Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Richtlijn en verordening betreffende btw-regels voor het digitale tijdperk (Kamerstuk 22112-3599)
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2023D09371, datum: 2023-03-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2023D09371).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (VVD)
- Mede ondertekenaar: M. Schukkink, griffier
Onderdeel van zaak 2023Z01873:
- Indiener: W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2023-02-09 14:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2023-02-14 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-03-08 14:00: Fiche: Richtlijn en verordening betreffende btw-regels voor het digitale tijdperk (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Financiën
- 2023-05-11 14:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2023-05-17 13:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2023D09371 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 8 maart 2023 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst over het door de Minister van Buitenlandse Zaken op 3 februari 2023 toegezonden fiche op het beleidsterrein Financiën:
Richtlijn en verordening betreffende btw-regels voor het digitale tijdperk (Kamerstuk 22 112, nr. 3599);
De voorzitter van de commissie,
Tielen
De griffier van de commissie,
Schukkink
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het Fiche: Richtlijn en verordening betreffende btw-regels voor het digitale tijdperk en hebben nog enkele vragen en opmerkingen hierover.
De leden van de VVD-fractie ondersteunen het kabinet in de wens om maatregelen die fraude effectief en gericht bestrijden, zonder dat die leiden tot onnodige stijging van administratieve en uitvoeringslasten voor het bedrijfsleven en de Belastingdienst. Deze leden zijn benieuwd naar de uitvoeringstoetsen van de Belastingdienst. Tevens vragen zij het kabinet tijdens de onderhandelingen toe te zien op realistische implementatietermijnen voor zowel de Belastingdienst als voor ondernemers; specifiek voor de Belastingdienst in het kader van de ICT-problematiek en voor ondernemers die hun bedrijfsvoering moeten aanpassen aan de nieuwe richtlijn. Deze leden vragen een toezegging van het kabinet om hier scherp op toe te zien bij de onderhandelingen en vragen om een reactie op hoe het kabinet gaat toezien op een succesvolle implementatie van deze richtlijn. Op welke wijze worden de vereiste aanpassingen in IT-systemen concreet doorgevoerd? Is de Belastingdienst naar uw inschatting in staat om de nieuwe regels tijdig en gedegen te implementeren?
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat het kabinet belanghebbenden in een zo vroeg mogelijk stadium consulteert. Is dat al gebeurd? Zo ja, wat zijn de eerste conclusies? Zo nee, wanneer gaat dat gebeuren?
De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet van plan is om een apart digitaal rapportagesysteem voor binnenlandse transacties in te voeren. Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Wat zijn andere lidstaten van plan om te doen? Verder constateren deze leden dat binnenlandse leveringen van goederen in bepaalde gevallen onder het toepassingsbereik van de One Stop Shop (OSS) kan vallen. In welke gevallen zal dit zijn? Wat voor gevolgen kan dit hebben voor ondernemers?
De leden van de VVD-fractie spreken hun zorg uit over de veiligheid van brondata. Er is een trend gaande dat meer informatie van Europese Unie(EU)-burgers op centrale plekken wordt verzameld ten behoeve van gegevensuitwisseling tussen lidstaten. Deze leden begrijpen deze trend in het kader van betere naleving en verbetering van de werking van de interne markt. Dit brengt echter ook grote risico’s met zich mee wanneer deze gegevens gehackt worden door private of statelijke actoren. Kan het kabinet hier uitgebreid op reageren? Hoe gaat het kabinet, samen met de EU, deze problemen mitigeren? Is het ook denkbaar dat bedrijven hun gegevens voor langere tijd moeten bewaren en dat deze gegevens opvraagbaar zijn door de Belastingdienst in plaats van het automatisch verzenden?
De leden van de VVD-fractie constateren dat de nieuwe btw-behandeling van de platformeconomie op EU-niveau volgens het fiche € 24-€ 66 miljard extra btw-inkomsten oplevert. Tegelijk wordt aangegeven dat door de voorgestelde plaats van dienstregels een – al dan niet substantiële – verschuiving van heffingsbevoegdheid en daarmee van btw-inkomsten tussen lidstaten kan plaatsvinden. Hoeveel van die extra inkomsten verwacht Nederland te kunnen innen? Hoeveel inkomsten verschuiven door de nieuwe regels van Nederland naar andere EU-landen?
De leden van de VVD-fractie vragen het kabinet te reageren op de verzwaring van administratieve lasten voor specifiek kleine aanbieders of start-ups. Is het voor deze aanbieders nog wel mogelijk om toe te treden tot deze markt of hun positie daarop te behouden? Wordt innovatie in deze markten daardoor niet geremd? Is hier op Europees niveau naar gekeken voordat het voorstel is opgesteld? Zo ja, hoe is hier in het voorstel mee omgegaan? Hoe wordt in de richtlijn omgegaan met hoe specifieker gericht kan worden op alleen particulieren die bedrijfsmatig diensten aanbieden zoals vakantieverhuur of personenvervoer? Kan worden gedacht aan een minimale ondergrens van aantal transacties of totale waarde?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het fiche: richtlijn en verordening betreffende btw-regels voor het digitale tijdperk. Zij hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie staan positief tegenover maatregelen om het btw-gat te dichten en intracommunautaire handel te bevorderen door belemmeringen weg te nemen. Deze leden vragen de Staatssecretaris nader in te gaan op de mogelijke gevolgen van invoering voor de informatievoorzienings(IV-)capaciteit van de Belastingdienst. Zij vragen naar de samenhang van dit voorstel met het reeds geplande noodzakelijke onderhoud van de btw-systemen van de Belastingdienst. Is duidelijk in welke orde van grootte gedacht moet worden als het gaat om beslag op het IV-portfolio van de Belastingdienst in aanloop naar de voorgestelde implementatietermijnen in 2024, 2025, 2026 en 2028?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche inzake btw-regels voor het digitale tijdperk. Deze leden zien de voordelen van verdergaande digitalisering voor de betere heffing van grensoverschrijdende btw en de positieve gevolgen die dit kan hebben voor het verkleinen van het btw-gat. Wel vinden deze leden dat de aandacht voor de uitvoering een centrale plaats moet hebben in de Nederlandse inzet en ontvangen zij graag op een aantal punten nadere toelichting.
Het fiche begint allereerst over het btw-gat in de EU van € 93 miljard in 2020. De leden van de CDA-fractie hebben al eerder aandacht gevraagd voor het oplossen van dit gat en hopen dat een meer gedigitaliseerde benadering hier verbetering in kan brengen. Deze leden vragen in hoeverre de voorstellen het budgettaire gat zullen verkleinen volgens het kabinet. Verderop in het fiche lezen zij dat de voorstellen door de Commissie worden geraamd op een verhoging van btw-inkomsten voor de lidstaten in de periode 2023–2032 tussen de € 135 miljard en € 177 miljard, waarvan € 111 miljard ziet op de modernisering van de btw-rapportageverplichtingen en e-facturatie en € 24-€ 66 miljard op de btw-behandeling van de platformeconomie. Zij vragen waarom de verhoogde opbrengst per 2023 is geraamd, terwijl de wijzigingen pas worden beoogd per 2024 en 2028 in te gaan. De leden van de CDA-fractie vragen of het geheel van inkomsten bijdraagt aan het verkleinen van het btw-gat, of dat de btw-heffing van de platformeconomie vooral gezien moet worden als nieuwe heffing. En als de modernisering van btw-rapportageverplichtingen en e-facturatie per 2028 ingaat en de opbrengst tot 2032 € 111 miljard is, betekent dit dan dat het btw-gat van ruim € 90 miljard per jaar met circa € 20 miljard per jaar gedicht wordt met deze maatregel? Welke maatregelen zouden volgens het kabinet nog meer nodig zijn om het overige deel van het gat te dichten?
Met betrekking tot de implementatiedeadlines lezen de leden van de CDA-fractie dat daar verschillende termijnen voor zijn. Zo moet de btw-behandeling van de platformeconomie voor 2025 geïmplementeerd zijn en moet de implementatie van de btw-rapportageverplichtingen en veelomvattende e-facturatie voor 2028 geïmplementeerd zijn. Deze leden zouden hier graag een kristalheldere inzet van het kabinet in Brussel zien, namelijk dat zulke deadlines in Nederland niet haalbaar zijn als dit een grote ICT-operatie betekent en dat er ruimte moet zijn voor Nederland om de regels te implementeren wanneer dat mogelijk is. Deze leden maken zich ernstige zorgen om de alinea: «Om de haalbaarheid van de verschillende beoogde inwerkingtredingsdata definitief vast te stellen moeten de details van de regelingen worden uitgewerkt en de gevolgen voor de IT-systemen verder worden onderzocht.» Als Nederland eerst met de voorstellen akkoord moet gaan voordat de concrete implementatievoorstellen worden uitgewerkt, met de details voor implementatie, en Nederland zich dan weer in een fuik bevindt van commitment aan een onhaalbare deadline, brengt dat onwenselijke gevolgen en onzekerheid mee voor bedrijven en de uitvoeringsorganisaties, met alle bijkomende kosten. Dit hebben zij eerder bij Europese btw-voorstellen zien gebeuren en de oplossingen in noodsporen zouden zij richting de toekomst willen voorkomen. Kan het kabinet precies uitleggen welke standpunten zij ten aanzien van de deadlines in Brussel wil gaan innemen en hoe zij daarmee bovenstaande zorgen van deze leden weg willen nemen?
Tot slot hebben de leden van de CDA-fractie een aantal vragen over het voorstel voor het met btw belasten van platformdiensten. Deze leden vragen allereerst welke platformen hier volgens het kabinet allemaal onder zullen vallen. Zij begrijpen de btw-heffing bij een Airbnb, of een Uber, als particulieren via het platform diensten aanbieden en daarmee in concurrentie treden met marktpartijen. Zij vragen of het klopt dat de maatregel alleen geldt voor diensten en bijvoorbeeld niet voor de verkoop van tweedehandsproducten door particulieren via een platform. Voorts vragen zij hoe platforms waar niet per definitie via het platform wordt betaald (zo kunnen partijen via Marktplaats contact leggen, maar buiten Marktplaats om afspraken maken en transacties verrichten), moeten omgaan met deze afdracht van btw over diensten. Kan het kabinet ook concreet aangeven wat de gevolgen zijn voor stijging van administratieve lasten en kosten voor een platform? En kan het kabinet ook aangeven wat dit betekent voor de achterliggende particulieren? Betalen zij dan een prijs inclusief btw aan het platform en draagt het platform dit af en drukt dit de prijs die de aanbiedende particulier kan vragen? En hoe kijkt het kabinet aan tegen incidentele aanbieders van diensten – leveren zij dan direct een dienst in de zin van de btw, of is daar bijvoorbeeld een minimumgrens op zijn plaats?