Antwoord op vragen van het lid Grinwis over de herziening van de Capital Requirements Regulation (CRR) door de Europese Commissie
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2023D12027, datum: 2023-03-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiƫle HTML versie (ah-tk-20222023-1985).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.A.M. Kaag, minister van Financiƫn (Ooit D66 kamerlid)
- Mede namens: H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Onderdeel van zaak 2023Z02666:
- Gericht aan: H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- Gericht aan: S.A.M. Kaag, minister van Financiƫn
- Indiener: P.A. Grinwis, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (š origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
1985
Vragen van het lid Grinwis (ChristenUnie) aan de Ministers voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en van FinanciĆ«n over de herziening van de Capital Requirements Regulation (CRR) door de Europese Commissie (ingezonden 15Ā februari 2023).
Antwoord van Minister Kaag (FinanciĆ«n), mede namens de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (ontvangen 23Ā maart 2023).
Vraag 1
Wat is uw standpunt ten aanzien van de herziening van de CRR, die van banken verlangt reserveringen aan te houden voor (potentiƫle) probleemleningen, ook indien er een sluitende overheidsgarantie aanwezig is, met name omdat deze verplichting daarmee ook geldt voor de Nederlandse Waterschapsbank en de Bank Nederlandse Gemeenten, ondanks de aanwezigheid van een sluitende garantie van het waarborgfonds voor sociale woningbouw?
Antwoord 1
Het gaat in dit geval specifiek op de herziening van de voorzieningen voor zogenoemde niet-presterende leningen (NPLās). Dit zijn leningen waarbij een kredietnemer een betalingsachterstand van minimaal 90 dagen heeft of volgens boekhoudregels waarschijnlijk niet in staat wordt geacht de lening af te lossen. Sinds april 2019 is een minimumdekking voor NPLās, het zogeheten achtervangmechanisme, van kracht. Dit betekent dat banken een reservering ter omvang van een voorgeschreven percentage van een NPL aan dienen te houden. Deze minimumdekking binnen de verordening kapitaaleisen (CRR) heeft tot doel te waarborgen dat banken tijdig en voldoende voorzieningen treffen voor niet-presterende leningen NPLās.
De hoogte van de minimumdekking is afhankelijk van het risico dat een bank bij bepaalde NPLās loopt. Als een blootstelling geen achterliggende garanties kent, moet er in het derde jaar van NPL-classificatie volledig worden voorzien. Voor NPLās die een garantie hebben van bepaalde vastgestelde garantieverstrekkers, bijvoorbeeld het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) en het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WfZ), geldt voor de eerste zeven jaar van classificatie als NPL dat de bank hiervoor geen voorzieningen hoeft te treffen. Vanaf het begin van het achtste jaar als NPL dient een bank voor de volledige blootstelling voorzieningen te treffen. Hiervoor dient een bank additioneel kapitaal aan te houden en dit brengt kosten met zich mee.
Ik onderschrijf ten volle het nut van een minimumdekking voor NPLās zodat banken tijdig en voldoende voorzieningen treffen voor NPLās. Dit geldt in algemene zin ook voor de minimumdekking voor blootstellingen, waarvoor de zeer uiteenlopende garantieverstrekkers in de verschillende lidstaten garant staan. Hiermee wordt de soliditeit van banken gewaarborgd en gezorgd dat banken zijn voorbereid op mogelijke verliezen en hun balans gezond houden. Deze minimumdekking vormt daarmee een belangrijk onderdeel van risicoreductie in de Europese bankensector.
Tegelijkertijd ben ik ook van mening dat zich in Nederland een specifieke situatie voordoet ten aanzien van blootstellingen gegarandeerd door WSW en WfZ, die niet goed past in deze Europese regelgeving. De waarborgfondsen en uiteindelijk de Nederlandse Staat staan garant voor deze blootstellingen. Het kredietrisico van dit type NPLās is voor een bank daardoor klein. Echter, omdat de overname van de betalingsverplichting door de waarborgfondsen de NPL-status niet wijzigt en de NPL op de balans van de betreffende banken blijven staan, dienen banken op grond van de huidige regelgeving in de CRR voorzieningen te treffen. Ik ben van mening dat de garanties die de NWB Bank en BNG Bank op hun door de waarborgfondsen gegarandeerde blootstellingen hebben, beter gereflecteerd kunnen worden in het prudentiĆ«le raamwerk voor banken.
Vraag 2
Kunt u duiden wat de omvang van eventueel aan te houden reserves is? Kunt u de gevolgen van de CRR voor de beschikbaarheid van financiering voor de corporatiesector schetsen?
Antwoord 2
Van de door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw gegarandeerde uitstaande schuld stond eind 2021 ongeveer 89% op de balans van de NWB Bank en de BNG Bank. De minimumdekking voor NPLās heeft potentieel gevolgen voor financieringen aan de corporatiesector als de financieringsruimte van deze banken afneemt, doordat ze moeten voorsorteren op toenemende voorzieningen in de toekomst. Naast de afname van de financieringsruimte zou een aanvullende kapitaalbehoefte ook additionele kosten met zich brengen omdat het aanhouden van kapitaal kostbaar is.
Informatie over de verwachte NPLās die langer dan zeven jaar op de balans van de betreffende banken staan of in de toekomst zou kunnen staan is niet publieke, concurrentiegevoelige informatie. Zodoende is het niet mogelijk om de kwantitatieve gevolgen van de minimumdekking voor NPLās voor de corporatiesector concreet te duiden, anders dan dat dit zowel de kosten van financiering als de beschikbaarheid ervan negatief zou beĆÆnvloeden.
Vraag 3
Kunt u de gevolgen van de CRR voor de uitvoering van de Nationale Prestatieafspraken woningcorporaties schetsen? Hoe schat u het risico in dat de uitvoering van de Nationale Prestatieafspraken woningcorporaties in het geding komt?
Antwoord 3
Een verslechterde betaalbaarheid en beschikbaarheid van financiering zou gevolgen hebben voor de investeringscapaciteit van de corporatiesector. Dit zou de uitvoering van de Nationale Prestatieafspraken negatief beĆÆnvloeden. Ik zal me er dan ook voor inzetten om dit te voorkomen.
Vraag 4
Waarom is tijdens de onderhandelingen over de Algemene Oriƫntatie door de lidstaten niet ingezet op een uitzondering voor situaties waarbij een sluitende overheidsgarantie aanwezig is? Is het mogelijk om een dergelijke uitzondering alsnog toe te voegen?
Antwoord 4
Zoals beschreven in de beantwoording van vraag 1, is de minimumdekking voor NPLās al sinds april 2019 van kracht. Deze stond niet ter discussie in het huidige bankenpakket noch de Raadsonderhandelingen. De onderhandelingen in de Raad waren al in een vergevorderd stadium toen de mogelijke consequenties van deze bestaande regelgeving voor de financiering van de sociale woningbouw en het zorgvastgoed duidelijker werden. Omdat de positie van het Europees Parlement, die eind januari vastgesteld is, een amendement op het achtervangmechanisme bevat, zal de minimumdekking terugkomen in de triloogonderhandelingen voor het bankenpakket die begin maart van start zijn gegaan.
Vraag 5
Kunt u ingaan op de mogelijkheden om tijdens de triloogonderhandelingen een uitzondering voor situaties waarbij een sluitende overheidsgarantie aanwezig is te realiseren? Bent u daartoe bereid? Wat kunt u doen om de slagingskansen te verhogen?
Antwoord 5
Zoals beschreven in de beantwoording van vraag 1 ziet het kabinet in het algemeen het belang van de minimumdekking voor NPLās zodat banken tijdig en voldoende voorzieningen treffen. Tegelijkertijd lijkt dit onnodig voor de blootstellingen die gegarandeerd worden door WSW en WfZ. Daarom ga ik me in de triloog inzetten voor een gerichte uitzondering op de minimumdekking voor NPLās, zodat de garanties die de NWB Bank en BNG Bank op hun door de waarborgfondsen gegarandeerde blootstellingen hebben, beter worden gereflecteerd in het prudentiĆ«le raamwerk voor banken. Ik wil deze uitzondering zo gericht mogelijk houden om te voorkomen dat de minimumdekking wordt ondermijnd. Ik zet me ervoor in om voor een gerichte uitzondering tijdens de triloog ook in de Raad voldoende steun te vinden.
Vraag 6
Kunt u deze vragen voorafgaand aan het commissiedebat Staat van de volkshuisvesting beantwoorden?
Antwoord 6
Ja.