Verslag van een commissiedebat, gehouden op 23 februari 2023, over Exportkredietverzekeringen/Handelsinstrumentarium
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Verslag van een commissiedebat
Nummer: 2023D08411, datum: 2023-03-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-26485-411).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (VVD)
- Mede ondertekenaar: M. Schukkink, griffier
- Mede ondertekenaar: J. Wuite, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Onderdeel van kamerstukdossier 26485 -411 Maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Onderdeel van zaak 2022Z21451:
- Indiener: M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (2021-2024)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2022-11-15 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-11-24 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2023-02-23 13:00: Exportkredietverzekeringen/Handelsinstrumentarium (Commissiedebat), vaste commissie voor Financiën
- 2023-02-23 13:00: Exportkredietverzekeringen/Handelsinstrumentarium (Commissiedebat), vaste commissie voor Financiën
- 2023-03-09 13:25: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Nr. 411 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 23 maart 2023
De vaste commissie voor Financiën en de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hebben op 23 februari 2023 overleg gevoerd met de heer Van Rij, Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, en mevrouw Schreinemacher, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:
− de brief van de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 13 december 2021 inzake beleidsevaluatie van het mvo-beleid voor de exportkredietverzekering (Kamerstuk 26 485, nr. 380);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 7 april 2022 inzake stand van zaken uitwerking COP26-verklaring (Kamerstuk 31 793, nr. 205);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 24 mei 2022 inzake reactie op verzoek van het lid Van Raan, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 12 april 2022, over exportkredietverzekeringen (Kamerstuk 26 485, nr. 397);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 8 juli 2022 inzake rapport van consultant Partner in Compliance getiteld Beleidsevaluatie anti-omkopingsbeleid voor de exportkredietverzekeringen (Kamerstuk 35 925 IX, nr. 39);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 7 juli 2022 inzake stand van zaken uitwerking COP26-verklaring (Kamerstuk 31 793, nr. 209);
− de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 28 september 2022 inzake stand van zaken uitvoering moties en toezeggingen inzake uitfasering fossiele brandstoffen exportkredietverzekeringen en vergroening handelsinstrumentarium (Kamerstuk 36 180, nr. 23);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 3 november 2022 inzake uitwerking COP26-verklaring (Kamerstuk 31 793, nr. 230);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 9 november 2022 inzake Monitor exportkredietverzekering 2021 (Kamerstuk 26 485, nr. 402);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 17 november 2022 inzake plan van aanpak anti-omkopingsbeleid exportkredietverzekeringen (ekv) (Kamerstuk 36 200 IX, nr. 11);
− de brief van de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst d.d. 21 februari 2023 inzake Bevindingen en conclusies rapport onafhankelijke review naar veiligheidssituatie lng-project Mozambique (26 485, nr. 407).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,
Tielen
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking,
Wuite
De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Financiën,
Schukkink
Voorzitter: Amhaouch
Griffier: Van den Bos
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Amhaouch, Dassen, Hammelburg, Klink, Kröger en Teunissen,
en de heer Van Rij, Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, en mevrouw Schreinemacher, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 13.05 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Welkom bij de vaste commissie voor Financiën, vandaag in combinatie met de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Daarom hebben we ook twee bewindspersonen, namelijk de Staatssecretaris van Financiën en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, gesteund door de flanken, zou ik zeggen. Aan de linkerzijde zitten mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren, de heer Klink van de VVD, mevrouw Kröger – zij is geen lid van deze commissie, dus als er bezwaren zijn tegen haar deelname van vandaag, hoor ik het graag – de heer Hammelburg van D66 en de heer Dassen van Volt. Ik ben de heer Amhaouch van het CDA. Ik zal aan het einde mijn eigen inbreng doen. Dan zal ik het voorzitterschap overdragen aan iemand anders.
De spreektijd is maar liefst vijf minuten. We hebben hiervoor van 13.00 uur tot 17.00 uur ingeruimd. We zullen zien of we al die tijd nodig hebben, maar in principe staat dat ervoor. Als het sneller kan, gaat het sneller. We hebben vier interrupties en vijf minuten spreektijd.
Ik zie dat de heer Hammelburg een vraag heeft.
De heer Hammelburg (D66):
Ja, met de korte, verexcuserende mededeling dat ik over ongeveer anderhalf uur even naar een ander debat moet, over vastgoed Defensie. Ik kom dan ook weer terug, maar niet dat u denkt: de heer Hammelburg heeft geen interesse meer.
De voorzitter:
Als we eerder klaar zijn, dan kan het.
Dan gaan we beginnen met mevrouw Teunissen, Partij voor de Dieren, voor haar inbreng in eerste termijn.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. De Glasgowverklaring over stoppen met exportsteun voor fossiele projecten in het buitenland had van 2023 hét jaar moeten maken waarin de eerste fossiele subsidies zouden worden afgebouwd, ware het niet dat het kabinet eind 2022 op de proppen kwam met een vertragingstermijn van één jaar. De Minister voor Klimaat en Energie zei dat er voor meer dan tien fossiele ekv-aanvragen, die nog in de pijplijn zitten, nog zou moeten blijken of ze binnen het 1,5 gradenscenario passen. Kunnen de Minister en de Staatssecretaris een 1,5 gradentoets toezeggen voor deze ekv-aanvragen? Daarnaast zijn er uitzonderingen voor de 1,5 gradenproef fossiele ekv's. Maar het kabinet schrijft ook dat de CO2-emissies van ekv's niet worden geregistreerd. Als we niet weten voor hoeveel CO2-uitstoot de ekv's zorgen, hoe weten deze bewindspersonen dan zeker dat het nieuwe ekv-beleid met deze uitzonderingen 1,5 graden-proof is?
Voorzitter. Ook is de leveringszekerheid opeens een uitzonderingsgrond. Sinds de oorlog in Oekraïne is dit een troefkaart die te pas en te onpas wordt getrokken. Ekv's zijn geen oplossingen voor kortetermijnproblemen met leveringszekerheid, maar wel een ramp voor langetermijnklimaatbeleid. Er is geen enkel ander land dat dit heeft gedaan, behalve België. Is het kabinet bereid om deze uitzonderingsgrond van leveringszekerheid te schrappen? En waarom wordt in het nieuwe ekv-beleid met geen woord gerept over de rechtvaardige energietransitie, die juist een essentieel onderdeel is van de Glasglowverklaring?
Ik zie dat de heer Klink een vraag heeft, voorzitter.
De voorzitter:
De heer Klink, voor een eerste interruptie.
De heer Klink (VVD):
Ik heb een vraag aan mevrouw Teunissen over de leveringszekerheid. Zij geeft aan dat zij graag ziet dat die eruit gekieperd wordt. Hoe ziet u dat dan met de leveringszekerheid? Wat zegt u tegen de Nederlandse bevolking als we letterlijk in de kou komen te staan?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Het is wel goed om even precies te weten waar we het over hebben. We hebben het nu over exportkredietverzekeringen. Dat gaat echt over exportsteun aan het bedrijfsleven elders. Daar zitten ook olie- en gasprojecten bij, zoals vloeibaar gas. Een voorbeeld is het lng-gasproject in Mozambique. Hoe dat bijdraagt aan de leveringszekerheid van Nederland, is totaal onduidelijk. Bovendien denken wij dat je met die leveringszekerheid misschien wel iets veiligstelt voor Nederland, als dat al het geval is, maar dat je tegelijkertijd grondstoffen en energiecapaciteit aan andere landen onttrekt. Dat construct vind ik fundamenteel verkeerd. Om de klimaatdoelen te halen moeten we er juist voor zorgen dat andere landen ook energieneutraal worden. Daarom vind ik leveringszekerheid in dit geval, bij exportsteun, een fundamenteel verkeerd uitgangspunt.
De heer Hammelburg (D66):
Ik misschien niet. Ik kan me voorstellen dat je leveringszekerheid wel degelijk als een uitzondering op zou nemen, ware het niet dat je dan wel moet kunnen bewijzen dat dat het geval is. Op het moment dat je nu een ekv zou starten voor een fossiel project over de grens, bijvoorbeeld in West-Afrika, zou starten voor de Nederlandse markt, om onze leveringszekerheid te bewaken, dan gaat dat pas vijftien jaar later werken. Is dat dan nog op tijd? Zijn er voldoende criteria? Is de Partij voor de Dieren het met mij eens dat het wel mogelijk zou moeten kunnen zijn, maar dan wel onder hele stringente voorwaarden, die nu nog niet duidelijk zijn?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
De heer Hammelburg heeft natuurlijk helemaal gelijk als hij zegt: het biedt geen oplossing voor de korte termijn als we projecten in bijvoorbeeld Afrika gaan starten die mogelijk in de toekomst ... Het duurt tien jaar voor zo'n project staat. Het biedt dus helemaal geen oplossing voor de leveringszekerheid nu. Maar wat wel belangrijk is, is het volgende. Het hele construct – misschien is dat een klein beetje een herhaling – van de exportsteun voor projecten om zogenaamd leveringszekerheid te borgen, komt veel te laat. Bovendien moeten we niet meer afhankelijk zijn van fossiele energie uit het buitenland. We moeten ervoor zorgen dat we nu versnellen met onze eigen energietransitie, zodat we die tekorten niet meer hebben. Dus ook dat pleit ervoor dat het wat betreft die hele leveringszekerheid, die uitzondering, eigenlijk een non-argument is, gewoon om ervoor te zorgen dat er meer projecten kunnen worden aangevraagd. Dat moet nu gewoon stoppen. Andere landen doen dat ook niet, dus Nederland zou dat ook niet moeten doen.
De voorzitter:
Mevrouw Teunissen, zet u uw betoog voort.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter. In 2018 is er een motie van de SP en de Partij voor de Dieren aangenomen met het verzoek om geen exportportkredietverzekeringen te verstrekken voor te risicovolle projecten. Onafhankelijk onderzoek laat zien dat het kabinet en Atradius niet in staat zijn om te voorkomen dat mensenrechtenschendingen en natuur- en milieuschade mede mogelijk gemaakt worden met Nederlands belastinggeld. Aan de voorkant worden duidelijke waarschuwingssignalen genegeerd. Aan de achterkant wordt niks gedaan aan het herstellen van de schade en het compenseren van de gedupeerden. Wat vindt het kabinet van de conclusie uit de onafhankelijke review dat Atradius onvoldoende objectiviteit heeft kunnen bewaken in de risicoanalyse? Erkent het kabinet dat, als het gaat om Mozambique, honderdduizenden mensen hun huis en haard kwijt zijn? Op welke manier gaat het kabinet ervoor zorgen dat die schade wordt hersteld? Zijn de bewindspersonen bereid om de fossiele exportsteun voor Van Oord in Mozambique in te trekken nu dit de conclusies zijn? Wat gaat het kabinet doen om ervoor te zorgen dat de grote vervuilers niet wegkomen met de ellende die ze veroorzaken?
Er worden ook ekv's verstrekt voor de opbouw van de intensieve veehouderij in landen waar het voor dieren een hel is: 60 miljoen voor slachthuismateriaal in China, 60 miljoen voor plofkipfabrieken in Saudi-Arabië. Denk ook aan het exporteren van 500 koeien naar Oezbekistan. We exporteren dierenleed en we subsidiëren de expansiedrift van de bioindustrie. Door deze ekv's bouwen we gestaag aan oneerlijke concurrentie voor de Nederlandse boeren. Dat valt niet uit te leggen. Is het kabinet bereid om te stoppen met exportkredietverzekeringen voor de intensieve veehouderij?
Voorzitter. De Partij voor de Dieren heeft de balans opgemaakt en zegt het vertrouwen in het instrument exportkredietverzekeringen definitief op. Het kabinet belooft de Kamer al jaren groene bergen, en toch is exportsteun nog steeds een dikke, vette fossiele subsidie, geschoeid op neokoloniale leest, puur bedoeld voor het nietsontziende winstbejag van het Nederlandse bedrijfsleven in het buitenland. De wereld is beter af zonder Nederlandse exportsteun met winstbejag als doel. Het instrument kan vervangen worden door een vorm van klimaatfinanciering en ingezet worden voor de energietransitie in Nederland, om energiearmoede tegen te gaan en de schade elders te beperken. Staan de Staatssecretaris en de Minister open voor het afschaffen van het ekv-instrumentarium zoals we dat nu kennen?
Voorzitter, tot slot. Wat financieren we met elkaar toch een bak ellende. Dat doen we alleen maar om te groeien, terwijl we niet kunnen blijven groeien op een planeet die niet meegroeit. Dus ik zou zeggen: stop ermee!
Dank u wel.
De voorzitter:
Precies getimed met de bel. Dat heeft u knap bedacht! Ik ga door naar de heer Klink van de VVD, nadat de bel gestopt is.
De heer Klink (VVD):
Voorzitter, mag ik direct beginnen, zonder dat het van mijn tijd afgaat, of loopt de teller al?
De voorzitter:
Nee, de teller loopt nog niet. De heer Dassen heeft nog een interruptie in slow motion bij mevrouw Teunissen, als ik het goed heb.
De heer Dassen (Volt):
De bel ging, dus ik dacht: ik wacht er even mee.
Begrijp ik het goed dat de Partij voor de Dieren eigenlijk zegt: we zien helemaal geen heil meer in het instrument van ekv? Ook bij andere Europese landen, bijvoorbeeld Denemarken, zien we dat dit ook een aanjager kan zijn voor de transitie, die in sommige landen wat moeilijker van de grond komt. Ik begrijp dat u dan als argument geeft: daarvoor willen wij klimaatfinanciering. Maar is het misschien niet ook juist een voordeel voor landen om met de expertise die wij hier in Europa opbouwen en via een groen ekv-instrument ervoor te zorgen dat ze geholpen worden om zo snel mogelijk die groene transitie zelf te kunnen maken?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik ga voor een deel mee met wat de heer Dassen zegt. Maar bij het instrumentarium dat we nu kennen, is het fundamenteel verkeerde uitgangspunt dat we risicovolle projecten van Nederlandse bedrijven verzekeren, met puur als doel dat die bedrijven winst kunnen maken in een ander land. We hebben wel imvo-richtlijnen, maar we merken in de praktijk al jaren dat die eigenlijk een lege huls zijn, dat er nauwelijks op te controleren of te handhaven valt.
Wat ons betreft is het instrument verzekering niet per se verkeerd, maar zou je er andere uitgangspunten voor moeten formuleren. Dan zou je echt moeten kijken naar de maatschappelijke opgaven die er in landen daar zijn, bijvoorbeeld de energietransitie, naar waar de lokale bevolking behoefte aan heeft. Dat kan bijvoorbeeld een heel lokale warmtevoorziening zijn, bij de mensen thuis, om zelf energie op te wekken. Het zou ook een grotere installatie kunnen zijn.
Maar van tevoren uitgaan van puur het businessmodel van een Nederlands bedrijf en dan zeggen: jullie krijgen daarop garantie, dat zorgt ervoor dat er veel meer schade wordt toegebracht dan dat het voordelen oplevert en leidt tot een betere wereld. Daarom zeggen wij dat de ekv in de huidige vorm afgeschaft moet worden.
De heer Dassen (Volt):
Ik hoor hier toch een soort van opening: «in de huidige vorm». Voor een groot gedeelte kan ik daarin meegaan, maar er zijn ook voorbeelden van transities die in Afrika gaande zijn, zoals de samenwerking tussen Zambia, Zuid-Afrika en Congo over elektrische auto's – de winning van kobalt die daarmee gepaard gaat en de duurzame stroom die daarvoor nodig is. Je ziet dat het heel moeilijk is voor Europese bedrijven om daarvoor financiering te krijgen, juist vanwege de hoge risico's, om te zorgen dat ze dat lokaal kunnen gaan maken, ook om de lokale economie op gang te krijgen. Zou de Partij voor de Dieren bij dat soort projecten wel openstaan voor dit soort instrumenten?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik ken de casus niet, maar natuurlijk, als het in een bepaald land nog niet rendabel is om in te zetten op duurzaam, bijvoorbeeld elektrische auto's, dan kan ik mij voorstellen dat we daar een bijdrage aan leveren door middel van een garantie. Dat sluit ik niet uit.
Maar ik zeg: als je kijkt naar het ekv-instrumentarium nu, is het zo omvangrijk ... Ik heb net een aantal voorbeelden genoemd van het garanderen van projecten in de intensieve veehouderij. Wat voor bijdrage levert dat aan duurzaamheid? De lokale bevolking wordt daar ook de dupe van. Ik vind dat we veel specifieker moeten gaan kijken. Dan vind ik dat klimaatfinanciering wat dat betreft beter is ingericht, want de uitgangspunten en de doelen van die financiering zijn heel anders dan de doelen van dit instrumentarium.
De voorzitter:
Dank. Dan gaan we nu naar de heer Klink van de VVD, voor zijn inbreng in eerste termijn.
De heer Klink (VVD):
Dank, voorzitter. De VVD staat achter de groene energietransitie. Deze is nodig om de klimaatdoelstellingen te halen. Het omzetten van de exportkredietverzekering van fossiel naar niet-fossiel is daarom een logische stap en biedt ook kansen voor het bedrijfsleven. Voor de leden van de VVD-fractie is het wel altijd van belang geweest dat het bedrijfsleven deze transitie ook mee kan maken.
Wat de VVD-fractie betreft is de uitwerking van de COP26-verklaring in de Kamerbrief van 3 november 2022 een goede reactie. We willen nog wel op basis van deze Kamerbrief in dit debat vier punten aanstippen: het gelijke speelveld, de transitieperiode, de flexibiliteit en leveringszekerheid en de kansen voor de toekomst.
Het is goed dat er rekening is gehouden met een internationaal gelijk speelveld. Landen als Denemarken, het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Frankrijk en België hebben allemaal de verklaring ondertekend en hebben inmiddels ook beleid gemaakt en een uitfasering van fossiel vergelijkbaar aan Nederland gemaakt. Maar een belangrijk buurland van ons, Duitsland, heeft de verklaring ook ondertekend, maar bij mijn weten nog steeds niet nieuw beleid gemaakt en ook fossiel nog niet uitgefaseerd. Hierdoor is er voor Nederland dus geen sprake van een gelijk speelveld. In de Kamerbrief wordt ook naar Duitsland verwezen. Voor Nederland en het Nederlandse bedrijfsleven is het belangrijk om naar Duitsland te blijven kijken. Wat zijn de laatste geluiden van Duitsland over de uitwerking van de COP26-verklaring? Op wat voor manier gaat Nederland nog aanpassingen doorvoeren door nieuw Duits beleid op dit terrein?
Dan de transitieperiode. Goed dat er rekening is gehouden met zorgvuldigheid en voorspelbaarheid voor het bedrijfsleven, zodat de polissen tot eind 2023 uitgegeven kunnen worden. Het kabinet heeft aangegeven dat er nader naar gekeken zal worden als landen die nog geen beleid hebben vastgesteld, zoals het eerdergenoemde Duitsland, een andere overgangsperiode hanteren. Wanneer is het duidelijk dat het transitiepad aangepast gaat worden, als andere landen die de COP26-verklaring hebben ondertekend, niet met nieuw beleid komen en fossiel niet gaan uitfaseren? Welke projecten lopen de komende twee tot drie jaar schade op door dit nieuwe beleid? Kan het kabinet dit inzichtelijk maken? Flexibiliteit in de leveringszekerheid is voor de VVD-fractie heel belangrijk. Wat ons betreft heeft het kabinet hier voldoende oog voor.
Dan over de kansen. Het gaat de VVD-fractie erom dat Nederlandse bedrijven concreet aanspraak kunnen maken op de ekv voor nieuwe projecten, zoals waterstof in Namibië. Er is zeer kortgeleden een brief gestuurd over flankerend beleid. Kan de Minister toezeggen of er een concurrerend duurzaam en toegankelijk handelsinstrumentarium aangejaagd gaat worden?
Voor het Nederlandse bedrijfsleven is het belangrijk dat er een bundeling van initiatieven en van expertise komt voor een toegankelijk handelsinstrumentarium voor het mkb. Het zou daarom goed zijn als de ekv-dekking van Atradius ook de financiële ruimte biedt voor risicovolle, duurzame innovaties. Dat maakt het aantrekkelijker voor banken om te investeren in bijvoorbeeld de scheepsbouw en schept de voorwaarden om te concurreren met fossiel. Het is dus zaak dat Atradius bijvoorbeeld de offshore-windenergieprojecten beoordeelt op basis van toekomstige cashflows in plaats van de berekende risico's, zoals gedaan werd bij fossiele projecten.
De heer Hammelburg (D66):
Volgens mij hoor ik de VVD nu pleiten voor een investeringspakket of misschien wel een algeheel pakket met belastingincentives voor het vergroenen van onze economie en onze handelsinstrumenten. Hoor ik de VVD hier pleiten voor een soort Inflation Reduction Act-achtig pakket?
De heer Klink (VVD):
Nee. Ik constateer dat hoe er nu gehandeld wordt bij het Ministerie van Financiën meer gebaseerd is op de risico's die er in het verleden waren bij projecten die fossiel gesteund werden. Als we in de toekomst veel meer groene projecten gaan doen, bijvoorbeeld met die offshore-windenergie, dan weten we nog niet precies wat de rendementen zullen zijn. Dan heb je daar een nieuw soort methodiek voor nodig, voor hoe je met toekomstige cashflows omgaat. Je weet nog niet precies wat de restwaarde van die schepen zou zijn. Het is goed om oog te hebben voor groen en groene investeringen na te jagen, maar dan moet de beoordeling daar ook op gericht zijn. Dan moet je dat dus niet met een oude bril doen. Dat is wat ik wilde aanstippen. Ik zou niet zeggen dat we hier een nieuwe Inflation Reduction Act gaan invoeren, want dat lijkt me ook een gigantische claim, maar ik stel een andere manier van beoordeling voor.
Tot slot. Nederland is een vooraanstaand exportland. Bedrijven spelen een belangrijke rol in het bedenken, produceren en exporteren van technologische oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken, van energie en duurzaamheid tot landbouw en gezondheidszorg. De ekv vormt een belangrijk instrument om de exportpositie van de technologische industrie te waarborgen en te versterken. Voor het behoud van onze toppositie is het onvoldoende om alleen de fossiele ekv uit te faseren. Dit moet gepaard gaan met het stimuleren van de ekv voor andere technologieën met groot exportpotentieel. Het beleidsvoorstel van 3 november van de Kamer moet daarom zo snel mogelijk uitgewerkt worden wat de VVD-fractie betreft.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik hoor de VVD hier allemaal claims maken over dat het beleid in lijn is gebracht met 1,5 graad, maar ik snap werkelijk niet hoe die claim met droge ogen gemaakt kan worden, als je ziet dat nog 3,9 miljard aan fossiele projecten wordt gespendeerd. Ik ben heel benieuwd of de VVD kan erkennen dat hoe Nederland de Glasgowverklaring uitvoert, echt anders is dan hoe andere landen dat doen en dat wij vast blijven zitten aan fossiel.
De heer Klink (VVD):
Ja, mevrouw Kröger, Nederland doet dat inderdaad anders dan andere landen. Nederland heeft al beleid opgesteld en heeft echt de lijn ingezet om fossiel uit te faseren. Dat kunnen we van landen als Duitsland en de Verenigde Staten, die die hebben ondertekend, nog niet zeggen. En voor de rest: de bedrijven die we hebben, zijn ook weer de sleutel voor de toekomst, tot het mogelijk maken van deze transitie. De bedrijven moeten dit wel mee kunnen maken. Dat is voor de VVD altijd heel belangrijk geweest. Er kan dus inderdaad verwezen worden naar wat er nu is uitgezet, maar dit is natuurlijk de transitieperiode. Als je in een keer zegt «je mag niks meer; we willen je bedrijf niet, want je hebt een band met een fossiele activiteit en dus gaan we niks meer doen op dit gebied», dan ben je je positie helemaal kwijt. Het is voor de VVD-fractie altijd heel belangrijk geweest dat er een transitieperiode is, zodat bedrijven de transitie van fossiel naar niet-fossiel, die wij volgens mij gezamenlijk onderschrijven, ook echt mee kunnen maken.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Er is echt wel een groot verschil tussen bedrijven die nog ergens iets fossiels doen en fossiele projecten, en daar gaat het hier over. 3,9 miljard. Dit is natuurlijk niet het enige. We verlenen op allerlei plekken allerlei fossiele subsidies en die duwen allemaal keihard de verkeerde kant op, terwijl we de transitie naar groen moeten inzetten. Eigenlijk hoor ik de VVD nu erkennen dat de manier waarop wij de Glasgowverklaring uitvoeren, gewoon betekent dat wij fossiel nog een jaar blijven steunen. Dat is een bewuste keuze.
De heer Klink (VVD):
Volgens mij is ten tijde van het ondertekenen van de Glasgowverklaring steeds gezegd dat het bedrijfsleven dat moet meemaken. Er is een transitieperiode. We kunnen deze verklaring ondertekenen. Noorwegen, een belangrijk land dat echt grote stappen zet op het gebied van vergroening, gaat ten opzichte van Nederland waarschijnlijk een steeds groter marktaandeel winnen als wij niet handig anticiperen op het gebied van groen. Noorwegen heeft de Glasgowverklaring niet ondertekend. Ik denk dus echt dat het goed is dat we die verklaring hebben ondertekend, maar dan moet er wel echt een wenkend perspectief zijn en dan moeten de bedrijven dat mee kunnen maken. En dan vindt de VVD-fractie het heel raar om zomaar te zeggen dat het van ene op het andere moment totaal veranderd moet zijn. Zo werkt het niet in het bedrijfsleven. Tussen van A naar B komen zit altijd een transitieperiode. Daar heb je altijd mee te maken.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik hoor de VVD zeggen dat bedrijven moeten meekomen en dat daarom die transitieperiode van een jaar goed is. Maar wat je nu ziet, is dat er tien fossiele ekv-aanvragen in de pijplijn zitten. Dat is niet even een transitieperiode. Die projecten worden voor de komende decennia aangelegd. Die tijd hebben we gewoonweg niet meer om CO2 terug te dringen en dat is ook helemaal niet in lijn met onze 1,5 gradendoelstelling, die we afgesproken hebben in Parijs. Aan de ene kant hoor ik de heer Klink zeggen dat Parijs belangrijk is. Aan de andere kant noemt hij de transitieperiode. Is hij het dan in ieder geval met mij eens dat we bij die tien fossiele ekv-aanvragen moeten toetsen of ze in lijn zijn met het 1,5 gradendoel?
De heer Klink (VVD):
Niet op voorhand, want ik kan nu niet beoordelen wat bij die tien projecten al allemaal met het bedrijfsleven is afgesproken en welke investeringen zij zelf hebben gedaan. Kennelijk weten we hoeveel projecten het zijn en om welk bedrag het zou gaan. Ik zou het raar vinden om gaande het project, tijdens de wedstrijd, de spelregels te veranderen. Daar moet je heel zorgvuldig mee zijn. Voor het bedrijfsleven is het vooral van belang dat het weet waar het aan toe is. Ik spreek met tal van bedrijven. Iedereen wil die buiging naar groen maken en fossiel uitfaseren. Daar is geen discussie over, maar dat moet wel mogelijk zijn. Daarvoor moet een bedrijf wel kunnen ondernemen en moeten er wel projecten uitgevoerd worden. Die transitieperiode is echt essentieel. Dat heb ik net ook tegen mevrouw Kröger gezegd. Daarom heb ik daar in mijn inbreng in eerste termijn ook nog wat aanvullende vragen over gesteld.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Maar aan die bedrijven is duidelijkheid geboden, namelijk: in 2022 is het klaar met fossiele ekv's. Dat is de afspraak die in Glasgow is gemaakt. Nu heeft het kabinet eigenhandig gezegd dat het voor een transitieperiode gaat. Dat geeft alleen maar nog wat extra tijd om nog meer fossiele projecten aan te vragen. Het is dus niet zo dat we nu op een onbehoorlijke manier gaan ingrijpen. Die aanvragen liggen er nu, maar over die aanvragen is nog niet beslist. Tenminste, dat hoor ik graag van het kabinet. Maar de informatie die ik heb, is dat het tien aanvragen zijn voor fossiel. Dan is het toch juist heel logisch dat we zeggen dat die getoetst moeten worden? Voldoen ze wel aan dat 1,5 gradenscenario? Dat was de afspraak in Glasgow. Dat is de heer Klink toch met mij eens?
De heer Klink (VVD):
De verklaring van Glasgow is van eind 2021. Toen zat het vorige kabinet er nog; het was het staartje van die kabinetsperiode. Juist in het begrotingsdebat was steeds het verhaal: ja, we ondertekenen deze verklaring en ja, we zetten nu deze transitie in. Dat weet mevrouw Teunissen, denk ik, ook nog wel. Volgens mij hebben wij daar toentertijd samen aan meegedaan. De heer De Bruijn was toen Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. En dat onderschrijven we ook. We willen graag dat die zo breed mogelijk en door zo veel mogelijk landen – in ieder geval door de OESO-landen, maar het liefst door alle landen in de wereld – wordt ondertekend. Het is best bijzonder dat die groep niet groter geworden is. Ik blijf het bijzonder vinden dat een land als Noorwegen, dat zo grote stappen zet, deze verklaring ook nog steeds niet heeft ondertekend – dat is in ieder geval de informatie die ik heb – en dat landen die haar wel ondertekend hebben, nog niets hebben gedaan. Ik wil helemaal niet zover gaan als mevrouw Kröger en mevrouw Teunissen en zeggen dat dit kabinet en deze bewindspersonen helemaal niets doen. Ik vind juist dat zij heel voortvarend te werk zijn gegaan en in dezen echt al wel beleid hebben gemaakt.
Ik hoor u, voorzitter; ik zal tot een afronding komen. Eind 2021 werd, voor het bedrijfsleven best wel zomaar ineens, gezegd dat wij die verklaring gingen ondertekenen. Dan kan het niet zo zijn dat je op 1 januari 2022 zegt: vanaf nu moet alles zo zijn. Aan zo'n aanvraag gaat natuurlijk een heel proces vooraf om überhaupt businesscases rond te krijgen. Een bedrijf denkt niet eventjes op een namiddag: nou, ik ga eens eventjes weer voor zoveel, voor x-miljoen, een investering doen en daar heb ik een ekv voor nodig. Dat zijn langere trajecten. Daarom moet je als overheid juist duidelijk overkomen. We staan ervoor dat we deze richting opgaan, maar we willen wel graag dat de bedrijven die er nu zijn, dit mee kunnen maken. Daarom is die transitieperiode nodig.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Tot slot, voorzitter. Uit het antwoord van de heer Klink blijkt toch wel dat de ethiek in de markt ontbreekt. Bij het sluiten van het Akkoord van Parijs in 2015 hebben we afgesproken dat we moeten voldoen aan de doelstelling: ver onder de 2 graden blijven en koersen op 1,5 graad. Dat bedrijven dat tot nu toe niet hebben gedaan en allerlei aanvragen voor fossiel hebben gedaan, is ook ... Die bedrijven moeten zelf ook verantwoordelijkheid nemen. Nu hebben wij eindelijk gezegd: in 2022 is het klaar. We hebben ons daar als lidstaat aan gecommitteerd. We hebben niet voor niks onze handtekening onder die Glasgowverklaring gezet. Dan zou het ook klaar moeten zijn. Dat is duidelijk. Stel je voor dat je echt op een eerlijke manier een transitieperiode inricht. Stel dat je zegt: oké, voor de bestaande aanvragen is nog wat ruimte en voor hybride projecten is nog wat ruimte. Maar dat gebeurt niet. Er wordt nu gewoon misbruik gemaakt van dat ene jaar door nu nog zo veel mogelijk fossiele projecten aan te vragen. Dan doe ik toch een beetje een beroep op het ethische besef van de heer Klink. Dat is toch niet meer te verantwoorden? Zouden we daar toch niet wat meer eisen aan moeten stellen, zodat we voorkomen dat die fossiele projecten nog decennialang door kunnen gaan?
De voorzitter:
En de vraag is, mevrouw Teunissen? Dit is een interruptie, hè.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Oké, sorry. De vraag is dus: is het niet gewoon verantwoord, aangezien we in 2015 al het Akkoord van Parijs hebben ondertekend waarin we zeggen dat 1,5 graad het doel is, om alsnog ...
De voorzitter:
Oké, nu is het goed.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
... in de transitieperiode die 1,5 graadtoets te doen?
De voorzitter:
De heer Klink, ten slotte.
De heer Klink (VVD):
Volgens mij was in het bedrijfsleven breed het gevoel: we nemen het Akkoord van Parijs serieus; we gaan uiteindelijk helemaal die vergroening in en fossiel wordt uitgefaseerd. Alleen, die Glasgowverklaring was ineens iets nieuws wat meer naar voren werd gehaald. Ik vind het goed dat we die ondertekend hebben. Maar als het gaat over ethiek in de markt vind ik het nogal wat om dat zo te zeggen, want het zijn wel landen als Noorwegen die deze verklaring niet hebben ondertekend. En Duitsland heeft die wel ondertekend, maar nog niets gedaan. Om dat soort landen dit allemaal te verwijten, vind ik nogal wat. Ik denk juist dat de Noordwest-Europese landen grote stappen kunnen zetten in de energietransities die er zijn, juist bij de verduurzaming en het uitfaseren van fossiel.
De voorzitter:
Dank. Er is nog een interruptie van de heer Dassen.
De heer Dassen (Volt):
Ik hoor collega Klink vooral verwijzen naar landen als Duitsland, maar er zijn natuurlijk ook landen die vooroplopen, zoals Denemarken en Frankrijk. Zouden dat dan niet de landen moeten zijn waar wij ons aan spiegelen in plaats van de landen waarvan wij weten dat ze net als Nederland de implementatie van het COP26-statement minder goed doen? Ik hoorde de heer Klink ook een paar keer zeggen dat bedrijven het wel mee moeten maken. Ik vraag mij dan serieus af welke bedrijven het niet zouden meemaken als er geen transitieperiode zou zijn. Ik ben heel benieuwd.
De heer Klink (VVD):
Allereerst over die landen. Ik heb natuurlijk meer landen genoemd: Denemarken, het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Frankrijk en België. Dat zijn landen die hebben ondertekend en er ook echt werk van hebben gemaakt. Dat zeker. Ik vind het niet echt chic om hier specifieke bedrijven te noemen; dat vind ik niet gepast in een debat in de Kamer. Ik gaf net al tegenover mevrouw Teunissen aan dat aan een businesscase veel meer tijd voorafgaat dan alleen het moment van de daadwerkelijke indiening van de aanvraag. Daarover zal meneer Dassen het met mij eens zijn. Waar het vooral om gaat – daar heb ik net ook wel wat woorden aan gewijd – is dat de beoordeling op de nieuwe manier, als het dus niet meer fossiel is, bijvoorbeeld bij zo'n Atradius veel meer plaatsvindt op basis van toekomstige cashflows. Daarvan weten we de exacte risico's dus nog niet. Het gaat erom dat de overheid, Atradius, dan volop initiatieven steunt.
De heer Dassen (Volt):
Nog kort, voorzitter. De businesscase. Wat we op dit moment zien, is dat er in de wereld een gigantische fossiele reflex is op de hoge prijzen van dit moment. Er worden dus al heel veel extra investeringen in fossiel gedaan, juist omdat er op dit moment gigantische bedragen mee gemoeid zijn en verdiend kunnen worden. Waarom zou er dan nog een transitieperiode nodig zijn waarin de Nederlandse Staat die fossiele projecten ook nog subsidieert?
De heer Klink (VVD):
Dat punt, inderdaad, ja. Wat dat betreft, deel ik de opvatting van het kabinet: de bedrijven die nu actief zijn in fossiel, hebben infrastructuur en activiteiten die straks een sleutelrol kunnen vervullen bij projecten die niet fossiel zijn. Ik ga geen specifieke bedrijven noemen, maar een groot olieconcern, dat vanzelfsprekend heel actief is in fossiel, is ook een gigantische investeerder in niet-fossiele projecten.
De voorzitter:
Prima. Dan is nu het woord aan mevrouw Kröger voor haar inbreng in eerste termijn.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Willen we een kans hebben om de temperatuurstijging tot 1,5 graad te beperken, dan moeten we stoppen met fossiele subsidies. Het enige lichtpuntje van de klimaattop in Glasgow was de belofte om te stoppen met exportkredietverzekeringen voor fossiel. En nu, na bijna een jaar treuzelen, blijkt dat het kabinet toch gezwicht is voor de druk van de olie- en gaslobby. Een fossiele reflex. Het resultaat is dat er nu zo veel uitzonderingsclausules in staan dat het de klimaatdoelen dreigt te ondermijnen.
Een aantal vragen. Op 30 november zei de Minister voor Klimaat dat hieronder geen nieuwe projecten zouden kunnen starten die buiten het 1,5 gradenscenario vallen. En nu blijkt dat het kabinet zich niet aan deze uitspraak houdt. Waarom heeft het kabinet de tien fossiele aanvragen die nu dreigen door te gaan, niet getoetst op een 1,5 gradenscenario? Wat GroenLinks betreft, houdt de premier zich aan de belofte die hij deed in Glasgow: actie, actie, actie. Dus geen jaar vertraging en nog 4 miljard naar fossiele steun.
Nederland heeft, op België na, als enige land een uitzondering gemaakt rond leveringszekerheid. De oplossing voor de huidige energie- en klimaatcrisis is een en dezelfde: we moeten een versnelde transitie van fossiel naar hernieuwbaar realiseren. Hoe wordt dan getoetst of een project nodig zou zijn voor de leveringszekerheid? Hoe wordt dat gedefinieerd? Het is een wereldmarkt. Hoe beoordeel je of een project daaraan zou voldoen? Zou het niet veel verstandiger zijn om weer vol in te zetten op die versnelde transitie naar hernieuwbaar? Is dit niet gewoon weer een vrijbrief voor nieuwe fossiele projecten?
Dan de fossiele projecten in de zich ontwikkelende landen. Kan de Staatssecretaris garanderen dat daar geen nieuwe fossiele infrastructuur onder valt?
Dan de elektriciteitsproductie.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger maakt even haar zinnen af. Daarna kunt u een interruptie plegen, meneer Hammelburg.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dat was op dit punt. Sorry. Die zin was klaar.
De heer Hammelburg (D66):
Ik kan het betoog van mevrouw Kröger heel ver volgen, maar ik maak me wel zorgen over de verduurzaming in de ontwikkelingslanden. In Egypte, in Sharm el-Sheikh, hebben de ontwikkelingslanden aangegeven dat zij mee moeten kunnen in deze energietransitie en dat ook zij die verduurzaming moeten kunnen doormaken, maar soms nog wel bepaalde vormen van fossiel nodig hebben om de energiemix te verbeteren. Is mevrouw Kröger het ermee eens dat dit onder stringente voorwaarden en criteria nog wel mogelijk zou moeten zijn als men kan aantonen mee te werken aan het verduurzamen van de energiemix in een ontwikkelingsland voor de komende tien, vijftien jaar, zonder verder de afhankelijkheid te verlengen?
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Op die klimaattop heb ik vooral heel veel mensen gesproken uit verschillende landen die dit aangaat. Zij geven het allemaal aan: dit is het moment waarop we óf worden vastgezet in een nieuwe fossiele lock-in, en dan zitten we nog eindeloos vast aan gas, kolen en olie, óf waarop de keuze wordt gemaakt om te hink-stap-sprongen naar een duurzaam systeem. Ik zou hopen dat wij zowel onze klimaatfinanciering als onze andere instrumenten, en dus ook de exportkredietverzekeringen, inzetten om die hink-stap-sprong te maken. Plus: ik vind het heel moeilijk om te definiëren welke projecten nou voor louter de lokale elektriciteitsmarkt zijn en te bepalen in hoeverre er op dat moment geen verschuiving is die toch ook gaat over de internationale export. In hoeverre kan je dus aantonen dat het echt nodig is?
De heer Hammelburg (D66):
Dan begrijp ik dat ook GroenLinks zegt dat het onder die voorwaarden wel zou moeten kunnen als het een ontwikkelingsland echt verder brengt op de middellange termijn en het juist die verduurzaming teweeg kan brengen. Het wordt bijvoorbeeld lokaal besteed, de criteria zijn heel erg duidelijk en het is niet simpelweg een smoes om weer te kunnen investeren in fossiel ten behoeve van onze eigen markt, van onze eigen leveringszekerheid.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik zou het toch willen omdraaien. Ik denk dat wij «nee, tenzij» zeggen. Maar die «tenzij» kan ik eigenlijk niet invullen. Bij alle voorbeelden die ik de heer Hammelburg hoor geven en die in de stukken staan, zie ik eigenlijk niet om welke categorie het dan zou gaan.
De voorzitter:
Ik geef het voorzitterschap voor even over aan mevrouw Teunissen.
Voorzitter: Teunissen
De voorzitter:
Mevrouw Kröger vervolgt haar betoog, denk ik. Of was u al klaar, mevrouw Kröger?
De heer Amhaouch (CDA):
Ik wil een interruptie plegen, voorzitter.
De voorzitter:
O, excuus. Nou, dan is het niet tijd om het betoog te vervolgen. Het woord is aan de heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik zie een aantal overeenkomsten, maar ook verschillen met mevrouw Kröger. Wij zijn het volgens mij eens over het uitfaseren. Dan hebben we het over tempo. Mevrouw Kröger geeft aan dat wat er nu ligt, eigenlijk te veel uitzonderingen kent. Daar ben ik het mee eens. Er zitten veel te veel uitzonderingen in. Mijn gedachte zou de volgende zijn. Het IEA geeft aan dat in 2040 de piek van het gasverbruik mondiaal 25% zal zijn, terwijl we nu nog op 20% à 22% zitten. Het gebruik van gas gaat dus mondiaal fors toenemen. Zouden we niet moeten zeggen «we zijn heel strikt met kolen, voor olie maken wij uitzonderingen en gas laten we nog voor een tijd wél gewoon doorgaan» en een aantal uitzonderingen moeten weghalen? Nu is het op alle drie de terreinen «nee, tenzij», terwijl je bij gas bijvoorbeeld «ja, tenzij» zou moeten zeggen voor een bepaalde periode.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik vind dit een heel zorgelijke gedachtegang. Ik denk dat we niet moeten onderschatten waar we in de tijd staan qua klimaatcrisis. Op dit moment wijst echt alles erop dat we op 2,7 graden afkoersen. We moeten naar 1,5 graad. We moeten de fossiele bronnen die er nog zijn, in de grond houden. We moeten ongelofelijk snel overstappen op een duurzaam systeem. Het hele idee van gas als transitiebrandstof als iets wat je nog zou moeten aanjagen met nieuwe investeringen en heel veel nieuwe winning, is een propositie van de gaslobby. Die hoor ik vaak voorbijkomen, maar ik denk dat die niet te rijmen is met een 1,5 gradenscenario en dat ook het IEA dat aangeeft.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik begrijp de zorgen van mevrouw Kröger en die deel ik. Maar ik ben er zeker nog niet van overtuigd dat de lijn die we nu volgen, de snelste is naar die 1,5 graden. Ik zie wat wij in de huidige situatie zelf in Nederland doen. Wij zijn in staat geweest om overal in de wereld lng te halen, in al die landen. Wij zijn in staat geweest om onze kolencentrales aan te zetten. Duitsland en andere landen schakelen kerncentrales af om gas juist op te schalen. Pakistan zei vorige week: beste Westen, jullie kunnen mij wat, de gasprijzen zijn zo hoog dat wij weer terugschakelen op kolen. Is het niet te egoïstisch, en halen we onze doelen dus juist niet, als we een aantal landen niet laten meebewegen, zoals de heer Hammelburg eigenlijk ook zei? Ontwikkelingslanden zullen de transitie moeten maken. Zij gaan de eerste stap maken van kolen naar gas. Dat geeft het IEA ook aan. Dat gaat mondiaal gebeuren.
De voorzitter:
En wat is uw vraag?
De heer Amhaouch (CDA):
Mijn vraag is dan: moet je in de komende periode niet veel redelijker zijn op het gebied van gas? Er worden projecten uitgevoerd. Er zullen nog havens gebouwd worden. Er zullen waterwegen vergroot worden. Er zullen pijpen vervangen worden. Bent u dus niet te streng voor die landen? Wij krijgen het goed voor elkaar en kunnen die transitie snel maken, maar is het niet zo dat we daardoor een beetje een middelvinger opsteken naar ontwikkelingslanden?
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Nederlandse bedrijven financiële steun bieden om een fossiele lock-in te organiseren in landen die vervolgens een afzetmarkt voor Nederland blijven, is egoïstisch. Dat heeft er niets mee te maken dat we die landen tegenhouden of dat wij het allemaal goed voor elkaar hebben. Het gaat er wat mij betreft juist om dat wij deze instrumenten gericht inzetten om die transitie zo snel mogelijk te maken. Dat is wat we zouden moeten doen. Laten we even in herinnering roepen dat een bedrijf als Shell 38 miljard winst heeft gemaakt. Ik zie werkelijk niet waarom wij onze financiële instrumenten om een duurzame transitie aan te jagen moeten gaan inzetten om gaswinning te steunen. Het klopt dat Shell niet op het lijstje staat, maar mijn punt is: zolang fossiel een verdienmodel heeft, financieren ze het zelf maar, maar ons spaarzame geld zou absoluut niet moeten gaan naar fossiele winning.
De voorzitter:
Uw derde interruptie, meneer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Ten eerste: een exportkredietverzekering is geen subsidie, maar een polis, die over de afgelopen tien jaar zelfs gewoon geld heeft opgebracht voor de Staat. Ik zou dat ook graag van de Staatssecretaris willen weten. Mevrouw Kröger kijkt echt door een tunnel. Zij denkt dat wij de enige zijn in de wereld die dit spel spelen. Die ontwikkelingslanden zitten nu misschien nog aan kolen vast. Er is sprake van een mondiale toename van gas. Meent u nu echt dat die ontwikkelingslanden de stap naar gas niet gaan maken als Nederland stopt, bijvoorbeeld als Van Oord niks meer mag? Je ziet in Afrikaanse landen wind en zon, maar ook de transitie naar gas. Ik snap niet waarom wij als beschaafd, fatsoenlijk land niet zouden kunnen helpen, maar dan wel binnen een bepaalde periode. Mijn vraag begon ook met: hebben we in deze fase niet veel te veel uitzonderingen en zou je voor gas niet een wat langere termijn moeten pakken om die transitie volledig te steunen?
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik bestrijd het beeld dat Nederland in zijn eentje klimaatbeleid voert. Gelukkig is dat niet het geval en doen we dat met een heleboel landen samen. Daarvoor hebben we het Parijsakkoord getekend. Gelukkig staan er ook meer landen onder de Glasgowverklaring. Ik denk dat het, juist omdat wij historisch gezien een grote bron van CO2-uitstoot zijn, ongelofelijk belangrijk is dat wij onze verantwoordelijkheid nemen. De steun – ik zei niet: subsidies – die wij organiseren voor transities zou in volle vaart duurzaam moeten zijn. We zouden niet het egoïsme moeten hebben om allemaal landen richting gas te krijgen en een voortgaand verdienmodel voor de fossiele industrie te organiseren.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil een aantal voorbeelden geven van hoe het verschrikkelijk mis kan gaan. Global Witness publiceerde een rapport over het vliegveld dat gebouwd is bij Manilla. 700 gezinnen zijn daar zonder pardon hun huis uitgezet. Aan de helft werd een nieuw onderkomen beloofd, maar slechts zes gezinnen kregen dat tot nu toe. Mensen hebben geen werk meer en zien hun hele leven instorten. Hoe kan het dat Boskalis hiervoor een ekv van het Nederlandse kabinet heeft gekregen? En hoe valt dit onder maatschappelijk verantwoord ondernemen? Omdat er zoveel vragen zijn over of deze vergunning in dit geval überhaupt uitgegeven had mogen worden, wil ik de Minister vragen om opdracht te geven voor een onafhankelijk onderzoek naar het besluitvormingsproces rondom de toekenning van deze ekv aan Boskalis voor de New Manila International Airport, en naar de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van ADSB en Boskalis.
Ook in Mozambique is het vreselijk misgegaan bij een lng-project. Uit onderzoek van Proximities blijkt dat Atradius niet de kennis in huis had om een goeie inschatting te maken van het uitgeven van die ekv en dat het de veiligheidssituatie niet goed heeft ingeschat. Op het moment dat die vergunning werd verleend, waren er al berichten over onrust in de regio. Was deze situatie ook al bekend bij het ministerie op het moment van toezegging van die ekv? En is de Minister het met mij eens dat deze verzekering eigenlijk gewoon moet worden teruggetrokken en dat er moet worden ingezet op het compenseren van de geleden schade?
Tot slot, voorzitter, aansluitend bij het punt dat de Partij voor de Dieren maakte. Just energy transition is een essentieel onderdeel van de COP26-verklaring, maar ontbreekt volledig in het Nederlandse beleid. Het beleid richt zich op de kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven. Er ontbreekt een visie op hoe we gaan zorgen dat de transitie ook positieve effecten gaat hebben op ontwikkelingslanden, maar dat is cruciaal. Ik vraag de Minister dus graag om hierover een concrete paragraaf op te nemen in het beleid en het beleid op het punt van een eerlijke transitie aan te scherpen.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Dank, mevrouw Kröger. Ik zie een interruptie van de heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Ik dacht: ik doe mijn interruptie even op het einde. Als ik het allemaal goed beluisterd heb, heeft mevrouw Kröger liever dat de situatie in Afrikaanse landen zo blijft en dat er kolen gebruikt worden dan dat er een transitie gemaakt wordt naar het gebruik van gas, hoewel dat tot minder CO2-uitstoot leidt. Ook vindt zij dat Nederlandse bedrijven geen stappen zouden mogen zetten om havens te ontwikkelen zodat de bedrijven in die ontwikkelingslanden beter ontsloten kunnen worden.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De VVD daagt mij hiermee uit om ongeveer mijn hele bijdrage opnieuw te doen, maar dat zal ik niet doen. Nee, wat ons betreft is het op dit moment in de tijd, als je ziet wat er moet gebeuren in een serieus 1,5 gradenscenario ... We leven in 2023 en hebben zeer kort de tijd om de transitie te maken. Het is dan onverantwoord om nu nog nieuwe investeringen in fossiele winning en fossiele infrastructuur te doen. Je wilt juist zorgen dat je hink-stap-springt en versneld de transitie maakt naar duurzame energie. Dan wil je allerlei ontwikkelingslanden juist niet vastzetten in een fossiele lock-in.
De voorzitter:
Dank. Dan gaan we naar Hammelburg voor zijn inbreng in de eerste termijn.
De heer Hammelburg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Tot mijn grote geluk en blijdschap begin ik met te constateren dat echt een ruime meerderheid in de Kamer inmiddels ook inziet dat het klimaat in rap tempo aan het veranderen is. Als wij op dit moment, vandaag de dag, niet ingrijpen, hebben volgende generaties, zo niet deze generatie al, een gigantisch probleem. Dat vraagt om heel snelle actie, die in Glasgow is genomen. We zeggen heel duidelijk: overheden gaan geen steun meer verlenen aan de fossiele industrie, juist om de klimaatverandering te remmen en tegen te gaan. Nederland heeft de verklaring gelukkig ondertekend. Daarin wordt ook duidelijk gezegd: voor eind 2022 moet duidelijk zijn hoe bijvoorbeeld Nederland aan de bak gaat. Het is inmiddels bijna maart en de eerste contouren zijn duidelijk, maar er zitten ook nog heel veel onduidelijkheden in dit beleid, waarover ik ontzettend veel vragen heb, om precies te zijn drie.
De eerste gaat over het transitiejaar. Waarom nog deze tien projecten? Kunnen de Minister en de Staatssecretaris helder maken waarom we nog voor 3,9 miljard aan fossiele steun geven terwijl we eigenlijk hadden afgesproken dat niet meer te doen? Daar moet dan wel een heel goede reden voor zijn, die ik tot nu toe nog steeds niet heb gehoord.
Voorzitter. Dan de leveringszekerheid. Sprekers voor mij hebben al gezegd – mevrouw Teunissen verwoordde het heel mooi – dat investeringen in fossiel voor onze eigen leveringszekerheid niets zeggen over de leveringszekerheid voor morgen of volgend jaar. De inzet op leveringszekerheid begrijp ik op zich wel. Als de inval van de Russen in Oekraïne ons iets heeft laten zien, is dat hoe ontzettend afhankelijk wij zijn van de gasproductie in Rusland, hoewel gelukkig nu niet meer, en andere buitenlandse mogendheden. Die wil je helemaal niet. Bovendien wil je die transitie heel snel maken. Maar morgen en volgend jaar hebben we daar niets aan. Die crisis speelt nu. Volgens mij is de gedachte over de leveringszekerheid geboren uit de oorlog in Oekraïne. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is dan ook: wat kunnen we nu nog zeggen over de leveringszekerheid? Heeft de Staatssecretaris dat zo opgenomen in het beleid omdat hij voorziet dat we over vijftien jaar in de problemen komen met onze leveringszekerheid? Dat zou namelijk in strijd zijn met onze ambities, onze hoop en ook het beleid van dit kabinet, namelijk dat wij heel snel overgaan op een duurzame energievoorziening, waarin we over tien of vijftien jaar überhaupt geen fossiel meer nodig hebben. Dat lijkt dus ontzettend tegenstrijdig.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Mijn interruptie gaat over die 3,9 miljard voor de tien fossiele projecten komend jaar. De Minister voor Klimaat heeft op 30 november heel duidelijk gezegd dat er geen nieuwe projecten zouden kunnen starten die niet binnen de 1,5 graden vallen. Is D66 het met mij eens dat deze tien projecten zeer rap getoetst moeten worden op een 1,5 gradenscenario?
De heer Hammelburg (D66):
Ik blijf bij mijn voorlopige vraag en anders kom ik daar nog wel op terug. Ik wil weten wat de redenen zijn om door te gaan met die tien projecten. We hebben die afspraak inderdaad gemaakt. Het moet gewoon binnen de lijn van 1,5 graad zijn. Als dat niet zo is, vraag ik om de argumentatie en de redenen daarvoor. Of ze nou juridisch zijn of wat dan ook: ik wil ze gewoon graag horen van de Staatssecretaris. Daarna ga ik me beraden op wat ik daarvan vind, zeg ik tegen mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik neem aan dat hij het wel eens is met de uitspraak van de Minister voor Klimaat dat er geen nieuwe projecten mogen starten die niet binnen de 1,5 graden vallen.
De heer Hammelburg (D66):
De uitspraak was: op het moment dat het beleid ingaat, mag dat niet meer het geval zijn. Je kunt bakkeleien over wanneer dat beleid ingaat. Je zou kunnen zeggen: dat gaat volgend jaar in. Daarom vroeg ik ook waarom het zo lang heeft geduurd en waarom we nu, bijna maart 2023, nog discussiëren over wanneer het beleid nou precies ingaat en hoe het nou zit met die tien projecten. Volgens mij heb ik daarover vele vragen gesteld. Ik kijk uit naar de beantwoording van de Staatssecretaris.
Voorzitter ...
De voorzitter:
Ik weet dat u snel verder wilt, maar ik zie nog een interruptie van mevrouw Teunissen. Dit is de laatste interruptie van mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik zal het heel kort houden. De Minister voor Klimaat en Energie zei dat het nog niet duidelijk is of die projecten binnen het 1,5 gradendoel blijven. Is de heer Hammelburg het in ieder geval met mij eens dat we een toets moeten doen op die tien projecten?
De heer Hammelburg (D66):
Ik wil weten wanneer de Staatssecretaris acht dat het volledige Glasgowbeleid, om het maar even zo te zeggen, namelijk de vergroening en de stop van fossiele steun vanuit ekv's, officieel ingaat. Het kabinet zegt nu dat we in een transitiejaar zitten en het beleid volgend jaar pas echt ingaat. Ik vind daar wat van. Dat heb ik net gezegd. Daar wil ik dus tekst en uitleg bij. We kunnen inderdaad ook de vraag stellen of die tien projecten wel of niet voldoen aan die 1,5 graad. Dat is precies waar ik me ook zorgen over maak.
De voorzitter:
Gaat u verder, meneer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Voorzitter. In alle eerlijkheid ben ik wat gevoeliger voor de uitzondering voor ontwikkelingslanden. Ik doe ook Ontwikkelingssamenwerking en spreek daarom heel veel mensen in heel veel ontwikkelingslanden die zeggen: «We hebben nu überhaupt geen energievoorziening. We leven nog in armoede. We willen ook graag op het net worden aangesloten. We willen ontwikkeling. Jullie kunnen lekker makkelijk praten, want bij jullie brandt het licht altijd, maar bij ons nog niet.» Zij zijn vaak nog afhankelijk van bepaalde vormen van fossiel. Ik heb dat natuurlijk liever niet. Ik heb liever dat we gewoon met onze instrumenten en onze ekv's vergroenen, en dat we zeggen: wij gaan hoe dan ook investeren in duurzaamheid in ontwikkelingslanden. Ik vraag de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking: welke instrumenten worden nu ontwikkeld om dat te doen? Ik vraag de Staatssecretaris: hoe worden ekv's ingezet om die groene instrumenten te bevorderen, in plaats van op fossiel te focussen?
Ik wil alleen akkoord gaan met een uitzondering voor ontwikkelingslanden als er ook een duidelijke toets komt, waardoor we aan de hand van een aantal criteria kunnen zeggen: het past inderdaad binnen Glasgow. Het moet ertoe leiden dat de gehele energiemix van een land verbetert, met een heel helder tijdpad en zonder de fossiele afhankelijkheid te verlengen met een investering waar die ekv onder valt. Ik wil dus graag de garantie van de Staatssecretaris dat het binnen de 1,5 graad blijft, dat het op de korte termijn helpt met het verduurzamen van de energiemix van een land en dat er een duidelijk plan komt voor de afbouw van het project waarvoor de ekv wordt uitgegeven.
De heer Dassen (Volt):
Hierover heb ik dadelijk ook een vraag aan de Staatssecretaris, maar ik ben ook wel benieuwd hoe meneer Hammelburg ernaar kijkt. Zo'n uitzondering kan ook als excuus worden gebruikt om de transitie juist niet te maken en ervoor te zorgen dat ontwikkelingslanden hiervan afhankelijk blijven. Het Verenigd Koninkrijk heeft een bepaling opgenomen dat er heel grondig geanalyseerd moet worden of zo'n project schadelijk kan zijn voor de noodzakelijke transitie naar groen. Is de heer Hammelburg het met mij eens dat er minimaal een grondige analyse gedaan moet worden om te voorkomen dat je die transitie in de weg gaat staan?
De heer Hammelburg (D66):
Volgens mij is dat precies wat ik net met andere woorden zei. Het viel ook precies binnen de drie criteria die ik hier stelde. Ja, zeg ik tegen meneer Dassen, dit is precies wat ik bedoel. Het moet inderdaad leiden tot een verbetering, zodat we niet alleen in Nederland die slag in de energietransitie maken maar we andere landen daarin ook helpen, in plaats van dat we ze tegenwerken of ze in het donker laten zitten, want daar vind ik ook wel wat van. We moeten inderdaad samenwerken en juist daarop inzetten. Vandaar ook de vraag aan de Minister en de Staatssecretaris.
Voorzitter, ik rond af. De twee uitzonderingen zijn de leveringszekerheid en de uitzondering voor ontwikkelingslanden. Ik wil eigenlijk nog graag een brief van het kabinet over de criteria die ik net benoemde, of overige criteria die het kabinet nog klaar heeft liggen. Met andere woorden, hoe weten we nu zeker dat het niet gewoon een loophole is, een kiertje, een achterdeur die openstaat om alsnog gewoon lekker te kunnen investeren in fossiel vanuit de overheid? Daar wil ik een garantie op. Ik wil een hele heldere brief waarin beide criteria zijn uitgewerkt, inclusief de vraag van de heer Dassen, om te bezien wat die twee uitzonderingsgronden nou precies betekenen. Anders wordt het voor mij wel heel erg lastig. We moeten gewoon zeker weten dat het beleid waterdicht is en dat we niet weer een loophole creëren voor fossiele investeringen die ervoor zullen zorgen dat de aarde opwarmt ver boven de 1,5 graad, want dat kunnen we ons simpelweg niet permitteren.
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan de heer Dassen voor de inbreng in de eerste termijn namens Volt.
De heer Dassen (Volt):
Dank, voorzitter. Ondanks de woorden «actie, actie, actie» duurde het een hele tijd voordat Nederland ook onder de verklaring van de COP26 in Glasgow ging. Daarin werd gesteld dat er moet worden gestopt met het garantstaan voor fossiele projecten. Ondanks de druk en vooral ook de noodzaak om beleid in lijn te brengen met de 1,5 graad van Parijs schuift het kabinet in onze optiek de noodzakelijke actie toch weer vooruit, terwijl alle rapporten duidelijk zijn: om binnen die 1,5 graad te blijven, moeten we stoppen met investeren in en garantstellen voor fossiele projecten en moeten we de transitie naar groen zo snel mogelijk maken.
Voorzitter. Wat is dan nu precies de reden dat het kabinet toch nog kiest voor een transitiejaar? Nieuwe projecten worden namelijk voor tientallen jaren neergezet. We hebben niet meer de luxe om op die manier naar fossiel te kijken. Deze transitieperiode is een hypotheek op de toekomst en we weten dat we die hypotheek niet meer terug kunnen betalen. We lezen over de bouw van een nieuw drijvend productieplatform. Hoe kan de Staatssecretaris dat rijmen met het in lijn brengen met de 1,5 graad? Ik ben benieuwd hoeveel aanvragen er zijn ingediend voor dit soort projecten in de periode tussen het moment van de COP26 en 31 december 2022. Hoe is dat relatief gezien, in vergelijking met andere jaren?
Voorzitter. Er is nog veel onduidelijkheid over de uitzonderingen. Waarom worden er uitzonderingen gemaakt? Welke zijn er op dit moment? Hoe werken die uitzonderingen? Vallen bijvoorbeeld nieuwe projecten die in 2023 worden gefinancierd, in 2024 alsnog onder de uitzonderingen omdat het dan om bestaande infrastructuur gaat? Kan de Minister bijvoorbeeld toezeggen dat alle projecten die pas na 2023 worden neergezet ook niet meer in aanmerking komen voor uitzonderingen?
Over een andere uitzonderingsgrond hadden we net een kort interruptiedebat: als er geen energiealternatieven beschikbaar zijn in lage-inkomenslanden. Het VK heeft ook deze uitzondering, maar heeft daaraan toegevoegd dat er een gedetailleerde analyse moet worden gedaan om uit te sluiten dat de uitzondering de transitie naar groen niet in de weg staat. Het ontbreken hiervan kan ervoor zorgen dat dit als excuus kan worden gebruikt om de transitie niet te maken. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat deze uitzonderingen er zijn? Kan hij garanderen dat er ook dit soort grondige analyses aan ten grondslag liggen?
De voorzitter:
Ik zie een interruptie van de heer Klink, of toch niet? De heer Hammelburg heeft geen interrupties meer. Hij heeft er al vier gehad. Gaat u verder, meneer Dassen.
De heer Dassen (Volt):
Voorzitter. In Denemarken wordt de exportkredietverzekering voornamelijk ingezet voor duurzame investeringen, bijvoorbeeld in windenergie. Het kabinet is daar ook op aan het inzetten, al is me nog niet duidelijk hoe dat er precies uit gaat zien. Hoe ontwikkelt het aandeel groen zich ten aanzien van fossiel? Wat zijn de verwachtingen voor de komende jaren? Wanneer is het aandeel groen flink gestegen en zetten we fossiel op nul? Wat zijn de voornaamste belemmeringen voor het verlenen van groene exportkredietverzekeringen? Welke veranderingen moeten worden doorgevoerd om groene projecten te stimuleren? Is er op dit moment ook voldoende kennis aanwezig om dat te kunnen doen? Aansluitend daaraan ben ik heel erg benieuwd hoe lokale initiatieven daaraan worden gekoppeld.
Voorzitter. Er is ook veel klimaatwinst te halen in landen in ontwikkeling, maar financiering rondkrijgen is daar natuurlijk moeilijk. Zo horen we dat Europese bedrijven de financiering niet rond kunnen krijgen voor bijvoorbeeld een samenwerkingsproject tussen landen in zuidelijk Afrika om gezamenlijk elektrische auto's te ontwikkelen in Zuid-Afrika met behulp van groene stroom uit Namibië en kobalt uit Congo, dat gedeeltelijk wordt geraffineerd in Zambia. Er zijn voor dit soort projecten ook ekv's beschikbaar. Hoe zouden die daarvoor kunnen worden gebruikt?
Voorzitter. Dinsdag hebben we met het kabinet een discussie gehad over het belang van het meenemen van de Global South. Minister Hoekstra gaf aan dat onze aanwezigheid belangrijk is voor het verbeteren van de relatie met hen en dat we ons meer moeten bezighouden met de belangen van die landen zelf. Kan de Minister reflecteren op hoe de ekv daaraan kan bijdragen? Ziet zij ook risico's die de ekv kan vormen voor onze relatie met de Global South wanneer zij te eenzijdig onze eigen belangen gebruiken?
Dank u wel.
De heer Klink (VVD):
De heer Dassen stipte Denemarken aan. Ik was benieuwd wat de heer Dassen vindt van de aanpak van andere Scandinavische landen. Noorwegen en Zweden hebben echt een Team Sweden-aanpak, waarbij de Zweedse versies van Atradius, RvO, Invest-NL en de ministeries van Buitenlandse Zaken, van Economische Zaken en van Financiën veel integraler kijken naar aanpakken en aanvragen op dit terrein. Zou Nederland dat wat u betreft ook moeten doen of moeten we het maar laten zoals het nu is?
De heer Dassen (Volt):
Ik ben niet helemaal bekend met de Team Sweden-aanpak, maar het lijkt mij heel goed om integraal naar vraagstukken te kijken. In dat opzicht denk ik dat ik dat helemaal zou toejuichen.
De voorzitter:
Ik draag nu even het voorzitterschap over aan mevrouw Teunissen, zodat ik een eigen interruptie kan plegen.
Voorzitter: Teunissen
De voorzitter:
Ja, gaat uw gang, meneer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
De heer Dassen benoemde in het sluitstuk van zijn inbreng een belangrijk thema, namelijk wat dit beleid en de handelwijze van Nederland doen met de andere landen, ook geopolitiek gezien. Dat vind ik juist een hele belangrijke. Ik begrijp ook de vraag die de collega stelde over de 1,5 graad, want dat is de doelstelling, maar er spelen hier meerdere belangen. Die meerdere belangen gelden inderdaad ook in de geopolitieke relaties die we hebben. Ze gelden ook voor ons bedrijfsleven en ook voor het verdienvermogen van die opkomende landen. De vraag aan de heer Dassen is even of we het beleid dat er nu ligt en dat nog wat nat is – het is nog niet helemaal droog – eens onafhankelijk zouden moeten doornemen. Ik bedoel daarmee dat we er iemand op zetten die een beleidsdoorlichting doet op deze belangrijke punten om te zien hoe de effecten uitwerken. Dan kunnen we inderdaad kijken naar de effecten van de 1,5 graad, de effecten op ons bedrijfsleven en de impact van andere landen. Dan hebben we volgens mij een heldere kijk op wat ons dit gaat brengen, want dit is een vrij technisch verhaal met uitzondering op uitzondering.
De heer Dassen (Volt):
Ik weet niet of ik de heer Amhaouch helemaal goed begrijp. Het klinkt voor mij heel erg verdragend. Ik stel de vraag ook in het kader van de geopolitieke situatie, juist omdat heel veel projecten waarvoor we de afgelopen jaren garant hebben gestaan, ervoor hebben gezorgd dat wij ontzettend veel grondstoffen, geld en ontwikkeling hebben onttrokken aan landen in Afrika en de rest van de wereld. Dat zorgt ervoor dat er nu ook naar ons wordt gekeken van: ja, jullie kunnen ons wat; hoe kunnen we jullie vertrouwen? Dat zei Minister Hoekstra afgelopen week ook in het debat over Oekraïne. Ik weet dus niet zo goed wat voor analyse er dan moet gebeuren, maar wel belangrijk is dat als wij gaan investeren in groen, men daar ook lokaal van gaat profiteren. Daarom stelde ik die vraag ook. Dan krijgen we een eerlijkere relatie en is er ook economische ontwikkeling mogelijk. Wij moeten niet, zoals in Mozambique, grondstoffen onttrekken, waarmee we de hele regio overhoop schoppen, er mensenrechtenschendingen zijn en het milieu beschadigd raakt. Ik zou er dus voor willen pleiten dat we deze kans aangrijpen om, juist in de geopolitieke context, goed na te denken over hoe we tot een eerlijkere relatie kunnen komen waarbij beide kanten profiteren.
De voorzitter:
U had geen interruptie meer, meneer Amhaouch. Was de heer Dassen al klaar met zijn betoog? Ja? Dank u wel, heer Dassen. Dan geef ik het woord aan de heer Amhaouch van het CDA voor de inbreng in de eerste termijn.
De heer Amhaouch (CDA):
Dank, dank, voorzitter. Een strenge voorzitter!
Voorzitter. We hebben het vandaag over de exportkredietverzekeringen, een belangrijk instrument voor de Nederlandse bedrijven om onze exportpositie te waarborgen en te versterken. Ik wil het vandaag over drie zaken hebben. Eén. Dient de ekv het Nederlandse industrie- en exportbeleid? Twee. Doen we in het licht van deze transitie van leveringszekerheid ook de goede dingen? Drie. Sluit het ekv-instrument nog aan bij de toekomst?
Voor het eerste punt ga ik een stap terug in de tijd, want los van de groene discussie die nu speelt, is de ekv altijd een verlengstuk geweest van het Nederlandse export- en industriebeleid. Kan de Staatssecretaris reflecteren op het ekv-instrument in de periode voor de COP26? Wat ging toen goed en wat ging minder goed? Liep het instrumentarium in de pas met de doelstellingen van het Nederlandse industrie- c.q. exportbeleid? Was het concurrerend genoeg binnen het Europese speelveld, maar bijvoorbeeld ook ten opzichte van andere landen die mondiaal heel actief zijn, zoals Japan en Zuid-Korea? Wat is er nu nodig om de industrie en de export hiermee in lijn te brengen en concurrerend te maken? Deze reflectie is voor het CDA belangrijk, omdat wij voor een sterke Nederlandse maakindustrie zijn; daar hoort een goed exportinstrumentarium bij.
Voorzitter. Ten tweede wil ik het hebben over de periode na de COP26-verklaring, die we in november 2021 hebben getekend. In februari 2022 brak de oorlog in Oekraïne uit, die onze afhankelijkheid van gas heeft uitvergroot. De afgelopen jaren hebben we in de EU in het kader van Fit for 55 en de Green Deal discussie gevoerd over de vraag: wat is groen? Als je op COP26 reflecteert met die tijdlijn in gedachten, is wat we nu doen dan het goede volgens de Staatssecretaris en de Minister? Daarbij heb ik twee vragen. Is het niet logischer om de uitfasering van fossiele brandstoffen, die ook gradaties kent – kolen zijn slecht, olie is minder slecht en gas is beter – op een andere manier te temporiseren? Dat sluit aan bij wat er in Europa speelt op het gebied van gas en kernenergie, namelijk dat zij nog groen zijn: gas tot 2035 en kernenergie tot 2045. Want in de komende jaren gaan fossiele projecten mondiaal onvermijdelijk door. Ik heb net in het debatje dat we hadden ook aangegeven dat het IEA voorspelt dat gas tot 2040 nog doorstijgt naar 25% van de wereldwijde energie.
Is het wenselijk als andere landen die de COP26 hebben ondertekend of een lossere interpretatie aanhouden, projecten oppakken die we eigenlijk duurzamer en verantwoorder kunnen doen? Met name op het gebied van methaanuitstoot bij gaswinningen is Nederland heel erg sterk ten opzichte van andere landen. We hebben in het kader van de Nederlandse en Europese leveringszekerheid ook een eigen belang; zie ook de uitzondering van prioritaire projecten. Maar hoe beoordeelt de Staatssecretaris dan de tweeledigheid dat bedrijven geen ekv krijgen om fossiele projecten, lees gas, in Afrika te doen, maar dat zij in het kader van de leveringszekerheid in potentie wel gas en lng van Afrika gaan afnemen? Is dat niet een beetje hypocriet?
Voorzitter. Dan het derde punt: hoe gaan we dan wél de juiste dingen doen? De vraag is of het ekv-instrument toereikend is voor het bereiken van de transitie door duurzame en innovatieve Nederlandse technologieën. We horen veel signalen dat de risicobeoordeling door Atradius DSB te conservatief is en dat het instrumentarium te beperkt is om competitief te kunnen blijven. Is de export van onze duurzame technologie volgens de Staatssecretaris niet juist iets wat we moeten stimuleren, ook om in het internationale speelveld tegenwicht te kunnen bieden aan landen als China en Japan, die de COP26-verklaringen niet hebben geïmplementeerd? Graag hoor ik hoe de Staatssecretaris hiertegen aankijkt en of hij bereid is te kijken naar het groener en competitiever maken van het ekv-handelsinstrumentarium, bijvoorbeeld met langere terugbetalingstermijnen, flexibele aflossingen, lagere aanbetalingen of competitieve premies, en ga zo maar door. Is de Staatssecretaris in gesprek met sectoren, bijvoorbeeld de maritieme industrie of de techindustrie, over de risico's waar zij mee te maken hebben en over wat zij nog nodig hebben voor een gelijk speelveld?
Voorzitter. Ik rond af. Ik heb bij het voorliggende beleid een beetje gemengde gevoelens: de richting is goed, maar ik vraag me af of we in de huidige context de juiste dingen doen. Ik vraag de Staatssecretaris dan ook of hij openstaat voor een onafhankelijke beleidsdoorlichting op de korte termijn, zodat we de impact op verschillende belangrijke deelgebieden helder krijgen. Dat kan over 1,5 graad gaan, maar ook over de impact op ons verdienvermogen, over het toekomstig verdienvermogen van opkomende landen en over de vraag of wij geopolitiek de juiste keuzes maken. Volgens mij kan het stuk daar alleen maar beter van worden.
De voorzitter:
Dank aan de heer Amhaouch. Dat was precies binnen de tijd. Ik zie dat er nog een interruptie is van de heer Klink, van de VVD.
De heer Klink (VVD):
Ik had er nog één volgens mij. Hoe kijkt de heer Amhaouch aan tegen OESO-landen die de verklaring nog niet hebben ondertekend of tegen andere landen die de verklaring wel hebben ondertekend, maar die nog niet met beleid zijn gekomen? Wat vindt hij daarvan? En wat zou Nederland moeten doen met die constatering?
De heer Amhaouch (CDA):
De heer Klink heeft het over OESO-landen, maar ik zou dichter bij huis willen blijven. Alleen al binnen Europa zijn er verschillende situaties in landen die de COP26-verklaring ondertekend hebben. Volgens mij heb ik net zelf al het voorbeeld gegeven van Duitsland en Italië, die beide hebben ondertekend, maar daar nog totaal geen invulling aan hebben gegeven. Duitsland heeft het beleid om kerncentrales dicht te gooien en gaat dus wereldwijd op zoek naar gas. Italië is, net als Nederland, sterk in de offshore en gaat gewoon projecten aanpakken. Ik vind het dus wel een probleem als wij met z'n allen Parijs ondertekenen, maar wij vervolgens binnen Europa – ik heb het dan nog niet eens over de rest van de wereld – al een verschillend speelveld krijgen. Dat is wel een groot probleem. Ik vraag hier dan ook aan de Minister of dit ook besproken wordt. In Europa sluiten we gezamenlijk, met z'n allen, handelsverdragen, maar bij een instrumentarium zoals dit gaat iedereen toch zijn eigen gang. Dan is het toch: what's in it for me?
De voorzitter:
Dank. We zijn aan het eind gekomen van de eerste termijn van de Kamer. Ik geef het voorzitterschap weer terug aan de heer Amhaouch.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Dan schors ik de vergadering tot 14.45 uur en dan ga we daarna verder met de eerste termijn van het kabinet.
De vergadering wordt van 14.18 uur tot 14.50 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemiddag. Welkom bij de vaste commissie voor Financiën. We gaan verder met het commissiedebat Exportkredietverzekeringen/Handelsinstrumentarium. We zijn aangekomen bij de eerste termijn van het kabinet. Aanwezig zijn de Staatssecretaris van Financiën en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Ik geef de Staatssecretaris van Financiën als eerste het woord.
Staatssecretaris Van Rij:
Dank u wel, voorzitter. Verschillende sprekers hebben gevraagd naar de uitwerking van de COP26-verklaring. Daarom zou ik daarop eerst willen ingaan. Dan wil ik ingaan op een aantal specifieke vragen over onder meer het project in Mozambique, de Filipijnen en het mvo-beleid in relatie tot ekv en daarna op overige zaken.
Het is meer dan een jaar geleden dat het kabinet in Glasgow de COP26-verklaring ondertekende. In de brief aan de Kamer van 8 november 2021, u wel bekend, schreef het toenmalige demissionaire kabinet de internationale overheidssteun aan de fossiele energiesector voor eind 2022 te willen beëindigen, maar het gaf daarbij wel aan dat de deadline van eind 2022 ambitieus was en dat dit jaar benut zou worden om met de betrokken sectoren, de ngo's en het bedrijfsleven tot een zorgvuldige implementatie te komen. Uw Kamer is vorig jaar meerdere malen geïnformeerd over de voortgang van dat proces. We zijn niet over één nacht ijs gegaan. Ik besef heel goed dat het misschien voor de een te snel en voor de ander te langzaam gaat, om daarmee te beginnen. Maar over het einddoel zijn we het wel allemaal eens. In de COP26-verklaring is dat zo ook heel duidelijk geformuleerd.
Ik kom dan maar meteen op de brief van 3 november, waarin we het beleid op basis van al die consultaties uiteengezet hebben. Helemaal onderaan pagina 1 van die brief staat: «Ondertekening van de COP26-verklaring betekent tegelijkertijd beëindiging van nieuwe ekv-steun aan de fossiele energiesector per 1 januari 2023, behoudens beperkte en duidelijk gedefinieerde uitzonderingen die in lijn zijn met de 1,5 gradendoelstelling.» Wat dat betreft, is er eenheid van kabinetsbeleid. In de vergadering van 30 november heeft de heer Jetten daar natuurlijk ook iets over gezegd, maar die weergave is eigenlijk precies zoals die in deze brief is bedoeld. Ik kom straks nog op de meer specifieke vragen die daarover gesteld zijn: wat betekent die uitzondering dan, waarom is voor de transitie gekozen van een jaar en hoeveel projectaanvragen zijn voor wat betreft de fossiele sector ingediend? Het is echt onze bedoeling, ons uitgangspunt, om recht te doen aan de klimaatdoelen en de COP26-verklaring en om daar een serieus vervolg aan te geven, zoals in de brief is uiteengezet.
Er zijn tien aanvragen ingediend voor fossiele projecten. In de antwoorden op de Kamervragen zijn we daar vrij uitgebreid op ingegaan. Die zijn u wat laat geworden. In totaal gaat het daarbij inderdaad om 3,9 miljard. Een van de aanvragen betreft een transactie gerelateerd aan het downstreamdeel van de waardeketen en valt daarmee buiten de reikwijdte van de COP26. Over één aanvraag is momenteel te weinig informatie bekend om te kunnen bepalen aan welk gedeelte van de waardeketen de transactie is gerelateerd. De overige acht hebben we ook weergegeven. In ieder geval één ervan betreft de levering van vaartuigen voor bestaande offshore olie- en gasinfrastructuur. Die valt onder de uitzonderingen van het COP26-beleid en zou dus ook na de transitieperiode in aanmerking komen voor ekv-dekking. Dat is zo, omdat het specifieke voertuigen betreft ten behoeve van de ondersteunende diensten voor de bestaande fossiele infrastructuur. Voor alle andere, die natuurlijk goed bekeken gaan worden, geldt eigenlijk het citaat uit de brief van 3 november jongstleden, dat ik bewust heb aangehaald. Om nog helemaal exact te zijn: van die acht aanvragen zijn er twee gerelateerd aan het midstreamdeel van de waardeketen. Daarvoor zijn nog geen dekkingstoezeggingen gedaan, laat staan polissen verstrekt. Voor zes gevallen zijn wel dekkingstoezeggingen gedaan. Dat hebben we ook uitgelegd. Daarbij gaat het in totaal om 8,4 miljoen. Drie van die dekkingstoezeggingen betreffen transacties gerelateerd aan een project in het downstreamdeel van de fossiele waardeketen. Dat is waar we nu staan. Die aanvragen zijn dus voor het einde van vorig jaar ingediend.
U vroeg waarom er dan een transitietermijn van één jaar is. Nou, aan de ene kant speelt daarbij mee dat de COP26 plaatsvond in november 2021. Het bedrijfsleven moest zich daar natuurlijk op instellen. Dit zijn projecten met een langere looptijd. Het tweede is dat wij rekenschap hebben gegeven van in totaal drie moties die door een meerderheid van de Kamer zijn aangenomen. Dat betreft de motie-Hammelburg c.s. over de vergroening en het hele beleid rondom ekv en groene dekking – daar kom ik zo op terug – maar er is ook de motie-Heinen c.s., die heel nadrukkelijk op het level playing field heeft gewezen. Zoals verschillende sprekers hebben gezegd, is het juist dat de COP26 26 landen betreft. Helaas hebben niet alle EU-lidstaten de COP26-verklaring getekend, maar we zien ook dat een aantal van de landen die de COP26-verklaring wel hebben getekend, beleid hebben ontwikkeld, zoals wij. Andere hebben dat nog niet gedaan. Duitsland en Italië zijn genoemd. Voor ons zijn dat niet onbelangrijke landen. Daarentegen heeft België dat gelukkig wel gedaan. België is natuurlijk een belangrijk land voor ons. Het is niet alleen een buurland, maar ook een land dat op het gebied van export, zeker op het gebied van de maritieme sector, een type bedrijvigheid heeft dat concurrerend is. Ik heb daar zelf meerdere malen over gesproken met de Minister van Financiën van België, die dit in zijn portefeuille heeft. Er is ook heel goed ambtelijk overleg geweest. Dat geldt zeker niet alleen voor België, maar ook voor de andere landen. Er zijn natuurlijk landen die beleid hebben ontwikkeld. Om er een paar te noemen: het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Finland, en buiten de EU ook Canada.
Wat toch het meest ingewikkeld blijft, is dat een aantal landen buiten de EU de COP26-verklaring niet hebben getekend. Dat zijn landen die ook door u zijn genoemd: China, Korea en Japan. Wij blijven natuurlijk ons uiterste best doen om meer landen achter de COP26 te krijgen. Wij luisteren heel goed naar wat de ngo's op dit punt brengen. Daar komen we straks op terug, als we het over de specifieke projecten en over het mvo-beleid hebben. Het is dus én bedrijfsleven én ngo's.
We zijn ons bewust van de concurrentiepositie van de exporteurs. Aan de andere kant: de gesprekken ... U noemde dat ook al. U spreekt natuurlijk ook met ngo's en met het bedrijfsleven. Het bedrijfsleven heeft natuurlijk ook allemaal heel goede ideeën, met name om de vergroening aanzienlijk te versnellen.
De voorzitter:
Maakt u dit blokje af? Ik zie dat er leden zijn die willen interrumperen.
Staatssecretaris Van Rij:
Dit is mijn algemene inleiding en daarna wil ik nog op wat concrete punten ingaan. Maar het is prima als vragen worden gesteld.
De voorzitter:
Maak eerst de inleiding even af, en dan gaan we naar de vragen.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja. Nou, ik wilde met name wijzen op de brief van 3 november, pagina 5 onderaan, op de zes onder «Verdere vergroening ekv-instrumentarium». Wat in gang gezet is, is de verruiming van de definitie van «exporteur». Dat is de eerste maatregel. De tweede is de flexibilisering van het CIRR-loket – Commercial Interest Reference Rate – en de derde is het proactief opzetten van kredietlijnen. Maar ook die andere drie komen. Om er maar een van de drie uit te halen: de restwaardegaranties voor groene kapitaalgoederen. Als je groene schepen maakt – dat is echt een nieuw product – en die wilt exporteren, dan zal de afnemer ... Want ja, wie kan iets zinnigs zeggen over het restwaarderisico van een groen schip? Daar is immers geen trackrecord van. Dat daarbij extra garanties gegeven moeten worden om die export te kunnen bevorderen, ook in de vorm van een ekv: daar gaan we heel serieus naar kijken. Dus dit soort signalen pakken we ook echt op om juist die vergroening een extra injectie te geven.
Voorzitter. Dat was mijn inleiding over COP26.
De heer Hammelburg (D66):
Ik hoor de Staatssecretaris heel duidelijk zeggen dat ook voor het transitiejaar is gekozen omdat een aantal voor de Nederlandse exportmarkt concurrerende landen óf beleid nog niet hebben uitgewerkt óf ook een transitieperiode hebben ingevoerd. De Staatssecretaris noemt specifiek de maritieme sector. In dit verhaal is het toch wel echt belangrijk om te benoemen dat België een echt concurrerend land is op deze markt. Nou is België inderdaad wel een land dat ook beleid heeft uitgewerkt. Naar mijn weten is de transitieperiode bij de Belgen zes maanden en niet twaalf maanden. Waarom heeft Nederland, dit kabinet, dan toch gekozen voor twaalf in plaats van zes maanden, terwijl we gelijk zouden kunnen optrekken met de Belgen?
Staatssecretaris Van Rij:
Wat de Belgen hebben gedaan, hebben we niet een-op-een gecopy-pastet. De Belgen hebben eigenlijk voor een andere vorm gekozen. In het Belgische beleid zijn veel meer uitzonderingen mogelijk. Zij zeggen wel: zes maanden. Wij vonden het belangrijk om dat ene jaar ook echt dat ene jaar te laten zijn. De uitzonderingen die bij ons gelden, sluiten ook echt aan bij REPowerEU of het internationale beleid. Ik treed wat te veel in detail, maar we kunnen dit wel delen met de Kamer. Nou zeg ik het een beetje onparlementair, maar daarmee wil ik de Belgische regeling niet tenietdoen, want zij handelen wel helemaal in de geest van. Bij de Belgische regeling geldt eigenlijk: als je een projectaanvraag doet en toch goed kunt beargumenteren dat ... Daar kozen wij liever niet voor. Wij zetten liever de norm stevig neer, en dat is dan de regel in plaats van de uitzondering de regel laten bevestigen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
De Staatssecretaris had het over het zorgvuldig afbouwen van fossiele-exportsteun. Hij noemde een aantal van de projecten en zei verder dat die nog goed bekeken gaan worden. Aangezien we dat zorgvuldig moeten doen, is het toch ook goed om al te toetsen of die projecten voldoen aan de 1,5 gradendoelstelling? En zo niet, dan moeten we een nieuwe afweging maken in het kader van een mogelijke transitie. Is de Staatssecretaris het met de Partij voor de Dieren eens dat we in ieder geval in het kader van dat afbouwen moeten toetsen of projecten nog voldoen aan de 1,5 gradendoelstelling?
Staatssecretaris Van Rij:
Ik blijf gewoon bij de tekst van de brief van 3 november, waaruit ik zojuist geciteerd heb. Dat is echt het kabinetsbeleid. Dat zegt dus echt: afbouw per 1 januari 2023 – nou, dat staat – behoudens beperkte en duidelijk gedefinieerde uitzonderingen die in lijn zijn met de 1,5 gradendoelstelling. Punt.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ja, precies, maar mijn vraag is aanvullend. Inderdaad, als we uitgaan van het regeringsbeleid, moeten alle projecten in lijn zijn met de 1,5 graad na 2023. Maar ik heb het nu over de fossiele projecten die de Staatssecretaris net heeft opgenoemd en waarvan hij zegt: daar gaan we goed naar kijken. Het lijkt mij dan logisch dat we in het kader van de afbouw dan ook gaan toetsen of die projecten aan die 1,5 graad voldoen of niet.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik ben juist vrij specifiek ingegaan op wat er op dit moment aan aanvragen ligt: tien. Je kan ze ook niet helemaal over één kam scheren. Daarvan zijn er al sowieso twee die onder de uitzonderingen vallen. We gaan het echt van geval tot geval bekijken. We zullen daar natuurlijk volstrekt transparant over zijn. We hebben ook bewust voor het transitiejaar gekozen om een stuk zekerheid te geven, ook aan het bedrijfsleven en – daar wil gewoon heel helder over zijn – ook als het om fossiele projecten gaat die gewoon voldoen aan de voorwaarden van dat transitiejaar. De keuze is geweest om dat tot een jaar te beperken, maar dan wel die zekerheid te geven. Nou, misschien zijn we daarin wat rechtlijniger dan andere landen, zoals we zojuist hebben besproken.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
De Staatssecretaris zegt: we gaan die tien projecten van geval tot geval bekijken. Kan hij dan ook toezeggen dat hij van geval tot geval op die 1,5 graad gaat toetsen?
Staatssecretaris Van Rij:
Ik ga dat niet toezeggen zoals dat gevraagd wordt door mevrouw Teunissen. Ik blijf gewoon bij de brief. Ik heb uitgelegd waarom we voor dat ene jaar gekozen hebben voor de transitie. We gaan daar heel zorgvuldig mee om, van project tot project. En dat is het. Ik ga hier niet toezeggen dat wij een 1,5 gradentoets gaan uitvoeren op de projecten die voor 1 januari jongstleden zijn ingediend en die wij in 2023 in behandeling gaan nemen. We volgen gewoon de normale procedure, dus: dekkingstoezegging eventueel gevolgd door een polis.
De voorzitter:
Een interruptie van meneer Klink, en daarna van mevrouw Kröger.
De heer Klink (VVD):
Voorzitter, mevrouw Kröger heeft op dit punt nog een vraag. Ik ben tegenover haar heel collegiaal: zij mag wel even voor.
De voorzitter:
Zo kennen we u, meneer Klink. Mevrouw Kröger voor een interruptie.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik vind dit antwoord van de Staatssecretaris echt bijzonder onbevredigend aangezien de Minister voor Klimaat gewoon tegen de Kamer heeft gezegd dat heel kritisch zal worden bekeken of die projecten – het ging om de projecten in het transitiejaar – nog passen binnen het 1,5 gradenscenario. Dus dat is een toezegging. Mijn vraag is dus: hoe gaat bekeken worden of deze projecten passen binnen het 1,5 gradenscenario?
Staatssecretaris Van Rij:
Ik zie daar helemaal geen licht tussen. Mij wordt gevraagd of het kabinet wil toezeggen dat er een toets komt. Dat we dat gaat doen voor dit type, in deze transitiefase, staat niet in de brief van 3 november, en dat is ook niet door Minister Jetten gezegd. Ik heb gezegd dat we daar heel zorgvuldig naar gaan kijken. Ik heb ook de tien projecten genoemd, en daar wil ik het bij laten. Daar zit geen licht tussen. Ja, mevrouw Kröger probeert het natuurlijk, en dat is haar goed recht, voorzitter, want zij denkt daar anders over, net als mevrouw Teunissen. Mevrouw Teunissen wil de ekv bij voorkeur al helemaal afgeschaft hebben. Quod non. Dat mag. En mevrouw Kröger wil helemaal geen transitiefase. Alleen, wij kiezen daar wel voor.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Het is een beetje flauw dat de Staatssecretaris nu lekker de aanval kiest. Dat mag, en dat is dan weer zijn goed recht, maar de Minister voor Klimaat, die verantwoordelijk is voor het klimaatbeleid, zegt ons toe dat heel kritisch zal worden bekeken of projecten passen binnen de 1,5 graad. Ik vraag de Minister hoe dat dan gaat gebeuren. En dan is het antwoord «we gaan het kritisch bekijken» of «we gaan het zorgvuldig doen» niet genoeg. Mijn vraag is: hoe? Mevrouw Teunissen vraagt om een toets. Nou, de Staatssecretaris zegt: nee, geen toets. Maar hoe dan wel? Hoe gaat bekeken worden of deze projecten passen binnen de 1,5 graad? Want dat is de toezegging aan deze Kamer.
Staatssecretaris Van Rij:
Namens het kabinet blijf ik gewoon bij de brief van 3 november. Dat heeft de heer Jetten ook gedaan. Over de verschillende projecten en het vervolg daarvan komen wij echt nog wel met de Kamer te spreken. Ik heb gezegd dat wij die zorgvuldig zullen behandelen. De heer Jetten heeft gezegd dat we daar kritisch naar zullen kijken. Nou, ik heb duidelijk aangegeven waarom wij voor die transitietermijn hebben gekozen. Daar komen we nog met de Kamer verder over te spreken.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dit is gewoon op geen enkele manier een antwoord. De Staatssecretaris zegt net tegen mevrouw Teunissen dat geen additionele procedure gevolgd gaat worden voor deze tien projecten en dat gewoon de normale procedure gevolgd wordt. De Minister heeft gezegd: er zal heel kritisch bekeken worden hoe deze projecten vallen binnen het 1,5 gradenscenario. De Staatssecretaris hoeft dat niet nu voor mij op te lepelen, maar dan wil ik wel nog voordat deze projecten gehonoreerd worden en een volgende fase ingaan, op schrift hebben hoe wordt vormgegeven aan dat kritisch bekijken of dat past binnen 1,5 graden, zodat dat voor mij als Kamerlid en voor ons als Kamer duidelijk is.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik probeer juist altijd duidelijke antwoorden te geven. Ik denk dat de brief van 3 november plus de antwoorden die wij gegeven hebben op 21 februari, wat dat betreft gewoon heel duidelijk zijn. Ik begrijp dat mevrouw Kröger in dezen volhardend is, maar nogmaals: de tien projecten waarvoor de aanvragen zijn ingediend, zullen in behandeling worden genomen en daar komen wij op terug. Daarbij zal rekening gehouden worden met wat de brief van 3 november daarover zegt. De heer Jetten heeft niet iets anders gezegd dan het kabinet in de brief van 3 november.
De heer Klink (VVD):
Zo zie je maar dat er in de Kamer verschillende geluiden zijn. Ik ben juist wel voor het behoud van de ekv en voor een goede transitieperiode. Mijn vraag gaat over punt 3 op pagina 6, waar de Staatssecretaris al naar verwees: restwaardegaranties voor groene kapitaalgoederen. Misschien komt de Staatssecretaris daar nog op terug, maar in mijn bijdrage vroeg ik ook naar de beoordeling op basis van toekomstige cashflows. Bij Atradius gaat het niet zozeer over de projecten van het mkb, maar vooral over die van het grotere bedrijfsleven. Is dat bij Atradius voldoende in positie om ook meer met risico te doen? Krijgen zij daarvoor voldoende comfort van het Ministerie van Financiën? Uiteindelijk hebt u een positie om daar iets van te vinden.
De voorzitter:
We zitten eigenlijk nog bij de inleiding. Ik weet niet of deze vraag bij de inleiding past. Anders komt die dadelijk terug.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, die komt zo terug.
De voorzitter:
Dan telt dit gewoon als één interruptie en dan geven we de Staatssecretaris dadelijk de gelegenheid om daarop te antwoorden. Dan geef ik het woord aan de heer Dassen voor een interruptie. We zijn nog steeds bij het blokje inleiding. De heer Dassen.
De heer Dassen (Volt):
Ik wil graag toch nog even doorgaan op wat mijn collega's net vroegen, want zo blijft wel onduidelijk wat de Staatssecretaris nu precies gaat doen. Er wordt aangegeven: behoudens beperkte en duidelijk gedefinieerde uitzonderingen die in lijn zijn met de 1,5 gradendoelstelling. De vraag die meer partijen in de Kamer hebben, is: hóe gaat dat nu getoetst worden? De Staatssecretaris geeft in zijn antwoord eigenlijk geen antwoord op deze vraag, want hij zegt: wij gaan daar kritisch naar kijken. Maar dat is niet wat wij vragen. Wij willen namelijk weten hóe de Staatssecretaris dat gaat doen. Als hij dat antwoord nu nog niet heeft, wat ik helemaal kan begrijpen, dan is dat oké, maar mijn collega, mevrouw Kröger, vraagt of de Staatssecretaris dan kan toezeggen dat aan de Kamer nog voordat deze projecten worden goedgekeurd, zal worden meegedeeld hoe deze toets gaat plaatsvinden.
Staatssecretaris Van Rij:
Kijk, we hebben sowieso ook met het internationaal beleid te maken van het Internationaal Energieagentschap. Wat ik zal doen, is in een brief vastleggen welk kader wij zullen hanteren bij de beoordeling van die projecten. Een dergelijke brief wil ik wel toezeggen om daar wat meer duidelijkheid over te geven. De brief kan wat mij betreft vrij snel naar de Kamer gestuurd worden.
De voorzitter:
Dank. Dan noteren we die. De heer Dassen, u houdt een vingertje half omhoog, omlaag ... Zegt u het maar.
De heer Dassen (Volt):
Ja, sorry, voorzitter. Het is fijn dat de Staatssecretaris daarin meebeweegt. Als ik de toezegging goed begrijp, is het kader om binnen die 1,5 graad te blijven en zullen wij die brief ontvangen voordat goedkeuring wordt gegeven aan die verschillende projecten.
Staatssecretaris Van Rij:
Nee, voorzitter. Mij is gevraagd: wat is het beleid in dit transitiejaar ten aanzien van de fossiele projecten? Daarop heb ik gezegd: de brief van 3 november. Daarop is een aanvullende vraag gekomen: dat vinden wij onduidelijk; wij willen eigenlijk uw afwegingskader weten. Ik heb verwezen naar de brief van 3 november. Wat dat afwegingskader is, zullen we uitwerken in een nadere brief. Dat blijft dus in lijn met datgene wat geschreven is onderaan pagina 1 van die brief.
De voorzitter:
Dan geef ik nu even het voorzitterschap over aan mevrouw Teunissen zodat ik zelf een interruptie kan plegen.
Voorzitter: Teunissen
De voorzitter:
Gaat u uw gang. Meneer Amhaouch, CDA.
De heer Amhaouch (CDA):
Dank. Ik heb een vraag aan de Staatssecretaris over de inleiding. De COP26-verklaring is getekend in november 2021. Sinds februari 2022 ziet de wereld er toch wel een beetje anders uit. Ik denk aan ons eigen handelen en het handelen van Europa. Wij hebben zelf de wereld afgestruind voor gas. En het eind is nog niet in zicht. De vraag is wat de motivatie is van het kabinet om zowel bij kolen en olie als bij gas voor dezelfde transitieperiode te kiezen. Waarom kiezen wij in de context die ik net geschetst heb, bij alle drie voor een transitieperiode van één jaar?
Staatssecretaris Van Rij:
Dat heb ik eigenlijk in de inleiding al aangegeven. Nederland heeft de COP26-verklaring getekend. Uiteraard is de wereld na die COP26-verklaring veranderd. Daar zijn ook een aantal vragen over gesteld. Ten aanzien van de leveringszekerheid is er natuurlijk ook sprake van, laten we zeggen, een bijzondere beleidslijn. ADSB zal kijken of zo'n project bijvoorbeeld past in het REPowerEU-plan. Dat REPowerEU-plan is er gekomen na het uitbreken van de oorlog in Oekraïne en de energiecrisis. Dat was niet te voorzien toen in Glasgow de COP26-verklaring werd getekend. De EU heeft verschillende Projects of Common Interest en Projects of Mutual Interest geïdentificeerd, meer in het bijzonder in annex 3 van dat plan. Daarin staat ook omschreven welke additionele investeringen in de gasinfrastructuur nodig zijn voor leveringszekerheid. We hebben onze ogen dus echt niet gesloten voor de nieuwe realiteit. Daar sluiten wij dus bij aan. Case by case zal ADSB in samenwerking met ministeries op basis van REPowerEU toetsen of aanvragen binnen die kaders passen.
De heer Amhaouch (CDA):
Misschien dan in het verlengde van deze vraag: wat kan niet meer op het gebied van gas als deze transitieperiode van één jaar is afgelopen? Wat vervalt dan in het kader van leveringszekerheid en andere zaken?
Staatssecretaris Van Rij:
Daar is natuurlijk ook nog ... Maar dat is ook in de brief van 3 november vastgelegd. Daar kom ik straks nog uitgebreid op terug. Dat betrof vragen van de heer Hammelburg over wat je nu wel en niet richting ontwikkelingslanden kan doen. Ook daarbij sluiten wij onze ogen niet voor de realiteit. Maar er is niet sprake van een degradatie van fossiel, want dat is niet in lijn met de analyses die zijn uitgevoerd door het International Energy Agency en het VN-klimaatpanel. Het IEA heeft in zijn scenario's wel degelijk rekening gehouden met een tempo van afbouw. Wij blijven dicht bij de afspraken die op dat punt internationaal zijn gemaakt. En dat blijkt dus ook. Ik heb net het voorbeeld gegeven van het REPowerEU-plan. Maar dat geldt ook als het gaat om ontwikkelingslanden in specifieke situaties.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
De Staatssecretaris vervolgt zijn beantwoording.
Staatssecretaris Van Rij:
Voorzitter. Als het goed is, zou ik verder willen gaan met een aantal specifieke vragen die gesteld zijn op het punt van de COP26. Over Duitsland hebben we het al gehad. Duitsland doet wel mee met de «Export Finance for Future»-summit. Het Duitse kabinet is nog niet zover om het beleid vast te leggen, maar men streeft daar wel degelijk naar, zoals ook op de laatste vergadering is gebleken. Door meerdere bewindslieden en ook ambtelijk is dat van de Duitse kant gehoord.
Voorzitter: Teunissen
De heer Klink (VVD):
Ik weet niet of daarmee het kopje Duitsland is afgehandeld. Als dat niet zo is, dan wacht ik nog even.
Staatssecretaris Van Rij:
U heeft gevraagd op welke manier Nederland nog aanpassingen wil doorvoeren door nieuw Duits beleid op dit terrein. Bedoelt u dat?
De heer Klink (VVD):
Dat heb ik gevraagd. U geeft daarin nu een beetje inzicht, maar dit komt op mij nog als heel vrijblijvend over. Er wordt wel wat over gesproken: dat komt op mij nog niet over als dat Duitsland nu ook echt beleid wil gaan maken, fossiel wil gaan uitfaseren en hetzelfde als Nederland wil acteren.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik kan natuurlijk niet in de boezem van het Duitse kabinet kijken. Wij hebben hierover gesprekken, onder meer met Minister Habeck. Hij maakt onderdeel uit van de groep van negen. Hij is trouwens ook op de «Export Finance for Future»-summit geweest. Hij heeft zeer grote interesse voor het Nederlandse beleid getoond, maar dat is dus nog niet vastgelegd in een Duits document. Hij was daar zeer van gecharmeerd, maar daarover is nog geen kabinetsstandpunt ingenomen. Althans, dat is ons nog niet geworden. Wij gaan dat beleid natuurlijk periodiek evalueren. De Minister wil daar straks misschien ook nog wel even zelf op ingaan, want zij heeft natuurlijk regelmatig overleg met de Duitse collega's. De inzet van het kabinet richting Duitsland is duidelijk. Wij willen met Duitsland net als met België het liefst een gelijke implementatie hebben en geen verschillen. Duitsland is niet alleen een belangrijk buurland, maar net als België, weliswaar in iets minder mate, ook een concurrerend land.
Voorzitter. De VVD heeft gevraagd of het transitiepad aangepast zal worden als andere landen die de COP26-verklaring hebben ondertekend, niet met nieuw beleid komen en fossiel niet gaan uitfaseren. Het kabinet hecht net als de VVD zowel aan een bijdrage aan de klimaatdoelen als aan een eerlijk speelveld voor de exporteurs. Onze eerste inzet is er dus op gericht om zo veel mogelijk andere landen ertoe te bewegen de steun aan de fossiele-energiesector te beëindigen. Daarmee zijn beide doelen het beste gediend. Maar zoals al eerder aangegeven, zal het kabinet daarnaast het COP26-beleid periodiek evalueren en daarbij zowel ontwikkelingen in de klimaatwetenschap als het internationale speelveld betrekken. Ik ben net iets uitgebreider op de Duitse situatie ingegaan. Het transitiepad is niet ingesteld vanuit het perspectief van een eerlijk speelveld, maar meer vanuit zorgvuldigheid richting de Nederlandse exporteurs. Zoals ik net heb uitgelegd, is het een tijdelijke maatregel, voor één jaar. In een verlenging is niet voorzien.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Hammelburg een interruptie wil plegen.
De heer Hammelburg (D66):
Een verlenging is niet voorzien. De Staatssecretaris geeft helder aan dat het gelijke speelveld geen voorwaarde was voor het instellen van dat transitiejaar. Ik zoek hier toch echt wel een toezegging. Als er regelmatig geëvalueerd wordt, kan dat level playing field geen reden meer zijn om de doelstellingen terug te rollen van het beleid dat is afgesproken op de COP26 in Glasgow. We willen volgend jaar geen discussie in de Kamer voeren over een backroll als we onder het mom van een level playing field toch weer publieke steun geven aan fossiele bedrijven middels ekv's. Ik wil daar toch wel echt een harde uitspraak over.
Staatssecretaris Van Rij:
Wat betreft het level playing field gaat het natuurlijk niet alleen over fossiel, maar vooral ook om wat andere landen doen, landen grenzend aan Nederland, maar ook daarbuiten. Wij voeren natuurlijk ook gewoon een motie van de Kamer uit. Ik heb al aangegeven wat het beleid is ten aanzien van fossiel. Er is een transitiejaar. Als wij in de loop van dit jaar aanvragen gaan krijgen voor nieuwe – dat onderscheid maak ik ook nog wel even – fossiele projecten, dan komen die niet meer voor ekv-dekking in aanmerking na dat transitiejaar. Alleen die tien aanvragen nemen wij in behandeling. Voor de bestaande fossiele projecten kan natuurlijk altijd een aanvraag worden gedaan als blijkt dat het in het kader van de 1,5% een verbetering zou inhouden van een bestaand project, zoals we ook in de brief van 3 november hebben beschreven.
De heer Klink (VVD):
Dan gaat het toch weer over dit onderwerp. Voor mij is het soms ook onduidelijk, maar de Staatssecretaris gaf het net zelf ook wel aan: de Kamer heeft met de aangenomen motie-Heinen het kabinet verzocht om een gelijk speelveld te behouden. Het gaat inderdaad niet alleen om fossiel, maar ook om de toekomstige aanpak voor de beoordeling van nieuwe ekv-aanvragen. Ik zou als reactie op de heer Hammelburg bijna zeggen: de Staatssecretaris zegt ook echt toe dat het gelijke speelveld steeds juist wel wordt meegenomen in de nieuwe manier van beoordelen. Er wordt dus ook bekeken wat de omringende landen doen.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik heb aangegeven: die motie-Heinen is inderdaad breder. Een level playing field omvat ook de vraag: wat ga je doen met de ontwikkeling van het nieuwe beleid? Natuurlijk moet je dat de komende jaren blijven volgen. Fossiel is een, laten we zeggen, chapiter apart. Daarover ben ik volgens mij vrij duidelijk geweest, in ieder geval over de periode na 1 januari 2023, voor zover het om aanvragen voor nieuwe projecten zou gaan. Ik ben ook duidelijk geweest over de tien projecten waarvoor de aanvraag is ingediend. Ik heb daaraan voor de volledigheid nog toegevoegd: ten aanzien van bestaande fossiele projecten kan eventueel wel een ekv-dekking worden gegeven als dat leidt tot een verbetering, vanuit klimaatoogpunt, van de 1,5%. Dat staat ook in de brief. In de antwoorden heb ik dat ook aangegeven.
Goed, voorzitter ...
De voorzitter:
Excuses, ik zie nog een interruptie van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik hoop dat het kabinet het consequent heeft over de doelstelling van 1,5 gráden temperatuurstijging.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, ja, ja. Sorry.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Die doelstelling wordt nu de hele tijd genoemd: projecten moeten daaraan voldoen en daarbinnen passen. Net hadden we een interruptiedebat over de tien projecten in het transitiejaar en hoe de Staatssecretaris dan gaat checken en zeker weet dat ze passen binnen de 1,5 gradendoelstelling. Maar ik vraag ook wat voor dit kabinet de procedure is om te garanderen dat andere projecten passen binnen die 1,5 gradendoelstelling. Welk instrumentarium wordt daarvoor ontwikkeld?
Staatssecretaris Van Rij:
Dat heb ik aangegeven voor de bestaande projecten, die een veel langere looptijd hebben. In de brief hebben we een aantal voorbeelden gegeven waar je dan aan moet denken. Verder zal dat met name vraaggericht zijn. Wij kunnen het niet al overzien in alle opzichten. Maar ja, de norm ten aanzien van de 1,5 graden is duidelijk, zoals ook in de brief is toegezegd.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Toch een punt van orde aan de voorzitter, nu de bewindspersoon echt geen antwoord geeft. Ik vraag gewoon om het instrumentarium. Dat is een best duidelijke vraag. Ik begrijp dat de Staatssecretaris nu niet meteen een antwoord heeft, maar er worden allemaal beloftes gedaan. Kan hij dan aan mij als Kamerlid in ieder geval schetsen met welk instrumentarium wordt getoetst of projecten voldoen?
De voorzitter:
Volgens mij, mevrouw Kröger, is dit een herhaling van zetten. De heer Dassen is er na mevrouw Teunissen en uzelf nog een keer op doorgegaan.
Staatssecretaris Van Rij:
En er is een toezegging gedaan.
De voorzitter:
Ja, er is een toezegging gedaan over een brief. We kunnen wel in rondjes blijven draaien, maar uw interrupties gaan daaraan op. U heeft er al vier gebruikt en bent nu dus eigenlijk door alle vier heen. Ik wil iedereen er dadelijk nog best eentje extra geven, maar de heer Dassen heeft al een toezegging gekregen. Anders blijven we ook in rondjes draaien. Dan nu een interruptie van mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Volgens mij ging die toezegging over die tien projecten. De vraag van mevrouw Kröger was echt anders, namelijk over het instrumentarium dat wordt ontwikkeld om in het vervolg, dus na de transitiefase, te checken of die aanvragen inderdaad voldoen aan 1,5 graad.
De voorzitter:
En uw vraag is?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Mijn vraag is of de Staatssecretaris die vraag alsnog kan beantwoorden, want die is echt anders dan de vraag waarop de heer Dassen een toezegging kreeg.
Staatssecretaris Van Rij:
Dan begrijp ik de vraag waarschijnlijk niet goed. Als het na deze transitieperiode om nieuwe aanvragen voor fossiele projecten gaat, dan zal daar geen ekv-dekking voor zijn. Ik begrijp dus niet waarom we daarvoor een instrumentarium zouden moeten hebben.
De voorzitter:
Oké, de Staatssecretaris zet zijn betoog voort.
Staatssecretaris Van Rij:
Dan is er nog een vraag gesteld door de VVD: kan het kabinet inzichtelijk maken welke projecten de komende twee, drie jaar schade oplopen door dit nieuwe beleid? Het zal lastig zijn om precies aan te geven welke projecten schade oplopen. Veel bedrijven, ook in de offshoresector, zijn zelf al bezig met de omslag en voeren steeds vaker groene in plaats van fossiele projecten uit. Binnen de ekv zien we ook al een groot aantal groene transacties. Dat neemt toe ten opzichte van fossiel. Uiteraard kunnen we in de evaluatie van het COP26-beleid wel concrete signalen van exporteurs meenemen, bijvoorbeeld als zij concurrentie zouden ervaren van andere COP26-ondertekenaars.
Voorzitter. Dan de vraag van GroenLinks: is het niet veel verstandiger om vol in te zetten op de versnelde transitie naar hernieuwbaar, en is het beleid niet gewoon een vrijbrief voor nieuwe fossiele projecten? Ik denk dat we daar voor dit moment voldoende over gedialogeerd hebben.
Dan een andere vraag van GroenLinks over fossiele projecten in ontwikkelingslanden: kunt u garanderen dat daar geen nieuwe fossiele infrastructuur onder valt? Zoals zojuist gezegd, sluit het nieuwe ekv-beleid investeringen in nieuwe fossiele infrastructuur in principe uit. Hier gaat het om de ontwikkelingslanden. Wel kan bepaalde nieuwe infrastructuur onder uitzonderingen vallen. Dat gaat dan, onder strikte voorwaarden, met name om de elektriciteitsproductie in lage-inkomenslanden met extreme energiearmoede. Daarnaast heb ik al antwoorden gegeven op eerdere vragen over de Europese prioritaire projecten, maar hier ging het met name over de ontwikkelingslanden.
Voorzitter, als ik kijk naar de andere vragen, denk ik dat ik het gedeelte over COP26 voor dit moment beantwoord heb.
Voorzitter: Teunissen
De voorzitter:
Voordat u doorgaat, is het woord aan de heer Amhaouch voor een interruptie.
De heer Amhaouch (CDA):
Toch even over die ontwikkelingslanden. De 1,5 graden worden elke keer benoemd en zijn belangrijk. Tegelijkertijd staat de commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ook voor de SDG's. Gelukkig zegt de Staatssecretaris: als lage-inkomenslanden gas nodig hebben voor hun elektriciteitsproductie, dan doen we dat. Wat gaat er veranderen na de transitieperiode? Of blijft dat voorlopig zo? Want die landen zijn voorlopig nog niet van het gas af, of die zoeken nog naar energie. Dat is mijn vraag over de situatie na 2023.
Ten tweede. Stel dat Nederlandse bedrijven zich willen inschrijven en geen dekking krijgen voor een Nederlandse ekv, kunnen ze zich dan laten dekken bij andere Europese verzekeraars?
Staatssecretaris Van Rij:
Dat zijn natuurlijk allemaal goeie vragen, net als de vragen die de heer Hammelburg van D66 stelde. Hij vroeg ook nog of het kabinet een brief zou sturen met garanties over de criteria voor leveringszekerheid en de uitzondering voor ontwikkelingslanden. Ik wil eigenlijk met een aparte brief komen over de ontwikkelingslanden en de leveringszekerheid. Daarin wil ik ook ingaan op de vraag wat de ekv kan doen op de inzet voor windmolenparken en recycling van afval, naast de alternatieven. Op dit moment zitten deze landen vaak in een uitzonderlijk slechte situatie als het gaat om de energievoorziening. We komen gewoon met een aparte brief daarover, zeg ik zowel tegen de heer Hammelburg als tegen u.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Is het goed als de heer Klink en de heer Hammelburg ingaan op deze brief, meneer Dassen, of wilt u eerst?
De heer Dassen (Volt):
Ik wil ook doorgaan op deze brief, omdat het ook een beetje aansluit op de vraag die daarvoor nog werd beantwoord, namelijk of in die brief meegenomen kan worden ... De Staatssecretaris geeft net richting mevrouw Kröger aan dat er een uitzondering is voor lage-inkomenslanden met veel energiearmoede. Ik heb nog gevraagd hoe je voorkomt dat dit als argument, of eigenlijk als excuus, gebruikt gaat worden om toch fossiele infrastructuren en projecten aan te leggen. Dat voorkomt juist de transitie naar duurzame energie in die landen. In het Verenigd Koninkrijk hebben ze bijvoorbeeld gezegd: dat kan alleen maar als er een grondige analyse gedaan wordt, die duidelijk aantoont dat een project die transitie niet tegenhoudt. Ik vraag me af of de Staatssecretaris daar nu al antwoord op kan geven, of dat hij dat dan ook gaat meenemen in die brief.
Staatssecretaris Van Rij:
Kort en goed: dat neem ik mee in die brief.
De heer Klink (VVD):
Mijn interruptie gaat ook over de toegezegde brief. Kan de Staatssecretaris ook meenemen wat de vraag is uit de OS-landen zelf? Nu wordt het vaak gepositioneerd alsof wij daar per se iets willen. Natuurlijk zijn er bedrijven die daar activiteiten ondernemen, maar ik denk dat het goed is voor de discussie om te weten dat er ook vanuit die landen zelf behoefte is om Nederlandse technologieën te implementeren. Het lijkt me heel waardevol om dat genuanceerde beeld mee te nemen in de brief.
Staatssecretaris Van Rij:
Dat is natuurlijk een zeer terecht punt, maar dat hoort ook bij die analyse van de energiearmoede. Die analyse vraagt vervolgens om oplossingen. Daarbij hoort uiteraard ook wat de ontwikkelingslanden er zelf van vinden. Het zou op z'n zachtst gezegd wat bevoogdend overkomen als wij dat eenzijdig gaan voorschrijven.
De heer Hammelburg (D66):
Mijn laatste interruptie gaat over deze brief en de toezegging van de Staatssecretaris, waarvoor dank. Ik wil voor de helderheid iets vragen, zodat we weten wat er in de brief komt te staan en we daar later niet nog weer ongelukkig over zijn. De analysetoets die de heer Dassen eigenlijk ook voorstelt, heb ik zelf ook voorgesteld. Ik heb drie criteria genoemd, maar misschien zijn er volgens het ministerie meer. Het moet binnen de 1,5 graad blijven en de energiemix van een heel land moet er dankzij de ekv op vooruitgaan, met een duidelijk plan voor de afbouw van een project waarvoor de ekv wordt uitgegeven. Dat is dan wel echt een voorwaarde voor steun voor een fossiel project in een ontwikkelingsland. Want als je niet helder hebt wat het doet met de energiemix van een heel land, zou het iets beter kunnen zijn dan de kolencentrale die er eerst stond, maar kan zo'n land er nog steeds voor kiezen om bijvoorbeeld tien gasprojecten te doen. Dan verslechtert de energiemix juist. Daar dragen we dan dus aan bij en handelen we in strijd met ons eigen beleid. Ik wil daar in die brief echt wel een heel harde garantie op zien.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik heb de input voor de brief gehoord. Uiteraard nemen we dat serieus. Ik zeg toe dat we daarop ingaan, net als op wat de heer Klink daarover gezegd heeft. Maar ik denk dat we het nu wel in alle scherpte op tafel hebben liggen. Geef ons dus even de tijd om met een goede brief te komen.
De heer Dassen (Volt):
De Staatssecretaris gaf volgens mij aan dat hij aan het einde van zijn beantwoording was. Ik had ook nog een vraag over de uitzondering voor projecten die in 2023 gefinancierd worden door andere partijen. Als ik de beantwoording lees, zouden we voor die uitzonderingen vervolgens wel weer garantstellingen kunnen geven. Ik vraag me af of dat soort uitzonderingen voorkomen kunnen worden. Stel dat een project ergens wordt neergezet. Dat is dan opeens een bestaand project. Volgens de uitzonderingen waarover ik in de beantwoording lees, zou Nederland daarvoor wel weer garantstellingen kunnen geven. Dat lijkt me heel onlogisch, want dat druist in tegen hetgeen we willen bereiken. Ik vraag me af hoe de Staatssecretaris daarnaar kijkt.
Ik heb ook nog enkele vragen gesteld over de groene exportkredietverzekeringen, namelijk welke veranderingen daarvoor nodig zijn en of de kennis voldoende aanwezig is. Ik vroeg me af of die op een ander moment beantwoord worden.
Staatssecretaris Van Rij:
Eigenlijk wil ik in de tweede termijn op beide vragen ingaan. Die tweede vraag zou nog weleens aanvullend beantwoord kunnen worden in een brief. In ieder geval op de eerste vraag wil ik in de tweede termijn terugkomen.
De voorzitter:
Prima, dan gaan we dat zo doen. De Staatssecretaris gaat verder met een ander kopje.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, als dat goed is, namelijk het kopje Mozambique. Mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren vroeg: wat vindt het kabinet van de conclusie van de onafhankelijke review dat Atradius onvoldoende objectiviteit heeft kunnen bewaken in de risicoanalyse? De veiligheidsanalyses die ten grondslag liggen aan de veiligheidsbeoordeling in het acceptatievoorstel van Atradius zijn op zichzelf van hoge kwaliteit. Ze zijn volgens de onderzoekers alleen minder geschikt voor het analyseren van de veiligheidssituatie in Mozambique in het kader van een exportkredietverzekering. Dat komt – daar is het ook fout gegaan – met name vanwege de actualiteit van de informatie, de objectiviteit van de auteurs en de integraliteit van de behandelde onderwerpen. Dat zijn wel heel serieuze conclusies. Wij willen leren van deze complexe casus. Het rapport, dat net uit is, biedt daarvoor nuttige inzichten en aanbevelingen. Wij willen die ook gaan implementeren in het beleid en de Kamer informeren over wat we daar vervolgens mee gaan doen. Want ja, nogmaals: die conclusies waren ernstig genoeg. Later dit jaar verschijnt de ekv-monitor. Daar zou ik het graag in willen meenemen.
Voorzitter. In het eerste antwoord heb ik het eigenlijk nog niet gehad over de hartverscheurende consequenties die het heeft voor de lokale bevolking, die van huis en haard heeft moeten vluchten. Het kabinet heeft als voorwaarde voor hervatting dus ook gesteld dat het lng-project aan alle internationale standaarden moet voldoen, en dat gewaarborgd moet zijn dat er adequate maatregelen worden getroffen op het gebied van veiligheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Een vervolgvraag van mevrouw Teunissen en mevrouw Kröger was: zijn de bewindspersonen bereid om de fossiele ekv voor Van Oord in Mozambique in te trekken? Het project ligt sinds het uitroepen van force majeure stil, sinds april 2021. Het intrekken van afgegeven polissen is niet mogelijk, behalve in zeer uitzonderlijke gevallen, zoals bij verzuim, aantoonbare nalatigheid of fraude. Daar is bij het project in Mozambique geen sprake van. Nederland heeft, zoals ik net zei, wel geëist dat het project in het geval van een hervatting echt aan de internationale standaarden moet voldoen, en dat gewaarborgd moet zijn dat er voldoende maatregelen worden getroffen op het gebied van de veiligheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Voorzitter. Mevrouw Teunissen stelde nog een vervolgvraag over Mozambique, namelijk: wat gaat het kabinet doen om te zorgen dat die grote vervuilers niet wegkomen met de ellende die ze veroorzaken? Nogmaals, we zullen te allen tijde handelen volgens de richtlijnen voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. De milieu en sociale risico's zullen bij een eventuele hervatting zorgvuldig in kaart gebracht worden conform de internationale standaarden. Die moeten gemitigeerd of hersteld worden. We zitten daar dus echt bovenop.
Voorzitter. Mevrouw Kröger van GroenLinks vroeg of de onrust in de regio al bekend was bij het ministerie op het moment van de toezegging van de ekv. Ten tijde van de besluitvorming over afgifte van de dekkingstoezegging in 2020 en vervolgens van de afgifte van de polis in 2021 werd de veiligheidssituatie rondom het project als acceptabel beoordeeld. Dit kwam mede dankzij een aantal mitigerende maatregelen op het terrein van de veiligheid die door de projectleider, TotalEnergies, en de Mozambikaanse overheid genomen waren. Er is sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, want op 24 maart 2021 escaleerde de veiligheidssituatie ernstig door een aanval van gewelddadige extremisten op de stad Palma, gelegen in de buurt van de projectlocatie. De eerste, onbevestigde signalen over de aanvallen op die stad bereikten de Nederlandse Staat en Atradius op 25 maart 2021. In het weekend van 27 en 28 maart werd de ernst van de situatie in Palma en in het gebied pas duidelijk en bevestigd. Dat is de feitelijke gang van zaken, zeg ik in antwoord op vragen die door mevrouw Kröger van GroenLinks zijn gesteld.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Een ding vind ik toch nog wel verbazend aan het antwoord. We zien dat er heel veel misstanden zijn geweest. Het project ligt nu stil. Tegelijkertijd moet er ontzettend veel herstel plaatsvinden voor de lokale bevolking in het gebied. Er is nog steeds sprake van enorme veiligheidsrisico's. De kosten van de beveiliging worden ook verhaald op de lokale bevolking. Er kan voor de hervatting wel getoetst worden aan internationale standaarden, maar het project is eerder ook al getoetst aan internationale standaarden. Kennelijk heeft dat niet gewerkt. Moet Nederland na al die misstanden, onthoofdingen en verkrachtingen, waardoor duizenden mensen op de vlucht zijn geslagen, de steun dan niet intrekken, in plaats van zeggen: dat project kan wel voortgezet worden?
Staatssecretaris Van Rij:
Nou, het project is opgeschort. We hebben niet gezegd dat het project kan worden voortgezet. We hebben gezegd onder welke voorwaarden het eventueel voortgezet kan worden. Maar zover zijn we helemaal niet. We kunnen die polis ook niet zomaar intrekken. Dat heeft vergaande juridische consequenties. Laten we maar heel eerlijk zijn: het is een heel ernstige, gevoelige en ook vreselijke situatie, voor de bedrijven die daar wilden investeren, maar in de eerste plaats natuurlijk voor de mensen zelf. We zitten er bovenop. Het project is stilgelegd. We hebben geen goedkeuring gegeven voor hervatting. Ik heb aangegeven onder welke voorwaarden dat eventueel zou kunnen plaatshebben. Daar wil ik het bij laten, want we kunnen die polis niet intrekken.
Voorzitter. Dan zou ik willen overgaan op de Filipijnen. Ik wil vooropstellen dat er aan deze verzekering een zorgvuldig besluitvormingsproces vooraf is gegaan. Het project is getoetst aan de internationaal geldende standaarden. Uiteraard neem ik de signalen van maatschappelijke organisaties en ngo's uiterst serieus. De zorgen die zij uiten zijn bij ons, ook bij de Nederlandse ambassade, bekend. Ze zijn meegenomen in de beoordeling van de milieu en sociale aspecten van het project. Het project is in eerste aanleg op basis van Filipijnse wet- en regelgeving opgestart, en het was niet in lijn met de internationale mvo-standaarden op het vlak van mitigatie en compensatie van natuurwaarde, inkomensderving en herhuisvesting. Deze tekortkomingen zijn mede dankzij de ontvangen signalen van ngo's en juist na de betrokkenheid van Atradius en de Nederlandse Staat geadresseerd. Door de duidelijke voorwaarden en afspraken heeft de overheid er voldoende vertrouwen in dat milieu en sociale schade conform de internationale standaarden voorkómen of gecompenseerd worden. Om toe te zien op de uitvoering van de maatregelen door de projecteigenaar is ook een uitgebreid monitoringssysteem ingericht. Hierbij wordt ieder kwartaal de voortgang van de naleving van de afspraken gemonitord door een onafhankelijke consultant. Signalen die we ontvangen van ngo's en lokale gemeenschappen worden meegenomen in de monitoring. Als uit deze monitoring tekortkomingen blijken, dan moeten die door de projecteigenaar worden geadresseerd. In een uiterste geval kan het niet naleven van de afspraken leiden tot het stopzetten door banken van de financiering aan de projecteigenaar. Als het nodig blijkt dit middel in te zetten, dan zullen we daartoe ook overgaan.
De voorzitter:
Mevrouw Teunissen, uw laatste interruptie.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Toch nog één vraag over beide projecten, dus zowel op de Filipijnen als in Mozambique. De Staatssecretaris zei net: bij Mozambique kunnen we de steun niet intrekken, want dat kan alleen in uitzonderlijke gevallen. Hetzelfde hoor ik nu over de Filipijnen, waar mangroven zijn verwoest en mensen uit hun huizen zijn gezet. Dan vraag ik me wel af wat voor deze Staatssecretaris de rode lijn is. Op welk moment trekken we die steun dan in? Volgens mij zijn we die rode lijn nu namelijk al gepasseerd.
Staatssecretaris Van Rij:
Dat heeft ook te maken met het mvo-beleid in relatie tot de exportkredietverzekering. Daarover heeft mijn ambtsvoorganger in december 2021 een beleidsevaluatie aan uw Kamer gestuurd. Op dat moment werd geconcludeerd dat dit effectief is. Volgens die beleidsevaluatie voldoet het mvo-beleid aan de internationale standaarden. Wij doen ook extra. Wij hebben voor het project op de Filipijnen bijvoorbeeld een second opinion gevraagd, juist op het gebied van mvo, van een internationaal erkend en onafhankelijk iemand, die daar op dit moment bezig is. Wij nemen de signalen dus meer dan serieus. Je kunt aan het begin op papier dingen zeggen, maar uiteindelijk gaat het natuurlijk om de praktijk. Wij houden de projecteigenaar daaraan. Het bankensyndicaat heeft een consultant. Desalniettemin hebben we een extra maatregel genomen. We hebben namelijk gevraagd om die second opinion, om ons er echt van te vergewissen dat daar de juiste dingen gebeuren op het gebied van biodiversiteit, mangroves en de inkomenscompensatie voor de vissers. Dat kun je alleen maar doen als je on the ground bent, want dan weet je wat er echt gebeurt. Daarvoor hebben we deze extra maatregel genomen. We nemen dat dus serieus. Als het beleid op dat punt verder aangescherpt zou moeten worden, dan zullen we dat zeker niet nalaten.
De heer Hammelburg (D66):
Ik heb de evaluatie ook nog maar eens goed doorgenomen. De conclusie is heel helder: Atradius heeft het beleid op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen aangaande de ekv echt wel op orde, er is sprake van lerend vermogen en het wordt steeds verbeterd. Dat verdient alleen maar complimenten. Ik zou zeggen: blijf vooral doorgaan met dat lerende vermogen, met aanscherping en met verbetering. Tegelijkertijd stelt die evaluatie ook heel helder dat er één achilleshiel is in het hele systeem, namelijk de monitoring. Het is mooi als de plannen kloppen en de beloftes goed zijn, maar het gaat ook om de situatie nadat een ekv is verleend. In de implementatie is het precies in deze twee casussen, dus op de Filipijnen en in Mozambique, kennelijk heel erg misgegaan, met de meest afschuwelijke consequenties. Het is daarna dus ook misgegaan met de monitoring. De vraag is dan: welke stappen worden er op dit moment gezet om de monitoring op orde te krijgen? Zo kunnen dit soort verschrikkelijke drama's niet meer gebeuren met toekomstige projecten die gesteund worden door de Nederlandse overheid middels een ekv.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik ben blij met deze vraag. Dat is ook precies het punt dat ik net maakte. Voor die monitoring moet je on the ground zijn. Daar gaat het om. Daar hebben we nu een onafhankelijke consultant op gezet. Hij zal in het voorjaar met zijn bevindingen komen. Voor zover het niet-bedrijfsgevoelige informatie betreft, wil ik die ook met de Kamer delen. Het is inderdaad steeds een lerend proces. De evaluatie was op zichzelf goed, maar juist bij het project op de Filipijnen hebben we vorig jaar als extra waarborg dat besluit genomen. Ik zou dus willen voorstellen dat we de uitkomsten van het onderzoek – ik noem het maar even een second opinion – van de onafhankelijke consultant met de Kamer delen voor zover het niet-bedrijfsgevoelige informatie betreft.
De heer Hammelburg (D66):
Even voor de duidelijkheid: het ging mij niet over de monitoring bij dit ene project waar het is misgegaan, maar bij alle projecten nu en in de toekomst.
Staatssecretaris Van Rij:
Maar dat doe je bij dit soort complexe projecten lerende weg. We hebben dit nu bij dit project in Manilla op de Filipijnen gedaan. Dat is een goed voorbeeld voor andere projecten in dit soort situaties, waarbij biodiversiteit, mens en natuur in het geding zijn. Een second opinion vind ikzelf altijd nog beter dan de bestaande structuur, die al goed was en die ook goed liep volgens de evaluatie waarnaar u verwees. Maar ook hiervoor geldt: lessons learned is het het beste om daar zo scherp mogelijk op te zijn. Dus ja, ik zal het met Atradius bespreken. We hebben deze maatregel niet voor niks voor dit project genomen. Dat kan een heel goed voorbeeld zijn voor vergelijkbare complexe projecten waarbij dit speelt.
Voorzitter: Teunissen
De voorzitter:
De heer Amhaouch heeft nog een interruptie.
De heer Amhaouch (CDA):
Ik wil nog even doorgaan op het lerende vermogen. Exportkredietverzekeringen zijn er bij grote risico's, zeker in opkomende landen. Voor bedrijven gaat het heel vaak goed in die landen, maar verschillende keren hebben we ook situaties gezien waarin het fout ging. De vraag in het kader van lerend vermogen is dan: hoe gaan we om met die bedrijven? Dan is de reactie soms, ook in deze Kamer: stop de steun, trek de stekker eruit. Maar in opkomende economieën, vaak in risicovolle gebieden, willen we juist helpen. We willen een continent als Afrika een stap verder brengen; de Afrikastrategie komt er nog aan. Als we het hebben over lerend vermogen, vraag ik de Staatssecretaris: welke afspraken maken we met bedrijven? Dan geef je een bedrijf geen rode kaart, maar vraag je: hoe ga je aan de voorwaarden voldoen en het beter doen in een bestaand project dan wel een nieuw project?
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, exact. Daarom is die monitoring ook zo belangrijk. Dan doen we natuurlijk niet eenzijdig. In het geval van de Filipijnen is het betreffende bedrijf er natuurlijk ook bij betrokken. Het gaat er lerende weg om datgene te doen wat je hebt afgesproken. Dat betreft niet alleen Atradius, een bankenconsortium of de eigenaar van het project daar, maar uiteraard ook het betrokken bedrijf. Daarover willen we graag de dialoog voeren. Het gaat ook om kennisdeling, die natuurlijk moet plaatshebben aan de hand van wat je leert. Een andere belangrijke aanbeveling uit het evaluatierapport is geweest om het monitoringsbeleid uit te breiden naar alle hoogrisicoprojecten, dus de zogenaamde A-projecten. Daarover zijn de stakeholders, dus ook de bedrijven zelf, geconsulteerd. Dat is per 1 januari ingevoerd. En inderdaad, case by case zullen we de lessons learned moeten toepassen. Maar we hebben dus niet stilgezeten op dat punt.
Voorzitter. Dan kom ik bij het laatste blokje, namelijk overig.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Daarna volgt de Minister, die één blokje heeft. Maar gelet op de tijd zitten we op schema voor een tweede termijn.
Staatssecretaris Van Rij:
Voorzitter. Mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren vroeg: staan de Minister en de Staatssecretaris open voor het vervangen van het instrument van de exportkredietverzekering zoals we dat nu kennen? Daarop heb ik al eerder antwoord gegeven. Dat zijn we niet van plan. Sterker nog, het exportkredietverzekeringsinstrument vinden wij heel belangrijk. We zitten in dat opzicht in een heel interessante fase. De bestaande exportkredietverzekering is zowel voor het mkb als het grote bedrijfsleven belangrijk. We hebben het nu heel veel over fossiel gehad, maar er gebeuren allerlei andere dingen. Dat wil ik hier echt benadrukt hebben. Ik was laatst bij een informatiebijeenkomst van Atradius. Het gaat bijvoorbeeld ook om het bouwen van ziekenhuizen of om turnkeyprojecten in Ghana. We hebben ook een heel innovatieve maakindustrie. De exportkredietverzekering is heel belangrijk, ook in de klimaattransitie. Op wat er buiten de ekv op dat gebied gebeurt zal de Minister zo ook nog wel ingaan. We zijn dat dus niet van plan.
Voorzitter. Dan de laatste vraag in de eerste termijn die mij betreft. Hoeveel heeft de ekv opgebracht voor de Staat? Voorzitter, u stipuleerde het eigenlijk zelf al: in de jaarlijkse monitor die wij laten zien, zie je dat de jaarlijkse opbrengsten, dus de premies en de recuperaties, en de kosten, dus de definitieve schades en de uitvoeringskosten, geen min opleveren. Die leveren een plus op, ook over de lange termijn. Dat is kostendekkend en de begrotingsreserve is op dit moment 586 miljoen. Daartegenover staan natuurlijk verplichtingen in het geval van toekomstige schades.
Voorzitter, dat waren mijn antwoorden in de eerste termijn.
De voorzitter:
Ik zie nog een hand van de heer Klink voor een interruptie.
De heer Klink (VVD):
Het was inderdaad een lange bijdrage van de Staatssecretaris, maar ik heb tijdens mijn termijn ook een vraag gesteld over de restwaarde van die groene kapitaalgoederen. Daar zou later op teruggekomen worden. Of ik heb weer niet goed opgelet. De vraag was juist of het Ministerie van Financiën Atradius voldoende comfort biedt om meer met risico's te doen en of er dus ook beoordeeld gaat worden op toekomstige cashflows. Het kan zijn dat de Minister daar nog op reageert, maar dat lijkt mij stug. Dit lijkt mij immers typisch iets van Financiën en dat comfort moet ook juist door het departement van Financiën geboden worden.
Staatssecretaris Van Rij:
Dank dat ik nog even aan deze vraag herinnerd word. Ik heb dit wel even gestipuleerd als een van de drie voorbeelden die we nog verder gaan uitwerken. In een heel ver verleden heb ik me ooit bezig mogen houden met de financiering van kapitaalgoederen via leases. Ik weet dus nog wel iets van het onderwerp af. Het gaat precies om het restwaarderisico. Ik probeerde zojuist ook al aan te geven dat er geen trackrecord is voor dat restwaarderisico, als het om groene schepen gaat. Wat zegt een financier dan in eerste instantie? «Als ik het restwaarderisico niet ken, vind ik het een beetje griezelig: is het nou een operational lease of een financial lease?» De restwaarde zit natuurlijk wel altijd bij de operational lease. Daar zullen wij als Financiën natuurlijk ... Anders kom je immers in een kip-eisituatie terecht. Als je de conservatieve regels volgt van kredietverlening en risicoafweging, zou het antwoord nee zijn. Dat is nou precies het punt: ze moeten een duwtje hebben om die markt ook te kunnen ontwikkelen, maar we moeten ook geen onaanvaardbare risico's lopen. Maar dat vraagt de heer Klink ook niet. Wij zitten daar dus positief en constructief in. Wij komen daar nog op terug.
De heer Klink (VVD):
Om het dan toch even af te maken: in die zin zegt de Staatssecretaris dus toe dat Financiën er echt constructief in zit en dus dat duwtje en dat comfort geeft, zodat Atradius meer risico kan nemen, Nederland competitief voorop blijft lopen en we ook mee blijven doen met die groene transitie en dat gelijke speelveld behouden.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik begrijp de heer Klink heel goed: hij wil meteen boter bij de vis. Ik ga dat als zodanig nu niet toezeggen, maar ik denk dat hij mij wel goed heeft gehoord. We zien het punt. Als er niks gebeurt, worden die «groene schepen», om ze maar even zo te noemen, niet aan het buitenland verkocht. Waar is nou een exportkredietverzekeringsfaciliteit voor? Om dat juist wél te ontwikkelen. Ik kan nu alleen niet in de details treden. Om een oud-politicus en oud-premier van dit land aan te halen: we hebben op dit punt een meer dan positieve grondhouding.
De voorzitter:
Kijk, toch nog een beetje boter bij de vis, denk ik.
De heer Klink (VVD):
Dat is natuurlijk prachtig. Ik waardeer het zeer dat die meer dan positieve grondhouding er is, maar kunnen we dan wel iets van de termijn weten waarop we iets kunnen verwachten? Want ook in de brief van 3 november staat onder punt 3 op pagina 6 dat er nog een onderzoek komt, maar ik zou het jammer vinden als we hier in het najaar weer een keer zitten en als de Staatssecretaris dan zegt dat dat onderzoek komt, dat hij dat ook heeft gezegd en dat hij die positieve grondhouding heeft, terwijl er in de tussentijd echter niets is gebeurd en het nog steeds onzeker is.
Staatssecretaris Van Rij:
De heer Klink en ik kennen elkaar nog niet goed. Ik ben niet van de categorie doorschuiven in de zin van: we gaan het nog onderzoeken en in het najaar gaan we nog een keer vaststellen dat we het gaan onderzoeken. Wij komen hier echt gewoon dit jaar op terug, want dit is gewoon een urgente vraag, die ook niet voor niks bij die drie punten staat. Ik doe mijn best om het voor de zomer te doen, maar we nemen dit echt serieus op.
De voorzitter:
Prima. Dan gaan we nu naar de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de commissie voor Financiën voor de uitnodiging om hier samen met de Staatssecretaris van gedachten te wisselen. De Staatssecretaris heeft eigenlijk al uitgebreid toegelicht hoe het kabinet de invulling van de COP26-verklaring heeft toegepast. Ik ga graag in op de vragen over het flankerend beleid ter ondersteuning van het bedrijfsleven en de vergroening van het handelsinstrumentarium. Met het oog op de tijd zal ik meteen op de vragen ingaan.
De heer Klink vroeg mij om een concurrerend, duurzaam en toegankelijk handelsinstrumentarium aan te jagen. Dat wil ik en dat doen we ook al wel, zoals de heer Klink weet, omdat we het daar in de commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking regelmatig over hebben. We zetten er vol op in om Nederlandse ondernemers in het buitenland zo goed mogelijk te ondersteunen via onze instrumenten en om te zorgen dat zij optimaal kunnen bijdragen aan onze internationale verdienvermogen. Ik heb in de BHOS-nota ook aangekondigd dat we meer focus aanbrengen. We richten ons dus op een beperkter aantal markten, juist om meer impact te hebben. We richten ons op de meest kansrijke markten en op twee transities: die van verduurzaming en die van digitalisering. De ekv wordt steeds groener en minder fossiel. Het fossiele deel van het portfolio zal steeds kleiner worden, nu fossiel wordt uitgefaseerd. De Staatssecretaris heeft daar al een heleboel over gezegd, maar ik ga nog even in op de handelsbevorderende instrumenten die wij zelf hebben.
De instrumenten van RVO zijn per 1 januari ingegaan. Dat zijn: Partners for International Business, Support International Business en de DHI-subsidie. Dat is de subsidie voor demonstratie-, haalbaarheids- en investeringsvoorbereidingsstudies. Die instrumenten hebben nu prikkels, zoals meer subsidies – 20% meer subsidies – voor duurzame projecten om meer groene activiteiten te ondersteunen. Het verder vergroenen van het instrumentarium is een proces. Daar blijven we dus ook mee bezig. Ook als we zien dat het nu nog niet goed werkt, kijken we wat we nog verder kunnen doen om dat te stimuleren. Invest International zet zich ook in om Nederlandse bedrijven te ondersteunen in de transitie van fossiel naar duurzame verdienkansen en is actief in de sector van de duurzame energie, zowel in de opwekking als in het gebruik daarvan; denk bijvoorbeeld aan projecten met groene waterstof en groene sleepboten. We evalueren die instrumenten dus ook om ervoor te zorgen dat we steeds kunnen blijven verbeteren. Dat doen we komend jaar ook weer met de drie zojuist door mij besproken instrumenten om te zien wat daar nog beter kan.
De heer Hammelburg vroeg nog specifiek welke instrumenten worden ontwikkeld om te investeren in duurzame energie in ontwikkelingslanden. Dat doen we natuurlijk ook met onze gecombineerde aanpak van hulp, handel en investeringen. Daarmee investeren we in de energietransitie in ontwikkelingslanden. Dat doen we met diverse instrumenten die Invest International heeft, DRIVE, hernieuwbare-energiefondsen, zoals het Access to Energy Fund van FMO en Climate Investor One. Zo financieren we bijvoorbeeld groene waterstof in Namibië en windparken in Azië. Daarnaast hebben we ook nog de CERF, het Climate and Energy Response Facility. Met behulp van dat programma ondersteunen de Nederlandse ambassades projecten die de groene transitie in ontwikkelingslanden versnellen; denk dus aan wind op zee en groene waterstof. Ook dit instrument is heel relevant voor de vergroening van het handelsinstrumentarium, waar het kabinet ook op inzet in lijn met de motie-Hammelburg.
De voorzitter:
Meneer Hammelburg, u heeft vijf interrupties gehad. Excuses. We hebben er vijf afgesproken. We hadden er eerst vier en ik heb iedereen er eentje bij gegeven. Het houdt dus op.
De heer Hammelburg (D66):
Dan ga ik schriftelijke vragen stellen.
De voorzitter:
We hebben nog een tweede termijn.
Minister Schreinemacher:
Ja, we hebben nog een tweede termijn.
Mevrouw Kröger vroeg naar de rechtvaardige energietransitie, de just energy transition. We hebben daar ook al het een en ander over geschreven in antwoord op de schriftelijke vragen van de heer Van Raan naar aanleiding van de Kamerbrief over de COP26-verklaring. Dat doen we eigenlijk echt meer met een bredere inzet op die hele energietransitie en de samenwerking die we hebben met ontwikkelingslanden en ook de combilanden, dus de landen waar we zowel ontwikkelingssamenwerking als handel doen. Tijdens de COP26-klimaattop in Glasgow ondertekende Nederland met gelijkgestemde landen de verklaring dat we ook de toepassing van principes voor een eerlijke energietransitie in onze internationale samenwerking met ontwikkelingslanden en opkomende economieën een prominente rol geven. Wij doen dat dus echt met het hele BHOS-instrumentarium. Dat doen we dus breder dan alleen rondom de ekv, maar echt ook met andere OS-instrumenten die we hebben. We werken bij kolencentrales in Afrika aan alternatieve werkgelegenheid in de tuinbouwsector. Ook verdubbelden we in 2022 onze ambitie om tot 2030 in totaal 100 miljoen mensen te bereiken met toegang tot hernieuwbare energie. Dat gaat dus ook over mensen die nog geen elektriciteit hebben en die nog koken op open vuur. Dat is dus heel breed.
Dan werd er nog gevraagd hoe we Duitsland aansporen om het beleid te publiceren in het kader van het gelijke speelveld op het punt van de ekv. In aanvulling op wat de Staatssecretaris net zei: het is natuurlijk belangrijk dat ook Duitsland als ondertekenaar zich houdt aan de afspraken en dat het die implementeert. Wij hebben daar al op verschillende momenten in het afgelopen jaar op aangedrongen bij de Duitse regering. Dat blijven we doen. Ik heb dat zelf ook gedaan bij verschillende collega-ministers bij de regeringsconsultaties en dat zullen we ook doen bij de aankomende regeringsconsultaties met Duitsland.
Dat waren de vragen die aan mij gesteld waren.
De voorzitter:
De heer Klink is er doorheen, de heer Hammelburg is er doorheen. Mevrouw Kröger heeft er nog eentje, maar die gaat ze nu niet inzetten. Dan gaan we naar de tweede termijn. Ik geef mevrouw Teunissen als eerste het woord.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Ik dank de bewindspersonen voor de beantwoording. Toch denk ik dat het heel belangrijk is dat we voor die 1,5 gradentoets gaan. Daar wil ik een motie over indienen. Daarom vraag ik een tweeminutendebat aan. Ook wil ik dat er gestopt wordt met projecten die schade hebben aangebracht in Mozambique en de Filipijnen. Dat zijn hoogst uitzonderlijke gevallen. Ook daarover wil ik dus een motie indienen.
Wat de Glasgowverklaring betreft had ik nog een vraag gesteld over de rechtvaardige energietransitie. Dat is een van de uitgangspunten in de verklaring. Hoe komt die dan terug in het ekv-beleid?
Voorzitter, tot slot. Ik heb ook gevraagd waarom we nog steeds ekv's geven voor de bioindustrie-export. We zien dat de dierenwelzijnsvoorwaarden helemaal niet goed getoetst worden. Ze zouden allemaal in categorie A moeten vallen, maar ik zie hier een project waarin broedmachines worden geëxporteerd naar Sudan; dat krijgt categorie C. Ook de export van een machine om kippenvlees te processen in China wordt met Nederlands belastinggeld verzekerd voor 2 miljard. Ik denk dat we daar gewoon vanaf moeten. Die vraag had ik al gesteld, maar ik zou de Minister graag willen vragen hoe ze daarover denkt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Teunissen. De heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Voorzitter, dank. Dank ook aan de bewindspersonen voor de beantwoording. Het is goed om dat doel vast te stellen: we willen een concurrerend, duurzaam en toegankelijk handelsinstrumentarium najagen. De ekv is daarbij natuurlijk geen doel, maar een middel om dat na te jagen. Zij is een middel om op het gebied van infrastructuur, voedsel, water en gezondheid het verschil te maken. Dat kunnen Nederlandse bedrijven doen, niet alleen het mkb, maar ook de grotere bedrijven. Dat is vaak ook een reactie op een vraag vanuit Afrikaanse OS-landen, waar Nederlandse bedrijven juist een mooi antwoord op kunnen bieden. Dat is wat dat betreft echt een voorbeeld tussen hulp en handel en dat zou veel meer uitgewerkt kunnen worden.
Het gelijke speelveld is echt een belangrijk punt. De Staatssecretaris heeft daarover een soort halve toezegging gedaan: in ieder geval voor de zomer – dat is wel een volledige toezegging – kan dat comfort meer meegegeven worden aan Atradius om juist naar toekomstige cashflows te kijken en om juist die groene investeringen en die groene projecten volop kansen te bieden. Misschien is het voor ons als Kamer, als dat beleid echt meer uitgerold is, sowieso handig om nog eens via een technische briefing te worden geïnformeerd over hoe Atradius werkt met die nieuwe manier van werken en met de knelpunten; dat moeten we misschien in een procedurevergadering afstemmen. Ik denk dat dat heel waardevol zou zijn, maar ik laat het een beetje aan het kabinet of dat aangeboden kan worden.
De laatste vraag die ik eigenlijk aan beide bewindslieden had willen stellen – maar ik was door mijn interrupties heen – heeft betrekking op de Scandinavische landen. Noorwegen en Zweden kunnen met hun evenknie voor Atradius, RVO, Invest International en de departementen Financiën en Buitenlandse Zaken veel meer met een soort Team NL-approach werken. Daarmee zouden we het doel dat we met elkaar stellen voor het concurrerend, duurzaam en toegankelijk handelsinstrumentarium en alle middelen die daaronder vallen, zoals de ekv, zo goed mogelijk invulling kunnen geven. Wellicht kunt u daar in de tweede termijn nog een reflectie op geven.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, meneer Klink. Mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank, voorzitter. Mijn voornaamste vraag blijft toch staan: hoe gaat dit kabinet toetsen of met name de 3,9 miljard aan fossiele steun voor die tien projecten in die transitiefase past binnen een 1,5 gradenscenario? Er is een toezegging gedaan, maar die was niet heel scherp. Ik hoop dus dat de Staatssecretaris dit nu in de tweede termijn zeer scherp kan toezeggen. Dat betreft dus het instrument dat dit kabinet daarvoor gebruikt.
Ik heb nog twee andere vragen. Eén over Mozambique en de situatie daar: zou er niet de mogelijkheid moeten zijn om een polis in te trekken in het geval dat het echt heel erg mis is met een project? De Staatssecretaris zegt nu dat dat niet kan, maar zou dat eigenlijk niet iets moeten zijn wat wél zou moeten kunnen? De tweede vraag gaat over Manilla. Wil de Staatssecretaris een onafhankelijk onderzoek toezeggen naar wat daar gebeurd is?
Voorzitter, tot slot leveringszekerheid als uitzonderingsgrond. Ik begrijp dat er op schrift een reactie komt. Heel graag. De vraag is wederom wat het instrument is om te toetsen wanneer en waarom een project beargumenteerd nodig is in het kader van leveringszekerheid.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Kröger. De heer Hammelburg.
De heer Hammelburg (D66):
Dank, voorzitter. Dank aan de bewindspersonen voor de beantwoording. Dank ook aan de Staatssecretaris voor de toezeggingen over het uitwerken van die criteria, de uitzonderingen op leveringszekerheid en de ontwikkelingslanden. Daar kijk ik naar uit. Ik zeg ook alvast tegen mijn collega's dat het, als we het tweeminutendebat plannen, voor mij fijn zou zijn als we dat hebben nadat we de brief van de Staatssecretaris daarover hebben ontvangen, want anders moet ik weer een apart debatmoment gaan organiseren en dat vind ik erg ingewikkeld. Ik zie mijn collega's ja knikken.
Dan nog een laatste vraag aan de Minister voor Buitenlandse Handel. De Minister noemde een aantal handelsinstrumentaria. De motie-Hammelburg/Van der Lee zei inderdaad: alle handelsinstrumentaria vergroenen in lijn met de besluiten van Parijs en Glasgow. Daar is geen Spaans bij. U noemde Invest International, FMO, DRIVE en nog een aantal instrumenten. De Minister heeft al eerder aangegeven dat ook daarvoor een aantal uitzonderingen gelden op fossiel, dus dat er niet alleen in positieve zin vergroening is, maar dat er toch een aantal uitzonderingen zijn, bijvoorbeeld als het gaat om ... Nou ja, er stonden drie criteria in de brief; die ga ik nu niet voorlezen. Mijn vraag aan de Minister en de Staatssecretaris is of, als de Staatssecretaris die brief met die criteria stuurt, die criteria ongeveer gelijk zullen zijn aan de criteria die de Minister voor Handel hanteert voor stimuleringstrajecten waarin toch nog een uitzondering wordt gemaakt voor fossiel in ontwikkelingslanden, omdat je anders verschillende vormen van beleid vanuit het kabinet krijgt die ook voor het bedrijfsleven, voor het midden- en kleinbedrijf niet meer te volgen zijn. Bovendien wil ik zeker weten dat er in het beleid geen stiekeme backdoor nog openstaat voor het stimuleren van fossiele investeringen die niet doen wat ze zouden moeten doen, namelijk het verduurzamen van de energiemix in ontwikkelingslanden en niets anders dan dat.
Voorzitter: Teunissen
De voorzitter:
Dan is het tijd voor de tweede termijn van de heer Amhaouch.
De heer Amhaouch (CDA):
Dank, voorzitter. Ik denk dat het goed is dat we vandaag hebben gesproken over de ekv, want de vorige keer is dat niet doorgegaan en je ziet dat er toch verschillende invalshoeken zijn. Ik heb grote vraagtekens en ook zorgen bij de eendimensionale inkijk, alleen vanuit die 1,5 graad. We hebben de COP26 ondertekend in 2021 en we moeten vergroenen, maar de ekv bestond ook ten dienste van ons exportbeleid. Een derde van ons bbp halen wij door export. Het moet faciliterend zijn. Ik zou de Staatssecretaris graag willen vragen of hij toch een onafhankelijke beleidsdoorlichting van dit beleid zou willen doen om ook de andere belangen goed af te wegen. Laat de genoemde 1,5 graad maar doorrekenen, maar dat geldt ook voor leveringszekerheid, de impact op de ontwikkelingslanden en de impact op de geopolitiek maar ook op het gelijke speelveld in en buiten Europa. Als we dat hebben, kan de Kamer ook onafhankelijk toetsen. Ik zou zeggen dat we het beleid alleen maar nog beter kunnen maken.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Amhaouch.
Voorzitter: Amhaouch
De voorzitter:
Vijf minuten schorsing. We gaan om 16.30 uur verder.
De vergadering wordt van 16.21 uur tot 16.29 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan door met de tweede termijn van de zijde van het kabinet. Ik geef het woord aan de Staatssecretaris van Financiën.
Staatssecretaris Van Rij:
Dank, voorzitter. Er zijn nog een paar vragen, onder meer van Volt: vallen nieuwe projecten die in 2023 gefinancierd worden, in 2024 alsnog onder de uitzondering omdat het om bestaande infrastructuur gaat? Dat zou dan om een fossiel project gaan. De uitzondering betreft bestaande assets. Dat zou dus ook mogelijk kunnen zijn. Het gaat dan echter alleen om investeringen waarbij er sprake is van verbetering van de milieuprestatie en/of veiligheid en/of gezondheid, waarbij de economische levensduur niet wordt verlengd.
Voorzitter. Dan is er nog de vraag van mevrouw Teunissen of ik akkoord ga met een verbod op de intensieve veehouderij binnen de ekv. Ik ben geen voorstander van een algemeen verbod op kredietverzekeringen voor de intensieve veehouderij. Het kabinet erkent het belang van dierenwelzijn. Daarom beschikt Nederland als enige exportkredietverzekeraar over een dierenwelzijnsverklaring die specifiek is gericht op het dierenwelzijn binnen de exportkredietverzekering. Leveringen aan de intensieve veehouderij worden behandeld als gevoelige sectortransacties. Dit houdt in dat een milieubeoordeling en een sociale beoordeling worden uitgevoerd, ongeacht de omvang van de transactie. Een aantal veehouderijsystemen en -praktijken gelden daarbij als niet verenigbaar met het dierenwelzijnsbeleid. Deze worden daarom niet in verzekering genomen.
De voorzitter:
Ik zie mevrouw Teunissen. Ik weet niet of mevrouw Teunissen helemaal tevreden is met het antwoord.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Het zal u misschien niet verbazen dat ik niet helemaal tevreden ben. De Staatssecretaris heeft gezegd dat we een dierenwelzijnstoets hebben, maar ik heb in de tweede termijn juist geprobeerd aan te geven dat er projecten zijn die gewoon categorie C krijgen, terwijl die toets inderdaad juist zegt dat alle intensieveveehouderijprojecten onder categorie A moeten vallen. Dat zie ik gewoon niet gebeuren. Dan zou mijn vervolgvraag zijn of de Staatssecretaris er in ieder geval naar kan kijken dat de handhaving daarop wordt aangescherpt. Daarnaast zou ik toch echt verder willen gaan, want mijn punt was juist dat die veehouderijsystemen niet alleen slecht zijn voor de dieren, maar ook voor de Nederlandse boer. We bouwen gewoon aan concurrentie in het buitenland.
De voorzitter:
We zitten in de tweede termijn.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Excuus, voorzitter, ik praat een beetje te lang.
De voorzitter:
Ja, want anders gaan we het debat opnieuw doen.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik ben wel blij met deze vraag, omdat die heel concreet is, maar ik weet het op dit moment gewoon niet. U zegt dat het altijd categorie A, gevoelige sectortransacties, behoort te zijn en u zegt dat dat niet zo is. Daar wil ik graag schriftelijk op terugkomen, want het moet gewoon helder zijn wat daar het beleid is. Daar wil ik dus graag schriftelijk op terugkomen, want dit weet ik zo niet uit mijn hoofd.
De voorzitter:
Prima. Zit daar een termijn aan vast, Staatssecretaris?
Staatssecretaris Van Rij:
Er is een tweeminutendebat aangekondigd en er zijn een aantal andere toezeggingen gedaan.
De voorzitter:
Voor bij het tweeminutendebat.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja. Ik streef er dus naar om alles het liefst in één brief te doen, ook ter voorbereiding van het tweeminutendebat, want ik ben het met de commissieleden eens dat zo'n tweeminutendebat natuurlijk meer zin heeft als ik ook de meest actuele informatie heb. Daar hoort dit bij.
De voorzitter:
Dat staat genoteerd. Dank. De Staatssecretaris gaat verder met de beantwoording.
Staatssecretaris Van Rij:
Voorzitter. Dan was er, als ik mij niet vergis, de suggestie van de heer Klink om een technische briefing te houden. Ik ben zelf altijd een groot voorstander van het houden van technische briefings, maar dat heeft met een ander, veel groter deel van mijn portefeuille te maken. In zo'n briefing wordt het beleid gewoon uitgelegd, niet alleen door de ambtenaren maar in dit geval ook door Atradius, juist omdat er zo veel in beweging is. Ik zie dit als een aanbod waarvan ik gebruik wil maken, maar uiteraard moet de commissie dat zelf willen en moeten we dat van tevoren ook goed afstemmen. Het is immers altijd het beste als u over dezelfde informatie beschikt als ikzelf als Staatssecretaris.
Dan had mevrouw Kröger nog een vraag over Mozambique. Met de huidige polis kan het niet, maar ik begrijp de vraag heel goed: als dat zich in een voorkomende situatie weer zou voordoen, zou je daar dan niet in je polis een clausule over moeten opnemen? Geeft u mij even hiervoor de gelegenheid, want er zitten juridische kanten aan. Ik kan u nu allerlei dingen gaan toezeggen ... Maar ik begrijp die vraag gewoon heel goed: een uitzonderlijke situatie, wat zet je daar wel over in een polis en wat niet? Ik kom ook daar dus graag schriftelijk op terug.
Het tweede van Manilla. Daarover is het verzoek van mevrouw Kröger om daar nu meteen al een onafhankelijk onderzoek op te zetten. Ik heb uitgelegd dat we dat als kabinet hebben gedaan. We hebben daar een second opinion over gevraagd van een onafhankelijke derde. Ik heb ook toegezegd dat de Kamer daarover gerapporteerd gaat worden als die onafhankelijke consultant klaar is met zijn werk. Uiteraard worden dan alle conclusies gedeeld, met uitzondering misschien van de bedrijfsgevoelige. Ik stel voor dat we, als we dat gedaan hebben, met elkaar in gesprek gaan over of dat voldoende is of niet, in plaats van dat we nu een toezegging doen op een onafhankelijk onderzoek.
Dan weer mevrouw Kröger. Nadat we daar enige tijd voor genomen hebben in de eerste termijn, heb ik een toezegging gedaan ten aanzien van het kader dat wij zullen hanteren bij de beoordeling van de tien fossiele projecten. Daar wil ik ook volledig transparant in zijn. Ik weet eigenlijk niet precies ... Want mevrouw Kröger vraagt naar een instrument. Ik wil dit ook gewoon in een goede brief zetten. De vraag is duidelijk. Ik heb daar al een toezegging op gedaan. Alleen, ik ben even zoekende naar wat ik nog verder moet doen, want dit was volgens mij vrij duidelijk, ook binnen datgene wat wij besproken hadden.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Misschien bedoelen we precies hetzelfde; dat zou heel mooi zijn. Als de Staatssecretaris het heeft over een kader, dan hebben we het dus over een kader om te kijken of die projecten passen binnen de 1,5 graden. Dat is het kader waar we het over hebben. Er kunnen allerlei kaders zijn, maar het betreft dus dít kader.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, maar op het gevaar dat we de discussie van de eerste termijn gaan herhalen ...
De voorzitter:
Nee, dat gaan we niet doen, mevrouw Kröger.
Staatssecretaris Van Rij:
Zoals mevrouw Kröger het nu formuleert, heb ik het niet toegezegd. Ik heb één ding uitgelegd, althans geprobeerd, niet met succes, zo blijkt. Ik heb toegezegd dat wij in het transitiejaar de fossiele projecten die op tijd zijn aangevraagd, in behandeling zullen nemen. Vervolgens doorlopen die het normale proces van aanvraag en dekkingstoezegging, daarna eventueel vertaald in een polis. Volgens mij wil mevrouw Kröger van mij horen: als dat niet voldoet aan die 1,5 graad ... Tja, daar hebben we nu juist dat transitiejaar voor gekozen. Daarin verschillen we dan met elkaar van mening. Maar wat ik wel wil doen, is laten zien hoe we daarmee om zullen gaan, en ik wil daar ook transparant in zijn.
De voorzitter:
Als laatste, mevrouw Kröger, dus ten slotte. Anders blijven we op dit thema voortgaan.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ja, voorzitter, maar dit is ook ongeveer de kern van dit debat. Kijk, de Minister heeft gezegd: we gaan kritisch bekijken of die projecten passen binnen de 1,5 graden. De Staatssecretaris zegt nu: ik heb een kader toegezegd. Maar hij zegt ook: ze krijgen een normale behandeling, zoals alle andere projecten. Mijn vraag is dus: dat kritisch kijken naar of ze passen binnen de 1,5 graden, hoe past dat binnen het kader waar de Staatssecretaris net een toezegging op heeft gedaan?
Staatssecretaris Van Rij:
Echt op het gevaar af van een herhaling van zetten: wij houden ons aan de brief van 3 november. De heer Jetten heeft daar uiteraard de invulling aan gegeven zoals hij die daaraan gegeven heeft. Er is eenheid van kabinetsbeleid, dus ik zou zeggen: wacht even af waar wij mee komen.
Voorzitter, dan had u zelf nog dit. U sprak over een eendimensionale benadering. Ik heb zelf in eerste termijn aangegeven dat exportkredietverzekering echt over veel meer gaat dan alleen fossiel. Daar lijkt het af en toe wel op. Daarom is het ook zo'n belangrijk instrument, en ook een heel belangrijk instrument in de hele klimaattransitie, ook voor het exporterende bedrijfsleven. Het beleid wordt geëvalueerd en getoetst, en dat gebeurt ook in de monitor. U vraagt nu al om een onafhankelijk onderzoek. Ik stel voor dat we dan ook de beslissing nemen of dat nodig is of niet, nadat wij zelf onze evaluatie hebben gedaan.
Voorzitter: Teunissen
De heer Amhaouch (CDA):
Hoe ziet u dat in de tijd, als ik vragen mag aan de Staatssecretaris?
Staatssecretaris Van Rij:
Er wordt mij ingefluisterd: voor de zomer komt die evaluatie.
Voorzitter: Amhaouch
Staatssecretaris Van Rij:
Volgens mij was dit het, voorzitter, maar als ik een vraag vergeten ben, dan hoor ik dat ongetwijfeld.
De voorzitter:
Prima. Dan gaan we naar de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel. Aan mij ook nog een paar vragen. Allereerst dit in antwoord op de vraag van de heer Klink of er aan een TeamNL-benadering wordt gewerkt voor de energietransitiekansen. Ja, dat doen we. Natuurlijk willen we niet dat ondernemers bij de verschillende loketten van het kastje naar de muur worden gestuurd, dus dat ze, als ze bij het verkeerde loket zijn, worden doorgestuurd. Ze moeten dus worden doorverwezen. Daar werken we aan en dat blijven we ook verbeteren. Er komt nog een brief voor de zomer. De pps-evaluatie hebben we gehad, maar voor de zomer komen we terug op hoe we daar nog extra invulling aan geven. Het is natuurlijk de bedoeling dat die loketten goed samenwerken, maar daar is wel steeds voortdurende aandacht voor, want die zorgen hebben mij ook bereikt. Nou ja, wij blijven daaraan werken en we komen daar in die brief nog op terug.
De heer Klink (VVD):
Ik had het niet alleen over de energiekansen in het buitenland, maar gewoon echt die in de volle breedte, met handel en export. En de Minister heeft het over «we», maar mag ik daaruit dan concluderen dat dat «we» ook Atradius is, en RVO, Invest International, en het Ministerie van Financiën niet te vergeten, om iets aan de risico's te doen, en het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Economische Zaken? En wanneer komt die brief dan?
Minister Schreinemacher:
Vóór de zomer.
De heer Klink (VVD):
Voor de zomer, o.
Minister Schreinemacher:
Dat hebben we aangekondigd in de brief over de evaluatie van de pps.
De heer Klink (VVD):
Maar ter bevestiging: de clubs die ik net allemaal noemde, gaan dan meer met elkaar samenwerken?
Minister Schreinemacher:
Ik kan het nog even helemaal schetsen, maar op het gebied van financiering zijn er dus diverse financiële instrumenten. Die zijn anderhalf jaar geleden gebundeld binnen Invest International. Dat is één loket op het gebied van financiering. Dan heb je Atradius DSB, specifiek voor de exportkredietverzekering. Voor ondernemersvragen kunnen ondernemers bij de RVO terecht. Deze werken onderling samen, maar ook nog met de ROM's en met Invest-NL. Daarover zijn samenwerkingsovereenkomsten gesloten. Die samenwerking verloopt over het algemeen heel goed. Soms zijn er nog wel verbeterpunten, en daar komen we in de brief op terug.
Dan had de heer Hammelburg nog zijn vraag over de criteria die zagen op het bredere handelsinstrumentarium en de uitzonderingen daarop, en of die wel aansluiten op de uitzonderingscriteria van de ekv. Wij zullen daar in de brief ook op terugkomen. Maar ik kan de heer Hammelburg bij dezen alvast geruststellen met dat die criteria op elkaar aansluiten. Maar we zullen die ook nog behandelen in de brief die door de Staatssecretaris is toegezegd. Op dit moment zijn er overigens nul aanvragen voor fossiele projecten voor die instrumenten anders dan de ekv. Daar is dus op dit moment geen sprake van.
Dan vroeg mevrouw Teunissen nog naar die just energy transition in het kader van de ekv. Op hoe we invulling geven aan die just energy transition, heb ik net al antwoord gegeven in mijn antwoord aan mevrouw Kröger: via dat bredere beleid. Maar voor de ekv en de COP26-verklaring geldt dat dit echt gericht is op het uitfaseren van fossiele projecten en het stimuleren van groene projecten. En de just energy transition biedt meer handelingsperspectief voor het bredere internationale instrumentarium. We werken dus aan die just energy transition, maar wat we met de ekv doen, is eigenlijk maar een klein onderdeeltje van wat we met het bredere beleid doen.
Volgens mij heb ik daarmee de vragen beantwoord.
De voorzitter:
Prima, dan zijn we aangekomen bij het einde van dit commissiedebat over de exportkredietverzekering. Voordat ik afsluit, heb ik een aantal toezeggingen die ik met u wil doornemen.
− De Staatssecretaris zegt toe om de Kamer zo spoedig mogelijk te informeren over welk afwegingskader gehanteerd wordt bij de beoordeling van de fossiele projecten.
− De Kamer wordt geïnformeerd over de ekv-criteria in relatie tot de leveringszekerheid en ontwikkelingslanden.
− De Kamer wordt geïnformeerd in de volgende ekv-monitor over wat de stappen zijn van het kabinet volgend op het rapport over de veiligheidssituatie rondom het lng-project in Mozambique.
− De Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomsten van een second opinion van een onafhankelijke derde naar het project in Manilla.
− De Kamer wordt vóór het tweeminutendebat geïnformeerd over de handhaving op categorie C.
De heer Klink.
De heer Klink (VVD):
Op die eerste toezegging: daar zat natuurlijk wel meer in. Ik heb daar ook nog iets over gevraagd.
De voorzitter:
Dit is de toezegging. We kunnen er dadelijk nog even naar kijken. Of mist u echt iets?
De heer Klink (VVD):
Nou ja ...
De voorzitter:
De griffier fluistert mij in dat het debat ook wordt geregistreerd in het verslag. Daar zit ook de context bij van deze toezegging.
Staatssecretaris Van Rij:
Inclusief wat door alle commissieleden is ingebracht, ook door de heer Klink.
De voorzitter:
Prima. Dank aan de Minister en de Staatssecretaris voor het bijwonen van dit commissiedebat. Dat geldt ook voor de Kamerleden, de mensen op de publieke tribune en de mensen die thuis meekijken. Ik wens jullie een fijne avond en alvast een fijn reces volgende week als dit voor jullie de laatste activiteit is van deze week. Tot ziens.
Sluiting 16.47 uur.