Verslag van een commissiedebat, gehouden op 22 februari 2023, over Humanitaire hulp na aardbeving Turkije en Syrie
Doen waar Nederland goed in is - Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Verslag van een commissiedebat
Nummer: 2023D08307, datum: 2023-03-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36180-52).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J. Wuite, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
- Mede ondertekenaar: E.A.M. Meijers, griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 36180 -52 Doen waar Nederland goed in is - Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Onderdeel van zaak 2023Z02137:
- Indiener: E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2021-2024)
- 2023-02-16 13:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2021-2024)
- 2023-02-21 15:40: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-02-22 19:00: Humanitaire hulp na aardbeving Turkije en Syrie (Commissiedebat), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2021-2024)
- 2023-02-22 19:00: Humanitaire hulp na aardbeving Turkije en Syrie (Commissiedebat), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2021-2024)
- 2023-04-13 14:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
36 180 Doen waar Nederland goed in is – Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Nr. 52 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 23 maart 2023
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft op 22 februari 2023 overleg gevoerd met mevrouw Schreinemacher, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 8 februari 2023 inzake reactie op verzoek commissie over de humanitaire gevolgen van de aardbevingen in Zuidoost-Turkije en Noordwest-Syrië (Kamerstuk 36 180, nr. 32);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 21 februari 2023 inzake aardbeving in Turkije en Syrië (Kamerstuk 36 180, nr. 46).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie,
Wuite
De griffier van de commissie,
Meijers
Voorzitter: Amhaouch
Griffier: De Mare
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Amhaouch, Dekker, Van der Graaf, Gündoğan, Hammelburg, Kuzu, Mutluer, Wassenberg en Van Wijngaarden,
en mevrouw Schreinemacher, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 19.00 uur.
De voorzitter:
Goedenavond bij de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Vandaag staat het commissiedebat over de humanitaire hulp na de aardbeving in Turkije en Syrië op de agenda. Een welkom aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, met aan haar rechterzijde natuurlijk de ondersteuning. Ook welkom aan de heer Kuzu van DENK, de heer Hammelburg van D66, mevrouw Mutluer van de PvdA, de heer Wassenberg van de Partij voor de Dieren, mevrouw Gündoğan, de heer Van Wijngaarden van de VVD en de heer Dekker van Forum voor Democratie. Ook welkom aan de mensen op de publieke tribune en de mensen die thuis meekijken. De spreektijd is vier minuten per fractie. We houden vier losse interrupties aan; we zien wel hoe dat gaat. Het debat duurt tot 22.00 uur. Ik geef de heer Kuzu als eerste het woord voor zijn inbreng.
De heer Kuzu (DENK):
Dank u wel, voorzitter. Twee weken geleden hebben het zuidoosten van Turkije en het noordwesten van Syrië te maken gehad met een ramp van ongekende omvang, met twee aardbevingen kort achter elkaar, van 7,8 en 7,5. Twee weken later was er een beving van 6,4. Er waren duizenden naschokken. Er is een enorm gebied getroffen, van zo'n 150.000 vierkante kilometer. Wij kunnen ons daar geen voorstelling van maken. Het gaat om bijna vier keer de oppervlakte van Nederland. Er zijn bijna 50.000 doden, honderdduizenden gewonden en miljoenen daklozen. De geschatte schade bedraagt zo'n 100 miljard euro.
Vandaag zitten we wat mij betreft bij elkaar om de Minister aan te sporen om meer te doen. Dat doe ik niet zonder het kabinet eerst een compliment te hebben gemaakt. De eerste reactie van compassie en medeleven werd gewaardeerd door mijn fractie. Wij hebben het ook enorm gewaardeerd dat Nederland vooraan stond om een reddingsploeg te sturen naar het rampgebied, die voortreffelijk werk heeft geleverd. Ik heb ze afgelopen maandag in Rotterdam mogen ontmoeten. Vanuit de samenleving werd er ook solidair en behulpzaam gereageerd, met particuliere initiatieven die vrachtwagens vol hulpmiddelen naar het rampgebied stuurden en transportbedrijven die kosteloos of tegen kostprijs materieel beschikbaar stelden. KLM en Turkish Airlines stelden kosteloos cargo's beschikbaar. Maatschappelijke organisaties gingen aan de slag om hulp in te zamelen. Uiteraard was er ook de landelijke actiedag van Giro555, waarmee bijna 90 miljoen euro werd opgehaald. Mijn fractie dankt iedereen die een bijdrage heeft geleverd.
De eerste fase na zo'n desastreuze ramp is gericht op het leveren van noodhulp, het redden van levens, het leveren van medische hulp aan gewonden, en het voorzien in primaire levensbehoeften als voedsel, drinkwater, sanitair en een onderkomen. Hulporganisaties zijn hier op dit moment ook volop mee bezig. Kan de Minister aangeven of op dit gebied de noodzakelijke hulp op gang is gekomen en wat er op dit moment acuut nodig is? Vindt de Minister de middelen die ze tot nu toe ter beschikking heeft gesteld voldoende? Is er niet meer nodig? Waar denkt de Minister concreet aan, vooral in aanloop naar de donorconferentie op 16 maart?
Voorzitter. We zitten nu wat mij betreft tussen de eerste en tweede fase. De tweede fase is rehabilitatie, in die zin dat er activiteiten moeten worden ondernomen welke erop gericht zijn de economische, fysieke en sociale infrastructuur te herstellen. Denk hierbij aan de planfase voor huizen die opnieuw gebouwd moeten worden, wegen die hersteld moeten worden en nutsvoorzieningen die hersteld moeten worden. In dat kader zou ik de Minister willen vragen om het Europese netwerk van DSO's, Distribution System Operators, te verzoeken om een bijdrage te leveren in kennis en materieel om de elektriciteitsvoorziening en de watervoorziening zo spoedig mogelijk te herstellen. Is de Minister bereid om ook in Europees verband fondsen zoals het ERDF, Interreg of andere passende fondsen aan te wenden om de infrastructuur te herstellen?
Voorzitter. De impact van een dergelijke natuurramp op de psychosociale gesteldheid is enorm. Veel mensen die de beving hebben meegemaakt, durven hun huizen nog steeds niet in, als zij die nog hebben. Maar het duurt ook jaren voordat je weer het volste vertrouwen hebt in het dak boven je hoofd. Ik wil de Minister daarom vragen of zij ook initiatieven die de psychosociale gesteldheid van getroffenen kan verbeteren wil steunen.
Voorzitter. De derde fase is de fase van reconstructie. Daar zal mijn collega Hammelburg van D66 straks een mooi voorstel voor doen. Mijn fractie vindt het belangrijk om te benadrukken dat we de getroffenen in Syrië ook niet mogen vergeten. Alle complicerende politieke factoren mogen wat ons betreft de humanitaire hulp niet in de weg zitten.
Afsluitend, voorzitter. Om de hulp zo goed mogelijk te laten landen, zijn wat ons betreft drie zaken belangrijk. Eén: goed contact met de lokale autoriteiten, die primair verantwoordelijk zijn voor de hulpverlening. Twee: ons oor te luisteren leggen bij die lokale autoriteiten, om te horen waar hulp nodig is, en welke hulp dan, om zo snel te kunnen voorzien in de hulpvraag. Coördinatie is daarbij het sleutelwoord. Drie: het draagvlak vergroten. Inmiddels is er veel hulp opgehaald in de vorm van materieel en middelen. Het draagvlak wordt vergroot als mensen niet alleen vertrouwen dat hulp goed terechtkomt, maar dit ook wordt getoond. Zou de Minister de hulporganisaties daarom willen vragen of ze een extra inspanning willen leveren om te laten zien wat er gedaan wordt met de opgehaalde middelen? Een Nederlands vlaggetje bij een tentenkamp of een plek met tijdelijke woningen zou natuurlijk geweldig zijn.
Voorzitter, een laatste punt. Voor de wederopbouw van Oekraïne had president Zelensky ons gevraagd een stad te adopteren en te wederopbouwen. De breed gesteunde motie van mijn hand daarover is door het kabinet omarmd. Voelt de Minister ervoor om hetzelfde principe toe te passen voor het getroffen rampgebied?
Dank u wel. Tot zover.
De voorzitter:
Dank, de heer Kuzu. Dan geef ik het woord aan de heer Hammelburg, D66.
De heer Hammelburg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik had mijn inleiding niet beter kunnen schrijven dan de heer Kuzu het net heeft verwoord. Het leed in de getroffen gebieden in Turkije en Syrië is ongekend. De heer Kuzu verwees al naar de schaal van het gebied. We kunnen denken aan een afstand van Parijs tot Amsterdam. Dat hele gebied ligt in puin. Huizen en scholen zijn vernietigd. Ziekenhuizen zijn vernietigd. Er zijn – dat is het verschrikkelijke aan dit verhaal – bijna 50.000 mensen omgekomen, onder wie heel veel artsen, verpleegkundigen, docenten en leraren. Het hele leven in de getroffen gebieden ligt dus plat. Het leed is simpelweg ongekend. Het is van zo'n gigantische schaal dat we er ons bijna geen voorstelling van kunnen maken.
Daarom wil ik ook gelijk met de deur in huis vallen. Er is haast bij geboden om in gezamenlijkheid, ook met andere landen die willen doneren en die zo gul zijn, een signaal af te geven. Nederland en de Nederlanders hebben dat ook gedaan, met de Giro555-actie, waarvan de teller nu bijna op 100 miljoen euro staat. Dat is echt fantastisch. Zelfs mensen die bijna niets konden sparen, hebben een paar euro overgemaakt omdat ze de beelden hebben gezien en het leed zien.
Ik dank de Minister en de andere ministers in het kabinet voor de snelle eerste acties. Minister Schreinemacher kwam meteen met 10 miljoen euro aan voor de eerste noodhulp. Het Ministerie van Defensie heeft een toestel gestuurd om mensen te evacueren. De fantastische vrijwilligers van het reddingsteam hebben nog heel veel levens kunnen redden. Niet alleen Nederland, maar ook andere landen in Europa en rond de wereld bieden die hulp. Al die vrijwilligers die daarachter staan, verdienen een dikke pluim.
Voorzitter. De heer Kuzu zei het al: we weten dat er naar schatting 80 tot 100 miljard euro of dollar nodig is voor de wederopbouw na de noodhulpfase. Daarmee moet de Turkse, maar ook de Syrische, regio die getroffen is geholpen worden om weer te wederopbouwen. Daarom wil ik de Minister vragen of zij bereid is om een reconstructiefonds op te tuigen. Wat mij betreft kunnen we dat doen met een bedrag gelijk aan wat Nederlanders al in hun gulheid hebben gegeven, dus ongeveer 90 of 100 miljoen euro. Ziet de Minister daartoe mogelijkheid? Ik vraag dat mede namens DENK, de ChristenUnie, de Partij van de Arbeid, GroenLinks en de Socialistische Partij.
Voorzitter. Dan een vraag over de situatie in Syrië. We zien dat hulp daar heel moeizaam op gang komt en dat het ontzettend ingewikkeld is. De Minister geeft in de brief ook heel duidelijk aan wat de problemen precies zijn. Ik wil doorvragen over de grensovergangen. Dankzij bemiddeling van de Verenigde Naties en de internationale gemeenschap zijn er nu een aantal grensovergangen open, maar kunnen die in de praktijk daadwerkelijk worden gebruikt? Kan de Minister daar iets meer over zeggen? Hoe worden die openingen in de praktijk precies gebruikt, en in hoeverre lukt het om in Syrië hulp te verlenen via lokale organisaties buiten het Assadregime om?
Tot slot, voorzitter, want volgens mij ben ik bijna door mijn tijd heen. Ik had al gezegd dat ik me volledig aansluit bij de vragen van de heer Kuzu van DENK, maar ik heb nog wat vragen over sancties richting Syrië. Die zijn er niet voor niks; ze zijn terecht. De gruwelijkheden van het Assadregime zijn immens. Tegelijkertijd komen er verschillende signalen bij ons binnen dat bepaalde hulpverlening niet in de gebieden kan komen dankzij de sancties. We weten niet precies hoe het zit en wat er precies waar is; het is ontzettend ingewikkeld om erachter te komen of het waar is. De Minister pent er in de brief wel wat over op, maar ik zie dat er nog heel veel onduidelijkheid heerst. Is het een idee dat we een meldpunt openen voor situaties waarin dat toch het geval is? Kan de Minister dat toezeggen? Dan krijgen we vanuit de Nederlandse hulporganisaties en de internationale organisaties die we vanuit Nederland steunen iets beter zicht op de feitelijkheden. Daarbij moet ik wel zeggen dat de sancties tegen het Assadregime terecht zijn. De manier waarop humanitaire hulp nu wordt tegengehouden door het regime is verwerpelijk.
Daar wil ik het even bij laten. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, de heer Hammelburg. Ik zie een interruptie van de heer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
Ik heb geen vraag aan de heer Hammelburg, maar wel een mededeling. Hij had net een lijstje van fracties die de Minister vragen om met meer over de brug te komen. Daar mag hij de Partij voor de Dieren aan toevoegen.
De voorzitter:
Dank, de heer Wassenberg. Dan ga ik naar mevrouw Mutluer van de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Die vandaag niet alleen spreekt namens de Partij van de Arbeid, maar ook namens GroenLinks én namens Volt; dat is een unicum.
De beelden en verhalen van de laatste weken over de aardbevingen in Zuid-Turkije en Noord-Syrië gaan door merg en been. Het leed en het verlies door de grootschalige ramp zijn ongekend. 23 miljoen mensen zijn getroffen, in een gebied dat zich uitstrekt van hier tot Parijs, zoals mijn collega's ook al zeiden. Zij hebben hun thuis, hun cultuur en hun toekomst als kaartenhuizen in elkaar zien storten. Op het moment dat de ramp zich voltrok, maakte ik mij erge zorgen over mijn eigen zus in Adana, en om haar zonen die in het rampgebied wonen. Mijn neef verbleef met zijn 6-jarige dochter en vrouw in Gaziantep toen het gebeurde. Zij moesten net zoals vele anderen de nacht doorbrengen in een auto, in de kille winterkou en zonder eten en drinken. Zij hebben het overleefd en lagen niet onder het puin. Daar ben ik ontzettend dankbaar voor. Velen hadden dat geluk niet. Nog meer mensen hebben acuut hulp nodig.
De nieuwe aardbeving, van twee dagen geleden, heeft de bevolking van Turkije en Syrië opnieuw geraakt. Er zijn miljoenen daklozen en vele doden. Er is heel veel hulp nodig. Er is een groeiend tekort aan alle mogelijke hulpmiddelen. Hulporganisaties vragen om basisbehoeften, zoals tenten, medische zorg en schoon drinkwater. Maar er is ook psychosociale zorg nodig, om al die trauma's te verwerken. Daar komt nog eens bij dat veel kinderen hun ouders en familie zijn kwijtgeraakt. Dat brengt risico's van mensenhandel met zich mee. Is de Minister bereid om daarom extra financiële middelen beschikbaar te stellen, zoals net ook is voorgesteld door mijn collega Hammelburg? Wij zijn daar natuurlijk een groot voorstander van. Gaat de Minister zich extra inspannen om specifiek bij te dragen aan de psychosociale hulp die nodig is? En wat wil zij doen om ontheemde en niet-begeleide kinderen beter te beschermen?
Voorzitter. Ik wil nu specifiek ingaan op Syrië. Twee dagen geleden kon een hulpkonvooi van Artsen zonder Grenzen in Noordwest-Syrië komen om hulp te bieden. Zij troffen een groot gebrek aan hulp in het gebied aan. Welke belemmering vormen de sancties op dit moment, is dan de vraag, bijvoorbeeld als het gaat om financiële transacties, bouwmateriaal en brandstof. Er wordt een uitzondering gemaakt voor hulp, maar hoe kan de Minister erop toezien dat meer basisbehoeften naar Noordwest-Syrië worden gestuurd?
Een laatste punt, voorzitter. Veel mensen in Nederland hebben familie in het getroffen gebied die ze tijdelijk willen opvangen om van de eerste schok te bekomen. Inmiddels is er voorrang voor Turkse visumaanvragen toegezegd door de collega van de Minister, namelijk de Minister van Buitenlandse Zaken. Kan deze regeling bijvoorbeeld ook uitgebreid worden naar Syriërs? Wij vragen ons af hoeveel tijd deze voorrang precies scheelt. Zijn er inmiddels al visumaanvragen goedgekeurd? Hebben de gemeenten wel genoeg capaciteit om de garantstellingen aan te kunnen? Dat geldt ook voor de consulaten. En waarom is er geen tijdelijke versoepeling van de strenge voorwaarden, dan wel coulance voor de tarieven en het wegnemen van bureaucratie, zoals wanneer het gaat om de beschikbaarheid van reisdocumenten? De paspoorten en ID's van heel veel mensen liggen immers onder het puin.
Wij ontvangen berichten over schrijnende gevallen, over kinderen van wie de ouders zijn omgekomen en die familie in Nederland hebben. Er is een verhaal van een Syrische zakenman uit Zwolle die zijn enige overlevende familielid, zijn zusjes met het downsyndroom, niet naar Nederland kan halen vanuit Turkije. Dat raakt je. Het roept ons op tot coulance. Kan de Minister met haar collega voor dit soort schrijnende gevallen een zodanige regeling treffen dat zij de asielprocedure kunnen doorlopen en kunnen worden opgevangen bij familie in Nederland?
Ik rond af, voorzitter. Het zal jaren duren voordat deze wond enigszins zal kunnen helen. We mogen deze regio vanuit medemenselijkheid de komende tijd niet loslaten. Ik ben daarom heel trots op ons, op dat kleine landje met een enorm groot hart. Daar wil ik dus ook complimenten voor maken. Laten we dat vasthouden.
Mijn wekker klinkt, want mijn tijd is voorbij.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Mutluer. U bent volledig actief, dus die wekker heeft u in principe niet nodig. Dan ga ik naar de heer Wassenberg, Partij voor de Dieren.
De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter, voordat u uw klokje aanzet: ik neem dit debat over van collega Christine Teunissen, want zij kon er niet bij zijn. Maar ik ben geen lid en ook geen plaatsvervangend lid van deze commissie. Dat betekent dat ik eerst formeel toestemming moet vragen aan de woordvoerders of ik het woord mag voeren namens de Partij voor de Dieren.
De voorzitter:
Dat is heel eerlijk van u, meneer Wassenberg. Niemand was dat opgevallen, maar ik ga die vraag wel formeel voorleggen. Heeft iemand bezwaren? Niemand? Dan geef ik u het woord voor uw inbreng, meneer Wassenberg van de Partij voor de Dieren.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Het is echt afschuwelijk wat twee weken geleden gebeurd is. Ik wil beginnen met het betuigen van mijn medeleven aan alle slachtoffers van deze ramp. Het is echt nauwelijks te bevatten. Ik heb met een knoop in mijn maag naar de beelden van die ramp gekeken, naar het ontzettend grote leed en verdriet. Ik deel mijn medeleven met Turkse, Syrische en Koerdische Nederlanders, voor wie het echt ongelofelijk moeilijk moet zijn om deze ramp vanaf een grote afstand te moeten verwerken.
Voorzitter. Ondanks de noodhulp van burgers en overheden, groeit het tekort aan hulpmiddelen in Turkije en Syrië. De VN roept op om de komende tijd bijna 1,5 miljard dollar aan steun in te zamelen. Mijn eerste vraag aan de Minister is: kan zij al iets zeggen over de bijdrage van Nederland aan dit fonds? Wat wordt haar inzet bij de VN-donorconferentie voor Turkije en Syrië op 16 maart?
Voorzitter. In Syrië was 70% van de totale 21 miljoen inwoners al voor de aardbeving afhankelijk van humanitaire hulp. Kan de Minister bevestigen dat de hulp van Nederland aanvullend is en dus niet ten koste gaat van de al bestaande humanitaire programma's in Syrië? Kan de Minister er ook bij andere EU-landen op aandringen om hun hulp aanvullend te laten zijn en dus niet in plaats van wat ze nu al bieden?
Voorzitter. In de brief van het kabinet lees ik dat de focus op acute hulpverlening ligt. Dat is natuurlijk ongelofelijk belangrijk. Maar net zo belangrijk is het om nu alvast te kijken naar later en om te denken aan de wederopbouw. Daar gaat de Minister in haar brief ook op in. Ze schrijft dat hulp op middellange en lange termijn bij de Raad van 8 en 9 maart in Stockholm wordt besproken. Maar kan de Minister daar nu al iets over zeggen? Wat zijn haar voornemens bij die raad? Wat is haar inzet?
Voorzitter. De Partij voor de Dieren roept het kabinet op om zowel voor Turkse als voor Syrische getroffenen de visumcriteria te versoepelen. We kunnen niet redelijkerwijs verwachten dat mensen een paspoort kunnen overleggen wanneer al hun bezittingen onder het puin liggen. Daarnaast vragen we aan het kabinet waarom de voorrangsregeling niet geldt voor inwoners van Syrië. Die geldt wel voor mensen uit Turkije. Zijn er manieren waarop we de visumaanvraagprocedure kunnen vergemakkelijken, waardoor inwoners uit het rampgebied bijvoorbeeld niet via Beiroet hoeven te reizen voor een aanvraag? Graag een reactie.
Dan heb ik nog een paar vragen over de sancties. Die zijn ontzettend belangrijk om druk te blijven zetten op het regime van Assad, zeker omdat de Minister schrijft dat Assad hulp actief tegenwerkt. We zien zorgen van hulporganisaties over de toegang tot vitale goederen als voedsel en brandstof en de stijgende kosten daarvan. De Minister gaat in haar brief wel in op de impact van de sancties, maar niet op de toegang van de lokale bevolking tot voedsel en brandstof. Mijn vraag is of ze daar hier iets over kan zeggen. Ziet zij enige mogelijkheid voor het verlichten van de druk op de bevolking, zonder de druk op Assad te verlichten?
Voorzitter. We moeten helaas constateren dat zelfs bij zo'n afschuwelijke ramp machthebbers hun eigenbelang belangrijker vinden dan mensenlevens. Kijk naar Assad, die hulpkonvooien geen toegang biedt tot getroffen gebieden die in handen zijn van de oppositie. Diezelfde Assad houdt met hulp van Rusland grensovergangen gesloten. Hoe groot acht de Minister de kans dat die twee grensovergangen die nu open zijn, ook na die drie maanden open kunnen blijven? Ziet zij manieren waarop we de druk op kunnen voeren om die twee grenzen open te houden?
Voorzitter. Humanitaire hulp is nu het belangrijkste, maar ik wil niet voorbijgaan aan de verantwoordelijkheid van de machthebbers bij deze verschrikkelijke ramp. Die ramp had veel minder levens kunnen kosten als er door die machthebbers geluisterd was naar wetenschappers die verschillende keren gewaarschuwd hebben voor de aardbevingen. Toch werden slechte flats gebouwd op breuklijnen, met deze afschuwelijke gevolgen. «Betonnen doodskisten» noemde columnist Erdal Balci ze gisteren in de Volkskrant. Ik vond het een hele treffende maar ook pijnlijke term. Belastinggeld voor aardbevingsbestendig bouwen werd in eigen zak gestoken. Nu pakt Turkije critici op. Dat is onbestaanbaar. Ook daarop zou ik graag een reflectie van de Minister willen horen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank, meneer Wassenberg. Dan is mevrouw Gündoğan aan het woord. Ik moet bekennen dat ook u eerst toestemming moet vragen aan de commissie, aangezien u geen lid bent van deze commissie. Heeft iemand er bezwaar tegen dat mevrouw Gündoğan deelneemt aan deze vergadering? Niet? Dan geef ik mevrouw Gündoğan het woord voor haar inbreng.
Mevrouw Gündoğan (Lid Gündoğan):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil allereerst mijn dank uitspreken aan het Nederlandse kabinet voor het feit dat snel en menselijk is gesproken en gehandeld. Dat waardeer ik zeer.
Ik wil nu doorgaan op het laatste stuk van collega Wassenberg; we hebben het helemaal niet afgestemd met elkaar. Ik heb vandaag de Turkse krant Cumhuriyet erbij gepakt. Ik heb die even geprint. Die wil ik straks wel even aan de Minister geven. Vier van de zeven pagina's noemen zij het gewetensdagboek. Turkse mensen – ik beperk mij even tot Turkije, omdat ik de Turkse taal wel machtig ben en daardoor een goed beeld kan krijgen van wat er allemaal mis is gegaan – houden een gewetensdagboek bij. Nu, na zeventien dagen, is de lijst lang. Het zijn vier A4'tjes vol. Ik heb alleen de eerste paar punten vertaald, maar de lijst is echt lang. «Het duurde 48 uur voordat werd gestart met het ruimen van puin en het zoeken naar overlevenden, waardoor veel mensen onnodig zijn overleden. Het leger was laat ter plekke.
Bij het ruimen van puin waren sociale media belangrijk, en toch werd Twitter afgesloten. Degenen die de ingestorte gebouwen hebben gebouwd, zij die het door de vingers zagen, zij die het goedkeurden, zij die het steunden, dienen te worden vervolgd. Denk aan de ingestorte overheidsgebouwen, het vliegveld van Hatay, het staatsziekenhuis van Iskenderun, dat een graf werd voor zij die zich daar bevonden, de discriminerende taal die door de president werd gebezigd in de steden van de politieke oppositie, zelfs tijdens de zoekwerkzaamheden, de beurs die openbleef, terwijl de verwoeste huizen werden geplunderd en aan zij die, terwijl zij onder het puin lagen en reddingswerkers nodig hadden in plaats van reddingwerkers, mensen kregen die gingen bidden. Na de vijftien dagen die voorbijgingen en de enorme chaos staan er nog steeds onvoldoende tenten en toiletten. Er is gesjoemel met het aantal doden.»
De lijst is, zoals ik al zei, enorm lang. Ik wil die graag aan de Minister overhandigen, omdat, zoals iemand dat via sociale media tegen mij zei in het Turks: bu kader değil, bu cinayet. Vertaald betekent dat: dit is geen lot, dit is moord. Het is nu zeventien dagen geleden. De tentenkampen staan er nog steeds niet, het sanitair is er nog steeds niet. Naschokken worden met regelmaat gevoeld, twee dagen geleden nog, met een kracht van 6,4 in het zwaar getroffen Hatay. Het dodental ligt inmiddels boven de 50.000. Ik wil daarom aan de Minister vragen of zij alles wat zij doet vooral doet voor de mensen daar, niet alleen in Turkije, maar ook in Syrië. Ik weet dat wij daar, ondanks alle complexiteit die door Assad wordt veroorzaakt, hulp proberen te krijgen. Het is winter, het is koud en zeker voor Syriërs, die nu al twaalf jaar een vergeten volk dreigen te worden of al zijn, en zeker in dat gebied.
Ik wil dat de Minister behalve het inzetten van haar menselijke kant voor de vele getroffenen in dat gebied, zodat tenten, sanitair, voedsel, water en medische en psychosociale hulp van de grond kunnen komen, ook haar duidelijke kant laat zien wanneer zij haar Turkse collega spreekt. Ik wil ook dat in de ministerraad door de Minister wordt doorgegeven hoe de Turkse regering faliekant faalt in deze aardbeving. Niet alleen de regering van Assad, maar ook de Turkse regering heeft faliekant gefaald. Dit mag niet gezien worden als business as usual met Erdogan. Het late handelen heeft onnodig levens gekost, net als het gesjoemel in de bouw.
Dan heb ik nog wat meer vragen aan de Minister. Die hebben vooral met corruptie te maken. Hoe weten we of het geld bij de juiste mensen en vooral bij de mensen die het echt nodig hebben, terecht gaat komen? Met wie werken wij samen? De organisatie AFAD van de Turkse staat wordt bijvoorbeeld gewantrouwd. De redenen daartoe zijn legio. Is de Minister bekend met de organisatie Ahbap, opgericht door de Turkse zanger Haluk Levent, die onlangs nog een endorsement kreeg van Madonna? Zijn organisatie wordt, in tegenstelling tot die van de staat, wel vertrouwd. Dat zeg ik niet omdat Madonna een endorsement gaf, maar omdat deze man al jaar en dag heel veel doet in Turkije voor kinderen die vaak weinig tot niks hebben. Hij heeft een goed netwerk, ook daar in die regio. Hij komt zelf volgens mij ook uit Adana, zoals de familie van mevrouw Mutluer. Veel mensen in Turkije en daarbuiten doneren daarom aan zijn organisatie.
Als laatste wil ik aan de Minister vragen of zij met haar collega's in de EU al aan het nadenken is over de wederopbouw op langere termijn?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Gündoğan. Dan geef ik het woord aan de heer Van Wijngaarden van de VVD.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Namens de leden van de VVD-fractie wil ik in de eerste plaats mijn medeleven betuigen aan de mensen in het aardbevingsgebied in Turkije en Syrië en hun naasten hier in Nederland. Ook wil ik de grootst mogelijke waardering uitspreken voor alle betrokken reddingswerkers en hulporganisaties. De aardbeving had een kracht die de laatste 100 jaar niet in het Midden-Oosten is voorgekomen. De beving dreunt figuurlijk en letterlijk nog na. Er zijn inmiddels 4.700 naschokken geteld. Tientallen miljoenen mensen zijn dakloos. Naast honger, kou en verdriet dreigen infectieziektes. In Syrië vindt dit bovendien plaats tegen de achtergrond van twaalf jaar burgeroorlog. Een staakt-het-vuren is nu meer dan ooit nodig en is nu meer dan ooit in het belang van Syrië zelf. Hoe, waar en wanneer gaat het kabinet in internationaal verband op zo'n staakt-het-vuren aandringen? Mij bereiken nu individuele berichten vanuit Syrië dat mensen die vluchten uit het oppositiegebied naar het gebied dat onder controle staat van Assad, door de troepen van Assad worden doodgeschoten. Is de Minister op de hoogte van dergelijke berichten en taferelen?
Als het gaat om verlichting van sancties moeten we doordacht te werk gaan, met een warm hart en een koel hoofd. Want wie voor de aardbeving niet deugde, deugt na de aardbeving ook niet. Sancties tegen oorlogsmisdadigers en wapenhandelaren moeten onverkort in stand blijven. In haar brief van 8 februari schrijft de Minister dat zij let op hinder die hulporganisaties mogen ondervinden van sancties jegens het Syrische regime, en dat het onder EU-regelgeving, in tegenstelling tot berichtgeving, niet verboden is om zwaar materieel om puin te ruimen, te exporteren naar Syrië. Maar het klopt toch wel degelijk dat hier dan wel een uitzondering voor nodig is en er een motiveringsplicht geldt op basis van de hiervoor relevante Council decision concerning restrictive measures against Syria?
Lidstaten moeten de Europese Commissie en andere lidstaten binnen twee weken informeren over wanneer ze na eigen beoordeling autorisatie hebben gegeven voor de export van zaken die onder de sancties vallen. Kan de Minister de cijfers hiervan delen met de Kamer? Hoe vaak heeft Nederland deze autorisatie verleend in de afgelopen tien jaar? Is het kabinet bereid voor het volgende debat, indien mogelijk, een quickscan of, anders gezegd, een doorlichting te maken van sancties die in het licht van wat misschien wel de grootste natuurramp in het Midden-Oosten van afgelopen 100 jaar is, onbedoeld inhumaan kunnen uitpakken? Ik vraag het kabinet dus om zo'n quickscan te maken.
De uit de Council directive volgende verplichting om voor bepaalde zaken te exporteren aan Syrië eerst te overleggen met de Syrische oppositie en het vrije leger, komt onuitvoerbaar over, aangezien zij niet meer bestaan en het niet in hun belang hoeft te zijn om sancties te verlichten, omdat ze niet willen dat Assad daarvan zou kunnen profiteren. Kan het kabinet aangeven hoe vaak dit overleg met de oppositie heeft geleid tot een ja of nee voor de export van bepaalde goederen? Met andere woorden: in welke mate vertraagt of verhindert deze eis de hulp en instrumenten voor wederopbouw?
Dan het bancaire verkeer. Ik heb een printscreen van een grootbank uit Nederland. Syrische diaspora kunnen geen geld overmaken naar familie in nood. De VS hebben de financiële sancties verlicht. Wat kunnen Nederland en Europa daaraan doen? Kan dit meegenomen worden in de quickscan?
Voorzitter. Ik sluit mij aan bij alle vragen die gericht zijn op het snel ter plaatse kunnen krijgen van wat nodig is om verdere humanitaire hulp te geven en te voorzien in de basale levensbehoeften. Deelt de Minister de opvatting dat internationale samenwerking hierbij een must is, om te voorkomen dat landen en organisaties over elkaar heen gaan buitelen en elkaar in de weg gaan lopen? Welke rol speelt EU-voorzitter Zweden hierin of zou die daarin moeten spelen?
Voorzitter. Tot slot. President Erdogan wil dat het ingezamelde geld naar AFAD, een staatsinstelling, wordt verzonden in plaats van naar civiele organisaties. Maar door de corruptie van Erdogan en de aan hem gelieerde staatsinstellingen vertrouwt het merendeel van de bevolking dat niet en geeft het de voorkeur aan het verlenen van financiële hulp via lokale organisaties. Zelfs de Wereldbank verkiest lokale initiatieven op projectbasis boven hulp die Turkije biedt. De vraag aan de Minister is daarom: is het niet verstandig om zo veel mogelijk hulp te verlenen via lokale organisaties in plaats van via overheidsinstellingen in Turkije?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer Van Wijngaarden. Dan ga ik naar de heer Dekker van Forum voor Democratie.
De heer Dekker (FVD):
Dank u wel, voorzitter. De ramp in Turkije en Syrië als gevolg van de recente aardbevingen is nauwelijks te overzien. Er zijn tienduizenden doden en nog steeds liggen heel veel mensen onder het puin, en dat ook nog eens in bittere winterse omstandigheden. Forum voor Democratie spreekt vanaf hier zijn medeleven uit aan alle getroffenen in Turkije en Syrië.
Voorzitter. Gelukkig is er vanuit ons land snel hulpactie ondernomen aan Turkije en in mindere mate ook aan Syrië. Over dat laatste land wil ik het hier graag met name hebben. Syrië wordt al lange tijd internationaal gezien als kwade kracht en is dan ook al jarenlang het slachtoffer van bijzonder strenge sancties van de westerse wereld. Na diverse oorlogen, die grotendeels gericht waren op het bewerkstelligen van regime change en het vervangen van Assad, is er na ingrijpen van Rusland in 2015 een halfstabiele situatie ontstaan, waarbij Assad nog steeds het grootste deel van het land onder controle heeft. Daarnaast zijn er gebieden waar door het Westen en soms ook door Turkije gesteunde rebellen de overhand hebben. Dit zijn toevalligerwijs voor een deel olieproducerende gebieden, waarvan de olie thans door het Westen wordt benut, dus eigenlijk wordt gestolen.
Ondertussen zijn de armoede en het leed in Syrië als gevolg van de oorlogsschermutselingen en de sancties mensonterend. 90% van de Syriërs leeft onder de armoedegrens. Sinds 2019 zijn de prijzen in het land met 800% gestegen. Er zijn honderdduizenden banen verloren gegaan als gevolg van handelsbeperkingen. De graanoogst is in een paar jaar gehalveerd. De Amerikaanse Caesar Act, nog ingesteld onder president Trump, gaat zelfs zover dat ook landen die handelen met Syrië, onderwerp van sancties kunnen worden. Het Westen doet graag voorkomen dat de door hen opgelegde sancties geen effect hebben op humanitaire hulp. Helaas is dat niet het geval. Als de hulp al gegeven kan worden, loopt deze vaak grote vertraging op.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie. Maakt u uw blokje af? Ik geef de heer Hammelburg de gelegenheid om te interrumperen.
De heer Dekker (FVD):
Heel graag.
De heer Hammelburg (D66):
Ik hoor Forum van Democratie hier zeggen dat het regime van Assad stabiliteit in chaos brengt. Maar we hebben het hier over ruim tien jaar burgeroorlog met afschuwelijke gruwelijkheden. Dat is het pleidooi van Forum voor Democratie. Is Forum van Democratie ook bekend met de gruwelijkheden en de misdaden tegen de menselijkheid, op grove en grote schaal gepleegd door Assad en zijn leger, die niet alleen zijn begaan sinds de burgeroorlog maar ook in de jaren daarvoor? Ik noem de massabombardementen in 1982 op Hama, waarbij vele duizenden doden zijn gevallen, zonder enige vorm van onderscheid tussen opstandelingen en burgers. Gruwelijk, gruwelijk, gruwelijk. Is Forum van Democratie daarmee bekend?
De heer Dekker (FVD):
Daar zijn wij mee bekend. We zijn ook bekend met de gruwelijkheden gepleegd door andere landen in het verleden. Maar in deze situatie achten wij dat niet enorm relevant. Misschien wordt aan het eind van mijn betoog duidelijk hoe ik dat plaats.
De voorzitter:
Ik zie nog een interruptie van de heer Kuzu, DENK.
De heer Kuzu (DENK):
Als Forum voor Democratie het pleidooi houdt dat humanitaire hulp belangrijk is, hoe kan Forum voor Democratie dan verklaren dat de doorgang van humanitaire hulp vanuit door Assad gecontroleerde gebieden naar door de oppositie gecontroleerde gebieden geen plaats kan vinden?
De heer Dekker (FVD):
Daar kom ik zo op, maar ik kan dat ook nu al behandelen. Er is nogal gestreden om de openingen in de grens met Turkije gesloten te houden. Dat gebeurde door Assad in samenwerking met Rusland. En zelfs China heeft daaraan meegeholpen. De bedoeling daarvan was, volgens het regime in Damascus althans, het voorkomen dat er vanuit die route heel gemakkelijk militaire steun kan worden gegeven aan de rebellen ter plaatse. Het verhaal is tevens, maar ik verlaat me daarbij op onafhankelijke journalisten ter plaatse, dat hulpgoederen die via die lijnen worden aangeleverd, gewoonlijk in beslag worden genomen en verkocht. Nu kan ik niet goed beoordelen wat daar helemaal van waar is, maar ik kan me wel voorstellen dat de verbindingslijn tussen Turkije en Syrië bewust gesloten wordt gehouden om te voorkomen dat de rebellen, die deels door Turkije gesteund worden, van wapentuig kunnen worden voorzien via een hele korte route.
De heer Kuzu (DENK):
Even een lesje topografie voor de heer Dekker. Ik heb het over door Assad gecontroleerde gebieden. Die liggen ten zuiden van de door de oppositie gecontroleerde gebieden. De heer Dekker heeft het over de grensovergang tussen Turkije en Syrië. Er zijn inmiddels twee doorgangen open juist om die humanitaire hulp te verlenen. Ik vraag de heer Dekker waarom het zo is dat de doorgangen vanuit door Assad gecontroleerde gebieden naar door de oppositie gecontroleerde gebieden actief worden geblokkeerd door het regime van Assad, waar de heer Dekker nu een warm pleidooi voor houdt.
De heer Dekker (FVD):
Ik houd geen warm pleidooi voor het regime van Assad. Ik zeg wel dat er meer argumenten spelen bij het behandelen van deze humanitaire situatie en deze humanitairehulpgoederenstromen dan alleen maar het optimaal brengen van humanitaire goederen naar de rampgebieden. Er spelen wel degelijk overwegingen mee betreffende wapenaanvoer richting de rebellenorganisaties. Dat is, in ieder geval in de woorden van de lokale machthebbers, de voornaamste reden om deze routes geheel of gedeeltelijk te blokkeren. Door de rebellenorganisaties wordt overigens beweerd dat men geen hulp wil accepteren die via Damascus loopt, omdat men de Damascushulp niet zou vertrouwen. Dat voedt alleen maar de argwaan – laat ik het zo maar zeggen – dat er ook andere belangen meespelen in het behandelen van deze humanitaire goederenstromen.
De heer Kuzu (DENK):
Dan ga ik een hele concrete vraag stellen. Die staat los van de politieke situatie en de politieke dilemma's die in Syrië spelen, want dat zijn er legio. De heer Dekker geeft aan dat er argumenten kunnen zijn. Ik weet niet waar hij dan precies op doelt, maar dat laat ik voor zijn rekening. Zou Forum voor Democratie er voorstander van zijn dat waar het gaat om het leveren van humanitaire hulp aan de door de oppositie gecontroleerde gebieden, Assad die blokkade dan ook zou moeten opheffen?
De heer Dekker (FVD):
Als de stromen van humanitaire hulpmiddelen en militaire hulpmiddelen van elkaar gescheiden kunnen worden en als kan worden gewaarborgd dat zo'n opening niet kan worden misbruikt voor het versterken van de militaire situatie van die rebellenomgevingen, zou ik daar geen bezwaar in zien. Maar dat is in de praktijk meestal het probleem. Je kunt het openen onder het mom van humanitaire goederen, maar in de praktijk komt het aan op militaire versterkingen. Dat is de discussie die je hierbij voortdurend voert. Maar primair gaat het over ...
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, meneer Dekker.
De heer Dekker (FVD):
Humanitaire hulp is helaas vaak sterk gepolitiseerd of wordt zelfs onderdeel van het militaire steekspel. De militaire kracht van Syrië – dat is overigens een soeverein en internationaal erkend land – is blijkbaar nog altijd zodanig dat andere belangrijke spelers in deze regio, zoals Israël, graag van de nood gebruikmaken door kort na de rampzalige aardbeving gerichte bombardementen uit te voeren. Hoe beoordeelt de Minister deze actie?
Ook in de nasleep van de recente aardbevingen zien we de gevolgen van de sancties. Terwijl de hulp in Turkije snel op gang kwam – het Nederlandse USAR-team was binnen twee dagen ter plaatse – moesten Syriërs hun dierbaren vaak zelfs met de hand onder het puin vandaan halen. Steeds wordt benadrukt dat het Syrische regime al jarenlang, en ook nu nog, humanitaire hulp aan rebellenregio's zou blokkeren. Daar hoor ik ook andere geluiden over. Zo wordt vanuit de door rebellen bestuurde regio gesteld dat men humanitaire hulp vanuit Damascus niet vertrouwt en men liever de directe opening van grensovergangen met Turkije zou zien, hetgeen door zowel Turkije als het Westen van harte wordt ondersteund. Ongenoemd blijft echter dat de hulpmiddelen die via deze route aankomen veelal in beslag worden genomen en worden verkocht, terwijl juist getracht wordt om deze grensopeningen te benutten voor een efficiënte aanvoer van zware bewapening van de door het Westen gesteunde rebellen. Om die reden is Damascus er veel aan gelegen om deze grens juist hermetisch gesloten te houden. Het is volop cynische machtspolitiek wat de klok slaat in deze conflictgebieden, ook waar het humanitaire hulp betreft. Wat in ieder geval zeker is, is dat het Westen al jarenlang hulp aan regio's die in handen zijn van de regering blokkeert. Graag een reactie van de Minister.
Voorzitter. Forum voor Democratie is voor een doelmatig, politiek neutraal en integer hulpbeleid voor de aardbevingsslachtoffers. De hulporganisaties van Giro555 hebben op dit punt niet allemaal een even goede naam. In ieder geval is Forum voor Democratie er geen voorstander van om nu ongericht belastinggeld naar Giro555 te sturen, zoals op verschillende plaatsen vanuit de gemeenten en provincies thans gebeurt. Laat Nederlanders zelf kiezen of en hoe ze willen doneren. Dat gaat vooralsnog bijzonder goed. Maar bovenal, hef de sancties tegen Syrië op en stimuleer vanuit Nederland de EU en de VS daartoe. Sta handel toe en stop met oliediefstal. Dankzij de regimechangepolitiek van het Westen lag Syrië al goeddeels in puin. Door de aardbevingen kreeg het land nog een enorme klap te verduren. Hef de sancties op en geef de Syrische bevolking de kans haar land weer op te bouwen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik zie de laatste interruptie van de heer Kuzu.
De heer Kuzu (DENK):
Forum voor Democratie stelt dat de humanitaire hulp wordt geblokkeerd door het Westen. Dat is een aantijging. Zou hij daar één voorbeeld van kunnen noemen?
De heer Dekker (FVD):
Dat is onder andere een bericht van de VN-rapporteur voor de mensenrechten. Die stelt dat – even kijken hoor, ik heb het hier opgeschreven – veel van de hulp aan Syrië bewust wordt vertraagd en dat er bijvoorbeeld ook in de financiële infrastructuur nauwelijks meer mogelijkheden zijn om hulpmiddelen naar Syrië te krijgen, omdat bijvoorbeeld letters of credit afgeven bijna niet meer mogelijk is. Dat zijn allemaal sancties vanuit het Westen die ervoor zorgen dat de infrastructuur die nodig is om dit soort transacties uit te voeren, wordt verzwakt.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Misschien is het gewoon een opmerking hoor, want er worden hier door Forum voor Democratie allerlei terminologieën door elkaar gehaald. We hebben het hier, en dat was ook de vraag van de heer Kuzu, over humanitaire hulp. Het basisprincipe is no matter what. Wie er ook met wie vecht in wat voor gebied dan ook, bij een dergelijke ramp moet humanitaire hulp altijd toegang krijgen. Dat is ook het fantastische werk van bijvoorbeeld het Rode Kruis en de Rode Halve Maan, onafhankelijk en zonder partijdigheid. Nu wordt het een discussie over of je voor of tegen Assad bent. De simpele vraag die we hier eigenlijk stellen is: is Forum voor Democratie het ermee eens dat we alles op alles moeten zetten om ervoor te zorgen dat de Syriërs humanitaire hulp krijgen, no matter what en ondanks alle bezwaren die zojuist werden aangedragen? Dat is gewoon een hele simpele vraag. Dat kan een heel simpel antwoord zijn, volgens mij.
De heer Dekker (FVD):
Ik kan die vraag ondubbelzinnig bevestigend beantwoorden. Mijn zorgen gaan nou juist over het volgende. Zoals de VN-rapporteur – ik heb het voorbeeld gevonden – zei: bij het verstrekken van hulp aan Syrië zou bijvoorbeeld benzine voor het tanken van hulpgoederenvoertuigen niet geblokkeerd worden, maar als je dan beter gaat kijken naar zo'n hulpactie in het oosten van Syrië, dan zie je dat die geweldig uitloopt, onder andere omdat die benzine alleen maar gekocht kan worden bij Westerse leveranciers. Dat type complicaties wordt opgeworpen. Ik ben het helemaal met de heer Hammelburg eens dat dit niet zou moeten. Regardless wie het betreft, zou je alle mensen in dat getroffen gebied moeten helpen. Daar ben ik het volstrekt mee eens.
De voorzitter:
Oké. Dank meneer Dekker. Dan ga ik naar mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Voorzitter, ook ik wil graag mijn bijdrage beginnen met het, namens de ChristenUnie, uitspreken van het medeleven met alle mensen die getroffen zijn door de aardbevingen en het verschrikkelijke leed dat daarachter wegkomt, voor kinderen, vaders, moeders, broers en zussen die hun geliefde onder het puin hebben verloren. Het is nauwelijks voor te stellen en de beelden – collega's spraken daar ook over – gaan door merg en been. Mij staat ook de vader die 101 uren met zijn dochtertje vastzat in een kleine ruimte in het pikdonker, nog heel erg bij. Zij konden na vijf dagen gered worden en daar ben ik dankbaar voor, met hen. Maar heel veel mensen hebben het niet gehaald.
Voorzitter. Bij zo'n ramp is het dan heel goed en hartverwarmend om te zien dat er vanuit de wereld snel wordt gereageerd. Ik ben ook heel erg blij met de inzet die de Nederlandse regering heeft getoond door heel snel ons USAR-team daarnaartoe te brengen. Ze waren nog maar net terug toen er een nieuwe aardbeving plaatsvond. Ik hoop dat we ook hierbij nog onze bijdrage kunnen leveren, zodat mensen misschien gered en anders geborgen kunnen worden. Het is ook goed om te zien dat naast de grote internationale organisaties, ook de samenwerkende hulporganisaties verenigd in de Dutch Relief Alliance meteen in actie zijn gekomen.
Voorzitter. Er is wel een heel aantal aandachtspunten en collega's spraken daar ook over. Ik probeer dus niet te dubbelen, maar ik kan het niet helemaal voorkomen. Ik wil graag vragen wat de Nederlandse inzet wordt bij de donorconferentie voor Turkije en Syrië op 16 maart in Brussel. Kan de Minister ook de andere donorlanden oproepen om maximale inspanningen te verrichten om de humanitaire noodsituatie na de ramp te verlichten?
Voorzitter. De toegang tot basisvoorzieningen is wel een groot vraagstuk. Met name de bevolking in Syrië lijdt onder de sancties die het Syrische regime heeft gekregen. Mensen voelen de gevolgen in de vorm van hoge brandstofprijzen en een tekort aan brandstof. Het zorgt er ook voor dat klinieken en opvangcentra geen elektriciteit hebben. Ik vraag de Minister om ook bij de wederopbouw van Syrië aandacht te hebben de toegang tot basisvoorzieningen als voedsel, water, onderdak, psychosociale ondersteuning en productiemiddelen die in het levensonderhoud ondersteunen. Ik vraag daarop de inzet van Minister. Ik vraag de Minister ook om er bij de wederopbouw heel veel aandacht voor te hebben dat het lokale maatschappelijke middenveld, de lokale organisaties ter plekke, goed worden ondersteund en dat daar voldoende ruimte voor is, zodat noodhulp en wederopbouw op een hele natuurlijke manier in elkaar kunnen overlopen. Daarop vraag ik ook een reactie van de Minister.
Voorzitter. De hulporganisaties hebben gemerkt dat het goed is dat de sancties voor zes maanden zijn opgeheven, om toegang te krijgen, maar het is belangrijk dat die periode wordt verlengd. De verwachting is namelijk dat nog niet alle goederen die nodig zijn voor de wederopbouw in die zes maanden tijd ook geïmporteerd zullen zijn. Ik vraag de Minister daarom of zij bereid is om ook binnen de Verenigde Naties te pleiten voor een verlenging van die periode.
Voorzitter. Het is ook belangrijk om te evalueren of de sancties van de EU de humanitaire respons in Syrië in de weg staan of niet. De collega's gaven ook al aan dat daar moeite wordt ervaren. Daar vragen we de aandacht van onze regering voor. Met betrekking tot de bankuitdagingen heb ik de vraag of het mogelijk is om te verkennen of er een speciaal mechanisme kan komen waarmee de rechtstreekse overdracht van humanitaire fondsen naar Syrië kan worden vergemakkelijkt.
Voorzitter. Dan sluit ik af met de kinderen. Meer dan 4,6 miljoen kinderen in Turkije en 2,5 miljoen kinderen in Syrië zijn direct getroffen door de aardbevingen. Veel van hen ervaren ook acute stress. De kinderen in Syrië zitten al heel lang in een groot en diep conflict. Ik vraag de Minister of zij bij de humanitaire respons ook prioriteit wil geven aan de psychosociale zorg voor deze kinderen. Is zij bereid om via de hulporganisaties hulp te bieden aan de kinderen die nu wees zijn geworden en niet begeleid worden? Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Van der Graaf. Dan geef ik nu even het voorzitterschap over aan de heer Kuzu, zodat ik ook mijn inbreng kan doen.
Voorzitter: Kuzu
De voorzitter:
Dan geef ik op mijn beurt het woord aan de heer Amhaouch, die zijn bijdrage zal doen namens de fractie van het CDA.
De heer Amhaouch (CDA):
Dank, voorzitter. Er is al heel veel gezegd. Ik ben het grotendeels eens met wat er allemaal gevraagd wordt. Ook namens de CDA-fractie betuig ik mijn medeleven bij deze grote ramp, met tienduizenden doden maar ook met miljoenen betrokken familieleden, niet alleen in Turkije en Syrië, maar ook in de gemeenschap hier of elders in de wereld. Dat vraagt natuurlijk om solidariteit, nu maar ook in de komende tijd. We moeten die aandacht vasthouden. We weten dat er veel op ons afkomt. We hebben de Oekraïnesituatie, maar ook Turkije en Syrië zijn nabij, zeg ik toch maar even. Daar moeten we voor opkomen. We moeten proberen de contacten te behouden met de betrokken gemeenschappen hier in Nederland. De Minister geeft in haar brief ook aan dat ze dat doet. Ik denk dat we via die kanalen ook signalen kunnen krijgen.
Ik vraag ook aandacht voor de menselijke maat. Volgens mij noemde mevrouw Mutluer dat meisje met het syndroom van Down. Dat staat voor mij symbool voor de schrijnende gevallen en voor de menselijke maat. Met alle sancties, regels en systemen die we hebben, vraag ik het kabinet toch om heel zorgvuldig te bekijken hoe we wel dingen kunnen doen, zonder te zeggen dat we álles gaan doen. Dat is ook heel lastig.
Voorzitter. Mijn collega's hebben ook gevraagd naar de middelen. We hebben nu twee keer 10 miljoen gedaan. Volgens mij doen we 55 miljoen via de Verenigde Naties in een algemene pot. Wat is de vraag die op ons afkomt vanuit de Verenigde Naties, de Wereldbank of Europa? Kan de Minister met de Kamer delen wat daarvoor nodig is? Dan kunnen wij dat wegen. Liggen er nog concrete hulpverzoeken vanuit Turkije of het Syrische gedeelte? In de brief lezen we dat Nederland het reddingsteam heeft ingezet, maar ook transportvliegtuigen en een medisch team. Maar liggen er nog concrete vragen op het bordje van de Minister, waaraan ze probeert te voldoen? Wil ze dat met de Kamer delen?
Een grote zorg, zeker in het Syrische gedeelte, betreft de infectieziekten. Er waren al tienduizenden mensen met cholera. De vraag is wat Nederland, maar ook Europa, kan doen voordat het een nog grotere ramp wordt. We hebben gezegd, ook vanuit deze Kamer, dat we hier aandacht voor willen hebben vanuit het oogpunt van global health, maar deze concrete situatie vraagt nu de aandacht.
Collega's hebben ook gevraagd wat de volgende stap zal zijn. Komt er onder het voorzitterschap van Zweden een gecoördineerde aanpak? Want anders doet iedere lidstaat het voor zich en dat zou zonde zijn. Laat elk land zijn kracht laten zien. Ik hoop dat er een gecoördineerde aanpak komt. Ik hoor graag van de Minister hoe dat gaat lopen.
Een paar collega's hebben ook gesproken over de sancties tegen Syrië. Er komt veel hulp op gang, maar die bereikt Noordwest-Syrië maar beperkt. Tenten, voedsel, medicijnen maar ook brandstoffen zijn mogelijk, geeft de Minister in haar brief aan. Maar we krijgen heel veel signalen over hoe het in de praktijk gaat. Kan de Minister proactief communiceren naar mensen in Nederland hoe ze bijvoorbeeld geld kunnen overmaken? Welke bank doet dat? Banken zeggen – de heer Van Wijngaarden noemde het al – dat ze het wel naar Turkije kunnen doen, maar niet naar Syrië, vanwege de sancties. Klopt dat? De mensen hebben behoefte aan een praktische handreiking voor hoe ze wel geld kunnen overmaken of hoe ze wel toestemming kunnen krijgen om graafmachines over te brengen om puin te ruimen.
Dit was mijn inbreng in eerste instantie, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Amhaouch. Voordat ik het voorzitterschap weer overdraag aan u, heeft u nog een interruptie van de heer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
De heer Amhaouch heeft helemaal gelijk met zijn vraag over de middelen en wat er precies nodig is. Zoals ik in mijn bijdrage al zei, net als de heer Kuzu, is de eerste schatting dat er 80 tot 100 miljard nodig is voor de hele wederopbouw. Het zou zo mooi zijn als we vanuit Nederland het signaal afgeven dat we er niet alleen in zitten voor de noodhulp, maar ook voor de langere termijn, voor de reconstructie. Tegelijkertijd begrijp ik de vraag van de heer Amhaouch over de coördinatie en de donorconferentie op 16 maart heel erg goed. De heer Amhaouch noemt drie bedragen. Hij heeft het over twee keer 10 miljoen, die Minister Schreinemacher in no time beschikbaar heeft gesteld. Daar kwamen ook complimenten voor. Daarnaast gaat het om 55 miljoen euro aan ongeoormerkt geld voor noodhulp via de Verenigde Naties. Maar zou dat geld niet ook beschikbaar moeten zijn voor al die andere rampen die op dit moment gaande zijn, zoals de oorlog in Oekraïne en alle andere noodsituaties en humanitaire rampen? Het zal ook niet per se voldoende zijn voor deze ongekende ramp. Ik denk niet dat we dit bedrag van 55 miljoen zomaar op die 20 miljoen mogen gooien.
De heer Amhaouch (CDA):
Daar geef ik u volkomen gelijk in. Ik heb alleen gezegd dat we met 55 miljoen in dat noodfonds zitten. Ik heb ook eerder gezegd dat die twee keer 10 die we nu gedaan hebben, niet voldoende zal zijn voor de grote opgave, voor de wederopbouw. Maar ik wil wel graag een beeld krijgen van de Minister. Volgens mij heeft de Kamer in het vorige debat over de Europese top gezegd: doe wat je moet doen. De heer Hammelburg noemde net een bedrag in het kader van Giro555. Ik weet niet of dat genoeg is, of hoe dat uitvalt. Dus ik sta open voor de benadering om te kijken wat nodig is en wat we moeten doen. Je ziet dat iedereen meedoet, ook Turkije zelf. Nederland doet mee. Alle lidstaten doen mee. Ik zag in de brief dat er in Turkije zelf 5,5 miljard is opgehaald met een inzamelingsactie. Iedereen is solidair, dus laten we niet over elkaar heen vallen maar kijken wat er nodig is. Ik hoop ook dat het kabinet die stappen gaat maken. Wij staan er met open vizier in om de mensen in Syrië en Turkije te helpen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Ik denk dat we hier bijna eensgezind zijn over de steun die we aan Turkije en Syrië, aan de mensen die getroffen zijn, moeten bieden, gezien de vele vragen die daarover gesteld zijn, ook door de heer Amhaouch. Desalniettemin – ik ga toch even terug – weten we nu al dat er heel veel geld nodig zal zijn. Uit het verleden, van eerdere rampen, weten we ook dat die hulp soms laat op gang komt, dat donors op elkaar wachten, wachten tot er een conferentie is en dat er daarna nog een inventarisatie en plannen moeten worden gemaakt. Hoe mooi en hoe goed zou het zijn als wij als Nederland het signaal afgeven aan de andere donoren, ook in de Europese Unie: wij zijn echt bereid om mee te doen, ook voor de langere termijn, en wij beginnen met een eerste bod. Natuurlijk kijken we dan op 16 maart met de Europeanen wat er verder nog nodig is, maar we weten dat dit bedrag sowieso al nodig is. Is de heer Amhaouch dat met mij eens?
De heer Amhaouch (CDA):
Ik heb al eerder, in het vorige debat, maar nu ook weer, het kabinet een compliment gemaakt, omdat het heel snel geacteerd heeft met die twee keer 10. Laten we in deze acute fase zorgvuldig kijken wat echt nodig is. Nederland, maar ook andere, loopt hierin voorop. Ik wil er ook geen wedstrijdje van maken binnen of buiten Europa wie het meeste doet of wie het snelste is. Ik ga ervan uit dat het goed gecoördineerd wordt. Er is niet voor niets in maart al een donorconferentie. Wij staan ervoor open en kijken ernaar uit. En of het nu 100 miljoen, 50 miljoen, of 150 miljoen is: ik verwacht van het kabinet een gedegen reflectie hierop. Laten we zorgen dat we die mensen daar helpen. Volgens mij is dat de opgave die we hebben, en die opgave is enorm. Er zijn miljoenen mensen bij betrokken.
De voorzitter:
Dank, meneer Amhaouch, voor uw antwoord. Aan u opnieuw de nobele taak om dit debat in goede banen te leiden.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Dank, meneer Kuzu. Ik kijk heel even naar rechts. Ik schors de vergadering tot 20.15 uur.
De vergadering wordt van 19.54 uur tot 20.15 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan verder met het commissiedebat Humanitaire hulp na aardbeving Turkije en Syrië. Ik stel voor dat iedereen drie interrupties heeft. Mocht de tijd het toelaten – we zijn een beetje op schema – dan kan ik er wel wat soepeler mee omgaan. Ik kreeg een tip van de heer Kuzu: interrupties zijn kort en bondig. Ik geef graag de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het woord.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. Ik sluit me aan bij alle warme woorden en woorden van zorg die door uw Kamerleden en uw Kamer zijn uitgesproken. Op dit moment zijn er meer dan 45.000 dodelijke slachtoffers. Meer dan 1 miljoen mensen hebben geen huis meer en leven op straat in de kou. Er is immense materiële schade. Dan heb ik het natuurlijk nog niet eens over de immateriële schade en het verdriet. Dit is de trieste stand na de aardbevingen die twee weken geleden hebben plaatsgevonden en de nieuwe aardbeving van begin deze week in Turkije en Syrië. Hierbij betuig ook ik mijn medeleven aan de mensen die door deze ramp zijn getroffen. Dat geldt ook voor de mensen hier, in onze Turkse, Syrische en Koerdische gemeenschappen, die natuurlijk veel zorgen hebben over familie en vrienden. De leden hebben hier ook over gesproken. Dat vond ik heel aangrijpend. Ik wens iedereen veel sterkte de komende periode.
Ik wil ook graag mijn waardering uitspreken voor de hulpverleners, die direct aan de slag gingen om mensen te redden en op te vangen. In de getroffen gebieden deden velen dat, terwijl ze ook persoonlijk geraakt zijn. In dat verband spreek ik ook waardering uit voor mijn eigen mensen op het departement en op onze ambassades, die sinds maandagmorgen 6 februari non-stop in touw zijn geweest om hulp te organiseren en te coördineren. Ik dank de leden voor de complimenten daarvoor, die natuurlijk voor de ambtenaren, voor onze mensen, bedoeld zijn.
Het is ook goed dat we vanuit Nederland snel en direct konden bijdragen aan de hulpverlening en nog steeds kunnen bijdragen. Dat hebben we natuurlijk gedaan met het Urban Search and Rescue-team, dat al op de dag van de aardbeving vertrok naar het rampgebied, met de inzet van de vliegende ambulance van Defensie en met extra steun voor onderdak, voedsel en medische zorg aan de Verenigde Naties, de Dutch Relief Alliance en de Samenwerkende Hulporganisaties en hun Giro555-actie. Dat gaat in totaal om 20 miljoen euro. Ik begrijp dat de 555-actie inmiddels al op meer dan 100 miljoen euro staat, dus dat is ook heel mooi. Daarmee zien we ook de solidariteit van Nederland. Dat is heel mooi om te zien.
Ik zal in blokjes antwoord geven op de vragen. Ik begin met het blokje humanitaire hulp. Dan volgen: de sancties, hulp op lange termijn en overig. Dan weet u zelf wanneer uw vraag beantwoord wordt, of niet beantwoord is.
Verschillende leden hebben gevraagd in hoeverre de humanitaire hulp ten koste gaat van de bestaande hulp aan Syrië. De humanitaire bijdragen aan de aardbevingenrespons komen, zeg ik heel technisch, uit artikel 4.1 van de BHOS-begroting. Dat is het humanitaire budget in 2023 en de volgende jaren. Dat is structureel verhoogd met 150 miljoen euro. Samen met de bni-bijstelling komt het totale budget op 554 miljoen euro in 2023. In 2022 was de crisisspecifieke bijdrage voor Syrië via de VN en de Dutch Relief Alliance ruim 20 miljoen euro. In 2023 wordt dat via deze twee kanalen ruim 29 miljoen euro. Daarbovenop komt dus nog de bijdrage van 10 miljoen aan de Samenwerkende Hulporganisaties, die zowel ten goede komt aan hulp in Turkije als in Syrië.
De heer Wassenberg vroeg of ik ook bij andere landen ervoor wil pleiten dat die hulp aanvullend is. Dat zal ik zeker doen. Dat zal ik ook weer bij de RBZ, de Raad Buitenlandse Zaken, doen, die begin maart plaatsvindt.
Er werd ook gevraagd hoe wij samenwerken, en hoe onze hulporganisaties dat doen. Wij ondersteunen de respons via onze vaste partners, de Verenigde Naties, het Rode Kruis en de Rode Halve Maan. Hun werk maken we mogelijk met voorspelbare en flexibel in te zetten financiering, zodat ze daar ook snel kunnen zijn. We hebben dat al vaker gewisseld in debatten over humanitaire hulp. In Turkije heeft de Rode Halve Maan een grote rol, mede gezien aanzienlijke lokale capaciteit. De vraag is dus: moeten wij wel samenwerken met de AFAD of hoe gaat dat? Dat is de nationale rampendienst. De Turkse overheid heeft dus die nationale rampendienst en die heeft echt een centrale rol in de coördinatie van de respons. Dus niet alleen al onze vaste partners, maar ook lokale organisaties werken wel met die rampendienst samen, omdat die de coördinatie over dat hele land en met name natuurlijk over het getroffen gebied heeft. Die weet waar de noden het hoogst zijn en waar die hulp naartoe moet. Dat gaat dus via de rampendienst. Het is natuurlijk wel zo dat Nederland natuurlijk geen hulp verleent aan Turkse overheidsinstellingen via bilaterale kanalen. Het gaat dus allemaal via onze vaste partners.
In het kader van wat we verder nog konden doen op het punt van meteen inzetten, zeg ik dat we dat natuurlijk gedaan hebben met dat USAR-team. We hebben dat ook gedaan met de C-130, waarover ik net al sprak. Dat is wel op verzoek van de Turkse autoriteiten gebeurd, dus dat kun je wel als bilaterale hulp betitelen.
Dan vroeg de heer Kuzu ook naar de verschillende hulporganisaties, de IFI's – dat zijn de International Financial Institutions – en de EU. Hoe gaat Nederland daaraan bijdragen en kunnen we ook Nederlandse kennis en kunde mobiliseren? Zal Nederland bijdragen aan de snelle wederopbouw, de early recovery dus, en aan het herstel van de aardbevingsschade in de getroffen gebieden? Ik heb in mijn brief gezet dat ik dat punt bij de RBZ op 8 en 9 maart zal bepleiten en dat ik dat ook bij de donorconferentie op 16 maart zal doen. Ik vind het dus heel belangrijk dat – verschillende van uw leden hebben daarvoor ook gepleit – we die hulp echt zo veel mogelijk internationaal doen, omdat we, als we met z'n allen samenwerken en bekijken welke noden waar het hoogst zijn, niet dubbel werken, elkaar niet in de weg lopen en er heel effectief voor kunnen zorgen dat die hulp op de goede plek terechtkomt.
Uiteraard ondernemen die internationale financiële instituties en de private sector ook zelf initiatieven om bij te dragen aan het herstel van de infrastructuur in het rampgebied. Vandaag was ik nog bij een bijeenkomst van VNO-NCW, waarop niet alleen het Nederlandse bedrijfsleven, maar ook het Turkse bedrijfsleven dat hier in Nederland gevestigd is, al aan het bekijken was wat het eventueel zou kunnen bijdragen. Volgens mij was dat een heel goed initiatief. Het was nog wel redelijk vroeg om die noden al echt in kaart gebracht te hebben, maar ik vond het wel heel mooi dat bedrijven echt klaar staan om te helpen, of dat nou gaat om bijdragen aan medicijnen of infrastructuur.
De Wereldbank heeft nu 1,8 miljard Amerikaanse dollar toegezegd voor steun aan Turkije als gevolg van de aardbevingen. Dat is 800 miljoen voor de korte termijn en 1 miljard voor de langere termijn.
De heer Kuzu vroeg om het Europese netwerk van DSO's – dat zijn dus, in goed Nederlands, de Distribution System Operators – een bijdrage te laten leveren in kennis en materialen om ook de elektriciteitsvoorziening zo spoedig mogelijk te herstellen. Dat doen we onder andere via de organisaties die ik zojuist noemde. We kunnen natuurlijk ook bekijken of de EBRD of andere internationale organisaties daar eventueel een rol in kunnen spelen. Maar ik ben van harte bereid om te onderzoeken in welk verband we dat het beste kunnen doen. De Nederlandse inzet is wel – daar kom ik straks over te spreken bij de hulp op langere termijn – om dat zo veel mogelijk internationaal te doen. Dat is niet alleen omdat we dan weten wat er nodig is, maar ook omdat waarschijnlijk – daar kom ik zo nog op – veel met leningen zal gebeuren. Dan is het natuurlijk goed als we dat wel zo veel mogelijk met een groot fonds doen en dat we bekijken wat andere landen doen, zodat we het dan samen met andere landen kunnen doen, in plaats van dat we allemaal bilateraal hulp gaan bieden met fondsen. Daar kom ik straks nog op terug. Dat zit meer bij de lange termijn en de wederopbouw. We zijn nu namelijk nog bij het stuk over humanitaire hulp.
Verschillende partijen vroegen ook naar hulp op het vlak van mentale gezondheid en psychosociale zorg. Dat is een heel terecht punt, want je hoort ook wel uit het gebied dat het een ontzettend grote impact heeft gehad. Dat is begrijpelijk. Wij zien er altijd op toe dat humanitaire partners ook hulp bieden op het gebied van mentale gezondheid en psychosociale zorg, waaronder ook – daar werd namelijk specifiek naar gevraagd – specifieke hulp voor kinderen. Dat gebeurt nu al via de Dutch Relief Alliance, het Rode Kruis en de Rode Halve Maanbeweging.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
De vraag die ik heb gesteld – volgens mij stelde ook mijn collega van de ChristenUnie die – ging met name om prioritering vanuit het ministerie als het gaat om de geestelijke gezondheid en de ontwikkeling van die kinderen, die zonder extra psychosociale hulp en begeleiding best wel groot gevaar lopen. Het zijn zwaar getraumatiseerde kinderen. Op het moment dat je dit prioriteert vanuit je ministerie en de betreffende organisaties de nodige ondersteuning biedt, komen we verder. Is de Minister daartoe bereid?
Minister Schreinemacher:
We hebben hier al vaker debatten over gevoerd. Zoals gezegd, dit is ontzettend belangrijk. We spreken partners daarop aan, en we vragen hen ook echt met klem om zich extra in te zetten voor de hulp aan kinderen en andere kwetsbare groepen. Dat doen die hulporganisaties ook. Maar wij voeren geen specifiek beleid op bepaalde doelgroepen. Dat is omdat dit gewoon ook lastig te meten is. Zo'n organisatie helpt gewoon de mensen die ze daar aantreffen. Volgens mij doen die humanitaire partners dus hun best voor die kwetsbare groepen. Daar verzoeken we ze ook om. Dat zullen we ook deze keer weer doen. Maar er zijn geen speciale humanitaire hulpprogramma's voor kinderen. Dat is eigenlijk wat ik zeg.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ik heb nog maar twee interrupties, dus die bewaar ik. Ik zeg dus alleen dat ik niet tevreden ben en dat ik hierop in de tweede termijn terugkom.
De voorzitter:
Prima. De Minister.
Minister Schreinemacher:
Dan werd er door verschillende leden ook gevraagd of de hulp nu echt op gang gekomen is, wat er acuut nodig is en of de middelen die daar op dit moment nodig zijn wel voldoende ter beschikking zijn gesteld. We weten allemaal dat de vraag om hulp echt groot is. Op dit moment wordt er gekeken op welke plek de meeste hulp nodig is. Dat betreft tenten, bedden en andere hulpgoederen. Dat wordt dus ook gecoördineerd op een nationaal punt. Nederland maakt het werk van humanitaire partners ook mogelijk via die financiële steun, want de humanitaire partners die met lokale hulporganisaties samenwerken, doen dat werk. Dat is ook het meest efficiënt. Dat gaat via de internationale organisaties. Daarover hebben we het natuurlijk eerder al gehad.
De heer Van Wijngaarden vroeg daar eigenlijk ook nog naar. Moeten we nou samenwerken met internationale organisaties of met lokale organisaties? Het is juist zo dat we steun bieden aan die internationale organisaties, omdat zij vaak al contacten hebben in zo'n gebied en dus ook al lokale partners hebben. We doen dat dus via die grote organisaties. Dat klinkt dan alsof het heel log is, maar die hebben juist al de lokale contacten ter plaatse. Daarom doe we ook veel via die grote internationale organisaties. De EU speelt hierin met het EU Civil Protection Mechanism een belangrijke rol. Daarin worden bijvoorbeeld de inzet van reddingsteams, lokale ondersteuning van logistiek en de levering van hulpgoederen gecoördineerd. Voor de coördinatie van de bredere humanitaire respons en de prioritering vertrouwen wij dus juist op de capaciteit en de expertise van de VN, het Rode Kruis en de Rode Halve Maan.
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van mevrouw Van der Graaf, ChristenUnie.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik zit even te zoeken of dit nu ook ingaat op de vraag die ik had gesteld over de inzet van het maatschappelijk middenveld. Ik had gevraagd aan de Minister: heb nou ook oog voor de ondersteuning die via die route wordt geboden, juist ook nu in deze periode van noodhulp, omdat zij heel goed aansluiten bij de lokale organisaties in bijvoorbeeld Noord-Syrië, die daar al in de haarvaten van de samenleving zitten. We vinden het heel belangrijk dat we via het lokale maatschappelijk middenveld werken. Ik hoor nu van de Minister vooral de route om dat via de grote VN-organisaties te doen. Maar ik weet niet of ik haar dan goed heb begrepen en of zij mij goed heeft begrepen. Wij hebben bepleit dat het belangrijk is om, als we noodhulp goed in wederopbouw willen laten overgaan, dat te doen via de inzet van het maatschappelijk middenveld.
Minister Schreinemacher:
Neem me niet kwalijk. Dan heb ik mij niet goed en duidelijk uitgedrukt. Ik ben het namelijk helemaal eens met mevrouw Van der Graaf. Dit gaat inderdaad ook over die Dutch Relief Alliance en het maatschappelijk middenveld, die daar heel goed werk doen en die wij daar financieel bij ondersteunen.
De heer Amhaouch had grote zorg over infectieziekten, in dit geval cholera, en vroeg of we daar meer aandacht aan kunnen besteden. De impact van de aardbevingen op water en sanitaire voorzieningen is natuurlijk enorm. Dus dit is ook iets waar we volgens mij in de noodhulp en de early recovery echt mee aan de slag moeten. Er waren in Syrië reeds ernstige zorgen over de verspreiding van infectieziekten, in het bijzonder cholera. De inzet van hulporganisaties is dus juist ook het bieden van toegang tot veilig water en sanitaire voorzieningen. Wij ondersteunen juist ook die organisaties die actief zijn in die gebieden waar drinkwater en veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen zo schaars en beperkt zijn. Dat doen we juist ook met die reden.
Dan werden er nog vragen gesteld over het humanitaire. Dit loopt ook een beetje over in de sancties. Dat gaat over de toegankelijkheid tot Syrië en de gebieden die door de oppositie daar worden beheerst. De vraag is dus ook: hoe groot is de kans dat die twee extra grensovergangen die nu open zijn, ook de komende maanden openblijven? Dat is natuurlijk lastig. We voeren die druk op. Het zijn twee verschillende dingen. We hebben het opengaan van de grensovergangen, of het nou gaat om cross-border of cross-line, en het gaat over de sancties. Die dingen moeten we scheiden. Het was volgens mij in het debat ook niet altijd even duidelijk waar het over ging. Lange tijd waren er meerdere grenzen open tussen Turkije en Syrië. Uiteindelijk was er nog maar één post open. Nu zijn er inmiddels na onderhandelingen en na verlenging van die resolutie, die dan steeds met een aantal maanden wordt verlengd, weer twee grensovergangen open tussen Turkije en Noordwest-Syrië.
Dat is ook eigenlijk hoe nu die hulpgoederen de zwaarst getroffen gebieden in Syrië moeten bereiken. Want cross-line, dus via het binnenland, komt die hulp gewoon nog niet goed genoeg op zijn plek, helaas. We merken gewoon dat het door het regime wordt afgeroomd. Het komt gewoon niet op z'n plek. Daarom blijven we erop aandringen dat de grensovergangen openblijven. Dat zijn er nu dus twee. We blijven ervoor pleiten om die open te houden. Dat doen we via de kanalen die wij hebben in de EU, maar dat doen we ook door landen aan te spreken en partners aan te spreken die meer druk kunnen uitoefenen op de landen die daar daadwerkelijk meer te zeggen hebben over die grensovergangen. Dus we blijven er alles aan doen om die druk hoog te houden, ook binnen de EU. Ook daar zal ik voor pleiten en blijven pleiten bij de Raad Buitenlandse Zaken.
We zijn nog steeds bij het blokje humanitair. De heer Hammelburg zei ook nog dat er meer grensovergangen open zijn en vroeg hoe dat er in de praktijk uitziet. We weten dat er voor de VN maar een beperkt aantal open is, maar dat er voor andere hulporganisaties, ook die waaraan mevrouw Van der Graaf refereerde, wel meerdere toegangen mogelijk zijn. Ik kom straks nog te spreken over de sancties, maar met die overgangen gaat het goed, hoewel niet altijd. Het blijft lastig. De hulp richting Syrië komt inmiddels wel op gang en verloopt voornamelijk via Bab al-Hawa, de enige grensovergang tussen Turkije en Noordwest-Syrië.
De voorzitter:
Ik stel voor om in dit blokje alle grensovergangen te behandelen, alsmede datgene wat te maken heeft met humanitair. De sancties bespreken we dan dadelijk apart. Als er nog vragen zijn, wil ik die graag nog in dit blokje doen.
Voorzitter: Kuzu
De voorzitter:
Ik moet van de heer Amhaouch het voorzitterschap overnemen. Dat doe ik even onaangekondigd. De heer Amhaouch heeft een vraag.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik lees in de brief dat die overgangen worden geblokkeerd door Rusland met een veto. Is Rusland de enige die een veto uitspreekt op dit gebied? Hoe gaan we ermee om als dit op deze manier langer duurt? De positie van Rusland is duidelijk, met wat ze allemaal aan het doen zijn. Blijven we deze humanitaire ramp zo aankijken als Rusland de enige is die dit vetoot?
Minister Schreinemacher:
Er is op dit moment natuurlijk nog een andere ramp die zich voltrekt door Rusland. Ook daar proberen we heel veel invloed uit te oefenen, maar dat is niet zo eenvoudig. Zowel wat de oorlog betreft als hier proberen we druk uit te oefenen vanuit de EU en via de VN. We doen dat ook door landen aan te spreken die wel meer on speaking terms zijn met Rusland. Maar het is heel weerbarstig en dat is ontzettend frustrerend om te zien. Dat ben ik helemaal met de heer Amhaouch eens. Wij blijven daarop duwen, bijvoorbeeld mijn collega-minister Hoekstra, maar dit is een heel grote frustratie.
De voorzitter:
Er is geen vervolgvraag van de heer Amhaouch, dus ik draag het voorzitterschap aan hem over.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Dank, meneer Kuzu. Dan geef ik het woord weer aan de Minister om verder te gaan met het tweede blokje, het blokje sancties.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. Over sancties gesproken: ik vind het toch belangrijk om voor de duidelijkheid te herhalen dat niet de sancties de oorzaak zijn van het trager op gang komen van de hulpverlening aan Syrië, maar het regime zelf. Dat heb ik net al gezegd en dat heeft ook een aantal van uw leden gememoreerd. Humanitaire hulp is niet verboden onder de sancties. Zo is onder de EU-sancties de export van veel humanitaire goederen gewoon toegestaan. Hierbij kunnen we denken aan tenten, medische goederen, voedsel, materiaal voor opruimwerkzaamheden en benzine voor civiele doeleinden. Ook het overmaken van geld is toegestaan, zolang dit niet naar personen of entiteiten op de EU-sanctielijst gaat. Daar waar humanitaire actoren toch tegen onbedoelde belemmeringen aan lopen, kunnen zij een ontheffing aanvragen bij de Minister van Financiën voor individuele listings of via exportcontrole.
We krijgen inderdaad signalen van sommige hulporganisaties dat zij hinder ervaren als gevolg van sancties. Op het financiële vlak komt dat toch met name door overcompliance. Banken en leveranciers blijken huiverig te zijn om geld over te maken of goederen te exporteren. Ook is het redelijk tijdrovend om uit te zoeken welke regels wel en niet van toepassing zijn. Banken blijken toch huiverig te zijn. Wij zetten ons echt in om het derisking van banken tegen te gaan en voeren daar ook rondetafelgesprekken over met banken en ngo's. Dat doet ook mijn collega, de Minister van Financiën.
Daarnaast bepleit Nederland in EU-verband de invoering van zogenaamde humanitaire exempties. Dat zijn uitzonderingen voor humanitaire export en vervoer, zonder voorafgaande toestemming en dus echt helemaal uitgezonderd. Dat sluit aan bij de internationale praktijk. De VS en het Verenigd Koninkrijk voerden een soortgelijke uitzondering al door, in lijn met de VN-Veiligheidsraadresolutie. Wij pleiten daar dus ook in EU-verband voor en proberen zo veel mogelijk medestanders binnen de EU te vinden.
Ten slotte zijn het Syrische regime en ook Rusland, zoals al gememoreerd door verschillende leden, al langer bezig met een campagne om sancties te ondermijnen door de humanitaire impact van sancties te overdrijven. Beide hebben baat bij sanctieverlichting. Dit durf ik wel «desinformatie» te noemen. We moeten oppassen dat we die niet volgen.
De heer Dekker (FVD):
In ieder geval in het financiële internationale verkeer, zo heb ik begrepen, is het nagenoeg onmogelijk om bijvoorbeeld een letter of credit af te sluiten ter ondersteuning van een goederentransactie van het Westen naar Damascus. Een letter of credit is een soort verzekerde betaling, georganiseerd door banken. Het aantal letters of credit dat nog werkzaam is, is teruggelopen naar in totaal twee. Dat is gewoon een gevolg van het feitelijke verbod op dat soort transacties door het internationale financiële systeem. Ik begrijp dus niet goed waarom de Minister zegt dat hier geen probleem is, want dit is natuurlijk een probleem voor alle import die Syrië probeert te doen.
Minister Schreinemacher:
Ik geef niet aan dat er geen problemen zijn. Ik geef juist aan dat wij ook problemen zien en dat wij daar banken dus ook op aanspreken en er met banken over in gesprek gaan zodat zij niet doen aan overcompliance of derisken. Er is ook nog gevraagd welke banken dat dan wel of niet zouden doen. Daar kan ik geen advies over geven, maar het is wel belangrijk dat zij uiteindelijk zelf gaan over de transacties die zij toestaan, maar dat zij dat wel zo veel mogelijk doen als die vanwege sancties uitgezonderd zijn en het gewoon wel kan.
De heer Dekker (FVD):
Het vervelende is dus dat die sancties, zeker vanuit de Verenigde Staten, sterke beperkingen opleggen aan bancair verkeer. Die banken valt niets te verwijten, want zij krijgen anders via bijvoorbeeld de Caesar Act gewoon een enorme boete om de oren. Zij doen het dus niet. Daar komt dat vandaan.
Minister Schreinemacher:
Voor zover wij weten, zien deze klachten echt vooral op overcompliance en niet op de sancties die vanuit de EU zijn opgelegd. Dat is uiteindelijk waar ik over ga.
De voorzitter:
De heer Van Wijngaarden en daarna de heer Hammelburg.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ten aanzien van de sancties gaf de Minister al heel mooi en scherp aan dat we ook moeten waken voor desinformatie die de mogelijke impact van de sancties op het verstrekken van humanitaire hulp overdrijft. Ik denk dat dat precies de reden is waarom het goed zou zijn om toch een wat grondiger analyse te maken van waar de sancties in de praktijk wel en niet een probleem kunnen vormen voor bijvoorbeeld het verstrekken van bouwmaterialen. Het kan ook zo zijn dat iets niet zo is bedoeld, maar dat het in de praktijk wel zo wordt ervaren. Daarom heb ik gevraagd om een quickscan. Is de Minister bereid om dat te doen? Ik snap dat zoiets in internationaal verband moet gebeuren. Daar zou ik helemaal voor zijn. Maar ik denk wel dat het goed is voor de Kamer om dit op een gegeven moment te hebben, want dan kunnen we feiten en fictie goed uit elkaar houden.
Minister Schreinemacher:
Ik denk dat dat een heel terechte oproep is, maar ik denk inderdaad dat dat logischer is in internationaal verband. U vroeg ook naar een contactpunt. Er is een Europees contactpunt voor vragen over humanitaire hulp en sancties. Daar worden dit soort problemen aangebracht en worden dit soort projecten onder de aandacht gebracht. Ik zou dit dus graag willen meenemen naar Brussel, als ik daar in maart ben, om medestanders te zoeken voor zo'n quickscan om te kijken wat er nu in Europees verband gebeurt.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Dat lijkt mij een goede, werkbare toezegging. Ik vraag het ook even omdat de Minister net aangaf dat humanitaire hulp ook onder de huidige regels gewoon mogelijk is. Maar ik heb hier de Council decision van 31 mei 2013 voor me. Als ik dan kijk naar artikel 1 en artikel 6, respectievelijk lid 3 en lid 2, en ik kan nog wel even zo doorgaan, dan zie ik toch wel echt veel motiveringsverplichtingen voor bepaalde goederen, waarvan je je kunt afvragen: waar is het nu voor bedoeld? Is het bedoeld om een gevangenis te bouwen of is het bedoeld voor wederopbouw en humanitaire hulp? Dat is natuurlijk ontzettend lastig. Dat is precies waar de schoen wringt. Dat is ook precies waarom ik wel denk dat wij zo'n analyse nodig hebben. Ik ben ervoor om dat in internationaal verband te doen, maar tegelijkertijd hebben wij natuurlijk staatsrechtelijk met deze Minister te maken. Dus zou ik wel graag de bevestiging krijgen dat we dat als een toezegging kunnen noteren.
De voorzitter:
Kan de Minister dat toezeggen?
Minister Schreinemacher:
Ik wil toezeggen dat ik mij hard ga maken voor de quickscan in Brussel. Maar wat betreft de quickscan als zodanig, moet ik kijken of de Europese Commissie daartoe genegen is. Ik zal mijn buren daar en mijn andere counterparts in de Europese lidstaten ook vragen om mij daarin te steunen. Ik begrijp het. Het is natuurlijk wel zo dat die sancties er niet voor niks zijn; dat zei ik eerder ook al. Die zijn lastig omschreven; dat is ook precies dat dilemma waar de heer Van Wijngaarden aan refereert.
De voorzitter:
Kan de Minister daar ook een termijn aan koppelen?
Minister Schreinemacher:
Ik ben begin maart bij die Raad. Dus daar wil ik het aan de orde stellen. Dan hoop ik op een positieve reactie van de Eurocommissaris.
De voorzitter:
Dat staat genoteerd. De heer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Die quickscan is nodig; dat is een heel goed idee. Ik snap ook dat de Minister daarin zegt dat dat wel gezamenlijk in Brussel moet gebeuren en zelfs misschien nog wel breder dan dat. Dus het is fijn dat de Minister die toezegging heeft gedaan.
Ik heb ook gevraagd naar een meldpunt in Nederland voor Nederlandse hulporganisaties, VN-agentschappen en Nederlandse afdelingen van bijvoorbeeld het Rode Kruis of andere hulporganisaties die toch tegen specifieke problemen aanlopen. Dan krijgt het ministerie in Nederland daardoor ook wel een beetje zicht op wat er in ieder geval via Nederlandse kanalen gebeurt. Het zou fijn zijn als zo'n meldpunt wel heel snel open zou kunnen gaan, zodat we ook heel snel beter zicht krijgen daarop. Is de Minister daartoe bereid?
Minister Schreinemacher:
De heer Hammelburg refereert al aan het contactpunt van de Europese Commissie, want vragen over EU-sancties en hulp liggen natuurlijk vooral bij Europa. Wij staan wel in heel nauw contact met de Nederlandse hulporganisaties zoals het Rode Kruis en de DRA. Dus als daar belemmeringen zijn als gevolg van sancties, dan weten die ons wel te vinden. Misschien heeft u andere geluiden gehoord, maar van onze kant staan de telefoons aan en worden die ook opgenomen.
De heer Kuzu (DENK):
Dat de situatie in Syrië lastiger is dan de situatie in Turkije, voornamelijk in politiek opzicht, staat als een paal boven water. Dat is ook wel iets waar we mogelijkerwijs op hadden moeten anticiperen. Want er is denk ik ook wel een verschil tussen theorie en praktijk wanneer je, zoals ook in de brief van de Minister staat vermeld, ontheffingen moet aanvragen voor humanitaire doeleinden. Uiteraard is het goed dat dat in EU-verband moet gebeuren. Maar mijn vraag is heel concreet: is de Minister, in plaats van het oor te luister te leggen bij de organisaties, ook proactief op zoek gegaan naar geluiden over mogelijke problemen of belemmeringen om er proactief op kunnen te handelen?
Minister Schreinemacher:
Ik denk dat dat een heel terechte vraag is. Ik kijk dan ook even naar rechts en hoor dat er vanuit het ministerie ook echt proactief contact is gezocht met de hulporganisaties.
De heer Kuzu (DENK):
Het is bijna een tweede vraag, maar het is denk ik wel belangrijk om dit te doen. Is er ook een overzicht van wat dan precies de knelpunten waren van de hulporganisaties? Is dat geregistreerd? Kan concreet ingebracht worden bij de EU-top of de Raad Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking als de Minister daar naartoe gaat: «Dit zijn de problemen die de Nederlandse hulporganisaties ondervinden. Ondervinden de Europese partners dat ook? Kan daar wat aan gedaan worden op concreet niveau?»
De voorzitter:
Duidelijk. De Minister.
Minister Schreinemacher:
We hebben geen alomvattend overzicht, maar we hebben natuurlijk wel voorbeelden gehoord over benzine, die lastiger de grenzen overging et cetera. We kennen dus wel voorbeelden, maar we hebben geen integraal overzicht dat we nu naar de Kamer zouden kunnen sturen. Dat hebben we niet op die manier bijgehouden. Waar we wisten dat het lastig was bij de grens door de sancties, hebben we zelf actie ondernomen en hebben we dat op weten te lossen met de hulporganisaties.
De voorzitter:
Ik vraag de heer Kuzu om het voorzitterschap weer even over te nemen.
Voorzitter: Kuzu
De voorzitter:
Met liefde. De heer Amhaouch voor een interruptie.
De heer Amhaouch (CDA):
Dit heeft inderdaad met de sancties te maken. Ik ga toch even door over de financiering, in ieder geval over familieleden die geld over willen maken vanuit Nederland naar Syrië. De Minister geeft aan dat dat niks met de sancties te maken heeft, maar met de compliance van banken. Daar zijn de mensen die in deze tijd acute hulp willen geven natuurlijk niet mee geholpen. De vraag is: wil de Minister een oproep doen, via de Nederlandse Vereniging van Banken of via andere financiers, zodat we weten welke organisaties dat wel doen? Dan weten mensen gericht: organisatie a doet dat wel en de ander niet. Anders blijft het op papier zo dat sancties geen probleem zijn, maar dat mensen die geld over willen maken dat niet kunnen doen. Er moeten toch ergens organisaties zijn die wel geld overmaken?
Minister Schreinemacher:
Die verantwoordelijkheid ligt primair bij mijn collega van Financiën. Maar ik wil dit graag met haar opnemen op korte termijn om te kijken of zij inzichtelijk kan maken wat dan wel kan.
De voorzitter:
Ik draag het voorzitterschap over aan de heer Amhaouch.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Dank, meneer Kuzu. Ik zie een interruptie van de heer Van Wijngaarden.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Nog even op ditzelfde punt. Alle waardering dat de Minister dat opneemt met haar collega van Financiën, maar het is natuurlijk wel juist concrete humanitaire hulp die mensen uit de diaspora hier willen geven aan hun familie daar. Ik heb hier een printscreen van ABN AMRO. Daar staat: helaas is het vanwege sancties niet mogelijk om hetzelfde te doen voor overboekingen naar Syrië. Bij de Rabobank hoor ik precies hetzelfde. Ik zou dus eigenlijk toch nog wel één stapje verder willen gaan. Juist vanwege de ongelofelijk onbegrijpelijke nood die daar speelt, wil ik de Minister vragen om ons als commissie de namen te doen toekomen van de banken die hiermee doorgaan en daar ook een termijn aan te koppelen. Het is fijn dat er nu een gesprek plaatsvindt, ook met VNO-NCW. Dat is allemaal prachtig. Maar nu willen we ook graag dat het snel aangepast wordt. Als banken dat, laten we zeggen over een week nog steeds niet hebben gedaan, dan lijkt het mij goed dat wij namen en rugnummers daarvan te horen krijgen als commissie.
Minister Schreinemacher:
Vindt u het goed dat ik in de tweede termijn even terugkom op wat ik precies kan doen? Ik weet ook niet hoe dat contact met die banken nu loopt en of het effectiever is om dat via Financiën te doen. Ik kom daar graag op terug in de tweede termijn.
De voorzitter:
We nemen dat mee naar de tweede termijn, maar de vraag is duidelijk. Dan gaan we nu naar het derde blokje: hulp op lange termijn. Ik geef het woord aan de Minister.
Minister Schreinemacher:
Dat gaat over de hulp op lange termijn. De titel van het debat van vandaag is Humanitaire hulp, maar ik vind het heel terecht dat uw leden ook vragen wat we nu van plan zijn op de lange termijn. Helaas hebben wij ook al ervaring opgedaan met wat we het afgelopen jaar in Oekraïne hebben gezien, namelijk dat het best lastig is om dat al heel snel inzichtelijk te maken. Daar is het natuurlijk heel anders, want daar verandert de situatie elke dag. Hier was die redelijk stabiel tot die tweede beving en is 'ie daardoor weer veranderd. Wij moeten wat dat betreft wel heel erg onze hulp bij die wederopbouw baseren op wat er nodig is, zo'n zogenaamd «needs assessment». Daar is de Wereldbank op dit moment mee bezig. Dat heet the Global Rapid post-disaster Damage Estimation, kortgezegd GRADE. Dat is een eerste inschatting. Op verzoek van Turkije zal er een uitgebreidere analyse worden opgesteld, want het is heel belangrijk dat we weten wat er nodig is. Dit gaat namelijk over een gebied dat twee keer zo groot is als Nederland. Dat is dus echt een gigantische opgave die we in internationaal verband aangaan. Die moeten we aangaan.
Volgens mij is het heel belangrijk dat we als Nederland toezeggen dat we daar zeker bij betrokken willen zijn en dat we onze steun geven. Maar ik vind het echt belangrijk dat we de resultaten van de Wereldbank afwachten als het erom gaat hoe dat eruit komt te zien, of dat giften zullen zijn of leningen, wat er precies voor nodig is en op wat voor manier er gebouwd zal worden. We weten nog niet wanneer die komt met dat needs assessment, maar dat zal ...
De voorzitter:
De Minister was nog even bezig. Daarna volgt er een interruptie van de heer Hammelburg. Laten we de Minister even de ruimte geven om haar zin af te maken.
Minister Schreinemacher:
We weten nog niet wanneer dat needs assessment komt. «Zsm» is wat wij horen. Ik hoop natuurlijk dat dat assessment er voor de donorconferentie is, zodat we het daar ook over kunnen hebben. De eerste inschatting is dat het er rond die tijd wel zou moeten liggen. Zodra we die inventarisatie hebben, moeten we volgens mij met de internationale gemeenschap, met de Wereldbank en met de Europese Unie bekijken hoe we daar invulling aan gaan geven.
De voorzitter:
En die donorconferentie is op 16 maart?
Minister Schreinemacher:
Ja.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Hammelburg en daarna van de heer Wassenberg.
De heer Hammelburg (D66):
Dat was precies de reden waarom ik samen met andere partijen in de eerste termijn een pleidooi hield om nu meteen met een fonds te komen, dus als eerste signaal voor het proces dat de Minister beschrijft. We weten helaas – de Minister zegt dat zelf ook – dankzij Oekraïne hoelang dat kan duren. Want ik roep het nog even in herinnering: vorig jaar, toen de oorlog in Oekraïne twee maanden aan de gang was, riepen we op om te kijken naar herstel- en wederopbouwfondsen. Toen gaf de Minister aan dat ze echt op dat needs assessment wilde wachten en dat dit ergens in de zomer zou komen. Maar dat kwam ergens in september. In oktober werd dat uitgewerkt en toen keek het kabinet ernaar. Het eerste geld kwam in oktober vrij en het tweede geldbedrag pas na besluitvorming in de Kamer in december. Dan hebben we het dus over een proces van negen tot tien maanden. Het duurt dus lang en ondertussen kijken landen naar elkaar.
We weten inmiddels wat er volgens het eerste assessment van de Wereldbank nodig is. Dat is 80 miljoen tot 100 miljoen. Dan is de oproep toch vrij helder, namelijk dat Nederland daar het voortouw in neemt en dat Nederland als eerste het signaal afgeeft dat het er echt voor de lange termijn in zit, zoals de Minister terecht zegt. We moeten echt tegen de Turken en de Syriërs die getroffen zijn zeggen: wij zijn er niet alleen nu er nog aandacht is voor deze vreselijke ramp, maar ook de komende maanden en de komende jaren; wij richten nu een fonds op en beginnen met een bedrag van 100 miljoen – ik zeg maar wat – zoals de Nederlanders ook op Giro555 hebben gestort. Dat doen we juist en precies omdat we weten dat het toch nodig is en dat Nederland toch zal bijdragen. Maar we kunnen wel koploper zijn in dat proces om dat proces sneller te laten verlopen en te kickstarten. Daarbij is ook de vraag aan de Minister helder, namelijk wat dan precies de inzet van Nederland is, want ik verwacht wel dat Nederland hier echt een voortrekkersrol in speelt.
Minister Schreinemacher:
Dank voor die vraag. Wij willen natuurlijk echt bijdragen, maar de vraag is wel even: waaraan gaan wij bijdragen, wat wordt het plan en hoe gaan we opnieuw opbouwen? De heer Hammelburg kan het dan hebben over een fonds van 100 miljoen. Ik begrijp echt waar die vraag vandaan komt. Maar ik heb ook verschillende leden gehoord die zeggen: het mag niet ten koste gaan van hulp aan andere landen met andere rampen. Er is geen ruimte in de BHOS-begroting, dus zonder het weg te halen bij Jemen of van andere plekken, weet ik niet waar ik dat geld vandaan zou moeten halen.
De voorzitter:
De heer Hammelburg voor zijn laatste interruptie.
De heer Hammelburg (D66):
Ik snap dat en ik bepleit ook zeer zeker niet dat deze oproep ten koste zou moeten gaan van steun aan andere rampen, want er gebeuren verschrikkelijk veel nare dingen in de wereld. Ook daar moet Nederland gewoon doen wat het beloofd heeft te doen. Ik bepleit hier om nog eens goed in de begroting van BHOS te kijken naar wat er dan wel beschikbaar is, bijvoorbeeld onder noodhulp en ook onder het verdeelartikel 5.1. Desnoods moeten we creatief kijken naar bijvoorbeeld artikel 1.3 en bekijken waar er nog geen juridische verplichtingen zitten om ervoor te zorgen dat er geld beschikbaar is voor deze ramp die de komende jaren door blijft gaan, want die ramp is er niet alleen vandaag, maar ook nog volgend jaar. Kinderen groeien nu op in die ramp en dat gaat nog jaren duren. We moeten gewoon echt ons commitment geven en daarom vraag ik toch om een beetje creativiteit. Mijn concrete verzoek aan de Minister is nu om morgen voor het tweeminutendebat nog een overzicht van mogelijke ruimtes op verschillende artikelen in de begroting te geven en te bekijken wat we wél kunnen doen. Ik heb een bedrag genoemd. Dat is voor mij een streefbedrag. Het zou mooi zijn als de Minister voor morgen kan uitzoeken wat wel mogelijk is. Dan weet de Kamer dat gelijk ook.
De voorzitter:
Eerst de Minister en daarna zie ik nog een interruptie van de heer Wassenberg, mevrouw Gündoğan en de heer Van Weyenberg. Of toch niet? Nee?
Minister Schreinemacher:
Ik kom niet met een overzicht, want dat is er niet. We hebben nog geld staan op 5.4 en dat wordt een tegenvaller voor de eerstejaarsasielopvang die we op ons af zien komen. Daar hebben we het al eerder over gehad. Er is geen ruimte in de BHOS-begroting. Alles is gecommitteerd voor dit jaar. Ik zie niet waar ik het uit zou moeten halen. Moet ik wat we nu hebben gecommitteerd aan Oekraïne uit DRIVE halen? Dat wilt u niet en dat wil ik ook niet. Ik zie op dit moment niet waar dat vandaan zou moeten komen uit de BHOS-begroting. Het is allemaal gecommitteerd. En wat er op 5.4 staat, gaat naar de eerstejaarsopvang. Ik vind het ook heel vreemd om het te moeten zeggen, maar ik wil niet nu iets beloven wat ik niet waar kan maken.
De heer Wassenberg (PvdD):
Mijn vraag sluit een beetje aan op die van de heer Hammelburg. De Minister zegt dat er een donorconferentie is op 16 maart. De Minister zegt ook dat dit debat over humanitaire hulp gaat. Maar dan pak ik toch even haar brief erbij van gisteren. Daarin schrijft ze over de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking op 8 en 9 maart in Stockholm een alinea over de middellange en lange termijn: «Bij die Raad zal ik hier met mijn Europese collega's over spreken.» Dat is al over anderhalve week. Volgende week is de Kamer met reces. Dan kunnen we hier niet meer op terugkomen. De week daarna komt de Kamer weer bij elkaar en is er ook de Raad. Ik snap dat de Minister zegt dat zij niet zomaar 100 miljoen op tafel kan leggen. De Minister zegt nu dat het nog te vroeg is om over de middellange en lange termijn te spreken, maar dat ze er wel over gaat spreken op 8 en 9 maart tijdens de Raad. Ik zou nu toch al een tipje van de sluier willen. Als de Minister geen 100 miljoen uit haar hoge hoed kan toveren, waar gaat ze dan wel op inzetten? Hoe gaan we de middellange en lange termijn wel al op de kaart zetten?
Minister Schreinemacher:
We hebben overigens nog twee debatten over de RBZ OS en de RBZ Handel, net na het reces voordat ik naar Stockholm vertrek. Daar gaan we natuurlijk vooral met elkaar bespreken op wat voor manieren we dat gaan doen. Hoe gaan we om met het needs assessment van de Wereldbank? Gaan we dat doen met fondsen vanuit de EU? Gaan we allemaal per lidstaat nog bijleggen? Willen we dat met leningen doen? Willen we dat met donaties doen? Ik denk dat we op dat moment ook van de andere lidstaten nog niet heel concreet zullen horen wat die daar nu voor gaan uittrekken. Iedereen kijkt: waar gaat de Wereldbank mee komen, wat zal er naar schatting nodig zijn en hoe gaan we dat doen? Wij moeten er natuurlijk zelf ook over nadenken. Willen we bijvoorbeeld die 100 miljoen via DRIVE doen? Willen we dat Nederlandse bouwbedrijven daar aan de slag gaan via aanbestedingen vanuit Turkije? Of willen we dat doen via leningen van de Wereldbank? Dat zijn allemaal vragen die beantwoord moeten worden. Daar hangt natuurlijk ook een bedrag van af. Ik kan daar nu dus nog geen antwoord op geven.
De heer Wassenberg (PvdD):
Aan de ene kant snap ik dat. De Minister zegt dat er nog een debat is, als de Kamer over anderhalve week terug is van reces. Dat heb ik even niet scherp. Ik zit niet in de commissie, dus vergeef mij. Kan de Minister misschien niet vandaag maar morgen in het tweeminutendebat toch al iets op een rijtje zetten? De Minister gaat dadelijk die Raad in en er is nog een debat. Maar als de Minister al wat ideeën heeft en wij daar als Kamer ook nog even op kunnen kauwen, zou dat wel helpen.
Minister Schreinemacher:
Ik zie op dit moment die ruimte niet. Het kan zijn dat we op een gegeven moment gedurende het jaar bepaalde dingen zien die niet uitgegeven zijn of tegenvallende uitgaven. Maar het is nu februari, dus wij kunnen nu nog niet aangeven dat bepaalde bedragen of programma's niet doorgaan of dat er onderbestedingen zijn. Daarvoor zijn we nu nog niet ver genoeg in het jaar, en nu is alles gecommitteerd.
Mevrouw Gündoğan (Lid Gündoğan):
Vanochtend stond in de Volkskrant: «Het Westen wint aan eenheid, maar verliest aan mondiale invloed door de oorlog in Oekraïne. Buiten Europa zien veel landen Rusland niet als een vijand. Terwijl de VS en Europa zich steeds meer verenigen door de oorlog in Oekraïne, wordt hen verweten dat zij met twee maten meten.» Het artikel gaat nog even verder. De reden waarom ik dit aanhaal is dat wij al heel veel goodwill in hele grote stukken van de wereld kwijt zijn geraakt. Ik snap dat het geld een probleem is. Tegelijkertijd kan nu geld uitgeven in een gebied dat zijn rug keert naar ons als Westen een multiplier betekenen, omdat het niet alleen bijdraagt aan humanitaire hulp op de korte en middellange termijn, maar ook onze geopolitieke en strategische belangen kan helpen versterken. Wat mij betreft is dit niet alleen filantropie en medemenselijkheid. Het is ook echt een wereldorde die, zou ik bijna willen zeggen, toch een verharding is tussen democratische en niet-democratische regimes. Daarbij is het aan alle kanten belangrijk dat wij opnieuw aan de wereld laten zien dat democratieën het beter voor elkaar hebben en ook beter voor de mensheid zijn. Omdat dit belang de portefeuille van de Minister overstijgt, zou ik haar toch willen vragen om samen met andere departementen te kijken wat we als Nederland en ook op Europees en misschien zelfs NAVO-niveau kunnen doen. Dit overstijgt het belang van de directe humanitaire hulp die nodig is. Dit gaat ook echt over geopolitieke belangen die we moeten versterken, willen we Rusland, China en noem het allemaal maar op aankunnen.
Minister Schreinemacher:
Ik ben het helemaal eens met het pleidooi van mevrouw Gündoğan dat ontwikkelingssamenwerking onze invloed kan vergroten en ook vergroot. Maar in veel van de landen waar wij nu ontwikkelingssamenwerking doen, speelt hetzelfde. Er zijn al landen of er kunnen al landen zijn die niet hebben meegestemd of die zich hebben onthouden bij bepaalde stemmingen over de inval in Oekraïne. Het geld wordt al gedeeltelijk daar uitgegeven. Aan de andere kant hebben we met elkaar afgesproken dat onze ontwikkelingssamenwerking zich met name richt op het aanpakken van grondoorzaken van armoede, klimaatverandering, migratie en terreur en dat die bijdraagt aan de SDG's, de Sustainable Development Goals. Het is belangrijk dat we het OS-geld blijven inzetten waarvoor we het bedoeld hebben. Dat kan in Turkije zijn. Ik zeg ook helemaal niet dat we daar niets gaan doen. Volgens mij heb ik gezegd dat we als Nederland daar echt wel een rol gaan spelen. Maar ik kan niet nu al ruimte maken in de begroting die er gewoon niet is. Ik begrijp het pleidooi, maar ik kan niet voor het tweeminutendebat morgen al iets inzichtelijk maken wat er niet is. Ik denk dat we moeten wachten op het needs assessment en dat we op een gegeven moment moeten kijken waar we dat dan vandaan gaan halen, want we kunnen niet de humanitaire hulp in Jemen verminderen.
De voorzitter:
Mevrouw Gündoğan heeft een interruptie, daarna mevrouw Mutluer, dan de heer Kuzu en dan de heer Dekker. Dan weten jullie dat jullie allemaal in de queue staan. Mevrouw Gündoğan.
Mevrouw Gündoğan (Lid Gündoğan):
Ik betwijfel ook niet dat de financiële ruimte in de portefeuille van de Minister beperkt is. Toch wil ik heel even een ander voorbeeld geven. In de coronapandemie hebben we landen die geen toegang hadden tot vaccins heel laat geholpen aan vaccins. Dat heeft kwaad bloed gezet. China daarentegen is superassertief de wereld via de achterdeur gaan vaccineren. Als China iets doet, is het een win-win die dubbel uitbetaalt voor China. Het andere land blijft met lege handen achter. Dat is de strategie van China. In deze wereldorde, waarin de economische belangen van de VS naar China zijn gegaan – als je nu op de kaart kijkt waar de meeste economische belangen zijn, dan zie je dat dat China is geworden – heeft ontwikkelingssamenwerking door de nieuwe spelers op het mondiale veld een heel andere dynamiek gekregen. Ik snap dat je de SDG's moet volgen et cetera. Maar we moeten hier ook een beetje meer de havik zijn en niet de duif, want op het mondiale toneel zijn we echt invloed aan het verliezen. Ik zou wat meer assertiviteit willen zien, niet per se van de Minister alleen maar van het hele kabinet en van Europa gezamenlijk. We moeten dit beter uitwerken en onze goede kant meer te laten zien, maar ook denken aan onze geopolitieke belangen. Daar gaat het mij om. We hebben de boot best vaak gemist in de afgelopen decennia.
Minister Schreinemacher:
Ik ben het helemaal eens met mevrouw Gündoğan. Daarin hebben we als Europa te vaak kansen laten liggen. Dat is zo. We hebben vanuit Europa nu die Team Europe Initiatives om ook te laten zien wat we vanuit Europa doen in ontwikkelingslanden. We hebben die Global Gateway. Dat hebben we neergezet als tegenhanger van de Chinese Belt and Road Initiative. Op die manier proberen we echt weer invloed terug te winnen. Maar we willen vooral ook het gesprek aangaan met die landen en hen als gelijkwaardige partners zien, want dat is wat ze van ons vragen. We komen daar nog op terug in de Afrikastrategie. Ook daarin zal dit een belangrijke rol spelen, maar ik ben het helemaal met mevrouw Gündoğan eens dat ook die geopolitieke belangen daarbij zeker een belangrijke rol spelen, absoluut. Daar hebben we Turkije ook bij nodig.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ik ga deels mee in de worsteling van de Minister, maar we weten allemaal dat er 16 maart een conferentie plaatsvindt. Dat wordt geen praatsessie. Men gaat daadwerkelijk kijken naar giften voor slachtoffers van de aardbevingen in de zwaar getroffen gebieden. Dan wil ik weten wat de Nederlandse inzet daarbij wordt. Daarbij is het niet meer dan logisch dat wij als Kamer en als leden van deze democratie een richting aan deze Minister meegeven. Wij vinden bijvoorbeeld die 100 miljoen die de collega naast me net ook aankondigde, heel opportuun. Wat mij betreft overstijgt dat ook de portefeuille van de Minister. Dit gaat het hele kabinet aan. Maar ik wil nu weten wat de inzet wordt. Ik had ook gehoopt dat we daar al op hadden geanticipeerd, dat deze Minister dat gesprek met de ministerraad al had gehad en dat wij nu alvast hadden geweten wat de inzet wordt. Ik wil daar graag een reactie van de Minister op.
Minister Schreinemacher:
Ik begrijp de vraag. Ik begrijp ook het gevoel van urgentie. Dat gevoel deel ik ook. Het is wel zo dat de aardbeving tweeënhalve week geleden heeft plaatsgevonden. Mijn mensen zijn dus gewoon bezig geweest met acute humanitaire hulp. Daar vraag ik toch wel wat begrip voor. Ik begrijp dat u zegt dat andere mensen het dan moeten doen, maar er is een beperkt aantal mensen met verstand hiervan. Deels zijn zij ook bezig met Oekraïne. Zij kijken daar wat we straks op basis van die needs assessment gaan doen. Ik begrijp dit dus.
Ik denk ook echt dat dit iets is, zoals mevrouw Mutluer ook terecht zegt, wat mijn portefeuille overstijgt en dus het kabinet als geheel aangaat. Dan zou dit dus in het kabinet besproken moeten worden, want ik kan dit niet alleen bepalen. Ruimte hiervoor bestaat nu namelijk niet binnen mijn begroting. Maar ik vermoed dat Onze Minister van Financiën, haar kennende, zegt: maar waar moet het dan naartoe? Zij wil ook graag een needs assessment zien. Ik denk dus toch wel dat het belangrijk is dat we de dingen in de goede volgorde doen.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ik heb nog één interruptie, voorzitter, dus ik durf het niet aan.
De voorzitter:
Dat klopt. Dan ga ik naar de heer Kuzu.
De heer Kuzu (DENK):
Ik dacht inderdaad al dat ik aan de beurt was.
Ik heb niets dan lof voor de medewerkers op het ministerie voor BuHa-OS. Daar wordt keihard gewerkt. Ik zal ook geen pleidooi houden om bestaande middelen voor Jemen of voor Oekraïne of voor welk land dan ook, waar ook enorme opgaven zijn, te herbestemmen voor het getroffen rampgebied. Dat is absoluut niet het geval.
Maar ik zou wel graag willen zien dat deze Minister, gezien de situatie en gezien de heftigheid van deze gebeurtenissen, zich als een leeuwin inzet en als een leeuwin gaat vechten in de ministerraad om hier extra middelen voor te krijgen. Dat is deel één. Ik hoop dat de Minister dat wil gaan doen, het liefst aanstaande vrijdag nog.
Twee. Er zijn ook bestaande fondsen, ook binnen de Europese Unie. De Minister noemde net zelf al – ik moet even spieken, al had ik 'm net nog – de Global Gateway. Ik heb begrepen dat daar een bedrag van zo'n 300 miljard euro in zit. Dat is inderdaad een tegenreactie op de Belt and Road Initiative. Zou zij bereid zijn om in EU-verband te pleiten voor het prioriteren van de fondsen die voor Turkije en Syrië bestemd zijn?
Minister Schreinemacher:
Ik wil daar zeker bij mijn collega's voor pleiten, ook in EU-verband. Het Belt and Road Initiative betreft initiatieven vanuit lidstaten die onder de noemer van het Belt and Road Initiative in Afrika zijn uitgerold. Ik weet dus niet helemaal of dat daar geschikt voor is, maar ik wil zeker met mijn collega's spreken over andere fondsen in Europa die eventueel geschikt zouden zijn voor hulp aan Turkije. Maar ik zou eigenlijk willen vragen om hier dan bij de RBZ/OS verder op door te gaan. Dan heb ik ook collega's hierover kunnen spreken, over hoe zij hierin staan. Maar ik begrijp de urgentie. Die onderstreep ik ook.
De voorzitter:
Die RBZ/OS is op 7 maart, direct na het reces. Uw interrupties zijn op, meneer Kuzu, dus dat gaan we niet doen. Ik ga naar de heer Dekker, want we gaan al richting 21.30 uur.
De heer Dekker (FVD):
Nog heel even over die sancties. Mijn indruk is toch dat het op de een of andere manier beschikbaar maken van fondsen vreselijk belangrijk is, zeker in het kader van de Turkse problematiek. Dat is natuurlijk helemaal juist. Alle creativiteit is daarbij geboden, en iedere actie ook. Maar in het geval van Syrië lijkt het erop dat sleutelen aan de bestaande sancties het meeste soelaas zou kunnen bieden. Ik heb de indruk dat de Minister dat een beetje ... Ze zegt dan dat het internationaal moet en dat we ernaar moeten kijken. Maar ik zou er graag voor willen pleiten om met alle denkbare creativiteit hiernaar te kijken, bijvoorbeeld of je geheel of gedeeltelijk of tijdelijk iets met sancties doet. Dat zou namelijk een geweldige relief geven in de Syrische omgeving.
Minister Schreinemacher:
We hebben het hier net al over gehad. Die sancties zijn er niet voor niks. Ik wil echt heel terughoudend zijn in het opheffen van welke sanctie dan ook. Want het gaat sinds de start van het conflict in 2011 om 350.000 doden. Die sancties zijn dus niet voor niks ingesteld. Wij pleiten nu binnen Europees verband voor een verdere vrijstelling van alle humanitaire hulp. Wij pleiten ervoor dat je daar geen voorafgaande toestemming voor nodig hebt. Daarmee zou al heel veel opgelost zijn. Sowieso is humanitaire hulp hiervan uitgezonderd, maar verder dan dat zal ik zeker niet gaan.
De voorzitter:
Heel kort even, Minister. U gaf iets aan over de RBZ/OS van 7 maart. Kunt u dan voor die tijd de Kamer middels een brief informeren over de inzet? Krijgt de Kamer die?
Minister Schreinemacher:
Ja, de geannoteerde agenda komt voor dat debat naar de Kamer.
De voorzitter:
Maar wordt dan ook duidelijk wat de inzet of de lijn is?
Minister Schreinemacher:
Ten aanzien van Turkije?
De voorzitter:
Juist. De Kamer heeft namelijk verschillende vragen daarover. De Kamer wil de positie van het kabinet voor de RBZ/OS ontvangen, zodat we dat 7 maart kunnen bespreken. Dat komt dan in een brief. Ja?
Minister Schreinemacher:
Ja.
De voorzitter:
Dat staat genoteerd. Dit was het blokje hulp op lange termijn. We gaan nu over naar het laatste blokje, het blokje overig.
Minister Schreinemacher:
Dan wil ik beginnen bij het artikel over de bouwfraude in Turkije die op grote schaal plaatsvond. De heer Wassenberg vroeg daarnaar. Mevrouw Gündoğan refereerde er ook aan. Er zijn arrestatiebevelen uitgegaan naar betrokkenen bij het bouwproces, onder anderen naar de aannemers, de ingenieurs en de architecten. Er hebben ook arrestaties plaatsgevonden. Volgens mij is het heel belangrijk dat dit wordt uitgezocht. Aan mij is het nu natuurlijk vooral om te zorgen dat we iets doen aan de gevolgen van deze ramp. Maar ik ben het ermee eens dat mensen die schuldig zijn aan bouwfraude moeten worden vervolgd en gestraft. Maar het is aan de juridische procedure in Turkije om daar een oordeel over te vellen.
De heer Wassenberg (PvdD):
Bij ambtelijke corruptie is het natuurlijk goed dat de aannemers worden opgepakt. Maar er is meer aan de hand, want ook in het regeringsapparaat of onder de lokale bestuurders zitten heel veel mensen met boter op het hoofd. Zij hebben ook jarenlang gesjoemeld. Zij hebben bouwvergunningen afgegeven en het geld in eigen zak gestoken. Het allergevaarlijkste vind ik echter het volgende. Er waren mensen die kritiek hadden. Mensen stuurden Twitterberichten of maakten opmerkingen op Facebook of op TikTok. Ze zeiden: «De regering is zelf medeverantwoordelijk, want die aardbeving is desastreus geweest, maar vooral omdat die gebouwen zo slecht gebouwd zijn dat ze instortten. Daar zijn mensen onder bedolven.» Als je dat schrijft, word je opgepakt. Dat heeft de Turkse ambassadeur in Nederland ook toegegeven. Hij zei: «Ja, want je moet geen angst creëren of angst zaaien.» Dat is geen angst zaaien, maar dat is kritiek hebben op de regering. Maar dan word je dus opgepakt. Daar wil ik dus ook een reflectie op hebben van de Minister.
Minister Schreinemacher:
Dat klopt. De vrijheid van meningsuiting is natuurlijk een mensenrecht en voor ons heel belangrijk. In onze contacten met Turkije hebben we ook altijd de mensenrechten, het belang daarvan en het belang van het eerbiedigen daarvan aangekaart. Dat zullen we blijven doen. Ik denk dat het heel belangrijk is – dit doen we ook in Oekraïne – dat er bij de aanbestedingen op basis waarvan er opnieuw wordt gebouwd, in welke vorm van wederopbouw dan ook, de juiste procedures worden gevolgd. Daar mag geen corruptie bij plaatsvinden. Daar moet heel nauw op toegezien worden. Het is natuurlijk heel belangrijk dat daarop wordt toegezien door de internationale gemeenschap, zoals nu bij het Oekraïnefonds. Dat moet straks dus ook bij een eventueel Turks fonds.
De voorzitter:
Dat was uw laatste interruptie, meneer Wassenberg.
De heer Wassenberg (PvdD):
Die komt nu, toch?
De voorzitter:
Nee, u heeft er drie gehad, net als uw collega's.
De heer Wassenberg (PvdD):
Oké. We hebben er dus geen vier?
De voorzitter:
Nee, maar we krijgen dadelijk nog een tweede termijn, zoals het er nu uitziet.
Minister Schreinemacher:
De heer Van Wijngaarden vroeg nog of ik op de hoogte ben van berichten dat mensen die vanuit Syrië uit het oppositiegebied vluchten, worden doodgeschoten door de troepen van Assad. Van deze berichtgeving ben ik niet op de hoogte, maar ik vind het verschrikkelijk om te horen. Dat is natuurlijk volstrekt onacceptabel. Dit soort berichten zijn lastig te verifiëren, maar we gaan na wat daarvan waar is.
Dan vroeg de heer Kuzu nog of wij kunnen laten zien wat we doen, ook voor het behoud van het draagvlak. Het is natuurlijk aan hulporganisaties zelf om zichtbaar te zijn en dat te laten zien. Ze zijn ook echt goed in laten zien wat ze doen. Als wij hen daarbij kunnen helpen, doen we dat natuurlijk graag. Ik doe hierbij ook de oproep aan hen om dat nog eens goed te laten zien. Ik weet bijvoorbeeld dat Michiel Servaes van Oxfam Novib zelf naar het gebied is afgereisd, om het te laten zien en om ook weer aan ons te vertellen wat hij daar heeft gezien. Volgens mij heeft hij dat ook op een goede manier gedaan. Ze vragen ook aandacht voor alle noden die er nog zijn: wat kunnen wij doen en hoe kunnen wij bijdragen? Volgens mij is het heel goed als ze dat blijven doen.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik grijp dit haakje even aan, want ik heb de Minister nog niet horen ingaan op de vraag die wij hadden gesteld over het verlengen van de periode.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Van der Graaf, collega's.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik hoor dat de collega's iets anders hebben gehoord dan ik. Dat kan natuurlijk altijd, maar dan zou ik heel graag de bevestiging willen dat de Minister bereid is om in te zetten op een verlenging van die periode van zes maanden.
De voorzitter:
Meneer Hammelburg, via de microfoon alstublieft, maar u heeft nu niet het woord. Mevrouw Van der Graaf had het woord, en nu is het woord aan de Minister.
Minister Schreinemacher:
Ja, dat heb ik inderdaad bevestigd en dat bevestig ik graag nog een keer.
De voorzitter:
Prima. De Minister vervolgt.
Minister Schreinemacher:
De heer Van Wijngaarden vroeg ook nog naar het staakt-het-vuren in Syrië en hoe, waar en wanneer we daar in internationaal verband op aandringen. Nederland ondersteunt de staakt-het-vurenwerkgroep van de speciaal gezant van de VN voor Syrië, de heer Pedersen, en zijn oproep tot een nationwide cease-fire. Zijn inzet is ook onderdeel van het door Nederland gesteunde proces naar een duurzame politieke oplossing, conform veiligheidsresolutie 2254. Nederland zal in deze werkgroep speciaal aandacht vragen voor de humanitaire hulp die in Syrië wordt verleend in reactie op de aardbevingen. We doen dat op dit moment dus vooral in VN-verband.
Dan waren er ook nog vragen gesteld over visa en over hoe wij omgaan met de visumregels. In het schriftelijk overleg over de EU-Raad Buitenlandse Zaken heeft mijn collegaminister Hoekstra eerder deze maand ook al geantwoord dat we door de aardbeving getroffen familieleden van Nederlanders bij het aanvragen van een Schengenvisum faciliteren. Hun visumaanvragen worden met voorrang in behandeling genomen en met voorrang beoordeeld in de backoffice in Den Haag. Met de Schengenpartners vindt lokaal en op hoofdstedelijk niveau overleg plaats over hoe om te gaan met visumaanvragen waarbij mogelijk documenten ontbreken die bij de aardbeving verloren zijn gegaan, zoals een paspoort, zoals uw leden zelf ook al aangaven. De Minister van Buitenlandse Zaken zal hier ook meer duiding van geven in antwoord op de Kamervragen die hierover op 13 februari zijn gesteld door verschillende Kamerleden, onder wie mevrouw Mutluer van de PvdA.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de interrupties. Mevrouw Mutluer nog een interruptie, uw laatste?
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ja.
Ik begrijp dat het niet helemaal in de portefeuille van deze Minister zit. Maar kijk naar omliggende landen, zoals Duitsland. Zij geven aan een tijdelijk visum te gaan invoeren voor mensen die dringend hulp nodig hebben, bijvoorbeeld omdat ze dakloos zijn geworden, zodat familieleden daarmee de gelegenheid krijgen om deze mensen onderdak en medische hulp te bieden. Dan denk ik dat wij achterlopen. Heeft de Minister er zicht op dat het geven van voorrang niet gelijk leidt tot versnelling? Die signalen krijgen wij namelijk. Men loopt in de praktijk namelijk tegen hele praktische problemen aan. Ik heb het in mijn bijdrage gehad over de capaciteitsproblemen en over de best wel hoge tarieven. Ik heb het ook gehad over Syriërs, die sowieso niet in aanmerking komen voor een dergelijke voorrangprocedure. Nogmaals, het is hartstikke goed dat de collega van deze Minister tot een voorrangsregeling is gekomen, maar de praktijk is anders. Er zijn heel veel praktische problemen. Wat is de Minister van plan om daaraan te doen, uiteraard samen met haar collega's?
Minister Schreinemacher:
Ik begrijp heel goed dat mevrouw Mutluer die vragen stelt. Ze geeft ook hele concrete handvatten om anders met die visumaanvragen om te gaan, maar dat ligt echt bij de Minister van Buitenlandse Zaken. Ik vraag dus om uw geduld bij de beantwoording van die schriftelijke vragen die u heeft gesteld. Ik begrijp de vragen namelijk heel goed, maar ik moet toch doorverwijzen, want anders ga ik hetzelfde antwoord nog een keer geven.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Ik gebruik mijn interruptie nog even als gentle reminder voor zo meteen, ten aanzien van de banken. Ik vind het namelijk heel schrijnend als de Minister aan de ene kant aangeeft dat de sancties er niet aan in de weg staan dat mensen, als ze familie zouden hebben in Syrië, daar geld naar kunnen overmaken, terwijl banken dat tegelijkertijd in de praktijk nog steeds verhinderen. Dan verwacht ik toch echt wel ... Laat ik het zo zeggen: dan hoop ik dat het kabinet daar echt met z'n volle gewicht en in hoog tempo op gaat zitten. Ik hoop daar zo meteen dus wat meer over te horen.
Voorzitter: Kuzu
De voorzitter:
Meneer Amhaouch heeft ook nog een interruptie.
De heer Amhaouch (CDA):
Toch even in de lijn van mevrouw Mutluer, niet in z'n algemeenheid maar wel qua aandacht van de Minister. Kijk, de Minister is coördinerend Minister op de humanitaire hulp, waarover we het vandaag hebben. Natuurlijk zijn er ook een aantal andere ministeries bij betrokken, maar toch vraag ik de Minister welke ruimte het kabinet ziet voor de schrijnende gevallen. We hebben het symbolische beeld gezien, zoals ik al zei, van het meisje met het syndroom van Down. Hoe gaat het kabinet met deze schrijnende uitzonderingen om? Passen we daarbij de menselijke maat toe?
Minister Schreinemacher:
Dat was inderdaad een vraag waar ik nog op terug moest komen. Er werd aan een bepaalde concrete zaak gerefereerd. We doen natuurlijk geen uitspraken over individuele consulaire zaken, maar bijzondere humanitaire casus kunnen op individuele basis beoordeeld worden. Er is dus een beoordelingskader dat op individuele basis gebruikt kan worden. Dat is wat ik daar nu over kan zeggen.
De voorzitter:
Het voorzitterschap is weer voor de heer Amhaouch.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Dank. Dan zijn we nu toegekomen aan de tweede termijn. We zijn nog met best wel veel mensen. We hebben nu nog 25 minuten, waarin we dus de tweede termijn van de Kamer en de beantwoording moeten doen. Ik wil dus de gouden tip van mijn collega Kuzu aan jullie meegeven: kort en bondig. Ik wil het op een minuut houden. Ik hou een minuut aan, want we zijn met negen personen. Dan kan de Minister ook nog antwoord geven, want anders hebben jullie niks aan die tweede termijn. Ik geef het woord aan de heer Kuzu.
De heer Kuzu (DENK):
Dan ga ik als de wiedeweerga aan de slag. Ik dank de Minister voor de antwoorden.
Voorzitter. Ik refereerde aan februari 2022, toen de pleuris uitbrak in Oekraïne vanwege de agressie van Rusland en Poetin. Toen stond er ook nog niks in de begroting van BuHa-OS, maar inmiddels is het zo dat we een aantal miljoenen verder zijn. Ik zou de Minister dus echt willen oproepen om aanstaande vrijdag als een leeuwin te vechten in de ministerraad.
Voorzitter. Ik ben blij dat de Minister gaat komen met haar inzet voor de RBZ/OS, de Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking. Daar zou wat mij betreft de Global Gateway echt onderdeel van moeten zijn. Dat is een fonds van 300 miljard. Dat is niet alleen bestemd voor Afrika maar ook voor derde landen buiten de Europese Unie. Daar zou echt aanspraak op gemaakt kunnen worden.
Tijdens de eerste termijn ben ik nog vergeten om het punt te maken van het restaureren van cultureel erfgoed. Ik noem een Romeins fort in Gaziantep en heel veel cultureel erfgoed in Hatay. UNESCO zou een bijdrage kunnen leveren om dat te herstellen. Ik zou de Minister in internationaal verband willen oproepen om dat te doen.
Voor de overige punten wil ik graag een tweeminutendebat aanvragen. Dat had ik afgelopen dinsdag reeds aangekondigd. Dat gaan we morgenochtend hebben.
De voorzitter:
Prima. Dank aan de heer Kuzu voor de tweede termijn. Dan ga ik door naar de heer Hammelburg, D66.
De heer Hammelburg (D66):
Voorzitter. De Minister zegt dat ze voor de RBZ met de inzet komt voor de RBZ zelf maar ook voor de donorconferentie, als ik het goed begrijp. Maar tegelijkertijd zegt de Minister: we willen wel bijdragen, maar we hebben geen geld meer om bij te dragen, dus we kunnen eigenlijk niets bieden tijdens die donorconferentie. Dat vind ik gewoon zorgelijk. Dat is ook contrair aan de oproep van velen uit deze commissie.
Voorzitter. Ik wil toch nog concreet een aantal punten bevestigd krijgen van de Minister. De Minister zegt: alles voor het begrotingsjaar 2023 is nu juridisch verplicht. Zegt de Minister daarmee dat alles, op alle beleidsartikelen, op dit moment juridisch verplicht is en er geen enkele ruimte meer is op geen enkel artikel? Dat ten eerste.
Ten tweede. Heeft de Minister al gekeken naar andere begrotingssystematieken? Ik denk dan aan een tussentijdse begrotingswijziging, om het even simpel te zeggen, of bijvoorbeeld aan een preëmptieve kasschuif. Heeft de Minister gekeken of er op een andere manier geld vrijgemaakt kan worden voor deze ramp? Kan er zo alsnog een financiële bijdrage worden geleverd aan de donorconferentie? Of misschien een fonds zoals wij opperden. Het maakt me niet zo veel uit; linksom of rechtsom.
Dan nog een aantal opmerkingen die de Minister maakte.
De voorzitter:
De minuut is voorbij, meneer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Ja. Graag een laatste zin, voorzitter.
Ja, de mensen op het ministerie werken snoeihard. Daar twijfel ik niet aan. De mensen die verantwoordelijk zijn voor de financiën kunnen hier ook nog naar kijken. De vragen waren puur financieel. Ik doe niets af aan al die fantastische ambtenaren die nu keihard aan het werk zijn in deze noodsituatie. Dat moet hier toch even gezegd worden.
De voorzitter:
Dank. Dan ga ik door naar mevrouw Mutluer, Partij van de Arbeid.
Mevrouw Mutluer (PvdA):
Ook van mijn kant onwijs veel complimenten voor de inspanningen tot op heden, maar we willen meer, namelijk duidelijkheid over de inzet op 16 maart. Wat wordt die inzet? Wij willen de Minister helpen door een richtbedrag mee te geven. Omarm dat, zou ik zeggen.
Verder zou ik de Minister willen oproepen om net wat proactiever te kijken naar de zorg voor kinderen met trauma's, die zorg en onderwijs nodig hebben. Ik wil dat zij bekijkt hoe zij vanuit haar portefeuille daaraan prioriteit kan geven en hoe zij organisaties daarbij kan ondersteunen. Graag een reactie.
Tot slot. Ik zie echt wel veel bureaucratie. De Minister noemde het voorbeeld van medicijnen, maar dat verzoek werd uiteindelijk ingetrokken in Nederland omdat de vergunningen niet op tijd werden aangeleverd. Gemeenten doen er een paar weken over om een afspraak te maken voor een visum. De Minister gaf net een voorbeeld over schrijnende gevallen, maar dat doen we alleen maar als het medisch best ernstig is, en niet bij kinderen met het downsyndroom. Met andere woorden, ik verzoek de Minister om iets meer daadkracht op dat vlak.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Mutluer. Dan ga ik door naar de heer Wassenberg, Partij voor de Dieren.
De heer Wassenberg (PvdD):
Dank, voorzitter. Dank aan de Minister voor de antwoorden. Dank ook aan de ambtenaren voor het vele harde werk, dat ik ook echt heb gezien.
Ik heb toch nog een vraag over de visumaanvragen van mensen uit Syrië. Nieuwsuur schrijft dat visumaanvragen van mensen uit het Turkse aardbevingsgebied die kort bij familie in Nederland willen verblijven, met voorrang worden behandeld. Het stuk eindigt met: voor Syriërs is er nog geen voorrang bij visumaanvragen. De Minister zegt dat het bij haar collega Hoekstra ligt en dat de vragen worden beantwoord, maar dat antwoord is er nog niet. Morgen hebben we een tweeminutendebat. Ik zou het op prijs stellen als het antwoord er voor dat tweeminutendebat is. Waarom geldt die voorrangsregeling niet voor slachtoffers uit Syrië? Ik zou daar mogelijk een motie over willen indienen.
Als laatste, voorzitter. Ik heb ook vragen gesteld over de machthebbers in Turkije en de corruptie daar. De Minister zegt dat er aannemers zijn opgepakt. Dat zie ik ook. Maar ik zie ook dat er journalisten, bloggers en twitteraars zijn opgepakt. Ik zie niet dat er ook wordt gekeken naar de lokale bestuurders die daar corrupt waren. Ik wil daar ook nog een reflectie van de Minister op.
De voorzitter:
Dank, de heer Wassenberg. Dan ga ik naar mevrouw Gündoğan.
Mevrouw Gündoğan (Lid Gündoğan):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil eigenlijk even doorgaan op dat laatste onderdeel uit de bijdrage van de heer Wassenberg. We kunnen met z'n allen wel vaststellen dat er in Turkije meer journalisten vastzitten dan waar dan ook. Het is gemakkelijk om te denken dat Turkije het wel even zal doen. Ik wil de Minister niet van naïviteit betichten, absoluut niet, maar hier moet Europa bovenop blijven zitten. Deze aardbeving mag er niet toe leiden dat mensen die hun nek uitsteken voor de mensenrechten en de behoeftes daar ... Het is zeventien dagen na dato. De tentenkampen staan nog niet. Er is nog geen sanitair. Degenen die zich daarover uitspreken, lopen het risico om in de gevangenis te komen. Het is de wereld op z'n kop. Dat wil ik hier wel even hardop hebben gezegd.
Ten tweede. Ik zou nogmaals willen vragen om humanitaire hulp ook door een geopolitieke en strategische bril te bekijken.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Gündoğan, voor uw inbreng in de tweede termijn. Dan ga ik naar de heer Van Wijngaarden van de VVD.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Voorzitter. Dank aan de Minister. Ik denk dat zij heel veel van onze inzet deelt. Tegelijkertijd vraagt zij om wat tijd om dingen op een rij te zetten. Ze heeft de commissie ook met beide benen op de grond gezet als het gaat om de realiteit van de begroting, waar we ook gewoon rekening mee te houden hebben.
Kan ik er ten aanzien van Turkije van uitgaan dat zo veel mogelijk wordt getracht hulp buiten bestuurders om te geven, zodat er niets aan de strijkstok blijft hangen?
Volgens mij deelt de Minister de opvatting dat banken ook een verantwoordelijkheid hebben om hun deel te doen. Hoe gaan we daar werk van maken?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, de heer Van Wijngaarden. Dan ga ik naar de heer Dekker, Forum voor Democratie.
De heer Dekker (FVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik herhaal het nog maar eens een keer: ik vind het ontzettend jammer dat de Minister geen open oog heeft voor de mogelijkheden om aan de sancties voor Syrië te sleutelen. In feite zegt ze: we vinden Assad een vreselijke schurk, dus we laten die 20 miljoen mensen daar in hun sop gaarkoken. Ik vind dat toch een rare redenering en zou willen bekijken wat we kunnen doen. Of het nou een schurk is of niet: de mensen gaan voor. Die sancties zijn zeker van negatieve invloed op de mogelijkheid om daar humanitaire hulp heen te brengen. Ik vind het zonde dat dit maar heel mondjesmaat wordt behandeld.
De voorzitter:
Dank, de heer Dekker. Dan ga ik naar mevrouw Van der Graaf, ChristenUnie.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank aan de Minister en de ambtelijke ondersteuning voor alle antwoorden die we hebben gekregen.
Ik heb nog drie punten. Als het gaat om het betrekken van lokale organisaties zou ik heel graag willen dat de Minister de aanbevelingen opvolgt van de IOB-evaluatie die afgelopen week met ons is gedeeld. Er zou moeten worden gemonitord of lokale organisaties op een gelijkwaardige manier worden betrokken bij humanitaire hulp. Dat is in lijn met de IOB-evaluatie.
Dan de volgende vraag. Is de Minister bereid om een langetermijnvisie met ons te delen voor hoe de toegang tot basisvoorzieningen in Noord-Syrië gewaarborgd kan worden?
Het derde en laatste punt, in aansluiting op mevrouw Mutluer: de kinderen. Ik heb ook aandacht gevraagd voor de kinderen die hun familie kwijt zijn, dus die niet begeleid zijn. Ik vind het belangrijk dat wij Nederlandse hulp inzetten zodat zij hun families kunnen opsporen. Deze groep kinderen is extra kwetsbaar voor mensenhandel en uitbuiting. Zij hebben onze zorg nodig. Ik vraag om hier in de Nederlandse inzet prioriteit aan te geven.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Van der Graaf. Ik geef het voorzitterschap over aan de heer Kuzu voor mijn eigen inbreng in de tweede termijn.
Voorzitter: Kuzu
De voorzitter:
Als laatste van de zijde van de commissie: de heer Amhaouch van het CDA.
De heer Amhaouch (CDA):
Dank, voorzitter. Dank ook aan de Minister en het ambtelijk apparaat voor de snelle reacties in het begin. We zijn twee weken onderweg. Ik begrijp de discussies in de Kamer met mijn collega's over de volgende stap en onze inzet daarbij. Ik wil de Minister vragen om dit zorgvuldig op te pakken met haar collega's en ons per brief te informeren over de inzet op de donorconferentie.
Humanitaire hulp bestaat met de menselijke maat. Ik weet dat we niet alles kunnen oplossen, maar ik vraag nogmaals om op individuele basis en met de menselijke maat een afweging te maken, zoals de Minister ook zei.
Verder wens ik het kabinet, gezien de situatie in Oekraïne, Turkije en Syrië, veel succes met deze grote uitdagingen.
De voorzitter:
Keurig binnen de tijd, meneer Amhaouch.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
We schorsen vijf minuten en dan gaan we over naar de beantwoording van de Minister in tweede termijn. We sluiten de vergadering om 22.00 uur.
De vergadering wordt van 21.45 uur tot 21.52 uur geschorst.
De voorzitter:
Dan gaan we verder met de beantwoording door de Minister in tweede termijn van de nog gestelde vragen.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. Ook dank nog voor de nader gestelde vragen. Ik zal ze afgaan in de volgorde waarin ze aan mij zijn gesteld.
De heer Kuzu vroeg naar de «Global Gateway»-inzet. De Global Gateway is geen pot met geld waar we uit kunnen putten. Het zijn initiatieven die we al doen, en die we eigenlijk onder de noemer Global Gateway uitrollen. Wel zou ik er graag op inzetten om te kijken of we een Team Europe Initiative kunnen doen, dus of we met ontwikkelingssamenwerkingsfondsen uit Europa projecten kunnen doen in Turkije. Dat heet dan dus niet Global Gateway, maar Team Europe Initiative.
De heer Kuzu vroeg ook wat wij doen op cultureel erfgoed. Op dit moment gebeuren er in ieder geval al dingen op dit punt in Syrië. Er zijn programma's om daar in kaart te brengen wat er nodig is. Er is een heel klein cultuurbudget, maar we kunnen kijken of daarin nog ruimte zit om iets te doen voor cultureel erfgoed dat nog niet helemaal vastzit. Ik kan daar nu nog niets over beloven of er een bedrag aan koppelen, maar ik wil er graag naar kijken, want ik begrijp absoluut het belang ervan.
De heer Hammelburg vroeg wat er nu concreet vastligt, dus wat er juridisch verplicht is en wat niet. Het is niet allemaal hard juridisch verplicht, maar wel soft. Je kunt een contract niet niet verlengen zonder dat je daar ooit iets over hebt gezegd. Ik kan nu niet zomaar een contract niet verlengen. Dat is geen harde juridische afspraak, maar dat is eigenlijk wel soft, en het is bedoeld om organisaties, onze partners, ook een zekere mate van rechtszekerheid te kunnen bieden. Het kan zijn dat we te maken krijgen met onderuitputting omdat we tegenvallende uitgaven hebben, maar dat kunnen we nu, in februari, gewoon nog niet inschatten. Voor al het geld dat er is, zijn er afspraken gemaakt over wat we daarmee gaan doen. Op die 5.4 staat nog geld, maar zoals gezegd zullen daar nog tegenvallers komen voor eerstejaarsopvang in asiel. Dat wordt waarschijnlijk nog meer dan we nu in de buffer hebben zitten, dus daar moeten we sowieso nog naar op zoek.
Maar ik heb de vraag van de heer Hammelburg en van de andere leden goed gehoord over wat we op de lange termijn kunnen doen en bij de donorconferentie kunnen toezeggen. Kijk, het is geen pledging conference, maar ik denk dat het wel goed zou zijn als we daar als Nederland iets kunnen noemen. Dit zal niet uit de BHOS-begroting kunnen, dus ik moet daarover binnen het kabinet het gesprek aangaan. Dat zal ik doen. Ik weet niet of dat komende vrijdag al kan, want dan is ook de herdenking van één jaar oorlog in Oekraïne, waar ik namens het kabinet bij aanwezig zal zijn. Ik zal het zeker in het kabinet bespreken. Ik weet niet of dat al lukt voor de RBZ/OS, maar het zal wel lukken voor de donorconferentie. Vóór dat moment zal ik uw Kamer dus infomeren over wat wij daarover hebben besloten in het kabinet.
De voorzitter:
De heer Hammelburg, heel kort.
De heer Hammelburg (D66):
Ik vroeg ook naar mogelijkheden tot een begrotingswijziging of een kasschuif binnen de begroting, dus niet vanuit andere begrotingen maar echt binnen de begroting van BHOS. Ik doe ook nogmaals het verzoek aan de Minister om toch nog eens de beleidsartikelen langs te gaan om te kijken waar eventueel nog wel vrije ruimte zit en de afspraken nog niet zijn vastgelegd en ook niet zijn uitgesproken, dus waar er beleidsintenties zijn maar die beleidsintenties nog niet zijn vastgelegd of zijn uitgesproken naar partners toe.
Minister Schreinemacher:
Ik moet ook afgaan op wat ik van mijn ambtenaren krijg. Zij zeggen: er is geen ruimte. Ik begrijp het belang en de urgentie dus ik wil absoluut het gesprek aangaan in het kabinet, maar ik zie niet hoe dat nog binnen de OS-begroting gefaciliteerd kan worden.
De voorzitter:
De volgende vraag.
Minister Schreinemacher:
Dan ga ik verder met de vragen van mevrouw Mutluer. Zij vroeg ook naar de zorg voor kinderen met trauma's. Die vraag sluit ook aan op de vraag van mevrouw Van der Graaf. Zij vroeg expliciet naar kinderen zonder ouders, naar wezen. Ik heb daar nog een brief over gestuurd naar aanleiding van de motie-Hammelburg over toegang tot noodhulp voor gemarginaliseerde groepen. De DRA heeft ook een programma child protection services, waaronder het mental-helpprogramma valt. Wij zullen hun nog een keer op hart drukken om daar echt op in te zetten. Dat doen zij ook in Syrië, met uitvoering door Save the Children en War Child. Ook zij richten zich op de groep die mevrouw Van der Graaf noemt. Zij heeft alle gelijk als zij zegt dat dit heel kwetsbare kinderen zijn, die absoluut slachtoffer kunnen worden van mensenhandel. Daarom is het ook heel goed dat we die programma's steunen en dat die programma's er zijn. Die zijn juist met name op die groepen gericht.
Ik ga nu iets korter worden in de beantwoording. Over de visa zijn nog nadere vragen gesteld, maar daarvoor verwijs ik toch naar mijn collega, die zal komen met de antwoorden. Ik kan vragen of dat nog voor het tweeminutendebat is, maar ik vraag u ook om geen wonderen te verwachten de komende dertien uur, waarin die vragen dan nog beantwoord zouden moeten worden. Dus we gaan ons best doen. Ik zal in ieder geval daarom vragen.
De heer Wassenberg vroeg nog naar de aannemers en met name de lokale bestuurders. Het is toch in het bijzonder aan Turkije om mensen die bouwfraude hebben gepleegd, ook bestuurders, te berechten. Natuurlijk spreken wij Turkije aan op corruptie. Als daar nog een fonds zal komen ter wederopbouw van Turkije, dan zullen wij daar natuurlijk de aanpak van corruptie extra kracht bij zetten. Dat in antwoord op die vraag.
Mevrouw Gündoğan vroeg of wij door een geopolitieke bril naar humanitaire hulp kunnen kijken. Humanitaire hulp gaat altijd naar mensen in nood. De heer Hammelburg noemde dat ook al. Aan noodhulp is geen enkele voorwaarde verbonden; mensen in nood krijgen hulp. Maar voor ontwikkelingssamenwerking, meer in brede zin van het woord, kunnen we zeker ook geopolitiek kijken. Dat doen we al, maar we kijken natuurlijk ook naar de afspraken die we daarover hebben gemaakt in het coalitieakkoord. Daarnaast gaan we de grondoorzaken tegen en moeten we de SDG's helpen realiseren. Verder moeten we beter zijn in het uitdragen van wat we al doen. Het planten van die vlaggetjes, waar de heer Kuzu het over had, zal ook al meer doen. We moeten daar meer over praten met de overheden daar.
Ik ga verder. De heer Van Wijngaarden vroeg nog naar het overzicht van banken die geen uitzondering maken. Wat ik daarop kan toezeggen vanuit mijn portefeuille is dat we ons in Europees verband inzetten op humanitaire exemptie, die dus ook de sanctieregels vereenvoudigt. Op 28 februari is er weer een rondetafel met ngo's, banken en de ministeries van Financiën, Justitie en Veiligheid en Buitenlandse Zaken, waarin dit ook weer specifiek aan de orde gesteld zal worden. Ik kan contact leggen met de Nederlandse Vereniging van Banken om na te gaan of en, zo ja, waar knelpunten zitten en haar oproepen om de uitzondering voor de eerste levensbehoeften en humanitaire hulp te benutten.
De heer Van Wijngaarden (VVD):
Misschien kan de Minister dan na dat contact ook even aan ons terugkoppelen wat daaruit komt en daar ook even in meenemen wat de implicaties zijn van de Amerikaanse regelgeving op dit punt voor banken, want daar hebben zij zich ook toe te verhouden.
Minister Schreinemacher:
Ja, dat kan ik toezeggen.
De voorzitter:
Is dit een toezegging dat we geïnformeerd worden op dit punt?
Minister Schreinemacher:
Ja.
De heer Dekker en ik zullen het niet eens worden over de sancties en de opheffing van de sancties ten aanzien van Syrië. Ik geloof dat hij dat ook constateerde in zijn inbreng.
Mevrouw Van der Graaf vroeg nog naar de IOB-evaluatie en of wij lokale organisaties als gelijkwaardige partners zien en daar op die manier mee omgaan. Dat doen we. We bespreken ook met de uitvoerende organisaties dat ze dat moeten doen en daar zien we ook op toe.
De voorzitter:
Prima. Dan zijn we aangekomen bij het einde van dit commissiedebat Humanitaire hulp na aardbeving Turkije en Syrië. Voordat ik afsluit, nemen we even de toezeggingen samen door. We hebben er vier.
− De Minister zegt toe zich in te zetten in de informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking op 8 en 9 maart 2023 voor de uitvoering van een analyse van waar de sancties een probleem vormen in de praktijk. Naar aanleiding van de heer Van Wijngaarden.
− De Minister zegt toe om de Kamer te informeren voor het commissiedebat RBZ/OS op 7 maart 2023 middels de geannoteerde agenda over de inzet van het kabinet voor de donorconferentie op 16 maart.
Minister Schreinemacher:
Niet de hoogte van een bedrag of iets dergelijks, maar wat we voor die donorconferentie binnen Europa willen doen. Dat kan ik u toezeggen, maar niet dat ik dan al een hoogte van een bedrag binnen het kabinet heb besproken. Want volgende week is het reces en dan hebben we ook geen ministerraad, dus dat lukt mij niet.
De heer Hammelburg (D66):
De vraag is: wanneer dan wel? Dit was wel het verzoek van veel partijen in deze commissie. Je gaat naar een donorconferentie. Daar ga je praten. Wat breng je ter tafel? Als dat niet duidelijk is, waarom ga je dan naar die donorconferentie behalve om anderen aan te horen?
De voorzitter:
Duidelijk.
Minister Schreinemacher:
De donorconferentie is op 16 maart en u wil een geannoteerde agenda voor 8 maart. In de periode daartussen zou ik nog graag de gelegenheid krijgen om het in het kabinet te bespreken.
De voorzitter:
Dan passen we die toezegging zo aan.
− De Minister zegt toe om de Kamer voor de donorconferentie van 16 maart te informeren over gesprekken met het kabinet over de budgettaire mogelijkheden, waar nog ruimte is op de BHOS-begroting voor humanitaire hulp en wat er op lange termijn kan worden gedaan voor de situatie in Turkije.
Eigenlijk valt die samen met de voorgaande. Dan de laatste.
− De Minister zegt toe om de Kamer te informeren over het contact met de Nederlandse Vereniging van Banken of andere financiers over wat de implicaties zijn van de Amerikaanse regelingen voor het overmaken van geld.
Dan wil ik de Minister en de ambtenaren bedanken voor hun aanwezigheid, maar ook voor hun inzet. Ik wil ook de Kamer zoals vandaag aanwezig danken voor de betrokkenheid bij de situatie in Turkije en in Syrië. Het wordt breed gedeeld dat we dit hebben gesproken. Ik dank natuurlijk ook de mensen op de publieke tribune en de mensen die thuis meekijken. Ik wens iedereen een fijne avond toe en sluit hierbij de vergadering.
Sluiting 22.05 uur.