[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over de Geo-economische monitor (Kamerstuk 36180-31)

Doen waar Nederland goed in is - Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2023D08680, datum: 2023-03-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36180-50).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36180 -50 Doen waar Nederland goed in is - Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Onderdeel van zaak 2023Z03703:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

36 180 Doen waar Nederland goed in is – Strategie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Nr. 50 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 14 maart 2023

De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 21 december 2022 over de Geo-economische monitor (Kamerstuk 36 180, nr. 31).

De vragen en opmerkingen zijn op 1 februari 2023 aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voorgelegd. Bij brief van 2 maart 2023 zijn de vragen door de Ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, van Buitenlandse Zaken en van Economische Zaken en Klimaat beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Wuite

De adjunct-griffier van de commissie,
De Mare

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Inbreng leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de Geo-economische monitor. Zij hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie vragen of dit onderzoek frequenter uitgevoerd gaat worden zodat trends vastgesteld kunnen worden. Zo ja, hoe frequent? Zo nee, waarom niet?

1. Antwoord van het kabinet

Het monitoren van strategische afhankelijkheden zal structureel plaatsvinden. Hierbij heeft de recent opgerichte Task Force Strategische Afhankelijkheden een coördinerende en aanjagende rol. Voor de komende periode zet het kabinet, gegeven de databeperkingen die kwantitatieve onderzoeken met zich meebrengen, primair in op kwalitatieve product/sectorspecifieke vervolgstudies, voortbouwend op de inzichten die zijn opgedaan met de geo-economische monitor. Op de middellange termijn zal ook nieuw kwantitatief onderzoek weer relevant zijn, resulterend in een volgende geo-economische monitor, in lijn met de aanbevelingen van de onderzoekers.

Strategische afhankelijkheden die in de huidige geo-economische monitor geïdentificeerd zijn, zullen door de verschillende betrokken departementen nader onderzocht en geanalyseerd worden om te komen tot een verder aangescherpt beeld. Er is reeds mede op basis van de uitkomsten van de geo-economische monitor vervolgonderzoek in gang gezet (TNO-onderzoek over een opschaalbare methodiek voor het in kaart brengen van complexe waardeketens en mogelijke risico’s). Over de uitkomsten van dit onderzoek zal de Kamer geïnformeerd worden.

De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet actie ondernomen heeft om Nederland economisch weerbaar te maken en te anticiperen op een toenemend gebruik van geo-economische drukmiddelen. Zo ja, welke acties heeft het kabinet ondernomen? Zo nee, waarom niet?

2. Antwoord van het kabinet

Het kabinet erkent het belang van het vergroten van de economische weerbaarheid van Nederland en de Europese Unie (EU). Op 8 november jl. heeft het kabinet hieromtrent de Kamerbrief Open Strategische Autonomie1 met uw Kamer gedeeld. Hierin worden verschillende beleidsinitiatieven uiteengezet die het kabinet in EU-verband reeds heeft ondernomen of gaat nemen om de weerbaarheid en publieke belangen van Nederland en de EU te vergroten en borgen. We zetten in op het versterken van het politiek-economische fundament van de EU, het mitigeren van de risico’s van strategische afhankelijkheden en het vergroten van het geopolitiek handelingsvermogen van de EU. Hiertoe zoeken we primair aansluiting bij verschillende EU-trajecten, zoals de nog te verschijnen Critical Raw Materials Act (CRMA)2 en de EU Chips Act3 en deelname aan bepaalde Important Projects of Common European Interests (IPCEI’s). Verder werkt de EU onder andere aan een anti-dwanginstrument.4 Het doel van dit instrument is om economische dwang tegen te gaan en, wanneer de EU of een lidstaat geconfronteerd wordt met economische dwang, hier onder voorwaarden op te kunnen reageren. Hiermee versterken we het geopolitiek handelingsvermogen van de EU. Het kabinet zet in op spoedige totstandkoming van het anti-dwanginstrument. Daarnaast, organiseert het kabinet handelsmissies en werkbezoeken naar gelijkgezinde landen om handel te bevorderen en de mogelijkheden van samenwerking te verkennen, onder meer ten aanzien van economische weerbaarheid en de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen. Dit draagt bij aan diversificatie.

De leden van de VVD-fractie constateren dat het TNO-vervolgonderzoek reeds in gang is gezet. Zij vragen daarom of de Kamer geïnformeerd gaat worden over de opschaalbare methodiek voor het in kaart brengen van complexe waardeketens en mogelijke risico’s.

3. Antwoord van het kabinet

Ja, zie ook het antwoord op vraag 1.

De leden van de VVD-fractie vragen aan het kabinet wat het ziet als het verdienvermogen van de toekomst voor Nederland. Welke sectoren, zoals de maritieme-, landbouw- en lithografiesector en andere sleuteltechnologieën, zijn van strategisch belang voor Nederland? Wat doet het kabinet eraan om voor het behoud van het verdienmodel, de strategische sectoren in de toekomst te behouden en te ondersteunen?

4. Antwoord van het kabinet

Nederland voert sinds 2011 beleid op sectoren die van bijzonder belang zijn voor de export en het innoverend vermogen van Nederland: het topsectorenbeleid. Deze sectoren dragen in bijzondere mate bij aan onze export en innovatie. Het gaat om: Agri & Food, Chemie, Creatieve Industrie, Energie, Life Sciences & Health, Logistiek, High Tech Systemen & Materialen, Tuinbouw & Uitgangsmaterialen, Water & Maritiem, ICT. Het topsectorenbeleid richt zich op innovatie, internationalisering en human capital.

Binnen de topsectoren vindt doorlopend het gesprek plaats over de vraag op welke markten kansen liggen voor Nederland. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot een Groeifondsvoorstel of deelname aan een IPCEI in EU-verband. Hierbij kijken bedrijven en de overheid naar sterktes van het Nederlandse bedrijfsleven en het kennis- en onderzoekssysteem enerzijds en anderzijds naar ontwikkelingen op internationale (groei)markten. Daarnaast kijkt het kabinet ook buiten de topsectoren naar kansen op nieuwe markten, bijvoorbeeld in het beleid voor stimulering van startups en scale-ups.

Het kabinet voert beleid op sleuteltechnologieën als onderdeel van het missiegedreven innovatiebeleid. Denk hierbij aan gerichte investeringen in sleuteltechnologieën zoals kunstmatige intelligentie en kwantumtechnologie, substantieel opgeschaald met middelen vanuit het Nationaal Groeifonds (NGF). Zoals aangekondigd in de Kamerbrief Innovatie en Impact van november 2022 (Kamerstukken 33 009, 32 637 en 31 288, nr. 117), werkt het kabinet momenteel aan een Nationale Technologiestrategie. Deze strategie schetst welke aanvullende prioriteiten de overheid wenst aan te brengen in haar technologiebeleid. Daarbij gaat het onder andere om toekomstige investeringen vanuit het NGF, de Kennis- en Innovatieagenda Sleuteltechnologieën en de Nederlandse inzet voor wat betreft IPCEI’s. De Minister van Economische Zaken en Klimaat is van plan deze strategie dit jaar voor te leggen aan uw Kamer.

Naast het huidige, al lopende beleid op dit gebied, is het kabinet op dit moment ook bezig met het herijken van de onderliggende visie van het economische en bedrijvenbeleid in het licht van de recente (geopolitieke) ontwikkelingen. Dit gebeurt zowel op nationaal als Europees vlak. Nationaal werkt de Minister van Economische Zaken en Klimaat op dit moment aan een visie op de toekomstige economie. Daarnaast, wordt er met andere Europese landen via de onderzoeks- en innovatieprogramma’s van de EU, onder met name Horizon Europe, ook ingezet op het versterken van strategische technologieën en sectoren voor de toekomst. Verder wordt er op dit moment door de Europese Commissie gewerkt aan de Net-Zero Industry Act. Deze zal medio maart worden gepresenteerd en focussen op het versterken van de Europese positie in sleuteltechnologieën die nodig zijn voor een klimaat neutrale industrie. Daarnaast monitort het kabinet welke kansen zich voor Nederland voordoen op internationale markten. Dit gebeurt onder meer via een wereldwijd netwerk van innovatie-attachés en economische afdelingen bij Nederlandse ambassades

De leden van de VVD-fractie constateren dat het aantal elektrische auto’s de komende tien jaar hard zal groeien. Welke rol kan Nederland spelen om de productie van accu’s en elektrische auto’s te stimuleren in de EU om zo bestaande (klimaat)doelen te bereiken?

5. Antwoord van het kabinet

Als kleine speler in de mondiale waardeketen van elektrische auto’s, batterijen en accu’s kan Nederland op een aantal specifieke gebieden een bijdrage leveren aan het kunnen voorzien in de groeiende vraag naar deze producten en aan innovatie binnen de waardeketen van deze producten.

Voor batterijen geldt dat we inzetten op een aantal punten waar Nederland kansrijk is en daarvoor zoeken we ook internationale samenwerking. Hierover heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat de Tweede Kamer op 23 september 2022 geïnformeerd.5 Met name vanuit specifieke toepassingen in zwaar transport, batterijen ter verlichting van het net, nieuwe batterijconcepten en batterijrecycling zijn er kansen om als Nederland binnen het Europese ecosysteem waarde toe te voegen. Verder zijn er plannen om gefaseerd een batterijfabriek op te richten in de Eemshaven in Groningen. De bouw zal naar verwachting 14 tot 15 maanden in beslag nemen voordat deze operationeel is. Er is ruimte voor opschaling van deze fabriek, het is echter nog onzeker of dit gerealiseerd zal worden.

Recent is het lopende IPCEI voor batterijen (EuBatIn) opengesteld voor nieuwe projecten. Nederland neemt op dit moment niet deel aan de in 2021 gestarte IPCEI EuBatIn. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) verkent momenteel of deelname aan EuBatIn wenselijk is, gegeven de huidige voorwaarden en de scope. Verder is er in de derde ronde van het NGF, in samenwerking met RAI Automotive, Brainport Development en OostNL, een voorstel ingediend ter bevordering van het Nederlandse ecosysteem in Batterijtechnologie. Dit voorstel is additioneel en complementair aan het voorstel NXTGEN HIGHTECH, waarvoor eerder vanuit het NGF geld is toegekend. Nederland kent bovendien meerdere innovatieve starts-ups die actief zijn op het gebied van batterijen, zoals Elestor, LionVolt, RIFT en Exergy-storage.

Alhoewel Nederland wereldwijd geen groot aandeel heeft in de productie van elektrische auto’s, zijn er hier wel enkele spelers gevestigd die deel uitmaken van mondiale waardeketens van elektrische auto’s, accu’s en oplaadmogelijkheden. DAF staat bekend om zijn elektrische vrachtwagens en opent dit voorjaar een assemblagefabriek voor serieproductie. Ook VDL Groep bouwt e-trucks, net als elektrische bussen voor het openbaar vervoer. Met Ebusco kent Nederland nog een vooraanstaande speler in de Europese openbaarvervoersmarkt. Nederlandse laadpaalbedrijven zijn actief in heel Europa, en ook steeds meer in Amerika. Mondiale toeleverancier NXP biedt een waaier aan elektrificatieoplossingen voor op en naast het voertuig aan, van batterijbeheer tot aandrijfdomeincontrole en het opladen van elektrische voertuigen. En de ontwikkeling door de scale-up LeydenJar van een «superaccu» die 70 procent meer energie op kan slaan lijkt veelbelovend en kent veel interesse van de internationale automotive en elektronica-industrie.

De leden van de VVD-fractie vragen aan het kabinet hoe handelsverdragen met derde landen kunnen helpen om strategische onafhankelijkheden te verminderen. Hoe zou een handelsverdrag met bijvoorbeeld Zuid-Amerikaanse landen de Europese strategische afhankelijkheid van een land als China kunnen verminderen?

6. Antwoord van het kabinet

Het afsluiten van handelsakkoorden draagt bij aan het verminderen van risicovolle strategische afhankelijkheden, doordat handelsakkoorden voor het bedrijfsleven de diversificatie van handelspartners en toeleveranciers faciliteren. Importeurs kunnen door het verminderen van handelsbarrières kiezen uit meer leveranciers voor de invoer van grondstoffen en halffabricaten en hun risico’s spreiden, zodat eventuele verstoringen in leveringsketens beter kunnen worden opgevangen.

Een voorbeeld is het handelsakkoord van de EU met Chili, een land dat over grote voorraden lithium beschikt. Lithium is belangrijk voor de productie van moderne batterijen, die onder meer worden gebruikt in elektrische auto’s. In het conceptakkoord staan afspraken over de toegang van de EU tot kritieke grondstoffen zoals lithium. Concrete afspraken zijn bijvoorbeeld gemaakt over het beperken van exportrestricties en het beperken van het beleid van lagere grondstofprijzen voor binnenlandse producenten. Hierdoor wordt het makkelijker voor Europese bedrijven om kritieke grondstoffen te importeren of te investeren in lokale winning of raffinage.

Het is belangrijk dat er t.a.v. diversificatie aandacht is voor de gehele waardeketen. Zo kan bijvoorbeeld niet alleen de winning van grondstoffen geconcentreerd zijn, maar geldt dit in verschillende gevallen ook voor de raffinage. Zo wordt lithium grotendeels geraffineerd in China. Handelsakkoorden met landen die raffinagecapaciteit hebben, kunnen ook bijdragen aan diversificatie op dit niveau in de keten.

De leden van de VVD-fractie constateren dat toenemende concurrentie uit China ervoor zorgt dat de relatieve kennispositie van Nederland achteruit gaat. Zij vragen daarom of het kabinet van plan is actie te ondernemen om de relatieve kennispositie van Nederland te verbeteren. Zo ja, welke acties gaat het kabinet ondernemen?

7. Antwoord van het kabinet

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Economische Zaken en Klimaat hebben afgelopen november in de brief Innovatie en Impact de kabinetsinzet ter versterking van het innovatiebeleid en de kabinetsvisie op het vergroten van de impact van kennis beschreven. Het actieplan bij deze brief gaat in op de concrete stappen die het kabinet zet om dit te bereiken. Dit gaat o.a. over het missiegedreven innovatiebeleid (de nieuwe Kennis- en Innovatieagenda’s en Convenant 2024–2027), een investering van € 500 miljoen in de onderzoeksfaciliteiten voor toegepast onderzoek en de ontwikkeling van een Nationale Technologiestrategie. Ook investeert het kabinet met het NGF zo’n € 20 miljard op het gebied van Innovatie & Kennisontwikkeling. Dit draagt substantieel bij aan de kennispositie van Nederland en ons duurzaam verdienvermogen.

Zij vragen ook of het kabinet van plan is actie te ondernemen in samenwerking met de Europese Unie om gezamenlijk minder afhankelijk te worden van Chinese goederen. Zo ja, welke acties gaat het kabinet ondernemen?

8. Antwoord van het kabinet

Het kabinet en de EU hebben het verminderen van de risico’s van strategische afhankelijkheden hoog op de agenda staan. Het kabinet steunt de EU-initiatieven op dit thema. Zo worden voor de versterking van de positie van de EU binnen strategische waardeketens IPCEI’s opgezet. Ook is de Europese Commissie bezig met de EU Chips Act en wordt er gewerkt aan het voorstel voor een CRMA. Nederland neemt een actieve rol in bij de totstandkoming van dit voorstel en heeft op 26 januari jl. een non-paper opgesteld ter beïnvloeding van de CRMA.6 Verder intensiveert de EU de samenwerking met gelijkgezinde landen t.a.v. deze thematiek. Zo wordt ingezet op het verdiepen van de samenwerking tussen de EU en de VS met de Trade & Technology Council (TTC), en wordt er actievere samenwerking gezocht met landen in de Indo-Pacific. Nederland steunt deze initiatieven. Op nationaal niveau heeft het kabinet in december jl. de nationale grondstoffenstrategie gepubliceerd die ziet op het vergroten van de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen op de middellange termijn.7 Deze initiatieven zijn erop gericht om risicovolle strategische afhankelijkheden van derde landen te verminderen en hebben daarmee ook betrekking op China.

De leden van de VVD-fractie constateren ook dat de Geo-economische monitor ertoe leidt dat economische beïnvloeding voor geopolitieke doeleinden in toenemende mate toegepast wordt. Een tweede constatering is dat China in toenemende mate economische beïnvloeding als instrument inzet. De leden van de VVD-fractie vragen daarom welke maatregelen het kabinet neemt als China economische beïnvloeding inzet tegen Nederland.

9. Antwoord van het kabinet

Momenteel kan de EU een WTO-zaak starten wanneer een land handelsrestricties instelt, zoals de EU heeft gedaan bij Chinese dwangmaatregelen tegen Litouwen.

Onderdeel van de kabinetsinzet op het gebied van open strategische autonomie is het vergroten van het geopolitiek handelsvermogen van de EU. Zo werkt de EU aan een anti-dwang instrument. Doel hiervan is om economische dwang af te schrikken en tegen te gaan. Wanneer de EU of een lidstaat geconfronteerd wordt met economische dwang, kan hier onder voorwaarden op gereageerd worden met responsmaatregelen, zoals het instellen van import- of exportbeperkingen. Het anti-dwanginstrument draagt daarmee bij aan het geopolitiek handelingsvermogen van de EU. Het kabinet zet in op spoedige afronding van de onderhandelingen over het anti-dwang instrument.

Naast dit handelspolitieke instrument en WTO-geschillenbeslechting zet Nederland in op meer solidariteit en eensgezindheid met EU-lidstaten en andere gelijkgezinde landen.

De leden van de VVD-fractie vragen welke acties het kabinet genomen heeft om, met behoud van de vriendschappelijke relatie, meer onafhankelijk te worden van de Verenigde Staten op het gebied van nationale veiligheid.

10. Antwoord van het kabinet

Nederland zet in op een Europa dat meer in zijn veiligheid en defensie investeert, en daarmee bijdraagt aan zowel een sterkere NAVO als sterkere EU. De Nederlandse defensie- en veiligheidssector kent een grote mate van verwevenheid met de Verenigde Staten en een groot deel van de omzet van de Nederlandse defensie- en veiligheidsgerelateerde technologische industriële basis (NLDTIB) wordt gegenereerd door export naar de Verenigde Staten. Wel benadrukt het kabinet in de Defensienota 2022 dat voor strategische open autonomie het hebben van een Nederlandse en Europese vitale defensiesector belangrijk is.8 Het Ministerie van Defensie en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de uitwerking van maatregelen op dit terrein. Focus hierbij gaat uit naar het stimuleren van defensieonderzoek bij de kennisinstituten en technologieontwikkeling bij defensiebedrijven, waarmee Defensie rechtstreeks bijdraagt aan het concurrentievermogen van de Nederlandse defensiesector. In EU verband wordt Europese samenwerking bevorderd op gebied van onderzoek en ontwikkeling van nieuwe defensiecapaciteiten en van gemeenschappelijke aanschaf daarvan.

De leden van de VVD-fractie constateren dat de positie van India steeds dominanter wordt. Zij vragen daarom hoe het kabinet aankijkt tegen de positie van India. Gelet op het gegeven dat India dit jaar G20 voorzitter is, vragen de leden van de VVD-fractie ook wat voor onderwerpen Nederland inbrengt in de bilaterale contacten met India. De leden van de VVD-fractie vragen tot slot hoe een versterking van de relatie tussen India en de EU bijdraagt aan een afname van afhankelijkheden van zowel India als de EU tegenover Rusland en China. Liggen hier concrete plannen voor op tafel binnen de EU-instituten en de Nederlandse regering?

11. Antwoord van het kabinet

India is een belangrijke geopolitieke speler. De bilaterale contacten met India zijn intensief, de uitnodiging aan Nederland om aan de Indiase G20 deel te nemen kan gezien worden als een wederzijdse bevestiging van deze intensivering. In maart 2022 is uw Kamer een brief toegekomen over het Nederlandse beleid en de inzet ten aanzien van India.9 In EU en bilateraal verband zijn de EU Indo-Pacific strategie,10 waar Nederland samen met Frankrijk en Duitsland een voortrekkersrol in vervult, en het Global Gateway initiatief11 belangrijke instrumenten om de relatie verder te intensiveren. Over de Nederlandse inzet voor de G20 onder Indiaas voorzitterschap zal u apart per brief worden geïnformeerd.

Verder is het herstarten van de onderhandelingen over een handelsakkoord een van de manieren waarop de relatie tussen de EU en India wordt versterkt. In het antwoord op vraag 6 wordt ingegaan op hoe handelsakkoorden risicovolle strategische afhankelijkheden kunnen verminderen. India heeft onder andere een grote IT- en medicijnensector. Ook zet de Indiase overheid in op het versterken van de Indiase maakindustrie, wat kansen biedt ten aanzien van diversificatie. Verder is er door de EU en India een Trade and Technology Council (TTC) opgericht. Hierin zal op hoog politiek niveau gesproken worden over, onder andere, groene technologie en weerbare waardeketens. Zo kan samenwerking op deze gebieden geïntensiveerd worden.

Inbreng leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de eerste geo-economische monitor en danken via deze weg de organisaties voor het verrichte onderzoek. Naar aanleiding van het rapport hebben deze leden nog enkele zorgen en vragen aan de Minister. Zij lezen dat het kabinet werkt aan een plan van aanpak en vragen zich af welke sectoren en/of landen hierbij prioriteit krijgen. Voorts vragen deze leden hoe lang het volgens de Minister zal duren voordat Nederland en Europa de strategische afhankelijkheden dusdanig hebben kunnen afbouwen dat zij uit de huidige gevarenzone zijn.

12. Antwoord van het kabinet

In het verslag12 van de Raad Buitenlandse Zaken van 23 januari 2023 is uw Kamer geïnformeerd over de oprichting van de Taskforce Strategische Afhankelijkheden (TFSA) en werkzaamheden van de eerste maanden. Het Plan van Aanpak, waarin prioriteiten zullen worden gesteld en een planning zal worden opgenomen, wordt voor het mei-reces met uw Kamer gedeeld. Het is op dit moment niet mogelijk om op het Plan van Aanpak van de TFSA vooruit te lopen. Het mitigeren van risicovolle strategische afhankelijkheden is gecompliceerd en vergt in de meeste gevallen een behoorlijke (tijds)investering. Bovendien zijn risicovolle strategische afhankelijkheden dynamisch van aard en is het onmogelijk te voorspellen hoe deze er in de toekomst exact uit zullen zien.

De auteurs van het rapport hebben enkele aanbevelingen gedaan voor vervolgonderzoek. Is het kabinet van plan deze aanbevelingen op te volgen, zo vragen de aan het woord zijnde leden. Zij vragen de Minister per aanbeveling onderbouwd aan te geven hoe zij deze zal opvolgen.

13. Antwoord van het kabinet

De geo-economische monitor is inmiddels besproken in de Taskforce Strategische Afhankelijkheden. Geïdentificeerde strategische afhankelijkheden zullen door de verschillende betrokken departementen nader onderzocht en geanalyseerd worden om te komen tot een verder aangescherpt beeld. Mede op basis daarvan kan overwogen worden om vervolgstudies te ondernemen. Hierover zal uw Kamer geïnformeerd worden.

Hoewel de leden van de D66-fractie hechten aan verder onderzoeken, sporen zij de Minister ook aan om zo snel mogelijk stappen te ondernemen om strategische afhankelijkheden af te bouwen. Deze leden stellen niet voor om volledig te stoppen met de handel met onder andere China, maar zij vragen de Minister wel te komen tot een toekomstbestendige relatie en te doen wat in haar macht ligt om te voorkomen dat Nederland en Europa net zo hard kunnen worden geraakt door strategische afhankelijkheden van China als momenteel door strategische afhankelijkheden van Rusland.

14. Antwoord van het kabinet

Het kabinet erkent dat eenzijdige economische relaties tot risico’s voor onze publieke belangen kunnen leiden. Daarom zet het kabinet in op het verdiepen en verbreden van onze kennispositie over waardeketens en kwetsbaarheden, zowel nationaal als in EU-verband. De geo-economische monitor levert hier een bijdrage aan door strategische afhankelijkheden verder in kaart te brengen. Meer onderzoek is nodig om tot een completer beeld te komen van zowel directe als indirecte strategische afhankelijkheden.

Tegelijkertijd zet het kabinet daar waar mogelijk reeds in op het verminderen van de risico’s van strategische afhankelijkheden gegeven de urgentie van dit thema. Onder andere door in EU-verband in te zetten op diversificatie en het steunen van verschillende initiatieven ter bevordering van innovatie en het versterken van de Europese positie in strategische waardeketens. Zie ook antwoord op vraag 8 en 9.

Het uitgangspunt in de relatie met China is en blijft open waar het kan, beschermend waar het moet. Er is groeiend besef over uitdagingen op het gebied van economische veiligheid, waaronder kennisveiligheid en cyberveiligheid. Diefstal en ongewenste overdracht van kennis brengen het risico van oneerlijke concurrentie en ongewenst eindgebruik met zich mee. Deze activiteiten vormen een omvangrijke en persistente dreiging voor de Nederlandse economische veiligheidsbelangen.

Met het groeiend besef van deze uitdagingen is reeds veel werk verzet om kwetsbaarheden in kaart te brengen en maatregelen te nemen om de weerbaarheid van de Nederlandse economie en maatschappij te beschermen. Er lopen verschillende landenneutrale trajecten om economische veiligheid en kennisveiligheid te verhogen, waaronder de wet Veiligheidstoets Investeringen Fusies en Overnames (VIFO). Ook is recent de nationale grondstoffenstrategie gepubliceerd om de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen op de middellange termijn te vergroten. Verder lopen er diverse trajecten die samen het landenneutrale beleid tegen de dreiging vanuit statelijke actoren vormen, zoals ook recent in de Kamerbrief Aanpak statelijke dreigingen en aanbieding Dreigingsbeeld statelijke actoren (DBSA) is uiteengezet.13

We zetten bovendien in op wederkerigheid in de relatie met China. Zo adresseren we onze zorgen over een ongelijk speelveld in de relatie met China. Er is een hoge mate van ongelijke markttoegang voor Europese bedrijven in China ten opzichte van Chinese bedrijven binnen Europa. Daarnaast zijn economische spionage en ongewenste kennisverwerving in toenemende mate problematisch. In dit licht heeft de EU recentelijk verschillende instrumenten ontwikkeld om een gelijker speelveld te bevorderen voor bedrijven die in derde landen zoals China opereren, en bedrijven die concurreren met bedrijven uit derde landen waaronder China op de interne markt.

Tegelijkertijd is en blijft China van groot belang voor de wereldwijde economische groei en een belangrijke handelspartner voor Nederland en de EU. China biedt niet alleen een grote afzetmarkt voor Europese bedrijven, maar andersom is Europa ook een belangrijke afnemer van Chinese producten. China speelt een grote rol in mondiale waardeketens en in het vinden van oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen als klimaatverandering. Zie hierover de recent verschenen Kamerbrief Ontwikkelingen Chinabeleid.14

De aan het woord zijnde leden lezen dat er in totaal 21 strategische afhankelijkheden en 12 mogelijke strategische afhankelijkheden zijn geconstateerd. Zij sporen de Minister aan om de 12 mogelijke strategische afhankelijkheden op de kortst mogelijke termijn verder te onderzoeken. Daarnaast hebben deze leden enkele vragen over de specifieke strategische afhankelijkheden van China. Nederland is in hoge mate afhankelijk van China als het gaat om lithium, een onmisbare grondstof voor de twin transition. De leden van de D66-fractie maken zich dan ook grote zorgen over deze afhankelijkheid vanwege het essentiële belang van deze grondstof voor de energietransitie. De gevolgen voor de klimaatambities van dit kabinet zullen naar verwachting immens zijn als China vandaag zou stoppen met het exporteren van lithium. Kan de Minister hierop reflecteren? De afhankelijkheid van lithium kan worden beperkt door het stimuleren van hergebruik van deze grondstof, zo lezen deze leden. Wanneer denkt de Minister dat Nederland en Europa in dergelijke mate circulair zijn, dat een stop op de export van lithium door China niet zal leiden tot grote acute of sluimerende schade? Welke alternatieven zijn er en op welke termijn zijn deze beschikbaar?

15. Antwoord van het kabinet

Het klopt dat lithium, net als andere kritieke grondstoffen, onmisbaar is voor zowel de digitale transitie als voor de energietransitie. China neemt dominante posities in op ketens van lithium en andere kritieke grondstoffen. Niet alleen op winning, maar vooral ook op raffinage. Overigens wordt lithium voornamelijk gewonnen in Australië en Chili, zie ook het antwoord op vraag 6. Ook enkele Europese landen beschikken over lithium, bijvoorbeeld Portugal. De omvang van de Europese productiecapaciteit is beperkt. Het kabinet heeft eind vorig jaar de Nationale Grondstoffenstrategie uitgebracht die ingaat op leveringszekerheid van kritieke grondstoffen, zie beantwoording vraag 8. Deze strategie biedt een uitgebreide reflectie op de problematiek en geeft vijf handelingsperspectieven. Dit jaar rolt het kabinet een programmatische aanpak uit die uitvoering zal geven aan de Nationale Grondstoffenstrategie. Daarnaast zal de Europese Commissie binnenkort de CRMA uitbrengen. Nederland denkt actief mee over deze act en heeft recent een non-paper uitgebracht over de CRMA.

Circulariteit wordt als een van de vijf handelingsperspectieven genoemd. Met alleen circulariteit lossen we niet alle leveringszekerheidsrisico’s op. Europese mijnbouw, diversificatie en kennisopbouw zijn drie andere belangrijke handelingsperspectieven die hieraan bijdragen. Ook zullen we de internationale ketens van kritieke grondstoffen moeten verduurzamen, om milieudruk ervan te verkleinen. Het is op dit moment niet te zeggen wanneer Nederland dermate circulair is dat er geen sprake meer is van een strategische afhankelijkheid van China. Omdat kritieke grondstoffen pas teruggewonnen kunnen worden na de levensduur van het product waar ze in zitten, gaan er nog meerdere jaren overheen voor er sprake is van een zogenaamde urban mine van kritieke grondstoffen. Dat maakt (traditionele) mijnbouw voorlopig onvermijdelijk.

De leden van de D66-fractie lezen ook dat Nederland op het gebied van diphosphorus pentoxide, een belangrijk bestanddeel van kunstmest, strategisch afhankelijk is van China. Op welke termijn denkt de Minister dat de landbouwsector ver genoeg is op het gebied van fosfaatkringloop om acute of sluimerende schade te voorkomen? Welke alternatieven zijn er en op welke termijn zijn deze beschikbaar?

16. Antwoord van het kabinet

In werkelijkheid is het beeld genuanceerder dan de geo-economische monitor schetst. De monitor schat op basis van handelsdata dat we 59% van onze fosfaat uit China importeren. Het kabinet deelt deze analyse niet. De onderzoekers hebben enkel naar de import van een bepaald soort fosfor gekeken, namelijk difosforpentaoxide, terwijl voor kunstmestproductie meerdere fosforzuurvarianten gebruikt kunnen worden. De European Food Security Crisis Mechanism (EFSCM) monitort data op maandelijkse basis voor voedsel- en mest(grondstoffen)importen. Uit deze dataset volgt dat Nederland in de periode 2018–2022 voornamelijk fosfaatkunstmestproducten afnam uit Israël (77,0%), uit Marokko (11,7%) en China (1,6%).

De geïmporteerde fosfaat is voornamelijk een input voor de kunstmestindustrie. In Nederland is ICL Fertilizers uit Amsterdam de grootste fosfaatfabrikant, dit Israëlisch bedrijf heeft eigen mijnen in Israël, wat verklaart dat Nederland met name uit dit land de fosfaat importeert. Het bedrijf produceert minerale meststoffen voor een Noordwest-Europese markt. Ongeveer 95% van de productie in Nederland wordt weer geëxporteerd.

De nationale landbouwsector gebruikt voor de fosfaatbehoefte hoofdzakelijk dierlijke mest. De gebruiksnormen voor fosfaat zijn vastgesteld op evenwichtsniveau. De praktijk laat zien dat er toenemend alternatieve grondstoffen beschikbaar komen via recycling processen. Voorbeelden voor alternatieve fosfaatstromen zijn: verbrandingsassen uit rioolslib, mest en beendermeel, en terugwinning van struviet op inmiddels tien rioolzuiveringsinstallaties.

De EU Meststoffenverordening maakt het sinds medio 2022 mogelijk om dergelijke producten als grondstof voor EU-bemestingsproducten te gebruiken. ICL Fertilizers heeft in 2019 een Fosfaat Recycling Unit geopend, waarmee dergelijke gerecyclede fosfaatstromen kunnen worden toegevoegd aan de bestaande kunstmestproductie.

Over antibiotica lezen de aan het woord zijnde leden dat productie op korte termijn kan worden opgestart indien China zou stoppen met leveren. Kan de Minister bevestigen dat er scenario’s zijn uitgewerkt om dit te realiseren?

17. Antwoord van het kabinet

In het rapport worden de risico’s en uitdagingen van strategische afhankelijkheden voor een aantal casussen nader uitgewerkt, waaronder voor een aantal groepen antibiotica. Het kabinet deelt dat dit een belangrijke groep geneesmiddelen is en in het rapport worden verschillende kansen en uitdagingen geschetst om de productie van deze groepen antibiotica in Europa op korte termijn mogelijk te maken indien nodig.

Het zijn private partijen die geneesmiddelen ontwikkelen en produceren, en de rol van de overheid is het inzetten op het innovatie- en investeringsklimaat. Omdat het hier gaat om mondiaal opererende marktpartijen, wordt vooral in EU-verband samengewerkt om eventuele risicovolle strategische afhankelijkheden en kwetsbaarheden in de productie- en toeleveringsketens van essentiële medische producten samen aan te pakken, zoals ook toegelicht in de recente Kamerbrief over leveringszekerheid van 13 december 2022.15

Het kabinet steunt dan ook de opname van verschillende doelstellingen op het gebied van beschikbaarheid van antibiotica in de Europese Farmaceutische Strategie uit 2020. Inmiddels krijgen deze doelstellingen concreet vorm in acties die worden uitgezet door de Europese Health Emergency Preparedness and Response Authority (HERA) van de Europese Commissie. Het kabinet is sinds de oprichting actief betrokken bij HERA. HERA werkt aan overzichten van medische producten die essentieel zijn bij een volgende (gezondheids-)crisis, hieronder vallen ook antibiotica. HERA stelt samen met lidstaten deze overzichten op, inclusief prioritering, en identificeert vervolgens welke producten (waaronder antibiotica) het meest kwetsbaar zijn, bijvoorbeeld door het bestaan van risicovolle strategische afhankelijkheden. In 2023 en verder zal HERA investeren in passende oplossingen voor het adresseren van deze kwetsbaarheden, bijvoorbeeld door het beschikbaar houden van essentiële productiecapaciteit in de EU.

Kan de Minister daarnaast een korte reflectie geven op de overige genoemde strategische afhankelijkheden van China die in de monitor niet zijn uitgewerkt als casus? De leden van de D66-fractie zouden graag inzicht krijgen in de mate van afhankelijkheid van China en de alternatieven op korte, middellange en lange termijn.

18. Antwoord van het kabinet

Zoals aangegeven in antwoord op vraag 13 zijn de bevindingen van de geo-economische monitor besproken in de Taskforce Strategische Afhankelijkheden en zullen deze door de betrokken departementen nader worden onderzocht. Ook in Europees verband loopt onderzoek naar strategische afhankelijkheden. Het is op dit moment niet mogelijk om op de uitkomsten van het werk van de Taskforce vooruit te lopen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het overzicht van infrastructurele knooppunten in de geo-economische monitor. Zij vragen de Minister om haar collega’s in Brussel aan te sporen een dergelijk onderzoek uit te voeren op Europees niveau en op die manier zo goed mogelijk in kaart te brengen waar landen als China en de VS invloed hebben en welke risico’s hier aan zitten. Deze leden denken hierbij niet alleen aan fysieke infrastructuur, maar ook aan bijvoorbeeld netwerken in havens en van energievoorzieningen.

19. Antwoord van het kabinet

De uitkomsten van de geo-economische monitor en andere onderzoeken worden meegewogen bij de bepaling van de Nederlandse inzet in Europees overleg. Zo is het Nederlandse kabinet een gesprek gestart met zowel de Europese Commissie als met andere EU-lidstaten met grote zeehavens om de problematiek rondom weerbaarheid van onze logistiek-maritieme sector te bespreken en te bezien hoe we gezamenlijk tot een Europees antwoord kunnen komen.


  1. Kamerbrief Open Strategische Autonomie, Kamerstuk 35 982, nr. 9↩︎

  2. Zie Europese Commissie Statement/22/5523.↩︎

  3. BNC Fiche EU Chips Act, Kamerstuk 22 112, nr. 3369.↩︎

  4. BNC Fiche verordening anti-dwang instrument, Kamerstuk 22 112, nr. 3300.↩︎

  5. Kamerstuk 31 209, nr. 239↩︎

  6. NL non-paper on the Action Plan on Critical Raw Materials and the Critical Raw Materials Act, Bijlage bij Kamerstuk 21 501-30, nr. 571↩︎

  7. Kamerbrief nationale grondstoffenstrategie, Kamerstuk 32 852, nr. 224.↩︎

  8. Zie ook Kamerbrief Defensie Industrie Strategie in een nieuwe geopolitieke context, Kamerstuk 31 125, nr. 123.↩︎

  9. Kamerbrief Het Nederlandse beleid en de Nederlandse inzet met betrekking tot India Kamerstuk 34 952, nr. 154.↩︎

  10. Europese Commissie, Joint communication on the Indo-Pacific, 16 september 2021.↩︎

  11. Europese Commissie, Joint communication Global Gateway, 1 december 2021.↩︎

  12. Verslag Raad Buitenlandse Zaken 23 januari 2023, Kamerstuk 21 501-02, nr. 2602↩︎

  13. Kamerbrief Aanpak statelijke dreigingen en aanbieding dreigingsbeeld statelijke actoren 2 Kamerstuk 30 821, nr. 175↩︎

  14. Kamerbrief Ontwikkelingen Chinabeleid, Kamerstuk 35 207, nr. 61↩︎

  15. Kamerbrief Onderzoeken leveringszekerheid medische producten en beleid 2023, Kamerstukken 29 477 en 32 805, nr. 794.↩︎