Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Verordening, richtlijn en mededeling wijziging Europees marktinfrastructuurraamwerk (EMIR 3 review)(Kamerstuk 22112-3601)
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2023D09182, datum: 2023-03-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2023D09182).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (VVD)
- Mede ondertekenaar: M. Schukkink, griffier
Onderdeel van zaak 2023Z01878:
- Indiener: W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2023-02-09 14:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2023-02-14 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-03-07 14:00: Fiche: Verordening, richtlijn en mededeling wijziging Europees marktinfrastructuurraamwerk (EMIR 3 review) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Financiën
- 2023-05-11 14:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2023-05-17 13:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (đ origineel)
2023D09182 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 7 maart 2023 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over het door de Minister van Buitenlandse Zaken op 3 februari 2023 toegezonden fiche op het beleidsterrein Financiën:
Verordening, richtlijn en mededeling wijziging Europees marktinfrastructuurraamwerk (EMIR 3 review) (Kamerstuk 22 112, nr. 3601);
De voorzitter van de commissie,
Tielen
De griffier van de commissie,
Schukkink
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het fiche met daarin de Nederlandse positie ten aanzien van de Verordening, richtlijn en mededeling wijziging Europees marktinfrastructuurraamwerk (EMIR 3 review). Deze leden hebben hierover geen aanvullende vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Omdat de leden van de D66-fractie de financiële stabiliteit en de strategische autonomie van de Europese Unie (EU) van groot belang vinden, hebben deze leden met belangstelling kennisgenomen van het Fiche: Verordening, richtlijn en mededeling wijziging Europees marktinfrastructuurraamwerk (EMIR 3 review). Deze leden hebben nog een aantal vragen en opmerkingen bij dit fiche.
Aangezien de leden van de D66-fractie begrijpen dat vele clearance-opdrachten nog door partijen uit het Verenigd Koninkrijk (VK) worden behandeld en deze leden bekend zijn met de ambities van Nederland om een deel van de rollen van het VK in de EU over te nemen, vragen deze leden naar de ambitie van Nederland om een central counterparty (CCP) te huisvesten die een (groot) deel van de clearance voor de EU-markt zou kunnen afhandelen. Is Nederland aantrekkelijk als vestigingsland voor een dergelijke partij en zo nee, waarom niet, vragen deze leden aan het kabinet. Voorts vragen zij of bekend is of de in Nederland gevestigde CCPâs de ambitie hebben om hun dienstverlening uit te breiden en zo nee, wat hen daarvan weerhoudt.
De inzet van de EU en het kabinet om de strategische autonomie te vergroten past volgens de leden van de D66-fractie bij het afnemen van meer diensten door marktpartijen bij EU CCPâs, waarover het kabinet schrijft in het fiche. Daarbij delen deze leden de stellingname dat de mate van verplichte clearingactiviteit op de actieve rekening die vereist gaat worden cruciaal is en begrijpen deze leden de inzet van het kabinet op duidelijke en meer omvattende criteria die de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten (ESMA) in aanmerking moet nemen bij de vaststelling van de hoogte van het percentage van verplichte clearingactiviteit op de actieve rekening. Deze leden vragen daarbij aan welke criteria wordt gedacht.
Ook begrijpen de leden van de D66-fractie de steun van het kabinet voor het voorschrift dat EU CCPâs geen clearinglid kunnen zijn bij een andere CCP en dat niet-financiĂ«le tegenpartijen alleen voor eigen rekening mogen clearen bij een EU CCP. Daarbij vragen deze leden of een niet-financiĂ«le tegenpartij ook niet mag clearen voor niet-eigen-rekening bij een niet-EU CCP. Ook vragen zij welke Nederlandse partijen nu zijn aangesloten bij een EU CCP.
Omdat het kabinet schrijft dat er lidstaten zijn waar geen CCP is gevestigd en zij voorstander zijn van het verder centraliseren van het toezicht, terwijl andere lidstaten met grote CCPâs binnen hun jurisdicties mogelijkerwijs van mening zijn dat het toezicht door de betrokken nationale toezichthouders reeds afdoende is, vragen de leden van de D66-fractie naar de heterogeniteit van het toezicht in de verschillende lidstaten met een CCP en welke lessen er uit het toezicht in andere lidstaten of derde landen getrokken zouden kunnen worden door Nederland.
Het stemt de leden van de D66-fractie tevreden dat CCPâs binnen de EU âŹÂ 5 tot âŹÂ 15 miljoen minder kwijt zullen zijn aan regeldrukkosten door onder meer stroomlijning van het toezicht. Deze leden vragen of deze stroomlijning ook positieve gevolgen kan hebben voor het reduceren van de uitvoeringskosten van de toezichthouders in Nederland.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de voorstellen inzake het Europese marktinfrastructuurraamwerk en hebben daarover enkele vragen.
Ten eerste lezen de leden van de CDA-fractie in het voorstel met betrekking tot de verordening dat voor «niet-significante wijzigingen» van de aangeboden diensten of de gebruikte interne modellen er een procedure van geen bezwaar komt. Zij vragen of het kabinet kan toelichten wat zulke niet-significante wijzigingen zijn. Kan het kabinet hiervan voorbeelden geven? En wat is wel significant?
Verder lezen de leden van de CDA-fractie dat tijdelijke aanpassingen met betrekking tot het type onderpand dat geleverd moet worden aan een CCP permanent worden, zodat nu ook ongedekte bankgaranties en publieke garanties «onder specifieke voorwaarden» als onderpand kunnen worden toegestaan. Deze leden vragen of het kabinet het verstandig acht dat ongedekte bankgaranties als onderpand kunnen worden toegestaan. Ook vragen zij of het kabinet voorbeelden kan geven wat «specifieke voorwaarden» zijn waaronder dit dan zou moeten kunnen.
Ten aanzien van de wijzigingen om de grote afhankelijkheid van clearing door in derde landen gevestigde CCPâs (en met name de Tier 2 CCPâs) te verminderen, steunen de leden van de CDA-fractie de doelstelling minder afhankelijk te worden van het VK. Deze leden vragen het kabinet of er zicht is op hoe groot de afhankelijkheid van het VK nu is. Ook vragen zij of er een doelstelling is, bijvoorbeeld een percentage, waarin het kabinet de mate van afhankelijkheid van clearing door in derde landen gevestigde CCPâs wil verminderen. En in welke tijdsperiode zou zoân doelstelling beoogd zijn?
Voorts vragen de leden van de CDA-fractie of een «actieve rekening aanhouden» en «rapportage» volgens het kabinet de meest effectieve manieren om die mate van afhankelijkheid van CCPâs in derde landen te verminderen. Ook vragen deze leden waarom niet voor een omgekeerde benadering wordt gekozen, dat bijvoorbeeld 75% van de activiteiten/transacties bij in de EU gevestigde CCPâs moeten worden gecleard.
De leden van de CDA-fractie merken op dat zij het verstandig vinden om het toezicht op EU CCPâs uit te breiden en de rol van toezichthouders hierbij te vergroten. De voorgestelde maatregelen lijken deze leden effectief, maar wel vragen zij het kabinet in hoeverre dit het gevaar creĂ«ert dat men juist gaat kiezen om buiten de EU te clearen. Ook vragen zij of de voorstellen voor uitgebreider toezicht niet tegenstrijdig zijn met de voorstellen onder de eerste aanpassing in de verordening, namelijk om de aantrekkelijkheid van clearing bij in de EU gevestigde CCPâs te vergroten. Dit vragen zij omdat met name de wijze waarop, het rapporteren en een actieve rekening aanhouden, niet heel erg voorschrijvend lijken.
De leden van de CDA-fractie lezen in de voorstellen tot aanpassing van de richtlijn dat wordt voorgesteld om de limiet te verwijderen als de Over-the-counter(OTC)-derivatentransactie wordt gecleard bij een EU CCP of een door ESMA erkende CCP in een derde land. Deze leden vragen of, als de doelstelling is de EU-markt te versterken, het verwijderen van een limiet volgens het kabinet niet zou moeten worden beperkt tot alleen EU CCP. Zou het handhaven van de limiet, hooguit een iets ruimere limiet voor door ESMA erkende derde landen CCP, ook een te overwegen optie zijn?
Ook vragen deze leden of door ESMA erkende derde landen met betrekking tot CCPâs niet alleen landen zouden moeten zijn binnen de EER, als het doel is hiermee de interne markt te versterken.
Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie of bij de wijzigingen van de richtlijn kapitaalvereisten en de richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen ook geldt dat clearing bij een EU CCP op dezelfde wijze behandeld gaat worden als een door ESMA erkend derde land CCP. Zo ja, dan vragen deze leden of het ook hierbij niet overwogen zou moeten worden om de concentratierisicoâs buiten de EU CCP «zwaarder» te beoordelen dan binnen de EU CCP.