[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op moties ingediend bij bij het debat over de planning van Belastingdienst inzake de afhandeling van de toeslagenaffaire n.a.v. stemmingen 14 maart 2023 (Kamerstuk 31066-1177, 1186, 1188 en 1202)

Belastingdienst

Brief regering

Nummer: 2023D12531, datum: 2023-03-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31066-1210).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31066 -1210 Belastingdienst.

Onderdeel van zaak 2023Z05309:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

31 066 Belastingdienst

Nr. 1210 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 maart 2023

Bij de stemmingen in de Tweede Kamer op 14 maart jl. is een viertal moties door de Kamer aangenomen die vooraf zijn ontraden of waarvan was verzocht om deze aan te houden (Handelingen II 2022/23, nr. 61, Stemmingen). Het lid Leijten (SP) heeft na afloop van de stemmingen gevraagd of het kabinet kan aangegeven hoe zij aan deze moties invulling zal gaan geven. In deze brief wordt op dit verzoek ingegaan en worden de betreffende moties van een reactie voorzien.

De eerste motie (Kamerstuk 31 066, nr. 1177) is die van de heer Azarkan c.s., waarin de regering wordt verzocht om naar analogie van de regeling voor rechtsbijstand ook een voorziening te treffen waarmee gedupeerde ouders schade-experts kunnen inhuren. Er was gevraagd om deze motie aan te houden, zodat eerst naar de financiële aspecten kon worden gekeken.

Het kabinet steunt het doel van de motie en heeft ook de wens om de inzet van schade-experts door ouders eenvoudiger te maken. Ouders vinden de mogelijkheid dat een deskundige met hen en hun advocaat meedenkt belangrijk. Het voornemen bestaat om samen met de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) en de Raad voor Rechtsbijstand (RvR) een pool van onafhankelijke deskundigen op te zetten. Met deze pool kan de positie van de ouder worden versterkt. Ook kan onnodig bezwaar mogelijk worden voorkomen. In overleg met de NOvA en RvR wordt bekeken met welke deskundigheid – waaronder schade-expertise – deze pool moet worden ingericht. Daarnaast vindt overleg plaats om een inschatting te maken hoe vaak en met welk tijdsbeslag deze expertise kan worden ingezet en onder welke voorwaarden deze deskundigen kunnen worden ingeschakeld. Financiering zal moeten worden gevonden binnen de beschikbare budgetten voor Toeslagenherstel. In het tweede kwartaal van dit jaar wordt uw Kamer hierover verder geïnformeerd.

In de motie van de heer Omtzigt (Kamerstuk 31 066, nr. 1186) wordt de regering verzocht uiterlijk per 1 januari 2024 de wettelijke termijnen te eerbiedigen en daarnaast wordt de regering verzocht aansprakelijkheid te erkennen voor schade die erkende gedupeerden lijden door de overtreding van wettelijke termijnen vanaf 1 januari 2024.

Het kabinet acht het buitengewoon belangrijk om te voldoen aan de wettelijke termijnen en zet alles op alles om deze termijnen te halen. UHT werkt daarom hard om de versnelling bij de integrale beoordeling (IB), bij bezwaar en bij het verstrekken van dossiers te verbeteren. Met deze inzet is de prognose van UHT dat het mogelijk moet zijn om 90% van alle integrale beoordelingen in het eerste kwartaal van 2025 afgerond te hebben. Om deze ambitie waar te maken heeft er in 2022 bij UHT een opschaling van het aantal medewerkers plaatsgevonden. Deze opschaling wordt doorgezet in 2023. Tevens worden bestaande werkprocessen verbeterd, worden specifieke groepen ouders versneld behandeld, wordt er effectiever en efficiënter informatie verzameld en vindt er een verbeterde afstemming van deze informatie met de ouder plaats. Dit alles met als doel om de ouder eerder zekerheid te verschaffen. Kortom, het kabinet doet veel om de wettelijke termijnen te halen, maar kan deze helaas niet in alle gevallen eerbiedigen. Dit komt onder andere door het hoge aantal aanmeldingen.

De motie roept tevens op om aansprakelijkheid te erkennen voor schade die erkende gedupeerden lijden door de overtreding van de wettelijke termijnen. Voor een groot gedeelte van de ouders die nog geen integrale beoordeling hebben gehad is de wettelijke termijn helaas al verlopen. Het kabinet onderkent dat deze periode van onzekerheid stress en ongemak met zich meebrengt. Juist voor deze groep ouders maakt UHT zich hard om, door middel van verbeter- en versnellingsmaatregelen, hen zo snel en goed als mogelijk te helpen en te informeren. Mocht een ouder zich in een urgentie situatie bevinden dan wordt deze altijd met prioriteit geholpen door UHT. Om ouders te compenseren voor de tijd die het kost om de IB af te ronden, bevat het compensatiebedrag een immaterieel schadevergoedingselement. Ook kent de commissie werkelijke schade een bedrag toe voor de lange behandeltermijn van een verzoek voor werkelijke schade.

De motie (Kamerstuk 31 066, nr. 1188) van mevrouw Inge van Dijk c.s., verzoekt de regering om zich continu uit te laten dagen en professionals de ruimte te bieden om kansrijke voorstellen uit te proberen. De motie verzoekt vervolgens over succesvolle voorstellen te rapporteren aan de Kamer.

Het kabinet acht het belangrijk om open te staan voor kansrijke voorstellen om het herstel aan ouders te verbeteren en te versnellen. Dit geldt zowel voor medewerkers die bijdragen aan de hersteloperaties als externe professionals. UHT is voornemens, in lijn met deze motie, suggesties van medewerkers op te halen bij de evaluatie van de verschillende initiatieven in het kader van versnellen en verbeteren. Het directieteam blijft daarnaast continu in gesprek met medewerkers die suggesties aandragen of juist hun zorgen uiten. De toetssteen voor het uitproberen van kansrijke voorstellen is dat deze het proces voor de ouders niet vertragen. Het kabinet wil dat de prognose om 90% van de integrale beoordelingen begin 2025 af te ronden niet vertraagt.

De laatste motie is die van de heer Omtzigt (nader gewijzigd, Kamerstuk 31 066, nr. 1202). Deze motie verzoekt de regering om betrokkenen alle op hun zaak betrekking hebbende stukken ter beschikking te stellen, tenzij er sprake is van een lopend fraudeonderzoek, en geen verweer te voeren tegen het verzoek om alle stukken die betrekking hebben op de zaak van betrokkenen ter beschikking te stellen en de lopende (hoger beroep) verweerprocedures ter zake in te trekken. Daarnaast verzoekt deze motie de regering geen verweer te voeren tegen betrokkenen die op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) inzage in hun dossier willen, en geen verweer te voeren tegen betrokkenen die willen weten waarom ze als fraudeur zijn aangemerkt, en de door deze betrokkenen gevraagde informatie aan hen te verstrekken. Tot slot verzoekt de motie de Kamer hierover over een half jaar te rapporteren.

Het kabinet wil door middel van het verstrekken van de op de zaak betrekking hebbende stukken ouders natuurlijk inzage geven in het herstelproces. Er zijn en worden verschillende maatregelen genomen om ouders dat inzicht beter te geven, zoals het opschalen van het dossier team, het versimpelen en beperken van de lakinstructies, de persoonlijke zaakbehandelaar het informatie- en beoordelingsformulier te laten verstrekken, en te investeren in laksoftware. Inmiddels lukt het UHT om stukken aan ouders te verstrekken voorafgaand aan het toelichtingsgesprek bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS) en de hoorzitting bij de BAC. UHT streeft ernaar om dat nog eerder in het proces te gaan doen.

Het is het kabinet er veel aan gelegen om niet tegenover gedupeerde ouders in juridische procedures te staan. Om te onderzoeken of dit in (nog) meer situaties voorkomen kan worden, is het kabinet reeds voornemens om de keuzes hierbij gestructureerd tegen het licht te houden. In het tweede kwartaal van 2023 wordt nader ingegaan op de afwegingen en mogelijkheden. Ook zal samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid worden onderzocht welke mogelijkheden er zijn om minder of geen gebruik te maken van de landsadvocaat in toeslagenherstelzaken. Helaas zijn en blijven er situaties waarin het onvermijdelijk is om verweer te voeren. Dit geldt bijvoorbeeld als er wordt verzocht stukken ongelakt te verstrekken. UHT mag op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming persoonsgegevens van derden en medewerkers niet openbaren. Ook is UHT genoodzaakt verweer te voeren indien een verzoek tot informatie te algemeen of te ongericht is. In die situaties wordt in beginsel altijd eerst het gesprek aangegaan om te kijken hoe alsnog aan de informatiebehoefte van de ouder kan worden voldaan.

Tot slot heeft de vaste commissie voor Financiën op 8 maart jl. om een reactie verzocht op het feit dat de brief van de Bestuurlijke Adviesraad Kinderopvangtoeslag (BAK) pas na de technische briefing over de Voortgangsrapportage hersteloperatie kinderopvangtoeslag en het gesprek met de CWS aan de Kamer is gestuurd. Daarbij is gevraagd specifiek in te gaan op het op de juiste wijze informeren van de Kamer.

Op donderdag 2 maart 2023 is de aanvullende reactie van de BAK en de reactie van de CWS ontvangen door het ministerie. Na ambtelijke verwerking is op maandagmiddag 6 maart de gecombineerde reactie van het kabinet op het BAK-advies en op de aanvullende reactie van de BAK toegestuurd aan de BAK. Vervolgens is (in de avond van maandag 6 maart) een afschrift van de kabinetsreactie, aangevuld met de reactie van de CWS, het advies en aanvullende reactie van de BAK en onderliggende beslisnota’s, verzonden aan de Kamer (Kamerstuk 31 066, nr. 1196). Zoals ook aangegeven in de aanbiedingsbrief bij de beantwoording van de Feitelijke Vragen, was het helaas niet mogelijk deze stukken eerder te verstrekken.1 Vanzelfsprekend vindt het kabinet het belangrijk stukken zo spoedig mogelijk aan uw Kamer aan te bieden.

Ik vertrouw erop uw Kamer hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Financiën,
A. de Vries


  1. Kamerstuk 31 066, nr. 1194.↩︎