[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toezegging gedaan tijdens het commissiedebat Mileuraad van 8 maart 2023, over de fall-back opties als besloten wordt om de bevoegdheid over het aanwijzen van Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) bij de Europese Commissie te beleggen

Waterbeleid

Brief regering

Nummer: 2023D10466, datum: 2023-03-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-27625-600).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 27625 -600 Waterbeleid.

Onderdeel van zaak 2023Z04456:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

27 625 Waterbeleid

22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 600 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 maart 2023

Tijdens het Commissiedebat Milieuraad van 8 maart jl. heeft het lid Haverkort (VVD) verzocht om een schriftelijke reactie over de fall-back opties als besloten wordt om de bevoegdheid over het aanwijzen van Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) bij de Europese Commissie te beleggen. Dit naar aanleiding van het ook op dit debat geagendeerde BNC-fiche1 over het wijzigingsvoorstel voor herziening van de Kaderrichtlijn Water, de Grondwaterrichtlijn en de Richtlijn prioritaire stoffen (COM(2022)540).

Op 26 oktober is dit wijzigingsvoorstel verschenen. Het BNC-fiche over dit voorstel is op 12 december 2022 naar uw Kamer gestuurd.

Volgens het voorstel krijgt de Commissie de bevoegdheid om door middel van gedelegeerde handelingen de prioritaire stoffen en de stoffen op de bijlagen van de grondwaterrichtlijn te wijzigen. Dit in plaats van wijziging via een gewone wetgevingsprocedure. De Commissie wil daarnaast de stoffenlijsten en de bijbehorende normen voor de Kaderrichtlijn water (KRW) die lidstaten nationaal hanteren, harmoniseren via verplichte rapportage aan het Europees Agentschap voor Chemische Stoffen (ECHA). Op voorspraak van ECHA kan de Commissie via een gedelegeerde handeling een milieukwaliteitsnorm vaststellen die voorrang heeft boven een nationaal vastgestelde norm.

De prioritaire stoffen zijn onderdeel van de chemische toestand zoals beschreven in de Kaderrichtlijn water en de lijst bevat industriële stoffen, gewasbeschermingsmiddelen, biociden en geneesmiddelen. De voorgestelde procedure staat los van de nationaal gehanteerde lijst met Zeer Zorgwekkende Stoffen.

Het kabinet is geen voorstander van het overdragen van bovengenoemde bevoegdheden aan de Commissie. De aanpassing van stoffenlijsten kan voor Nederland grote consequenties hebben, waarbij politieke besluitvorming belangrijk is. Voor de Commissie is wijziging via een gedelegeerde handeling een eenvoudigere en zeker ook snellere procedure.

De onderhandelingen over het voorstel zijn nog niet gestart. Het is de verwachting dat veel lidstaten deze toekenning van bevoegdheid ongewenst vinden, maar het is niet zeker of dat een meerderheid gaat zijn. Een voordeel van de door de Commissie voorgestane wijziging is dat er op deze manier een snellere harmonisatie is van door de lidstaten nationaal gehanteerde stoffenlijsten. Nederland meet ten opzichte van andere landen meer stoffen onder de KRW. Dit vanwege de grotere belasting door stoffen in ons land. In combinatie met de «one out, all out» systematiek is dat ook een reden waarom het eindoordeel voor Nederland negatiever uitpakt dan voor andere landen. Snellere harmonisatie van deze nationaal gehanteerde stoffenlijsten en normen kan helpen om uitvoering te geven aan de motie van de leden Minhas en Stoffer2 waar de regering wordt verzocht om op Europees niveau in te zetten op een uniforme meetmethodiek van de KRW-doelen, waar we als benedenstrooms land natuurlijk bij gebaat zijn.

Zoals ook in het BNC-fiche aangegeven zet het kabinet in op aanvullende voorwaarden bij het met gedelegeerde handeling wijzigen van stoffenlijsten als de Commissie of andere lidstaten hieraan blijven vasthouden.

Belangrijke voorwaarden voor Nederland zijn de volgende:

In het wijzigingsvoorstel is geen heldere bepaling over deadlines opgenomen. Het is essentieel dat na iedere wijziging duidelijk is wanneer de normen toegepast moeten worden en wanneer daaraan voldaan moet worden. Ook moet er voldoende tijd zijn om via monitoringprogramma’s te zien of, waar en hoe groot een eventuele opgave is voor de (grond)waterkwaliteit, en voor het nemen van maatregelen. Dit alles moet passen binnen de 6-jaarlijkse stroomgebiedbeheer-planning van de KRW.

Ten aanzien van de periode waarin de bevoegdheid geldt, wordt ingezet op een duidelijke afbakening in tijd, met een periode van 6 jaar. Dit is al in de huidige Richtlijn prioritaire stoffen opgenomen, maar het moet duidelijk zijn dat dit voor de aanpassing van de stoffenlijsten niet anders is. In de wijziging van de KRW en Grondwaterrichtlijn is een bevoegdheid voor onbepaalde tijd voorgesteld (hoewel deze bevoegdheid te allen tijde kan worden ingetrokken).

Op dit moment zijn de lidstaten via de Working Group Chemicals en de Working Group Groundwater onder de Europese Waterdirecteuren betrokken bij de herziening van de stoffenlijsten en de dossiers voor normafleiding. Hoewel er geen reden is om aan te nemen dat dit gaat wijzigen zet Nederland erop in dat deze betrokkenheid ook goed verankerd is in de richtlijn.

Voor de inzet van het kabinet zijn dit alle belangrijke voorwaarden. Zoals gezegd zijn de onderhandelingen over het voorstel nog niet begonnen. U zult op regelmatige basis via de brieven ter voorbereiding op het Commissiedebat en Wetgevingsoverleg Water en het Commissiedebat Milieuraad op de hoogte worden gehouden van de voortgang op dit dossier.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers


  1. Kamerstuk 22 112, nr. 3587↩︎

  2. Kamerstuk 27 625, nr. 580↩︎