Versnellingsaanpak energietransitie
Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Brief regering
Nummer: 2023D12223, datum: 2023-03-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32813-1193).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie (D66)
- Beslisnota inzake Versnellingsaanpak energietransitie
- Verkenning Wetgevingsmogelijkheden aanpassingen procedures energie- en grondstoffeninfrastructuur
- Bevindingen Verkenning aanpassing wettelijke kaders t.b.v. versnelling voorbereidingsprocedures energie- en grondstoffeninfrastructuur
- Versnellingsopties vergunningverlening
Onderdeel van kamerstukdossier 32813 -1193 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid.
Onderdeel van zaak 2023Z05204:
- Indiener: R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
- Volgcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2023-03-28 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-04-04 17:00: Procedurevergadering commissie EZK (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2023-09-05 17:30: Extra procedurevergadering commissie Economische Zaken en Klimaat (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2023-09-27 13:00: Klimaat & energie (algemeen) (Commissiedebat), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2023-09-28 13:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
31 239 Stimulering duurzame energieproductie
Nr. 1193 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 maart 2023
In het coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) staat de ambitie om de aanleg van grootschalige groene energie-infrastructuur te versnellen. Het kabinet heeft verkend wat de mogelijkheden zijn voor deze versnelling via het aanpassen van wet- en regelgeving. Mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat informeer ik u met deze brief over de versnellingsmogelijkheden binnen het bestaande juridisch instrumentarium en over aanpassingen van wetgeving om tot nog meer versnelling te komen. Deze brief geeft ook uitvoering aan twee moties van de leden Erkens en Boucke. Een van de moties gaat over de doorlooptijden van vergunningstrajecten (Kamerstuk 29 826, nr. 137). De andere motie gaat over de mogelijkheid om doorlooptijden van vergunningverleningstrajecten en energie-infra projecten te versnellen door gebruik te maken van de Crisis- en herstelwet (Kamerstuk 36 200 XIII, nr. 37).
De belangrijkste boodschap van deze brief is: de energietransitie moet sneller. Dit doen we door het inzetten van alle mogelijke middelen. Deze versnelling is essentieel voor het halen van onze klimaatdoelen. Dit vraagt om een regierol vanuit het Rijk. Met een breed versnellingspakket stuurt de landelijke overheid op wat precies wanneer gebeurt, onder andere door activiteiten te programmeren en te prioriteren. De industrie speelt een sleutelrol in de verduurzaming van het energie- en grondstoffenverbruik. Het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie stuurt op de verduurzaming van de industrie. We ondersteunen medeoverheden waar nodig en zetten gericht financiële steun in. Om belemmeringen weg te nemen en versnelling mogelijk te maken, passen we wetten en regels aan zodat de industrie sneller de benodigde vergunningen krijgt om duurzaam te produceren. Daarbij zoeken we naar de juiste balans tussen snelheid, zorgvuldigheid en participatie.
Versnellingsaanpak energietransitie
Het Rijk versnelt de energietransitie vanuit een duidelijk idee waar we op de lange termijn naar toe willen en door meer regie te nemen bij de uitvoering van projecten. We doen dat op verschillende manieren via een breed versnellingspakket. We passen dit pakket aan als de ontwikkeling van de energietransitie hierom vraagt.
− We geven richting aan de transitie met het Nationaal plan energiesysteem (NPE)1 en het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie (NPVI)2 en de Routekaart Verduurzaming Industrie. We kijken naar de lange termijn ruimtelijke planning van energie-infrastructuur in het Programma Energiehoofdstructuur (PEH).3
− Via het Landelijke Actieprogramma Netcongestie (LAN) wordt hard gewerkt om het elektriciteitsnet uit te breiden en het optimaal te gebruiken om de energietransitie te kunnen faciliteren.
− We nemen als Rijksoverheid beslissingen bij het prioriteren van projecten. Dit doen we voor de aanleg van de energie- en grondstoffen-infrastructuur door middel van het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK). Het MIEK breiden we uit naar het Provinciaal MIEK (pMIEK) in 2023.
− We passen een nieuw prioriteringskader toe om uitbreidingsinvesteringen van het elektriciteitsnetwerk met grote maatschappelijke waarde te prioriteren bij het opstellen van de investeringsplannen van de netbeheerders.4
− We hebben wind op zee in opgave verdubbeld naar 21 GW (gigawatt) rond 2030, bereiden ons voor op 50 GW in 2040 en 70 GW in 2050 door meer windgebieden aan te wijzen, de tenders voor bedrijven exponentieel groter in de markt te zetten en aanlandingsprocedures eerder te verkennen en meer projecten op te starten.5
− We bereiden ons voor op toekomstige ontwikkelingen door nu al aanlandingen voor Wind op zee te verkennen voor de periode na 2030 en op land waterstof en 380 kV trajecten te starten. Deze duurzame energie netwerken maken de verduurzaming van de industrie mogelijk.
− We passen wet- en regelgeving aan. Daar waar de energietransitie vraagt om versteviging in wetgeving of het wegnemen van belemmeringen zoeken we gericht naar de mogelijkheden:
• We voeren wettelijke aanpassingen door, zoals het invoeren van de Energiewet. De Energiewet biedt een solide juridische basis voor de komende jaren.
• We borgen het Nationaal plan energiesysteem (NPE), het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK) en het prioriteringskader voor netuitbreidingsinvesteringen door deze te verankeren in wetgeving.
• Om procedures te versnellen gaan we gericht – op basis van een uitgevoerde verkenning6 – voorstellen voor aanpassing van wet- en regelgeving voorbereiden. Deze voorstellen lichten we toe in deze brief.
− Tot slot zetten we in de voorfase van projecten maximaal in op het optimaliseren en beter toepassen van processen en procedures rondom vergunningen en ruimtelijke inpassing.
• Procedurestappen voeren we zo veel mogelijk parallel uit. Bij aanlanding van wind op zee projecten is veel tijdwinst behaald door procedurestappen over te slaan bij projecten die parallel liggen aan bestaande projecten. Dat levert een tijdswinst op van ongeveer een jaar. Bij de procedures betrekken we inwoners, bedrijven en stakeholders zorgvuldig.
• We kijken ook hoe we de omgevingsdiensten kunnen versterken voor hun belangrijke rol in deze grote transitieopgave en ondersteunen gemeenten en provincies met menskracht en kennis.
− Deze versnellingsinitiatieven laten onverlet dat er voor de uitvoering van projecten beperkingen kunnen zijn in fysieke ruimte en in stikstofruimte. In het kader van stikstof verkent het Rijk of het mogelijk is om voor de toestemmingverlening op grond van de Wet natuurbescherming geen of minder beperkingen op te leggen aan energietransitieprojecten die op korte termijn een toename van stikstofuitstoot en -depositie veroorzaken, maar op de langere termijn een substantiële afname leveren, die bijdragen aan natuurherstel.7
Juridisch instrumentarium versnellingsaanpak energietransitie
We hebben verkend welke wettelijke aanpassingen er mogelijk zijn om procedures, en daardoor doorlooptijden, te versnellen voor energie-infrastructuur projecten. Dit verzoek kwam ook vanuit uw Kamer8 en van stakeholders in het energiedomein.9 Elke optie is beoordeeld op de balans tussen snelheid en zorgvuldigheid.
In de afgelopen jaren is er al veel werk verzet als het gaat om versnellingsmogelijkheden in wetgeving. Zo heeft de overheid de wettelijke procedures de afgelopen decennia al geoptimaliseerd en aangepast. Dit geldt voor het huidige stelsel van het omgevingsrecht en voor de Omgevingswet, waarin procedurele versnellingsmogelijkheden uit de Crisis- en herstelwet zijn opgenomen, en de Algemene wet bestuursrecht.
Naast nationale wet- en regelgeving is ook Europese wet- en regelgeving aan de orde die de energietransitie kan helpen of hinderen. Het betreft al geldende (en aankomende) Europese regels, zoals de Europese «verordening tot vaststelling van een kader om de inzet van hernieuwbare energie te versnellen» (noodverordening)10en het voorstel voor de herziening van de richtlijn voor hernieuwbare energie (REDIII). De REDIII en de noodverordening leiden mogelijk tot een vermindering, maar niet tot het wegnemen, van knelpunten, omdat deze voorzien in een gedeeltelijk afwijking van de Vogel- en Habitat Richtlijn. Het kabinet onderzoekt in hoeverre deze wijzigingen vergunningverlening voor de energietransitie eenvoudiger kunnen maken. Het kabinet blijft bovendien kijken naar mogelijkheden om meer flexibiliteit te verkrijgen in Europese wet- en regelgeving om de energietransitie te versnellen.
Over kansrijke voorstellen uit de hierboven genoemde verkenning besluiten we zo snel als het kan. Waar mogelijk komen we met concrete voorstellen voor wijziging van wet- en regelgeving. Dat kan gaan om relatief snel door te voeren aanpassingen, zoals bij aanpassing van een algemene maatregel van bestuur (amvb) of om wijzigingen op wetsniveau die meer tijd kosten.
Verkenning wettelijke versnellingsopties
De verkenning (bijlage 1) is tot stand gekomen op basis van een trechteraanpak waarbij eerst zoveel mogelijk opties verzameld zijn. De mogelijkheden uit de Crisis- en herstelwet die nog niet zijn opgenomen in de Omgevingswet zijn meegenomen in de verkenning. De twee onderzoeken hieronder zijn onder meer gebruikt in de verkenning:
− «Verkenning Wetgevingsmogelijkheden aanpassingen procedures energie- en grondstoffeninfrastructuur» in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat door AT Osborne (Bijlage 2).
− «Versnelling van procedures van rechtsbescherming in het omgevingsrecht» van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) in opdracht van de Ministeries van EZK en BZK (eerder aan uw Kamer toegezonden).11
Deze opties hebben we laten aanvullen door suggesties van de industrie, netwerkbedrijven, energieproducten en medeoverheden en daarna besproken met experts (aug.–dec. 2022).
Analyse opties
De versnelling door deze opties hebben we beoordeeld ten opzichte van de situatie onder de Omgevingswet.12 Voor de analyse van alle wettelijke versnellingsopties zijn de volgende drie zeven gebruikt:
1. Eerste zeef: de optie versnelt niet of nauwelijks, de betrokken situatie komt weinig voor, of de optie past toch binnen de huidige wettelijke kaders. Opties die op deze zeef blijven liggen vallen af.
2. Tweede zeef (rechtmatigheid):13 de overblijvende opties zijn getoetst aan (inter)nationale rechtsbeginselen en Europese materiële regels. Opties die op deze zeef blijven liggen vallen (voor de korte termijn) ook af.
3. Derde zeef die is toegepast na afronding van het AT Osborne-rapport: de overblijvende opties zijn – voor zover nu mogelijk – in samenhang beoordeeld op doeltreffendheid, doelmatigheid en of het gebruik van deze opties in verhouding staat met het doel (proportionaliteit). De proportionaliteit vraagt nog om verdere analyse met de betrokken partijen.
Opties die binnen de huidige wettelijke kaders kunnen worden toegepast (op de eerste zeef) zijn niet verder meegenomen in deze verkenning omdat ze geen aanpassing van de wetgeving vragen. Uiteraard worden die opties wel meegenomen in het versnellingspakket energietransitie.
Resultaat verkenning
De analyse levert de volgende voorstellen op:
1. De rijkscoördinatieregeling (RCR) en provinciale coördinatieregeling (in de Omgevingswet de projectprocedure) voor meer projecten laten gelden. Bijvoorbeeld voor waterstofinfrastructuurprojecten en de Delta Corridor (de bundel van vier pijpleidingen tussen de Rotterdamse haven, het Limburgse Chemelot en het Duitse Rijnland). Toepassing van de RCR geeft in veel gevallen tijdswinst in de procedures en leidt dus tot snellere realisatie van het project.
2. Verkorten van de projectprocedure, onder meer door (stappen in) de verkenningenfase over te slaan en de termijn te maximeren. Dit kan gelden voor aangewezen projecten voor duurzame energie-infrastructuur van nationaal schaalniveau (met name MIEK-projecten) met weinig gevolgen voor de fysieke leefomgeving of waar weinig te kiezen valt. Dit levert potentieel het voorkomen van een half jaar vertraging op voor die betreffende projecten.
3. Het vergunningvrij maken van bepaalde kleinere bouwwerken: deze versnellingsmogelijkheid richt zich specifiek op kleinere bouwactiviteiten van regionale netbeheerders, zoals kleine transformatorstations met weinig impact op de omgeving. Deze bouwactiviteiten passen vaak (net) niet binnen de huidige categorie vergunningvrije bouwwerken van maximaal 15 vierkante meter en een hoogte van 3 meter. De komende jaren zijn er veel extra transformatorhuisjes nodig. Deze zijn namelijk van groot belang voor het functioneren van het netwerk en het verder elektrificeren van de industrie. Door een mogelijke verruiming van de normen van deze bouwwerken die zonder vergunning gebouwd kunnen worden, zijn de netuitbreidingen eerder gereed en kunnen bedrijven sneller omschakelen naar duurzame productie. Het vergunningvrij maken van kleinere bouwwerken ontlast bovendien de vergunningverlener bij gemeenten, zodat die capaciteit ingezet kan worden bij complexe bouwvergunningen, bijvoorbeeld voor industriële bedrijven.
4. Veranderingen in de bezwaar- en beroepsprocedure, die grotendeels in de rapporten van de Rijksuniversiteit Groningen staan. Wij verwijzen voor een korte samenvatting hiervan ook naar onze brief van 2 december 2022 over de voortgang van het MIEK.14 Uit de rapporten komen ook veel handvatten voor regievoering door de bestuursrechter die er op grond van de Algemene wet bestuursrecht al zijn.15 De rapporten bevatten ook aanbevelingen voor bestuursorganen om te versnellen.16
5. Overige wettelijke opties zoals verbeteringen in de coördinatieprocedure van afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht en mogelijk het aanpassen van de procedure tot het vestigen van gedoogplichten.
Bij deze versnellingsvoorstellen zijn zowel voldoende capaciteit van de rechterlijke macht als de consequenties voor de organisatie van de rechterlijke macht belangrijke aandachtspunten.
Vervolg verkenning
We doen in afstemming met andere betrokken ministeries nader onderzoek naar de haalbaarheid en komen voor het zomerreces met concrete voorstellen. Per voorstel stellen we vast voor welk type projecten dit gebruikt kan worden. Dit kan breder zijn dan de energietransitie, zoals de voorstellen in de bezwaar- en beroepsfase die ook in beeld zijn voor woningbouw.17 Vervolgens besluit het kabinet of en welke wijziging van wet- en regelgeving zinvol is. Wij blijven in gesprek met de betrokken partijen over welke overige opties kansrijk zijn. Zoals de mogelijkheid van een maximale termijn voor het bevoegd gezag voor het gehele vergunningenproces bij duurzame energie-infrastructuurprojecten. Uiteraard zullen wij de mogelijkheden gebruiken die er zijn voor burgerparticipatie en brede toegang tot de bestuursrechter (rechtsbescherming).18
Uitvoering motie Boucke Erkens
De verkenning naar wetgevingsopties geeft ook uitvoering aan de motie Erkens-Boucke. Deze motie vraagt om aan te geven welke grootschalige energie-infrastructuur projecten door de inzet van de Crisis- en herstelwet mogelijk versneld kunnen worden.19
De motie vraagt om minimaal 10 projecten te noemen op het gebied van verduurzaming van de industrie en grootschalige energie-infrastructuur die door de inzet van de Crisis- en herstelwet versneld gerealiseerd kunnen worden. Hiervoor verwijzen wij naar het MIEK overzicht 2022.20 De meeste MIEK- projecten vallen onder de Rijkscoördinatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening (RCR). Toepassing van de RCR leidt tot versnelling omdat de versnellingsmogelijkheden uit de Crisis- en herstelwet op de RCR van toepassing zijn (bijvoorbeeld beroep in één instantie). Projecten waarvoor de RCR nu niet van toepassing is, kunnen er via een ministerieel besluit alsnog onder vallen. Dit is recent gebeurd bij waterstofprojecten en de Delta Corridor.21 Dit kan zorgen voor een aanzienlijke versnelling van de procedures van deze projecten. Een deel van de nationale MIEK-projecten kunnen we op deze manier versnellen, of via andere opties uit deze verkenning.
Regie-instrumenten wettelijk borgen
Om de aanleg van energie- en grondstoffeninfrastructuur te versnellen, is duidelijkheid en zekerheid belangrijk voor gebruikers, investeerders, netbeheerders en medeoverheden. Daarvoor gaan we de volgende regie-instrumenten in de wet vastleggen:
− Het Nationaal plan energiesysteem
Voor de zomer informeren wij uw Kamer over het concept Nationaal plan energiesysteem en de wettelijke borging hiervan. Het doel is om in de toekomst op een duurzame manier te voldoen aan de huidige en toekomstige energievraag uit de industrie, de gebouwde omgeving, mobiliteit en landbouw. Dit plan werkt door in de nationale MIEK-projecten en de provinciale MIEK-projecten. Het Rijk wil vastleggen dat de keuzes van het Nationaal plan energiesysteem doorwerken in de investeringsplannen van de netbeheerders.
− Het MIEK
Plannen en programmeren van energie-en grondstoffeninfrastructuur-projecten gaat via het nationale, en vanaf 2023 ook via het provinciale MIEK. U bent in december 2022 geïnformeerd over de laatste stand van zaken over het MIEK.22 Het kabinet gaat in de wet vastleggen dat netbeheerders MIEK-projecten moeten opnemen in hun investeringsplannen. Dit gaan we in de Energiewet vastleggen en vooruitlopend daarop in de ministeriële regeling onder de Elektriciteitswet.
− Prioriteringskader
U bent kortgeleden geïnformeerd over het prioriteringskader23 en het wettelijk vastleggen daarvan. Met het prioriteringskader worden maatschappelijke gewenste uitbreidingsinvesteringen geprioriteerd bij het opstellen van de investeringsplannen van de netbeheerders van het elektriciteitsnet.
Versnelling behalen in en bij vergunningtrajecten en ruimtelijke inpassing
De energietransitie vraagt om grote veranderingen. Het heeft gevolgen voor de vorm van energiegebruik en voor de processen bij bedrijven. Voor deze veranderingen zijn veel en diverse vergunningen nodig. Duidelijkheid, snelheid en zekerheid over deze vergunningen vergroten de bereidheid om te investeren in veranderingen.
Het kabinet wil graag deze duidelijkheid, snelheid en zekerheid bieden. Tijdige vergunningverlening speelt breder dan alleen bij projecten voor de energietransitie, en versnellingsopties voor vergunningverlening komen mogelijk ook ten goede van andere sectoren. Zo spannen de Minister van VRO, de Minister van BZK en mede-overheden zich met ons in om doorlooptijden van vergunningverlening te versnellen. Ook binnen het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie is hier veel aandacht voor. Het is de uitdaging om de juiste balans tussen zorgvuldigheid en snelheid te vinden. Alle relevante aspecten moeten worden betrokken, bijvoorbeeld omgevingsveiligheid.24 De vergunningen zorgen ervoor dat de kwaliteit van de leefomgeving voor een langere tijd goed blijft. Ook de ruimtelijke inpassing van energie-infrastructuur vraagt om zorgvuldigheid en het betrekken van mensen in de omgeving. Windturbines, hoogspanningsmasten en zonnevelden kunnen grote gevolgen hebben voor de leefomgeving, de natuur, landbouw, archeologische monumenten, stads- en dorpsgezichten, cultuurlandschappen en werelderfgoed, en de hinder die hierdoor kan worden ervaren kan ook langdurige gezondheidsgevolgen hebben. Het is daarom belangrijk om zorgvuldig te kijken of iets in de omgeving past door mensen in de omgeving te betrekken, om draagvlak te behouden en vertraging in de uitvoering te voorkomen. Hierbij houden we ook het realiseren van andere overheidsdoelen in de gaten.
Hoe werken we aan het versnellen van vergunningverlening?
De uitgevoerde «Verkenning versnellingsopties» van het Ministerie van IenW (bijlage 3) kijkt naar de versnellingsopties voor vergunningverleningstrajecten binnen het huidige juridische instrumentarium en het voorziene instrumentarium (het Omgevingswetstelsel). Uit deze verkenning blijkt dat bestaande wet- en regelgeving mogelijkheden biedt die vaker en gerichter ingezet kunnen worden en dat de grootste tijdswinst hier is te behalen en niet in het aanpassen van wet- en regelgeving.
Commissie van Aartsen
Op 4 maart 2021 presenteerde de commissie Van Aartsen haar rapport «Om de leefomgeving. Omgevingsdiensten als gangmaker voor het bestuur».25 Ter opvolging van het rapport is het Interbestuurlijk programma versterking van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving ingericht (IBP VTH). Dit programma volgt de aanbevelingen op van de commissie Van Aartsen26 om vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) te verbeteren. Het doel is dat de omgevingsdiensten optimaal functioneren en klaar zijn voor hun essentiële rol in de grote transitieopgaven waar Nederland voor staat. Het versterken van het VTH-stelsel in algemene zin is ook gunstig voor een snellere vergunningverlening. Veel versnellingsopties uit de verkenning, zoals kennisuitwisseling en een arbeidsmarktcampagne, zijn onderdeel van het interbestuurlijk programma. Dit programma heeft daarom ook een positief effect op de snelheid van vergunningverleningstrajecten. In de brief van de Staatssecretaris van IenW27 bent u geïnformeerd over de voortgang van dit programma ter versterking van het VTH-stelsel.
Strategisch voorbereiden vergunningproces
Om te komen tot een vlot lopend vergunningproces moeten er een hoop dingen geregeld en besloten worden. Denk daarbij aan vragen als «wie is het bevoegd gezag», waar vindt de activiteit plaats en zijn de betrokkenen goed aangesloten. Wanneer dit niet helder is, kan er waardevolle tijd verloren gaan. Daarom kijken we hier ook naar.
De meeste vergunningen die relevant zijn voor de energietransitie worden voorbereid met de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (uov) van de Algemene wet bestuursrecht. Bepalend is dat voor vergunningaanvragen tussen het moment van aanvraag en de beschikking op de aanvraag (de vergunning) in beginsel niet meer dan 6 maanden mag zitten. Om deze termijn van 6 maanden te halen, is een goed vooroverleg en tijdige beschikbaarheid van alle benodigde informatie noodzakelijk. Per project kan de keuze zijn om de voorbereiding via de coördinatieregeling van de Wet ruimtelijke ordening of de projectprocedure van de Omgevingswet te laten verlopen. Dit is gebeurd bij het Tata Steel project HeraCless en de route naar groene staalproductie. Hier is de verwachting dat het inzetten van de coördinatieregeling of projectprocedure en de inzet van meer menskracht en kennis gaat leiden tot een versnelling van 2 jaar in het totale vergunningenproces.
Slimmer inrichten
Een deel van de oplossing voor versnelling ligt ook in het slimmer inrichten van processen en procedures. Er is al veel winst behaald door bij projecten die parallel liggen aan eerdere projecten (zoals bijvoorbeeld bij sommige aanlandingen van wind op zee) sommige procedurestappen over te slaan. Zo is in de procedure voor net op zee IJmuiden Ver Gamma bij het vaststellen van de notitie reikwijdte en detailniveau (NRD) meteen ook het voorkeurstracé vastgelegd waardoor een winst van circa een jaar behaald kan worden en de ruimtelijke procedure 2,5 jaar duurt in plaats van 3,5 jaar. Deze werkwijze is alleen mogelijk als er geen realistische alternatieven zijn en er dus feitelijk geen alternatievenafweging hoeft plaats te vinden. De benodigde onderzoeken en afweging hebben dan al eerder plaatsgevonden.
Vergroten van capaciteit en kennis
Gebrek aan personeel is een groot probleem. Rondom vergunningverlening speelt dit gebrek aan capaciteit ook bij omgevingsdiensten, provincies en gemeenten. Daarnaast is de benodigde kennis niet altijd in voldoende mate aanwezig, omdat de complexiteit in de afgelopen 20 jaar erg is toegenomen. Uit de verkenning blijkt dat veel technieken voor de energietransitie nieuw zijn. Bestaande kennis voor vergunningverlening is daarom niet altijd toereikend. De verwachting is dat het proces van vergunningverlening meer capaciteit, specifieke kennis en tijd zal vragen. Gebrek aan capaciteit en kennis kan een struikelblok vormen voor snelle doorlooptijden van allerlei soorten projecten, van energieprojecten tot woningbouw.
Hieronder ziet u hoe we op korte termijn capaciteitsprobleem aanpakken en kennis versterken.
− Het Ministerie van EZK is in 2023 gestart met een expert- en capaciteitspool voor personeel voor gemeenten en provincies. Deze pool ondersteunt decentrale overheden om grootschalige ruimtelijke inpassingsprocedures tijdig (sneller) uit te voeren;
− Het Ministerie van EZK werkt, in het kader van de maatwerkaanpak voor de top 20 grootste CO2 uitstoters, met het Ministerie van IenW en de omgevingsdiensten aan de vorming van een expertpool. Deze pool moet de benodigde extra capaciteit beschikbaar maken voor complexe vergunningverleningstrajecten die voortvloeien uit de maatwerkaanpak zoals bij Tata Steel Nederland;
− Vanuit het Ministerie van IenW wordt regelmatig gesproken met de vereniging van omgevingsdiensten (Omgevingsdienst NL) over milieuproblematiek. In het Bestuurlijk Omgevingsberaad (BOb) van 14 oktober 2022 is besloten om een kennisgremium afval of grondstof op te richten met als doel een gelijk speelveld te creëren bij de beoordeling van de status van een materiaal of product. Kennis over de manier van beoordelen en casuïstiek kunnen via dit gremium sneller worden opgebouwd en gedeeld, dit ten behoeve van de circulaire economie. Dit kennisgremium zal gevormd worden via de kennispijler van het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel;
− Een van de acties vanuit het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel is om een arbeidsmarktcampagne op te zetten om meer medewerkers aan te trekken. Hiervoor wordt binnen een aantal omgevingsdiensten pilots ontwikkeld. Vanuit de pilots selecteert Omgevingsdienst NL een uniforme landelijke arbeidscampagne.28 Met meer medewerkers kunnen de procedures van vergunningverlening tijdig doorlopen worden;
− Vanuit het Ministerie van BZK bestaat een expert pool over woningbouw. Wij gaan het gesprek aan over mogelijkheden tot samenwerking.
Participatie
De energietransitie raakt iedereen in Nederland. Mensen in ons land op een goede manier hierbij betrekken, kan later in een proces voor versnelling zorgen ook in de beleids- en ontwikkelfase. De kabinetsvisie op burgerbetrokkenheid bij de energietransitie geeft hier invulling aan. In het tweede kwartaal van dit jaar krijgt uw Kamer deze visie. Burgerparticipatie geeft ruimte voor maatwerk, waarbij er aandacht is voor de lokale context. Bovendien moet er ruimte zijn voor maatschappelijke initiatieven, lokaal eigendom, een transparant en duidelijk proces en oog voor representativiteit en inclusiviteit. Het is van belang dat er iets gedaan wordt met de uitkomsten van het participatieproces, ook als er afgeweken wordt van wat burgers bijgedragen hebben. We onderzoeken de wetten en regels voor lokaal eigendom om te kijken of aanpassing nodig is, om – waar mogelijk – omwonenden mee te laten profiteren van de energietransitie.
Handreiking buiten toepassing verklaren bevoegd gezag
Als er vroeg duidelijk is wie een vergunning verleent, voorkomt dit later vertraging in het proces. Het komt voor dat de verwachting is dat de Rijkscoördinatieregeling niet tot versnelling leidt. In dat geval kan het juist versnellend werken om ervoor te kiezen dat een gemeente of provincie de ruimtelijke inpassing en coördinatie op zich neemt. Om gemeenten en provincies te ondersteunen bij het maken van keuzes hierover en om – indien dit sneller is – het bevoegd gezag over te nemen is er nu een handreiking beschikbaar.
Beslismodel grondpolitiek
Om de benodigde energie-infrastructuur aan te leggen moet grond tijdig beschikbaar zijn. Grond is een schaars goed in Nederland en vaak willen we het voor verschillende doelen gebruiken. Er is een beslismodel ontwikkeld voor gemeenten en provincies die ze helpt om keuzes te maken om grond beschikbaar te krijgen voor de aanleg van grootschalige energie-infrastructuur, zoals elektriciteitsstations. Het Rijk zal met de medeoverheden in gesprek blijven om te onderzoeken wat er nog meer nodig is om actief grondbeleid voor energie-infrastructuur te ondersteunen.
Werkgroep BOVEN
Daarnaast ondersteunen wij de werkgroep Bestuurlijk overleg voor een veilige energietransitie in Nederland (BOVEN) bij het ontwikkelen van handvatten en symposia voor lokale en regionale bestuurders. Deze richten zich op dilemma’s in de bestuurlijke praktijk en worden ontwikkeld in samenspraak met het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie.
Afsluiting
De energietransitie moet sneller en om hiervoor te zorgen zetten we verschillende instrumenten in. We gaan op een andere manier prioriteiten stellen en leggen die werkwijze wettelijk vast. De verkenning naar wettelijke versnellingsopties in deze brief maakt ook duidelijk dat al veel mogelijk is zonder bestaande wetten en regels aan te passen. De meeste tijdswinst behalen we door niet-wettelijke maatregelen te nemen, zoals het slimmer inrichten van procedures, het aanscherpen van vergunningverleningstrajecten en waar nodig te ondersteunen met kennis en capaciteit, bijvoorbeeld bij omgevingsdiensten die vergunningen verlenen. Voor het zomerreces zullen wij u informeren over het vervolg van deze verkenning. Wij zullen aan uw Kamer bij de diverse voorstellen voor wet- en regelgeving steeds de samenhang binnen het bredere versnellingspakket energietransitie blijven aangeven.
Door dit brede transitiepakket sturen we op de versnelling van de verduurzaming van de industrie en van het energiesysteem in Nederland.
De Minister voor Klimaat en Energie,
R.A.A. Jetten
Kamerbrief contouren NPE: Kamerstukken 32 813 en 31 239, nr. 1053. In het tweede kwartaal van 2023 ontvangt u het concept Nationaal plan energiesysteem.↩︎
Uw Kamer wordt eind maart nader geïnformeerd over het NPVI.↩︎
Kamerstukken 31 239 en 30 196, nr. 369 – betreft Kamerbrief hoofdlijnen Programma Energiehoofdstructuur van december 2022.↩︎
Kamerstukken 29 826, 31 239 en 30 196, nr. 174.↩︎
Kamerstuk 33 561, nr. 53.↩︎
Zie bijlage 1 voor de verkenningennotitie: Notitie Verkenning procedurele versnellingen duurzame energie-infra.↩︎
Kamerstukken 34 682 en 35 334, nr. 108.↩︎
Motie van de leden Boucke en Erkens Zie Kamerstuk 36 200 XIII, nr. 37.↩︎
Zoals: 20221031-doorlooptijden-KEV-DEF.pdf (nvde.nl).↩︎
Verordening (EU) 2022/2577 van de Raad van 22 december 2022 tot vaststelling van een kader om de inzet van hernieuwbare energie te versnellen. Datum inwerkingtreding 30 december 2022.↩︎
Kamerstuk 33 118, nr. 237.↩︎
Bij de verkenning naar wettelijke versnellingsopties is de Omgevingswet als referentie gehanteerd, ervan uitgaand dat deze per 1 januari 2024 in werking treedt. Voor alle versnellingsopties tezamen verwijs ik u naar de bijgevoegde verkenningennotitie (bijlage 1 van de verkenningennotitie, Bijlage 1).↩︎
«Notitie Verkenning procedurele versnellingen duurzame energie-infra», Bijlage 1, hierna: verkenningennotitie↩︎
Kamerstukken 29 826, 31 239 en 30 196, nr. 155, p. 11.↩︎
Zoals een informele afhandeling of het doen van een mondelinge uitspraak door de bestuursrechter (zie ook paragraaf 2.3 van het RUG-rapport Versnelling van procedures van rechtsbescherming in het omgevingsrecht).↩︎
Zoals het sneller verstrekken van gedingstukken en verweerschrift aan de bestuursrechter.↩︎
Kamerstuk 32 847, nr. 993.↩︎
Kamerstuk 29 279, nr. 763.↩︎
Kamerstuk 36 200 XIII, nr. 37.↩︎
Kamerstukken 29 826, 31 239 en 30 196, nr. 155.↩︎
Zie hiervoor Kamerstuk 29 023, nr. 284 en Kamerstuk 29 826, nr. 132.↩︎
Kamerstukken 29 826, 31 239 en 30 196, nr. 155.↩︎
Kamerstukken 29 826, 31 239 en 30 196, nr. 174.↩︎
Kamerstukken 32 813 en 31 239, nr. 1113.↩︎
Kamerstukken 22 343 en 28 663, nr. 295.↩︎
Kamerstukken 22 343 en 28 663, nr. 336.↩︎
Kamerstukken 22 343 en 28 663, nr. 351.↩︎
Kamerbrief Voortgang versterking VTH-stelsel. Kamerstukken 22 343 en 28 663, nr. 351.↩︎