[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Sneller over het invoeren van een landelijk keurmerk voor coffeeshops

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2023D11088, datum: 2023-03-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20222023-1921).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2023Z03721:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1921

Vragen van het lid Sneller (D66) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het invoeren van een landelijk keurmerk voor coffeeshops (ingezonden 3 maart 2023).

Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 20 maart 2023).

Vraag 1

Deelt u de mening dat naast de 79 coffeeshops die meedoen aan het experiment gesloten coffeeshopketen (hierna: het experiment) ook de overige 485 coffeeshops12 in de rest van Nederland een belangrijke verantwoordelijkheid hebben in de strijd tegen ondermijnende drugscriminaliteit?

Antwoord 1

Het feit dat het telen van cannabis voor recreatief gebruik verboden is en het wordt gedoogd dat coffeeshops deze illegaal geteelde cannabis (onder strikte voorwaarden) verkopen, leidt onvermijdelijk tot een verwevenheid tussen boven- en onderwereld. Deze inherente spanning bestaat al zolang het gedoogbeleid voor coffeeshops bestaat en is van meet af aan onderkend. Dit is een belangrijke reden om te onderzoeken hoe het in de toekomst mogelijk anders kan. In het experiment gesloten coffeeshopketen wordt daarom onderzocht of het mogelijk is een gesloten coffeeshopketen te realiseren waarbij er geen sprake is van criminele inmenging en welke effecten dit heeft op o.a. de criminaliteit en veiligheid.

Vraag 2

Deelt u de mening dat zowel in de gemeenten die meedoen aan het experiment als in de overige coffeeshopgemeenten, het bestrijden van ondermijnende drugscriminaliteit, het waarborgen van de veiligheid en het bevorderen van transparantie in de coffeeshopsector prioriteit heeft?

Antwoord 2

Wat betreft de deelnemende gemeenten: Ja. In het experiment wordt onderzocht of het mogelijk is een gesloten coffeeshopketen te realiseren waarbij er geen sprake is van criminele inmenging. Ook is het waarborgen van veiligheid tijdens het experiment een belangrijk thema binnen de deelnemende gemeenten. Het bevorderen van de transparantie wordt beoogd met eisen over de verpakking van de gereguleerde hennepproducten, zoals informatie over de naam van de teler en werkzame stoffen.

Vraag 3

Deelt u de mening dat het van belang is dat tijdens het experiment ook wordt gewerkt aan het waarborgen van de veiligheid en het bevorderen van transparantie in de coffeeshopsector in de ruim 90 gemeenten met coffeeshops die niet deelnemen aan het experiment?

Antwoord 3

In de gemeenten die niet mee doen aan het experiment blijft het bestaande gedoogbeleid actief. Op het gebied van veiligheid en transparantie in relatie met coffeeshops hebben gemeenten, binnen de landelijke kaders, lokaal coffeeshopbeleid en bevoegdheden in het kader van openbare orde en veiligheid. Ook kunnen gemeenten een Bibob-onderzoek (laten) doen naar een coffeeshophouder.

Vraag 4

Bent u het ermee eens dat in dat kader moet worden gekeken naar aanvullende mogelijkheden om de bestaande gedoogcriteria aan te scherpen met nieuwe, laagdrempelige oplossingen, die worden gedragen door betrokken partijen?

Antwoord 4

Nee, deze mening deel ik niet. Het is niet wenselijk om, naast het experiment, het bestaande coffeeshopbeleid aan te passen. Gedurende het experiment wordt in de deelnemende gemeenten in een afgebakende periode een gesloten coffeeshopketen getest met op kwaliteit gecontroleerde producten. Ik wacht de resultaten, evaluatie en conclusies van het experiment af, voordat ik verdere beleidsaanpassingen overweeg.

Vraag 5 en 6

Kunt u bevestigen dat er al meer dan twee jaar gesprekken plaatsvinden tussen het Landelijk Overleg van coffeeshopondernemers en de bij het cannabisbeleid betrokken ministeries (VWS, Justitie en Veiligheid en Financiën), de Nederlandse Vereniging van Banken en de Nederlandsche Bank, over het beter inzichtelijk maken van geldstromen en andere bedrijfsprocessen binnen de coffeeshops? Zo ja, wat is hier in uw beleving de intentie achter en de stand van zaken in?

Is in het kader van deze gesprekken voorgesteld om concrete afspraken te maken tussen betrokken partijen? Hebben betrokken partijen aangegeven het maken van concrete afspraken tussen banken en de coffeeshops te ondersteunen? Maakt het invoeren van een landelijk keurmerk voor coffeeshops deel uit van deze afspraken?

Antwoord 5 en 6

Afgelopen jaren hebben de betrokken ministeries (Financiën, Justitie en Veiligheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport) op verschillende wijzen contact met vertegenwoordigers van coffeeshophouders. Deze gesprekken gaan onder andere over de toegang tot het betalingsverkeer. De Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Financiën hebben op 12 mei 20223 uw Kamer hierover geïnformeerd. Daarin lichtten zij onder andere de situatie van de coffeeshopsector toe en wat dat betekent voor hun bedrijfsprocessen. Tevens meldden zij dat het Ministerie van Financiën zich in algemene zin inzet voor een toegankelijk betalingsverkeer, waaronder het chartale betalingsverkeer.

Eind 2022 zijn ambtenaren van de betrokken ministeries (Financiën, Justitie en Veiligheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en De Nederlandsche Bank door de Bond van Cannabis Detaillisten, namens het Landelijk Overleg van coffeeshopondernemers, geïnformeerd over de huidige situatie bij coffeeshops met betrekking tot toegang tot betalingsverkeer. De Bond van Cannabis Detaillisten heeft daarbij de achtergrond van de problematiek, de urgentie en huidige acties vanuit de coffeeshopsector toegelicht.

Tijdens de presentatie zijn de bond en het Landelijk Overleg opnieuw geïnformeerd over de intrinsieke spanning, tussen enerzijds de eisen die de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) stelt aan banken en andere poortwachters van het financieel stelsel en die zij dienen toe te passen en anderzijds de uitgangspunten van het gedoogbeleid voor coffeeshops4, waarbij de inkoop illegaal is via de achterdeur en de verkoop gedoogd is via de voordeur. De Wwft verplicht banken een risicobeoordeling van hun klanten te maken en eventueel mitigerende maatregelen te nemen indien zij witwasrisico’s signaleren. Ook zijn de uitspraken van de rechter over de balans tussen de toegang tot betalingsverkeer voor coffeeshops en de uitvoering van de Wwft door banken5 opnieuw onder de aandacht gebracht. Over het invoeren van een landelijk keurmerk voor coffeeshops zijn geen afspraken gemaakt.

In het overleg gaven de vertegenwoordigers van de coffeeshopsector aan dat zij met diverse grootbanken en hun vertegenwoordiging inmiddels contact hebben. Ik vertrouw er dan ook op dat de coffeeshopsector en banken gezamenlijk afspraken maken over mogelijke risico’s en mitigerende maatregelen. Dit hebben de ministeries hen toen ook meegegeven. Tevens dat zij hierbij rekening houden met de overwegingen van de rechter.

Vraag 7

Kunt u nader toelichten waarom een landelijk keurmerk, zoals thans voorgesteld door het Landelijk Overleg van coffeeshopondernemers, «niet past in de situatie die we nu hebben» [dat wil zeggen: het huidige gedoogbeleid waarbinnen de verkoop van softdrugs nog steeds verboden is] zoals de Minister van Justitie en Veiligheid in het Commissiedebat drugsbeleid dd 22 februari jl betoogde? Kunt u daarbij tevens uiteenzetten wat eventueel de juridische, bestuurlijke, dan wel financiële knelpunten zijn voor het invoeren van een landelijk keurmerk voor coffeeshops?

Antwoord 7

De voorwaarden waaronder verkoop in coffeeshops gedoogd wordt, zijn door het Openbaar Ministerie vastgelegd in de Aanwijzing Opiumwet. Dat is het landelijk kader: onder voorwaarden gaat het Openbaar Ministerie niet over tot vervolging van de strafbare verkoop van hennep. Binnen deze context, wordt het niet passend geacht om als rijksoverheid betrokken te zijn bij het instellen van een keurmerk dat een kwaliteitsoordeel uitdraagt van een verboden activiteit.

In essentie komt het erop neer dat het invoeren van een landelijk keurmerk vanuit het rijk betekent dat het rijk aanvullende eisen zou stellen aan de verkoop van softdrugs in coffeeshops, terwijl het niet voldoen aan de eisen van een keurmerk, niet betekent dat exploitatie van de desbetreffende coffeeshop niet gedoogd wordt. Hoewel het rijk positief staat tegenover de wens vanuit de coffeeshopbranche om zelf als branche te organiseren dat er meer kwaliteit en transparantie komt, achten we het niet passend dat het rijk betrokken is bij een kwaliteitsoordeel dat een onderscheid maakt tussen de gedoogde shops.

Vraag 8

Als het invoeren van een landelijk keurmerk volgens u geen optie is, op welke manier bent u dan van plan om binnen de kaders van de bestaande gedoogcriteria de veiligheid te waarborgen en de transparantie in de coffeeshopsector te bevorderen in de ruim 90 coffeeshopgemeenten die niet deelnemen aan het experiment?

Antwoord 8

De burgemeester heeft bevoegdheden voor situaties waarin de openbare orde en veiligheid bedreigd worden. Het is niet mogelijk om transparantie te bevorderen in een sector waarbij de producten afkomstig zijn van illegale telers. Dit is een belangrijke reden om met het experiment gesloten coffeeshopketen te onderzoeken hoe het in de toekomst mogelijk anders kan.


  1. Reactie BCD m.b.t. invoering landelijk keurmerk voor coffeeshops.↩︎

  2. Coffeeshops in Nederland 2020. Aantallen coffeeshops en gemeentelijk beleid 1999–2020, repository.wodc.nl/bitstream/handle/20.500.12832/3083/3202-coffeeshops-in-nederland-2020-volledige%2520tekst.pdf?sequence=1&isAllowed=y, p. 12.↩︎

  3. Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2716↩︎

  4. Aanwijzingen Opiumwet van het Openbaar Ministerie, Staatscourant 2011, 11134.↩︎

  5. Uitspraak Rechtbank Amsterdam 26 april 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:2098, en Uitspraak Rechtbank Midden Nederland 21 juli 2021 ECLI:NL:RBMNE:2021:3990.↩︎