[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Ontwikkelagenda Toekomstperspectief Automobiliteit

Mobiliteitsbeleid

Brief regering

Nummer: 2023D10436, datum: 2023-03-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31305-387).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31305 -387 Mobiliteitsbeleid.

Onderdeel van zaak 2023Z04447:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

31 305 Mobiliteitsbeleid

Nr. 387 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 maart 2023

We willen dat werk, winkels, zorg, onderwijs, familie en recreatie voor iedereen in alle delen van Nederland bereikbaar zijn. De leraar die naar school gaat, de loodgieter die met zijn gereedschap naar de klant rijdt, de familiebezoeken aan de andere kant van het land en de pakjes die op de goede plek worden bezorgd. Bij reizen boven de 2,5 km kiezen Nederlanders het meest voor de auto, circa 70% van alle kilometers wordt met de auto afgelegd. Vaak kiest men voor de auto omdat dit een prettige optie is: de auto biedt vrijheid, flexibiliteit, snelheid en comfort. Soms omdat de auto het enige geschikte alternatief is. Dat zal ook in de toekomst zo blijven.

Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris, de Ontwikkelagenda van het Toekomstperspectief Automobiliteit aan. Hierin wordt beschreven hoe we, samen met partners, er voor zorgen dat de auto ook in de toekomst zijn belangrijke rol in de bereikbaarheid blijft vervullen. Voor iedereen op elke plek. De Ontwikkelagenda geeft antwoord op de volgende vragen: Wat is de waarde van automobiliteit? Hoe verandert de auto en wat is zijn rol per gebiedstype? Hoe zorgen we er voor dat automobiliteit blijvend bijdraagt aan bereikbaarheid voor iedereen op elke plek?

We zien de komende jaren forse maatschappelijke opgaven op ons afkomen op het gebied van mobiliteit, woningbouw, economie, milieu en klimaat. Het is daarom goed om te zien dat de auto nu al schoner, slimmer en veiliger wordt, mede dankzij de beleidsinzet. Daarbij zien we dat de middelen schaars zijn (geld, personeel, grondstoffen en fysieke ruimte), dat de betaalbaarheid van automobiliteit aandacht vraagt en dat het wegennet in het stedelijk netwerk, na de aanvankelijke afname als gevolg van COVID, weer vol loopt. Tegelijkertijd worden de mogelijkheden voor nieuwe aanleg nu beperkt door de stikstofopgave waardoor knelpunten toenemen en staan we voor een forse instandhoudings-opgave. De Kamer heeft, onder andere met de motie van het lid Madlener1, ook aandacht voor de autobereikbaarheid gevraagd. Dit alles vormt de urgentie om vanuit een langetermijnvisie met een brede blik op de beschikbare maatregelen (voertuig, infrastructuur, gedrag en ruimtelijke ontwikkeling) richting te geven aan de keuzes van vandaag en morgen.

In 2021 is het Toekomstperspectief Automobiliteit aan de Kamer aangeboden. De Ontwikkelagenda bouwt voort op dit perspectief en beschrijft de koers waarmee de auto zijn rol in het mobiliteitssysteem kan blijven invullen. Daarbij staan drie ambities centraal:

1. Bereikbaarheid in alle delen van Nederland;

2. Schonere, slimmere en veiligere automobiliteit;

3. Een betrouwbaar, veilig en toekomstbestendig hoofdwegennet.

De Ontwikkelagenda wordt in 2023 nader uitgewerkt met andere departementen, medeoverheden, marktpartijen, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen. Met aandacht voor de rol van de auto in stedelijk, suburbaan en landelijk gebied als deze steeds schoner, slimmer en veiliger wordt. Daarbij wordt verdiepend onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van het wegennet, het voertuig en de gebruiker richting 2050.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers


  1. Kamerstuk 35 925 XII, nr. 94.↩︎