Reactie op twee vragen, gesteld tijdens het Commissiedebat Personen- en familierecht van 22 maart 202, op het terrein van interlandelijke adoptie
Adoptie
Brief regering
Nummer: 2023D12789, datum: 2023-03-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31265-115).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Onderdeel van kamerstukdossier 31265 -115 Adoptie.
Onderdeel van zaak 2023Z05420:
- Indiener: F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-03-29 13:30: Tweeminutendebat Personen- en familierecht (CD 22/3) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
- 2023-04-04 15:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-04-12 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-05-11 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
31 265 Adoptie
Nr. 115 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 maart 2023
Tijdens het Commissiedebat Personen- en familierecht op 22 maart 2023 heb ik uitgebreid met uw Kamer gesproken over de laatste ontwikkelingen op het terrein van interlandelijke adoptie. Ik heb uw Kamer toegezegd voorafgaand aan het aangekondigde 2-minutendebat een brief te sturen waarin ik een reactie geef op twee gestelde vragen:
1. Een reflectie op het aantal kinderen dat in de Verenigde Staten in de pleegzorg zit en hoe deze cijfers zich verhouden tot mijn besluit de samenwerkingsrelatie met de Verenigde Staten voor interlandelijke adoptie af te bouwen;
2. Een nadere toelichting op de selectieprocedure die is doorlopen voor de vorming van de Centrale bemiddelingsorganisatie voor interlandelijke adoptie.
Met deze brief geef ik hier gevolg aan.
1. Pleegzorgcijfers in de Verenigde Staten
Het lid Mutluer (PvdA) heeft verzocht om een reflectie op het aantal kinderen dat in de pleegzorg zit in de Verenigde Staten, waarvan voor een groot deel geen geschikt adoptiegezin beschikbaar is. Het lid Mutluer vraagt hoe het afbouwen van de adoptierelatie met de Verenigde Staten zich verhoudt tot deze cijfers.
Met betrekking tot de cijfers kan ik u het volgende laten weten. In 2021 hebben er in de VS 1785 inkomende adopties plaatsgevonden en zijn er 28 kinderen naar het buitenland toe geadopteerd. Dit betreft de landen Canada, Ierland, Zwitserland en Nederland (www.travel.state.gov). In 2022 zijn er vanuit de VS naar Nederland zes kinderen geadopteerd.
In 2021 verbleven er in de Verenigde Staten 391.000 kinderen in het (publieke)pleegzorg systeem. 114.000 kinderen daarvan zijn in afwachting van een adoptie en 54.200 kinderen zijn daadwerkelijk binnenlands geadopteerd (www.acf.hhs.gov). Niet alle kinderen in pleegzorg zijn adoptabel. De genoemde cijfers van het lid Mutluer tijdens het commissie debat over pleegzorg gaan over pleegzorg en adoptie in het publieke systeem. Kinderen die in aanmerking komen voor interlandelijke adoptie naar Nederland, komen, een uitzondering daargelaten, vanuit het private adoptiesysteem. In het private adoptiesysteem melden biologische ouders zich voor de geboorte bij private organisaties die bevoegd zijn te bemiddelen voor nationale en interlandelijke adoptie. Deze bureaus hebben zowel Amerikaanse als internationale profielen van aspirant-adoptiefouders in hun bestand. Het is niet de verwachting dat de kinderen, van ouders die zich melden bij de private adoptiebureaus, in het publieke pleegzorgsysteem terecht komen nu Nederland de adoptierelatie afbouwt. De Amerikaanse instanties hebben tijdens het werkbezoek van de Centrale autoriteit in 2021 aangegeven dat zij zich extra zullen moeten inspannen om deze kinderen in een Amerikaans gezin te kunnen plaatsen, maar dat dit niet onmogelijk is. Dat past in het subsidiariteitbeginsel zoals ik dat voor mij zie. Daarnaast geldt dat voor ieder land waar Nederland de adoptierelatie mee afbouwt er kinderen niet meer door Nederlandse adoptiefouders kunnen worden geadopteerd. Het is aan landen van herkomst zelf om de opvang voor kinderen, zowel het systeem voor interlandelijke adoptie als het bredere jeugdzorg systeem, te organiseren. Hierin heb ik als Minister geen rol.
De landen van herkomst zijn aan zorgvuldig vastgestelde criteria getoetst. Criteria die zijn voorgelegd aan de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming en een nadere invulling geven aan het belang van het kind.
Selectieprocedure centrale bemiddelingsorganisatie.
Het lid Ellian (VVD) vroeg mij een nadere toelichting te geven op de selectieprocedure voor de centrale bemiddelingsorganisatie voor interlandelijke adoptie. Het lid plaatste vraagtekens bij de keuze voor stichting Wereldkinderen en het verloop van dit proces; of dit wel open en eerlijk is verlopen. Hierna licht ik mijn keuze en de procedure nader toe.
Procedure
Vanuit het aanbestedingsrecht is er veel ervaring met het doorlopen van een zorgvuldige en transparantie procedure voor gunning. Daarom is ervoor gekozen om onderdelen hiervan voor deze procedure toe te passen.
De eerste stap was het opstellen van een programma van eisen, dat in navolging van het rapport van de Commissie Joustra de aangescherpte eisen omvat die gesteld worden aan de nieuwe bemiddelende organisatie. Inclusief de eis, zoals tijdens een debat op 16 juni 2022 aan uw Kamer is toegezegd (Kamerstuk 31 265, nr. 107), dat er geen verwevenheid mag zijn met projecten in landen van herkomst. Dit programma is op 15 juli 2022 geplaatst in de Staatscourant, vergezeld met een openbare uitnodiging om een voorstel in te dienen voor de vorming van de centrale bemiddelingsorganisatie.1
Twee partijen hebben hierop gereageerd, waaronder Stichting Wereldkinderen, en op uiterlijk 1 september 2022 een voorstel ingediend. Deze voorstellen zijn zorgvuldig beoordeeld door een beoordelingsteam vanuit het ministerie aan de hand een wegingskader. Dit wegingskader, dat vooraf ook is gedeeld met beide partijen, bevat zes centrale thema’s, die voortkomen uit het programma van eisen. Deze thema’s zijn toegelicht en voorzien van een minimaal en maximaal te behalen puntenscore. Het gaat om de volgende thema’s: de visie op interlandelijke adoptie, de kwaliteit van de dienstverlening, de verbinding in de keten, de organisatie, de medewerkers en het financieel kader.
Het beoordelingsteam heeft de ingediende voorstellen bestudeerd en getoetst aan dit wegingskader. Daarnaast is met beide partijen een gesprek gevoerd. Dit vormde de basis voor de beoordeling. Het voorstel van stichting Wereldkinderen voldeed aan de gestelde minima, heeft de hoogste waardering gekregen, en is daarmee geselecteerd.
Uitkomst procedure
Stichting Wereldkinderen heeft in hun voorstel het uitgangspunt opgenomen om een zichtbare breuk met het verleden te maken en een nieuwe stichting in te richten onder leiding van een externe kwartiermaker. Stichting Wereldkinderen levert een inhoudelijk bijdrage tot aan de oprichting, vanuit de inhoud van het ingediende voorstel, maar zal zelf de stichting niet oprichten. Noch bestuurlijk noch via de Raad van toezicht zullen banden bestaan tussen de nieuwe stichting en stichting Wereldkinderen. Of te wel, stichting Wereldkinderen zal met de uitkomst van deze procedure geen doorstart maken en net als de andere huidige vergunninghouders de werkzaamheden gaan afbouwen en overdragen naar deze nieuwe stichting. Tot slot wil ik naar aanleiding van een specifieke vraag van het lid Ellian aangeven dat deze nieuwe stichting, zoals in het programma van eisen ook is opgenomen, naast de bemiddelende werkzaamheden geen andere projecten zal ontplooien in landen van herkomst.
Vervolg
De kwartiermaker heb ik aangesteld. Het betreft een externe interim-manager die, zoals het lid Ellian tijdens het Commisiedebat opmerkte, ook op verzoek van stichting Wereldkinderen aan het geselecteerde voorstel heeft meegeschreven. Deze keuze garandeert dat er goed langs de lijnen van het geselecteerde voorstel, en dus conform de aangescherpte eisen aan de bemiddelingsorganisatie, gewerkt wordt aan de opbouw. Parallel hieraan doorloop ik een formele procedure voor het oprichten van een stichting, inclusief een voorhangprocedure bij uw Kamer en de Eerste Kamer.2 Ik ben ervan overtuigd dat op deze manier de beoogde kwaliteitsslag en extra waarborgen in het systeem kunnen worden gerealiseerd.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind