4).
In de toelichting wordt het wetsvoorstel beschreven als een eerste stap in de hervorming van het toeslagenstelsel en de Afdeling heeft begrip voor een gefaseerde aanpak. Het onderhavige wetsvoorstel voorziet ook specifiek voor de huurtoeslag in een beperkte verbetering doordat burgers iets minder gegevens hoeven aan te leveren. Het vervallen van de maximum huurgrens en de verlaging van de jongerenleeftijdsgrens kunnen ook als een verbetering worden gezien.
Tegelijkertijd is het bij een gefaseerde aanpak van belang om bij elke stap te kunnen beoordelen hoe deze zich verhoudt tot het beoogde eindresultaat. De vraag hoe dit voorstel daarin past, valt echter nog niet te beantwoorden omdat duidelijkheid ontbreekt over waar de regering op termijn naar toe wil. Welke uitgangspunten zullen gelden voor de uiteindelijke vormgeving van de inkomensondersteuning en hoe worden daarbij de verschillende belangen van burgers, uitvoering en bestendige overheidsfinanciën gewogen?
De Afdeling adviseert in de toelichting uiteen te zetten hoe dit voorstel zich verhoudt tot de voornemens om het toeslagenstelsel op langere termijn te hervormen, en daarbij nader in te gaan op de belangenafweging tussen burgers, uitvoering en bestendige overheidsfinanciën.
3. Vaststelling en inkomensgevolgen genormeerde huur
Vaststelling genormeerde huur
Het wetsvoorstel voorziet in een ‘genormeerde huur’, die van toepassing is op alle huishoudens die in aanmerking komen voor huurtoeslag.7 Hiervoor is een bedrag € 520 vastgesteld.8 Dit is het resultaat van de wens van de regering om de verandering van feitelijke huur naar genormeerde huur ‘budgetneutraal’ te laten verlopen. Deze verandering mag op zichzelf dus geen extra uitgaven aan huurtoeslag tot gevolg hebben.9
De Afdeling acht het op deze wijze vaststellen van de genormeerde huur onvoldoende zelfstandig gemotiveerd. Leidend voor de bepaling van de hoogte van de genormeerde huur zijn hiermee niet de feitelijke hoogte van de huren, of de financiële effecten voor burgers, maar het voorkomen van gevolgen voor de rijksbegroting.10 Hiermee wordt geen blijk gegeven van de centrale doelstelling van de huurtoeslag als ondersteuningsinstrument: het waarborgen dat huishoudens met lage inkomens in betaalbare woningen kunnen wonen.11
De Afdeling vindt dit daarnaast moeilijk te rijmen met de lessen die uit de uitvoeringsdiscussie van de afgelopen jaren volgden.12 De Afdeling mist een motivering waarin wordt ingegaan op de relatie tussen de voorgestelde genormeerde huur en de feitelijke huurprijzen van woningen voor de doelgroep.
Hierbij is ook van belang dat volgens het voorstel een grotere groep burgers in aanmerking zal komen voor huurtoeslag als gevolg van onder meer de afschaffing van de maximumhuurgrens. Hoewel dit onderdeel een vereenvoudiging van het stelsel vormt, die ook inhoudelijk gerechtvaardigd is, brengt dit bij het uitgangspunt van budgetneutraliteit ook mee dat de huurtoeslag voor een groot deel van degenen die deze reeds ontvangen wordt verlaagd.
Inkomensgevolgen
Als gevolg van de nieuwe inrichting van het stelsel van huurtoeslagen zullen huishoudens met een werkelijke huur boven het bedrag van de genormeerde huur doorgaans minder huurtoeslag ontvangen dan in het bestaande stelsel. Bijna één miljoen huishoudens, 63 procent van de huishoudens die door de hervorming worden geraakt, lijden koopkrachtverlies door het voorstel.13 Het Nibud raadt op grond van een impactanalyse dan ook af om de huurtoeslag in deze zin te veranderen.14 Het voorstel brengt mee dat de huidige groep huurtoeslagontvangers die de minimaal onvermijdbare uitgaven niet meer kan betalen, groeit van 38 naar 64 procent. Bijna twee derde van de huurtoeslagontvangers gaat er volgens het Nibud op achteruit met gemiddeld € 29 per maand. Dit geldt het vaakst en het meest voor gezinnen: twee vijfde van hen ziet het inkomen dalen met gemiddeld € 44 per maand en met uitschieters naar € 90 per maand.15 Ook in consultatiereacties is zeer kritisch gereageerd op de negatieve inkomensgevolgen van het voorstel.16
De negatieve inkomenseffecten worden niet alleen veroorzaakt door de invoering van de genormeerde huren. Ook speelt mee dat servicekosten niet langer worden vergoed (nu maximaal € 48 per maand) en dat de eigen bijdrage wordt verhoogd met € 4 per maand. Deze verhoging is nodig ter dekking van extra overheidsuitgaven als gevolg van de invoering van het wetsvoorstel.
De Afdeling merkt op dat in de toelichting wel een samenvatting van de impactanalyse van het Nibud is opgenomen, maar dat de toelichting hier niet inhoudelijk op ingaat. Ook gaat de toelichting niet in op het gegeven dat de inkomensgrens waaronder recht bestaat op huurtoeslag voor bepaalde (typen) huishoudens daalt door de toepassing van de genormeerde huur.17 Voor de huishoudens boven de nieuwe inkomensgrens zou dus het recht op huurtoeslag, geheel of gedeeltelijk, vervallen. Uit de tabellen 1 en 2 in de toelichting valt weliswaar af te leiden dat de inkomensgrenzen in de nieuwe situatie lager zijn dan in de meeste gevallen in de huidige situatie. Iedere duiding over hoeveel huishoudens hierdoor getroffen worden ontbreekt echter. Ook is onduidelijk of deze ‘uitstroom’ is meegenomen in de berekeningen over de inkomensgevolgen en in de financiële gevolgen voor de rijksbegroting.
Een benadering waarbij de inkomensgevolgen voor de betrokken burgers en niet de budgetneutraliteit het uitgangspunt vormt past beter bij de in de laatste jaren verhoogde aandacht in het beleid voor verbetering van de publieke dienstverlening.18 Deze beweging naar het burgerperspectief was mede ingegeven door parlementaire rapporten over de uitvoering in het algemeen en de kinderopvangtoeslag in het bijzonder waar het juist ontbrak aan oog voor de wensen en noden van burgers.19
c. Mitigerende maatregelen
De Afdeling wijst erop dat het oorspronkelijke wetsvoorstel voorzag in mitigerende maatregelen voor de inkomenseffecten als gevolg van het beoogde nieuwe stelsel van huurtoeslag. In de bijbehorende toelichting was het voornemen uitgesproken om het wettelijk minimumloon te verhogen ter compensatie van de lagere huurtoeslag. Deze verhoging is echter al vervroegd ingezet in 2023 en met een ander doel, namelijk als compensatie voor de inflatie en stijgende energielasten in 2022.20 De verhoging van het minimumloon kan daarom niet meer dienen als compensatie voor dit verlies in inkomen uit de huurtoeslag.
Weliswaar wijst de toelichting er op dat huurders die er in inkomen op achteruitgaan, kunnen verhuizen naar een goedkopere woning,21 maar dit lijkt een weinig realistische optie in de huidige huurmarkt met hoge prijzen in het vrije segment en lange wachttijden in de (goedkopere) sociale sector.22
d. Financiële positie woningcorporaties
Diverse partijen hebben erop gewezen dat de inkomenseffecten voor huurders ook gevolgen hebben voor de financiële positie van de woningcorporaties. Die kampen nu al met groeiende huurachterstanden.23 Zij zullen door lagere huurinkomsten moeite hebben om de noodzakelijke investeringen te doen op het gebied van nieuwbouw van betaalbare woningen, verduurzaming en leefbaarheid.24 Daarover hadden de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, gemeenten en de woningcorporaties juist medio 2022 ‘prestatieafspraken’ gemaakt.25 Daarin is overigens expliciet een voorbehoud gemaakt bij de eventuele invoering van genormeerde huren.26 Al eerder is gewaarschuwd dat invoering van genormeerde huren de investeringscapaciteit van woningcorporaties voor opgaven als nieuwbouw en verduurzaming kan ondermijnen.27
e. Conclusie
Gelet op de negatieve inkomensgevolgen voor veel huishoudens, bezien tegen de achtergrond van de bestaande beleidsdoelstellingen van koopkrachtbehoud voor huishoudens met lagere inkomens, en gelet op de investeringsopgaven van woningcorporaties, adviseert de Afdeling de voorgestelde vaststelling van de hoogte van de genormeerde huur te heroverwegen.
4. Uitvoerbaarheid
De Belastingdienst, Dienst Toeslagen, concludeert in zijn uitvoeringstoets dat het voorstel waarschijnlijk niet uitvoerbaar is zonder significante negatieve gevolgen voor de dienstverlening aan toeslaggerechtigden als geheel.28 De dienst schrijft dat de uitvoering van de huurtoeslag complexer wordt, omdat zij gedurende vijf jaar het huidige werkproces met feitelijke huren en een nieuw werkproces met genormeerde huren naast elkaar in stand moet houden. Het werkproces met feitelijke huur moet tot zes jaar na afloop van de overgangsperiode in stand blijven voor het afronden van bezwaren en beroepszaken. Daarna neemt de complexiteit volgens de uitvoeringsdienst in beperkte mate af omdat de huidige systematiek met feitelijke huren nauwelijks tot uitvoeringsproblemen leidt.
Vanwege de complexiteit en de hiervoor genoemde negatieve inkomensgevolgen, verwacht de Dienst Toeslagen een forse toename van het aantal vragen, klachten en bezwaren van burgers. Van diverse kanten is erop gewezen dat werken met een fictieve genormeerde huur, die vrijwel altijd zal afwijken van de werkelijke huur, voor veel ontvangers niet begrijpelijk is.29 Dit zal tot veel vragen leiden bij de uitvoeringsinstantie. Het Adviescollege toetsing regeldruk wijst erop dat het werken met fictieve huren het risico van veel bezwaarschriften in zich bergt, vergelijkbaar met de bezwaren tegen het fictieve rendement op sparen en beleggen. De regering acht dit risico aanvaardbaar.30
Ervan uitgaande dat circa één miljoen huurtoeslagontvangers er op achteruitgaan, verwacht de Dienst Toeslagen dat de komende jaren veel personeel (220 fte in 2024) extra geworven (en vervolgens opgeleid) zal moeten worden. Als deze personele uitbreiding door de krappe arbeidsmarkt niet mogelijk blijkt te zijn, volgens de dienst een ‘reëel risico’, komt de bereikbaarheid van de Belastingtelefoon en de dienstverlening ‘ernstig onder druk’ te staan.
De dienst verwacht verder dat de terugvorderingen niet zullen afnemen: die houden voor 92% verband met (schommelingen in) inkomen en slechts in zeer beperkte mate met verandering in de huur. Veranderingen in de huur zullen in het algemeen huurverhogingen betreffen, die juist leiden tot nabetalingen omdat mensen dan recht hadden op meer huurtoeslag.31 De factoren van inkomen, vermogen en samenstelling huishouden blijven ook relevant in de eindsituatie die het wetsvoorstel beoogt.
De Afdeling merkt op dat de regering niet inhoudelijk ingaat op de kritische uitvoeringstoets. Voor een effectieve uitvoering is het echter essentieel dat de uitvoeringstoets wordt betrokken in de afweging of de hervorming doorgang moet vinden en zo ja, in de vormgeving daarvan. Hierbij is ook van belang dat de Dienst Toeslagen al jaren onder hoge druk werkt en dat nieuwe inspanningen op het ene terrein betekenen dat andere zaken blijven liggen. Daarbij is het noodzakelijk dat prioriteiten worden gesteld omdat nu eenmaal niet alles kan en zeker niet tegelijkertijd.32
Tot slot moet worden bedacht dat na de overgangsperiode ook weer een nieuwe fase zal aanbreken bij de invoering van een geheel nieuw stelsel, waarvan de contouren vooralsnog onbekend zijn. Van rust in de uitvoering zal dan ook voorlopig geen sprake zijn.
Concluderend ziet de Afdeling dat het stelsel in de overgangsperiode complexer wordt in de uitvoering. Voor de periode daarna betekent het voorstel een beperkte vereenvoudiging doordat dan geen huur of servicekosten doorgegeven behoeven te worden.33 Een significante vermindering van het aantal terugvorderingen is niet aannemelijk, terwijl terugvorderingen juist ingrijpend kunnen zijn en het vertrouwen in de overheid kunnen beïnvloeden.
De Afdeling concludeert dat de in de uitvoeringstoets naar voren komende grote problemen met de uitvoerbaarheid van het voorstel voor de Dienst Toeslagen en de naar verwachting negatieve gevolgen voor de dienstverlening aan toeslaggerechtigden onvoldoende worden ondervangen. Zij adviseert daarom het voorstel ook in dit opzicht te heroverwegen.
5. Conclusie
Op grond van het voorgaande komt de Afdeling tot de conclusie dat, hoe zeer een vereenvoudiging van het toeslagenstelsel ook gewenst is, onduidelijk is hoe het onderhavige voorstel past in een toekomstige vormgeving van het stelsel. Daarnaast overtuigt de vaststelling van de hoogte van de genormeerde huur, mede gelet op de financiële implicaties voor een groot deel van een al kwetsbare groep, niet. Tot slot merkt de Afdeling op dat de in de uitvoeringstoets naar voren komende grote problemen met de uitvoerbaarheid van het voorstel voor de Dienst Toeslagen en de naar verwachting negatieve gevolgen voor de dienstverlening aan toeslaggerechtigden onvoldoende worden ondervangen.
Op grond van deze bezwaren adviseert de Afdeling het voorstel thans niet in te voeren, maar te bezien binnen het bredere kader van de hervorming van het gehele toeslagenstelsel, met daarbij passende aandacht voor de gevolgen voor burgers en de uitvoering.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal
bezwaren bij het voorstel en adviseert het voorstel niet bij de Tweede
Kamer der Staten-Generaal in te dienen, tenzij het is aangepast.
De vice-president van de Raad van State,
Niet te verwarren met de ‘normhuur’ als bedoeld in artikel 17 en 18 van de Wet op de huurtoeslag.↩︎
Toelichting, paragraaf 3 ‘Overgang naar genormeerde huren’.↩︎
Kamerstukken II 2021/22, 32847, nr. 906.↩︎
Coalitieakkoord 2021-2025 ‘Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’.↩︎
Zie onder meer het Interdepartementale Beleidsonderzoek (IBO), deelrapport 1, Eenvoud of maatwerk: uitruilen binnen het bestaande toeslagenstelsel, november 2019, en deelrapport 2, Eenvoud of maatwerk: Alternatieven voor het bestaande toeslagenstelsel, januari 2020, bijlagen bij respectievelijk Kamerstukken II 2019/20, 31066, 540 en 624.↩︎
Ministerie van Financiën, Eindrapportage alternatieven voor het toeslagenstelsel. Uitwerking motie-Bruins-Van Weyenberg, december 2020.↩︎
Voorgesteld artikel 13 Wet op de huurtoeslag.↩︎
Voor jongeren onder de 21 jaar geldt een genormeerd huurbedrag van € 442,46 en voor grote gezinnen van minimaal acht personen of personen met een handicap en een daarvoor aangepaste woning geldt een genormeerd huurbedrag van € 597.↩︎
Toelichting, paragraaf 4.2.1 ‘Financiële consequenties voor het Rijk’.↩︎
Toelichting, paragraaf 4.2.1 ‘Financiële consequenties voor het Rijk’.↩︎
Kamerstukken II 1996/97, 25090, nr. 3, p. 2. Voorheen werd de huurtoeslag aangeduid als "huursubsidie".↩︎
Overigens was het voornemen oorspronkelijk dat de hervorming van de huurtoeslag door alle ontvangers gedragen moest kunnen worden, met name de laagste inkomens, zie Coalitieakkoord 2021-2025 ‘Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’, p. 27.↩︎
Toelichting, paragraaf 4.1.1 ‘inkomenseffecten’.↩︎
Nibud, Impactanalyse verandering huurtoeslag, september 2022. Zie ook de toelichting, paragraaf 5.2 ‘Nibud’.↩︎
Nibud, Impactanalyse verandering huurtoeslag, september 2022, p. 5.↩︎
Zie onder meer de reacties tijdens de internetconsultatie van de gemeente Den Haag, de vereniging van woningcorporaties Aedes en de Woonbond en van individuele huurders. Overigens was op dat moment de impactanalyse van het Nibud nog niet openbaar. Daarnaast heeft de Afdeling advisering enkele brieven ontvangen met gelijkluidende zorgen.↩︎
In de internetconsultatie is dit ook genoemd in de reacties van de gemeente Den Haag en van de ANBO, samen met enkele andere ouderenorganisaties.↩︎
Waarbij eenvoud en menselijke maat kernbegrippen zijn, zie bijvoorbeeld het coalitieakkoord. Onder de noemer ‘werk aan uitvoering’ zijn tal van initiatieven ontplooid voor betere publieke dienstverlening. Een van de onderdelen is ook wetgeving die rekening houdt met het ‘doenvermogen’ van mensen en de capaciteit van uitvoerders. Zie ook de recente rapportage ‘Staat van de Uitvoering 2022’, 18 januari 2023.↩︎
Zie bijv. Tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties, Klem tussen balie en beleid, februari 2021, Kamerstukken II 2021/22, 35387 nr. 2 en Nationale Ombudsman, Sociale minima in de knel, oktober 2022.↩︎
Toelichting, paragraaf 4.1.1. ‘Inkomenseffecten’.↩︎
Toelichting, paragraaf 1, ‘Inleiding’. Deze suggestie wordt ook gedaan in de Eindrapportage alternatieven voor het toeslagenstelsel, p. 35: “Door de geleidelijke overstap naar een genormeerde huur krijgen huurders met een hoge huur in relatie tot hun inkomen een prikkel om een woning te zoeken die beter bij hun persoonlijke situatie past.”↩︎
Zie ook het advies van het ATR, 28 juli 2022. Ook elders onderkent de regering de zwakke positie van huurders vanwege de huidige algehele schaarste op de woningmarkt, zie bijvoorbeeld de toelichting op het wetsvoorstel Wet goed verhuurderschap, Kamerstukken II 2021/22, 36130, nr. 3, p. 2-3.↩︎
FD, 7 september 2022, ‘Schuldenexplosie huishoudens aanstaande, waarschuwen steden en corporaties’; en FD, 20 juli 2022, ‘Corporaties zien de huurachterstanden dit jaar toenemen’.↩︎
Waarborgfonds Sociale Woningbouw, reactie WSW op internetconsultatie Hervorming huurtoeslag, 29 juli 2022. Zie ook de reacties van Aedes en de Woonbond en de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties die wijzen op de gevolgen voor de investeringscapaciteit van corporaties en op het risico dat de prestatieafspraken niet kunnen worden nagekomen.↩︎
Nationale Prestatieafspraken corporatiesector, juni 2022.↩︎
Nationale Prestatieafspraken corporatiesector, juni 2022, p. 15: “De minister voor VRO is voornemens per 1 januari 2024 genormeerde huren in te voeren in de huurtoeslag. De andere partijen verbinden zich niet aan invoering van genormeerde huren in de huurtoeslag. Wanneer invoering van genormeerde huren zou leiden tot maatregelen in het huurbeleid van corporaties en de investeringscapaciteit van corporaties zou worden geraakt, moet de totale opgave in deze afspraken worden herzien.”↩︎
Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur, Onderdak bieden. Sturen op prestaties van woningcorporaties, mei 2022, paragraaf 6.2.6.↩︎
Belastingdienst / Toeslagen, uitvoeringstoets hervorming huurtoeslag [ongedateerd]. Zie ook de toelichting, paragraaf 4.2.2 ‘Gevolgen voor de uitvoerder (Toeslagen)’.↩︎
Zie ook het advies van het ATR. In 2020 is hiervoor al gewaarschuwd, zie: D & B, Alternatieven voor het toeslagstelsel getoetst vanuit burgerperspectief, november 2020, in opdracht van het ministerie van Financiën, hoofdstuk 4.5. Overigens is in het voorbereidingstraject geen toets op ‘doenbaarheid’ (voor de burger) uitgevoerd.↩︎
Toelichting, paragraaf 5.1, ‘Adviescollege toetsing regeldruk’.↩︎
IBO Toeslagen Deel 1, paragraaf 4.1.3.↩︎
Zie het advies van de Afdeling advisering bij de Miljoenennota 2023, 14 september 2022, No.W06.22.0143/III/B.↩︎
Voor de meeste huurders geldt overigens dat de woningcorporatie de jaarlijkse huurverhoging al doorgeeft aan de Belastingdienst. Ook in de reacties van onder andere Aedes en de Woonbond en van de gemeente Den Haag is hierop gewezen.↩︎