Plan van aanpak 'statushouders aan het werk'
Integratiebeleid
Brief regering
Nummer: 2023D09675, datum: 2023-03-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32824-381).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit CDA kamerlid)
- Plan van aanpak 'statushouders aan het werk'
- Overzicht moties en toezeggingen statushouders aan het werk
- Beslisnota's bij Kamerbrief inzake plan van aanpak 'statushouders aan het werk'
Onderdeel van kamerstukdossier 32824 -381 Integratiebeleid.
Onderdeel van zaak 2023Z04134:
- Indiener: C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2023-03-14 15:40: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-03-21 16:45: Procedures en brieven commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2023-04-13 14:30: Inburgering en integratie - LET OP tijdstip gewijzigd (Commissiedebat), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2023-05-11 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
32 824 Integratiebeleid
Nr. 381 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 maart 2023
Statushouders zijn vaak krachtige mensen die in hun leven moeilijke keuzes hebben moeten maken en veel hebben doorstaan. Statushouders zélf en de samenleving hebben groot belang bij een goede integratie en inburgering van statushouders. Daarom vind ik het essentieel om er zoveel mogelijk aan bij te dragen dat zij een goede plek in onze samenleving vinden, zeker in tijden van krapte op de arbeidsmarkt. Deelname aan de arbeidsmarkt is hierin van belang. Ik zet hier mede namens de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen (APP) de komende tijd samen met een brede coalitie van stakeholders extra op in zodat meer statushouders sneller en duurzamer aan het werk komen.
De arbeidsmarktdeelname van statushouders blijft significant achter bij de rest van de beroepsbevolking. De bijstandsafhankelijkheid onder statushouders is bijna 57 procent en een groot deel van hen (40 tot 50 procent) is al vier jaar of langer op bijstand aangewezen. Ook blijft de arbeidsmarktpositie van werkende statushouders achter. Dit komt doordat zij vaak in deeltijd op een tijdelijk contract aan de basis van de arbeidsmarkt werkzaam zijn1. Daarnaast blijkt dat ook statushouders met een in het thuisland behaald diploma op HBO- of WO-niveau in Nederland zeer moeizaam op een passend niveau aan het werk komen2. Ondanks grote arbeidsmarktkrapte, waarbij werkgevers zoeken naar personeel. Een complex van oorzaken ligt ten grondslag aan de arbeidsmarktpositie van statushouders. Inburgering kost bijvoorbeeld tijd, waardoor een volledige baan niet altijd mogelijk is. Ook kunnen (onbewuste) vooroordelen en onbekendheid over statushouders bij werkgevers een rol spelen. Verder zijn er praktische belemmeringen zoals het (nog) niet spreken van Nederlands, het niet hebben van geldige diploma’s of een relevant netwerk. Daarnaast zijn er belemmeringen die samenhangen met de specifieke situatie van statushouders, vluchten kan gepaard gaan met trauma’s en statushouders kunnen inspanningen moeten leveren om familieleden over te laten komen in het kader van gezinshereniging. Tot slot spelen er ook institutionele belemmeringen om snel en volledig te werken, vanuit onder meer de beperkingen die asielzoekers hebben om te werken. Naast deze belemmeringen is er voor statushouders zelf een belangrijke rol en verantwoordelijkheid om zo snel mogelijk mee te doen in de samenleving.
De achterblijvende arbeidsmarktpositie van statushouders is slecht voor hun eigen sociaaleconomische positie en hun welbevinden, voor het draagvlak in de samenleving, voor de cohesie in wijken en gemeenten, voor de economie als geheel en voor werkgevers. Dat hun kennis en talenten onbenut blijven vind ik zorgelijk.
Meedoen in de Nederlandse samenleving door middel van regulier betaald werk is van groot belang. Het hebben van werk – en dan vooral duurzaam en passend werk – zorgt voor het sneller leren van de taal, voor meer eigenwaarde, voor meer sociale contacten en daarmee voor een betere integratie in de samenleving. Voor mensen zelf en voor hun kinderen. Ook maakt betaald werk mensen zelfredzaam. Op de werkvloer doen mensen werkervaring op en leert men de Nederlandse taal en cultuur het snelst.
Om de arbeidsmarktpositie van statushouders te verbeteren zet ik samen met een coalitie van stakeholders de komende periode extra in op het verbeteren van hun kansen op betaald werk, door het aanpakken van met name praktische belemmeringen. Deze inzet is uitgewerkt in het plan van aanpak dat ik als bijlage bij deze Kamerbrief meestuur. Een snelle start met het combineren van taal en werk is voor mij een rode draad. Met een aantal gemeenten ben ik aan de slag om startbanen voor statushouders te realiseren. Hiermee voer ik de toezegging uit zoals gedaan aan Kamerlid Aartsen (VVD), gedaan tijdens het Wetgevingsoverleg Integratie en Maatschappelijke Samenhang van 21 november 2022 (Kamerstuk 36 200 XV, nr. 85). Ook wordt met het aanbieden van dit plan van aanpak ingegaan op een aantal andere moties en toezeggingen. Een overzicht hiervan is als bijlage opgenomen.
Het plan van aanpak bestaat uit het bundelen van krachten samen met een brede coalitie van stakeholders, via 4 actielijnen waarin werk en taal gecombineerd zijn:
|
Het plan ziet op acties gericht op alle statushouders die afhankelijk zijn van een bijstandsuitkering en (meer) kunnen werken. Op statushouders onder de oude inburgeringsstelsels (Wet Inburgering 2007 en 2013) die al langer in Nederland wonen en mogelijk al ingeburgerd zijn, maar nog geen werk hebben waarmee ze in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Op statushouders die korter in Nederland zijn en die gemeentelijke ondersteuning krijgen tijdens hun inburgering onder de Wet Inburgering 2021 (waarbij als uitgangspunt geldt dat taal en werk gecombineerd worden). En op statushouders die nog in een azc verblijven en nog moeten starten met inburgering. Tevens ziet dit plan op acties voor kansrijke asielzoekers die kunnen werken, mits voldaan wordt aan de geldende wetgeving.
Met het plan van aanpak versterk ik de al lopende inzet voor statushouders. Hierbij gaat het om de inzet op duale trajecten in het kader van de inburgering, de reguliere inzet vanuit de Participatiewet en de Regionale Mobiliteitsteams (RMT’s), de activiteiten rondom het opschalen van (formele) leerwerktrajecten vanuit de Werkagenda «Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt» (VIA) en de activiteiten van gemeenten, werkgevers en maatschappelijke organisaties. Een voorbeeld hiervan is RefugeeWork, het matchingsplatform dat werkzoekenden met een vluchtelingenachtergrond koppelt aan werkgevers.
Het plan van aanpak is opgesteld samen met de partijen uit de Taskforce VIA3, aangevuld met enkele andere organisaties die met statushouders werken, en met de inbreng van statushouders zélf. Ik vind het essentieel om de inbreng juist van statushouders zelf mee te nemen om te komen tot een goede aanpak en uitvoering. De acties uit het plan van aanpak zijn een aanvulling op de Werkagenda van de Taskforce VIA4. Bij de uitvoering zijn ook andere organisaties betrokken, zoals maatschappelijke organisaties die met statushouders werken, uitzenders en brancheorganisaties. Samen hebben we concrete doelen afgesproken en maken we afspraken over meetbare resultaten. Zo werken we samen aan een echte versterking ten opzichte van de huidige uitvoering en samenwerkingen, terwijl we oog houden voor de goede reeds lopende aanpakken in het kader van inburgering en (re-)integratie.
Met de acties uit dit plan van aanpak pak ik praktische belemmeringen aan waar statushouders, werkgevers, gemeenten en andere partijen tegenaanlopen. Dit gaat dan onder meer om taalbeheersing en diploma erkenning, (vak)taal op de werkvloer, culturele verschillen en begeleiding naar en op het werk, kennis van de Nederlandse arbeidsmarkt en financiële aspecten van werkgevers5. Ik bevorder het combineren van leren en werken, waaronder de inzet van formeel leren via praktijkleren6 in het mbo voor statushouders, en betrek de Opleidings- en Ontwikkelfondsen. Ik ben in gesprek met de sociale partners over mogelijkheden tot aanwending van deze fondsen ter ondersteuning en financiering van werkgevers bij het in dienst nemen en opleiden van statushouders. Ik neem verder ook nadrukkelijk de praktische lessen die geleerd zijn van de relatief snelle en hoge arbeidsparticipatie van Oekraïense ontheemden mee. Hierover heb ik uw Kamer op 23 februari geïnformeerd7. Dit gaat onder andere om laagdrempelige voorlichting aan de doelgroep, het uit de doelgroep oppikken van signalen en ervaringen, het gebruik maken van de informele (eigen) netwerken van de doelgroep om tot snellere matching met werkgevers te komen, het creatief omgaan met taalbarrières en het belang van snel aan het werk gaan.
Het plan van aanpak heeft een stevige inzet van werkgevers en gemeenten nodig om zich extra in te spannen om de arbeidsparticipatie van statushouders te verbeteren. Ook met het oog op de huidige krappe arbeidsmarkt, verwacht ik dat werkgevers het werven en begeleiden van statushouders als een steeds belangrijker onderdeel zien van hun bedrijfsactiviteit. Op onze Nederlandse arbeidsmarkt – ongeacht het feit of die krap is of niet – versta ik onder goed werkgeverschap ook het zorgen voor een inclusieve en veilige werksfeer en het voorkomen van discriminatie. Ook dat draagt bij aan de arbeidsparticipatie van statushouders. Hierbij moet het met name gaan om duurzaam werk en het uiteindelijk werken op een niveau dat past bij het individu, eventueel via een ingroeipad. Op deze manier wil ik alle talenten benutten.
Tijdens het Wetgevingsoverleg Integratie en Maatschappelijke Samenhang van 21 november 2022 heb ik aan Kamerlid Aartsen (VVD) toegezegd dat ik de mogelijkheden wil verkennen om statushouders bij verhuizing vanuit de opvang naar de gemeente direct een zogenoemde «startbaan» aan te bieden, waarbij betaald werk en taalverwerving hand in hand gaan. Dit om te zorgen dat statushouders zo snel als mogelijk aan de slag kunnen met betaald werk en het leren van de taal. In een aantal gemeenten en regio’s zijn al initiatieven voor statushouders in ontwikkeling die lijken op «startbanen». Ik sluit hier bij aan en geef met deze en andere gemeenten, arbeidsmarktregio’s, sociaal ontwikkelbedrijven, werkgevers en andere stakeholders verder vorm aan de invulling en uitwerking van de definitie van «startbanen». Daarbij kijk ik ook hoe deze het beste aansluiten bij de inburgering. Gemeenten, regio’s en sociaal ontwikkelbedrijven creëren hiermee startbanen voor statushouders en samen inventariseren en verspreiden we wat het beste werkt onder andere gemeenten en regio’s. Hierbij zetten we in op concrete doelen en verkennen te bereiken streefgetallen, onder meer in het aantal te realiseren startbanen. Voor dergelijke betaalde «startbanen» wordt gebruik gemaakt van bestaande instrumenten uit de Wet Inburgering 2021 en de Participatiewet.
Vroege inzet op taal, kennismaking met de samenleving en mogelijkheden voor participatie zijn essentieel voor een goede start in Nederland en zijn daarmee ook onderdeel van het plan van aanpak. Ook het coalitieakkoord onderschrijft het belang van de vroege start. Daarom is in het coalitieakkoord de mogelijkheid opgenomen dat kansrijke asielzoekers vanaf dag één les krijgen in de Nederlandse taal en de mogelijkheid om makkelijker (vrijwilligers)werk te verrichten. Ik werk momenteel aan de verbetering van de randvoorwaarden voor een vroege start voor kansrijke asielzoekers en statushouders in het azc. Het doel is dat taalonderwijs (taallessen, voorinburgering, inburgering) en participatieactiviteiten uitgevoerd worden vanaf het begin van het verblijf op het azc8. Over de resultaten hiervan meld ik in de zomer van 2023 meer aan uw Kamer. De arbeidsparticipatie van statushouders kan ook worden beïnvloed door eventuele belemmeringen die zij hebben ervaren toen zij nog in de asielprocedure zaten. Hiertoe loopt momenteel een onderzoek naar de mogelijke belemmeringen die asielzoekers ervaren bij de toegang tot de arbeidsmarkt9. Ik verwacht de reactie van het kabinet op het onderzoeksrapport in het tweede kwartaal van 2023 aan uw Kamer te sturen.
Naast toegang tot de arbeidsmarkt zijn ook het grote woningtekort en het relatief lange wachten op woningen voor statushouders belemmeringen voor het snel vinden van duurzaam betaald werk. Ook komende periode blijft dat een grote uitdaging. De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) werkt daarom aan het uitbreiden van de sociale woningvoorraad. De snelste manier om dat te bereiken is door flexwoningen te bouwen of vastgoed te transformeren. Daarnaast wordt samen met medeoverheden en ketenpartners gewerkt aan het wegnemen van belemmeringen in het huisvestingsproces. Dat draagt bij aan een snellere uitstroom uit de opvang en het (verder) integreren en participeren in de samenleving. Deze aspecten zijn geen onderdeel van het plan van aanpak. Dit geldt ook voor de wachttijden bij de IND, de vele verhuisbewegingen van asielzoekers en statushouders in de opvang, en de wachttijden voor inschrijving in het BRP, die belemmering vormen voor snelle participatie. Deze worden aangepakt met de lopende aanpak ten aanzien van asiel en migratie.
Vervolg
De komende periode staat in het teken van verdere uitvoering van het plan van aanpak. Hierbij is ook een groep statushouders zelf betrokken, net als bij het opstellen van het plan van aanpak. Hun ervaring in het zetten van (eerste) stappen op de Nederlandse arbeidsmarkt zijn belangrijk om mee te nemen. Bij de partijen uit de Taskforce VIA is draagvlak voor dit plan van aanpak en samen hebben we afgesproken dat de acties uit het plan van aanpak een aanvulling zijn op de Werkagenda VIA (2022–2025). Zo sluiten we aan bij de reeds bestaande samenwerkingsstructuur. Hier binnen maken we verdere afspraken over onze concrete doelen en activiteiten en over de wijze waarop we met andere organisaties samenwerken. Samen «doen» en meetbare resultaten behalen is hierin het uitgangspunt.
Ik informeer de Kamer vóór de zomer met een tweede brief over de verdere uitwerking en uitvoering van het plan van aanpak.
Tot slot
Integratie van statushouders is een proces waar veel partijen bij betrokken zijn. Van statushouders zelf, maatschappelijke organisaties, werkgevers, onderwijspartijen, en de overheid, we hebben er allemaal een bijdrage in. Alleen door hier gezamenlijk aan te werken is het mogelijk statushouders succesvol te laten integreren in de Nederlandse maatschappij en hiervoor draagvlak te houden. Met het plan van aanpak «statushouders aan het werk» wil ik ervoor zorgen dat we samen hierin slagen. Succes betekent zorgen voor een win-winsituatie voor statushouders, de arbeidsmarkt en voor de hele maatschappij.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip
Werknemers met een flexibele arbeidsrelatie hebben een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, óf een flexibel aantal uren per week. In deze groep zitten relatief veel uitzend-, oproep- en invalkrachten.↩︎
Regioplan Quickscan arbeidsparticipatie van hoogopgeleide vluchtelingen. Een vergelijking tussen Nederland en andere Europese landen. Eindrapport, 2020.↩︎
De Taskforce VIA (Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt) zet zich aan de hand van een Werkagenda in voor verbetering van de kansen van mensen met een migratieachtergrond op de arbeidsmarkt. De Taskforce bestaat uit de volgende partijen SZW, OCW, ABU, AWVN, Divosa, FNV, G4, G40, MBO Raad, NBBU, Randstad, SAM, SBB, SER, UAF, UWV, VH, VNG, VNO-NCW – MKB NL en VluchtelingenWerk Nederland. Voor het thema «statushouders aan het werk» zijn ook COA en Open Embassy aangesloten.↩︎
Kamerstuk 29 544, nr. 1085.↩︎
Een overzicht van de praktische belemmeringen is opgenomen in een brief naar aanleiding van de Motie van het lid Ceder (Kamerstukken 32 824 en 29 544, nr. 370) (Kamerstuk 32 824, nr. 341).↩︎
bbl, mbo-certificaat of praktijkverklaring.↩︎
Kamerstukken 36 045 en 29 861, nr. 149.↩︎
In dit kader is ook een amendement van het lid Ceder c.s. aangenomen over de programmaonderdelen «NT2 aan kansrijke asielzoekers» en «Meedoenbalies» (Kamerstuk 36 200 XV, nr. 21).↩︎
Toezegging gedaan tijdens het Schriftelijk Overleg op 15 april 2022 over het advies verenigbaarheid 24-weken-eis met de Opvangrichtlijn (Kamerstuk 35 680, nr. 22).↩︎