[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de Werkagenda Waardengedreven Digitalisering: voortgang lijn 1 digitale inclusie (Kamerstuk 26643-973)

Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2023D13281, datum: 2023-03-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2023D13281).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2023Z02541:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2023D13281 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Digitale Zaken hebben enkele fracties de behoefte om enkele vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brieven «Werkagenda Waardengedreven Digitalisering: voortgang lijn 1 digitale inclusie» (Kamerstuk 26 643, nr. 973) en «Voortgang Digitale inclusie» (Kamerstuk 26 643, nr. 809).

De voorzitter van de commissie,

Kamminga

De adjunct-griffier van de commissie,

Muller

Inhoudsopgave

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven over digitale inclusie. Deze leden hebben hierover een aantal vragen.

De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar hoe effectief de acties van de overheid tot nu toe zijn op het gebied van het bereiken van zoveel mogelijk burgers en ondernemers. Kijkt de Staatssecretaris hierbij ook naar wat we kunnen leren van het online bedrijfsleven en de wijze waarop zij communiceren met dezelfde doelgroep? Burgers en ondernemers zijn namelijk uiteindelijk dezelfde mensen die bij de overheid vastlopen, terwijl ze bij commerciële bedrijven wel heel goed uit de voeten komen. Wat zou de overheid hiervan kunnen leren over wat nu niet goed gaat vanuit de overheid, maar wat de markt wel goed doet?

Deelt de Staatssecretaris de mening van de VVD-fractie dat we veel meer moeten focussen op I (Informatie) in plaats van de T (Technologie) van IT? Met andere woorden, zouden we niet veel meer moeten letten op het government gedeelte in plaats van het technologische gedeelte als we het hebben over de GovTech? Vindt de Staatssecretaris ook dat we communicatie portalen of websites (nu circa 1800) moeten reduceren zodat de vindbaarheid van informatie voor iedereen makkelijker te vinden en toegankelijker is? Zo ja, heeft de Staatssecretaris daar een plan voor of is zij hier mee al bezig?

Deelt de Staatssecretaris de mening van de VVD-fractie dat we meer focus moeten leggen op de digitale fitheid van onze burgers en ondernemers, zodat ze zoveel mogelijk zelfstandig kunnen communiceren met de overheid en overheidscommunicatie tot zich kunnen nemen? Denk hierbij bijvoorbeeld aan het inloggen bij DigiD of andere (semi-)overheidsapplicaties of portalen. Zo ja, wat zijn de plannen van de Staatssecretaris om dit te verwezenlijken?

Deelt de Staatssecretaris de mening van de VVD-fractie dat wanneer de overheid applicaties bouwt, deze dusdanig makkelijk te gebruiken moeten zijn dat mensen in principe geen extra hulp nog zouden moeten hebben?

De leden van de VVD-fractie krijgen veel signalen dat de digitale toegankelijkheid van websites en apps van de overheid te wensen overlaat. Kan de Staatssecretaris met actuele cijfers aangeven hoeveel websites en apps van de overheid voldoen aan de in 2018 ingestelde wettelijke verplichting op dit gebied? Hierbij vragen deze leden of de Staatssecretaris bekend is met het initiatief van de VVD-fractie «Meldpunt Beperkt Toegang» om de digitale toegankelijkheid van de overheid te verbeteren. Tevens vragen deze leden of de Staatssecretaris bereid is om in gesprek te gaan met de initiatiefnemer van dit meldpunt.

De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris wat de reden is van het feit dat semioverheidsinstanties vallen onder de in 2025 geldende toegankelijkheidsrichtlijn (Web Content Accessibility Guidelines (WCAG) van de European Accessibility Act (EAA), in plaats van de wettelijke verplichting digitale toegankelijkheid van de overheid? Deelt de Staatssecretaris de mening dat dit voor problemen zorgt bij onder andere digitale aanvragen van overheidsregelingen? Denk hierbij aan de digitale aanvraagprocedure van het Tijdelijk Noodfonds Energie, dat onder andere bij mensen met een visuele beperking en ouderen voor problemen zorgt. Hierbij vragen deze leden de Staatssecretaris om uiteen te zetten of de problemen aangaande de digitale aanvraagprocedure inmiddels verholpen zijn of hoe deze op korte termijn verholpen worden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brieven van de Staatssecretaris aangaande het beleid om Nederland digitaal inclusiever te maken. Over het algemeen zien deze leden dat er veel inzet wordt gedaan om ervoor te zorgen dat iedereen kan meedoen in het digitale tijdperk. Zij hebben nog enkele vragen over de behaalde resultaten.

Eind 2021 schreef de Staatssecretaris dat nog zo’n 4 miljoen Nederlanders onvoldoende vaardigheden hebben om zelfstandig digitaal zaken te doen met de overheid. Dat vindt de D66-fractie verontrustend. In de meest recente brief van de huidige Staatssecretaris1 wordt hier geen update over gegeven. Deze leden vragen of er uit een jaarlijkse monitor is gebleken dat er vorderingen zijn gemaakt op dit gebied.

De leden van de D66-fractie constateren dat het enorme aantal websites en applicaties (naar schatting respectievelijk 6000 en 500) niet correspondeert met de ambities zoals gesteld in bijvoorbeeld de aanpak «Werken aan de één overheid beleving». Deze leden zien dat er inzet wordt gepleegd door de websites te onderwerpen aan een toegankelijkheidsverklaring, maar benadrukken dat er daarnaast ook inzet zou moeten zijn om dit aantal sterk te reduceren. Alle informatie op één plek (één digitaal loket) zou wat de leden betreft al veel schelen in het toegankelijker maken van de dienstverlening.

De leden van de D66-fractie zien dat er veel initiatieven zijn opgetuigd om de gebruiker te ondersteunen. Er is een expertisecentrum DigiToegankelijk en een Informatiepunt Digitale Overheid. Deze leden vragen of de Staatssecretaris de mening deelt dat een dwingendere aanpak voor de aanbieders van de informatie (de overheidsinstanties) daarnaast voor versnelling kan zorgen? Hoe denkt de Staatssecretaris bijvoorbeeld over een meldpunt bij een bestaande Helpdesk, waar gebruikers een melding zouden kunnen maken van onduidelijke of te complexe informatie, waarnaar de Helpdesk informatie kan opnemen met de betreffende informatie?

Tenslotte, uit het onderzoek2 dat de Staatssecretaris meestuurde met de brief blijkt dat het intensieve gebruik van schermen (smartphones, pc of laptops, tv) invloed kan hebben op het dagelijks functioneren van die jongeren. Problematisch gebruik is van invloed op de concentratie, maar ook op het psychisch welzijn van jongeren. De leden van de D66-fractie vinden dit verontrustend, zeker omdat uit recente nieuwsberichten blijkt dat jongeren steeds meer gebruik maken van smartphones en andere schermen. In hoeverre neemt de Staatssecretaris maatregelen, in samenspraak met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, om jongeren te informeren over de negatieve gevolgen van overmatig smartphone gebruik?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en hebben daarover nog een aantal vragen. Allereerst zijn deze leden van mening dat het aan burgers en bedrijven bijbrengen van digitale vaardigheden ook moet omvatten het leren omgaan met de voor het grote publiek toegangelijke generatieve AI-toepassingen zoals bijvoorbeeld ChatGPT. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om dit op korte termijn te integreren in lijn 1: «iedereen kan meedoen in het digitale tijdperk»?

De leden van de PVV-fractie vragen welke specifieke vaardigheden en competenties op het gebied van (generatieve) artificiële intelligentie (AI) de monitor digitale competenties zal gaan meten? Deelt de Staatssecretaris de mening dat omgaan met (generatieve) AI-toepassingen die nu al gebruikt worden en in hoog tempo in ontwikkeling zijn, behoort tot de basisvaardigheden van de toekomst? Welke interventies zou zij kunnen opnemen om deze vaardigheden op korte termijn te bevorderen?

De leden van de PVV-fractie roepen in herinnering dat ook de WRR in haar rapport «Opgave AI: de nieuwe systeemtechnologie» demystificatie van AI noemt als een van de vijf grote opgaven om te komen tot een goede inbedding van deze nieuwe systeemtechnologie. Demystificatie door onder andere de AI-wijsheid bij het brede publiek te stimuleren. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om de door de WRR gedane aanbeveling op te nemen in het onderdeel digitale inclusie van de werkagenda?

De leden van de PVV-fractie constateren dat de tussentijdse rapportage uit mei 2022 van het monitoronderzoek dat de Universiteit van Amsterdam (UvA) uitvoert laat zien dat Nederlandse burgers grote moeite hebben met het herkennen van AI. We zijn nu een jaar verder en de komst van generatieve AI-instrumenten heeft een enorme vlucht genomen. Wanneer is de volgende tussenrapportage te verwachten?

De door de UvA gebruikte tool DigIQ-vaardig is een eigen inschatting van deelnemers van hun digitale vaardigheden, waarbij de onderzoekers opmerken dat vanwege onder- of overschatting de resultaten mogelijk niet overeenkomen met de werkelijkheid. Welke waarde heeft een dergelijke onderzoeksmethode? Is het niet veel beter om een daadwerkelijke toets te doen, zoals de praktijktoets die de onderzoekers zelf overwegen te ontwikkelen? Graag een uitgebreide reactie welke mogelijkheden de Staatssecretaris ziet voor verbetering op dit punt.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie zijn blij dat er een monitor digitale competenties wordt ontwikkeld. Deze leden vinden het belangrijk dat de volgende punten hierin worden meegenomen, en vragen of de Staatssecretaris bij deze afzonderlijke punten wil aangeven of deze meegenomen worden in de monitor. Het gaat deze leden ten eerste om het bewustzijn over digitalisering en duurzaamheid. Deze leden denken bijvoorbeeld aan de vraag of Nederlanders zich bewust zijn van het stroomgebruik van Internet of Things (IoT-)apparaten en het energieverbruik van datagebruik zoals het streamen van video’s en social media gebruik. Zij vragen of de Staatssecretaris de mening deelt dat het bewustzijn hierover in een tijd van exponentieel toenemend datagebruik belangrijk is. De leden vragen ten tweede of in de Monitor ook kan worden opgenomen hoeveel Nederlanders toegang hebben tot mobiele apparaten zoals smartphones, tablets en laptops en wat de oorzaken zijn als zij dat niet hebben. Digitale inclusie begint immers met connectiviteit.

De leden van de CDA-fractie vragen ook of in de monitor digitale competenties aandacht is voor de digitale competenties van bedrijven, bijvoorbeeld op het gebied van cyberweerbaarheid of duurzame digitalisering. Deze leden vragen of het mogelijk is om in de monitor ook bedrijven, groot en klein, als aparte doelgroep op te nemen.

De leden van de CDA-fractie constateren dat uit de app-lijst naar aanleiding van de motie Ceder3de app KopieID nog volledig niet voldoet (status D) aan de toegankelijkheidsvereisten. Deze leden vragen of de Staatssecretaris zich ervoor wil inspannen om dit zo snel mogelijk te regelen. Zij vragen verder of de Staatssecretaris wil ingaan op de status van de afvalwijzerapps die door gemeenten worden gebruikt (status C). De leden vragen of de Staatssecretaris nader wil toelichten welke maatregelen nog moeten worden genomen om te voldoen aan de richtlijnen en wanneer dit naar verwachting het geval is.

De leden van de CDA-fractie maken van de gelegenheid gebruik om een eerste vraag te stellen over het rapport «Digitale identiteit vraagt veel van DigiD en eHerkenning» van de Algemene Rekenkamer4. Hierin wordt gewezen op het risico dat hogere betrouwbaarheidsniveaus voor bijvoorbeeld het inloggen met DigiD ten koste kan gaan van burgers die niet digitaal vaardig zijn. Deze leden lezen dat de Staatssecretaris in haar reactie verwijst naar het belang van een fysiek alternatief en de doorontwikkeling van de Informatiepunten Digitale Overheid (IDO’s). De leden van de CDA-fractie zijn het hiermee eens, maar plaatsen hierbij twee kanttekeningen. Ten eerste constateren deze leden dat de IDO’s nog lang niet «op volle sterkte» zijn en dat het fysieke alternatief dus nog niet voldoende beschikbaar is. Ten tweede vinden deze leden het belangrijk dat de digitale middelen die minder vaardige burgers wél (kunnen) gebruiken of gebruikten, zoals het inloggen met gebruikersnaam en wachtwoord bij de Belastingdienst, blijven bestaan waar dat mogelijk is. Zij leden vragen of de Staatssecretaris de mening deelt dat digitale hulpmiddelen met een lager betrouwbaarheidsniveau niet afgeschakeld mogen worden, als de alternatieven nog niet op orde zijn.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Staatssecretaris over digitale inclusie en hebben hierover enkele vragen.

De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de toenemende druk op mensen om digitaal deel te moeten nemen aan de samenleving, ook als zij dat niet kunnen of willen. Deze leden wijzen erop dat 4 miljoen mensen niet voldoende vaardigheden hebben om volwaardig deel te kunnen nemen aan de digitale samenleving. Deze leden merken op dat veel van de aangedragen oplossingen liggen in mensen wel digitaal vaardig maken of hulp te bieden bij digitaal zakendoen met de overheid, zoals met een DigiD-machtiging. Dit betekent echter dat mensen ofwel digitaal vaardig moeten worden of afhankelijk gemaakt worden van anderen. De leden wijzen in dat verband op de aangenomen moties Futselaar & Van Raak5 en Leijten c.s.6 waarbij er nadrukkelijk wordt gevraagd om laagdrempelige niet-digitale alternatieven. Hoe wordt voorkomen dat mensen straks door de omstandigheden alsnog gedwongen zijn digitaal zaken te doen met de overheid. De leden van de SP-fractie wijzen bijvoorbeeld op het invullen van een belastingaangifte op papier, wat weliswaar nog altijd mogelijk is, maar ook vele malen omslachtiger is geworden om aan te vragen. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe met dit vraagstuk wordt omgegaan en wat er wordt bewerkstelligd om het niet-digitale alternatief bij overheidsdiensten ook daadwerkelijk laagdrempelig te maken of te houden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende brieven en wensen hierbij enkele vragen te stellen.

De leden van de PvdA-fractie lezen in antwoord op de motie van het lid Kathmann7 dat adviseurs van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) standaard alert zijn op de digitale vaardigheden van cliënten en in een zo vroeg mogelijk stadium vaststellen in hoeverre een cliënt niet-digivaardig is. Als de UWV vaststelt dat een cliënt niet-digivaardig is, wordt de dienstverlening hierop aangepast. Deze leden vragen zich af op welke wijze gevolg wordt gegeven aan de constatering dat een cliënt niet-digivaardig is. In hoeverre worden naast het aanpassen van de directe dienstverlening maatregelen genomen om de digivaardigheden van de cliënt te verbeteren?

De leden van de PvdA-fractie lezen in de Kamerbrief8 dat het aantal overheidswebsites met een toegankelijkheidsverklaring destijds gestaag toenam. Deze leden zijn benieuwd hoe het er nu voor staat met het aantal overheidswebsites waarover nog geen toegankelijkheidsverklaring is gepubliceerd. Ook vragen zij zich af hoeveel overheidswebsites onvoldoende toegankelijk worden bevonden en welke maatregelen worden genomen ter verbetering.

De leden van de PvdA-fractie volgen met interesse de maatregelen om overheidscommunicatie duidelijker te maken. De leden lezen dat ondervraagden in het onderzoek9 de begrijpelijkheid het belangrijkste aspect vonden van dienstverlening. Tegelijkertijd vond 33% van de ondervraagden het vaak lastig om teksten of informatie van de overheid te begrijpen. Hoe is het op dit moment gesteld met deze cijfers? In hoeverre werpt de Direct Duidelijk campagne vruchten af wat betreft het verduidelijken van communicatie van de overheid? Op welke manier is overheidscommunicatie begrijpelijker geworden? Zijn er instanties waar communicatie nog steeds als minder begrijpelijk wordt ervaren door burgers? Welke instanties zijn dit en welke stappen worden genomen om dit tegen te gaan?

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven over digitale inclusie. Deze leden hebben hierover een aantal vragen aan de Staatssecretaris.

Allereerst vragen de leden van de fractie van GroenLinks naar de concrete ambities en een daarbij behorend tijdspad van het kabinet om digitale inclusie te bevorderen. Kan de Staatssecretaris de plannen die er zijn koppelen aan ijkmomenten waarop de plannen uitgevoerd moeten zijn?

De leden van de fractie van GroenLinks zien dat er nog veel websites en apps zijn die niet aan de wettelijke verplichting voldoen. De Staatssecretaris schrijft dat zij zich wil inzetten om deze websites en apps alsnog te laten voldoen aan de wettelijke verplichtingen. Wat betekent dit concreet? Hoe wordt voorkomen dat iedereen het eens is dat alle websites en apps aan de wettelijke toegankelijkheidsnormen moeten voldoen, maar dat ook bij een volgende rapportage blijkt dat er nog steeds overheidssites en apps zijn die niet aan de wettelijke eisen voldoen?

Wanneer de Omgevingswet wordt ingevoerd zal ook het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) ingevoerd worden. Dit betekent dat veel mensen via het DSO vergunningen moeten aanvragen en ruimtelijke plannen en regels allemaal via dit stelsel moeten worden ingezien. De leden van de fractie van GroenLinks hebben zorgen over de toegankelijkheid van het DSO. Hoe zorgt het kabinet ervoor dat het DSO voor iedereen toegankelijk en begrijpelijk is en bijvoorbeeld ook mensen met een visuele beperking goed met het DSO kunnen gaan werken? En op welke manier worden gebruikers uit alle groepen van de samenleving hierbij betrokken zodat ervaringen van gebruikers zo snel mogelijk worden meegenomen in het aanbrengen van verbeteringen van het DSO?

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie danken het kabinet voor de toegezonden stukken. Deze leden behoefte aan het stellen van enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het een goede zaak dat wordt er gewerkt aan de ontwikkeling van een monitor digitale competenties. Deze leden vragen of in deze monitor ook de mate van bewustzijn van de effecten van het gebruik van digitale oplossingen wordt meegenomen, zoals bijvoorbeeld sociale media of AI.

De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het pijnlijk dat uit de uitvoering van de motie Ceder10 blijkt dat van de 16 meest noodzakelijke overheidsapplicaties, slechts 2 apps digitaal toegankelijk zijn met status A. Deze leden vragen de Staatssecretaris nog dit jaar volledige toegankelijkheid te borgen van de meest noodzakelijke overheidsapplicaties. Voorts vragen zij of ook in andere overheidsapplicaties die nog niet toegankelijk zijn, een prioritering kan worden aangebracht zodat de applicaties die mensen met problemen met digitale toegankelijkheid het meest (wensen te) gebruiken, het eerst toegankelijk zijn.

De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het zeer zorgelijk en onuitlegbaar dat de applicatie die noodzakelijk was voor gebruik van het Tijdelijk Noodfonds Energie niet digitaal toegankelijk was. Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe dit heeft kunnen gebeuren. Deze leden hebben begrepen dat ook de desktopversie nog niet digitaal toegankelijk is. Zij vragen het kabinet dringend om op de kortst mogelijke termijn een analoog alternatief te creëren voor mensen die problemen hebben met digitale toegankelijkheid, en gelijktijdig te werken aan volledige digitale toegankelijkheid van de app en website. Meer fundamenteel vragen de leden hoe het kabinet in het vervolg gaat voorkomen dat mensen in een kwetsbare positie voor ondersteuning van de overheid afhankelijk zijn van digitale oplossingen die niet volledig toegankelijk zijn.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de Kamer op de hoogte wordt gehouden van de voortgang van het stappenplan Digitale Toegankelijkheid.

De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het van belang dat ook in opleidingen voldoende aandacht is voor toegankelijkheid van digitale middelen. Deze leden hebben daarover de volgende vragen. In hoeveel procent van de IT-opleidingen op WO, HBO en MBO-niveau is er aandacht voor toegankelijkheid van digitale middelen, zoals websites, apps en andere toepassingen? Is het kabinet in gesprek met de universiteiten, hogescholen en MBO-instellingen om ervoor te zorgen dat er in élke relevante IT-opleiding aandacht is voor toegankelijkheid? Welke manieren ziet het kabinet om meer aandacht voor digitale toegankelijkheid te verankeren in IT-opleidingen? Welke aandacht is er ook voor digitale toegankelijkheid in om- en nascholingstrajecten, zowel in de private sector als in de publieke sector?

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van de Werkagenda Waardengedreven Digitalisering, de voortgangsrapportage van lijn 1 van 14 februari 2023 en de voortgangsbrief van december 2021. Deze leden waarderen het belang dat deze Staatssecretaris hecht aan het bevorderen van digitale inclusie en onderstrepen dat er nog veel winst te behalen valt. Over het onderwerp hebben zij een aantal vragen.

In de Werkagenda stelt de Staatssecretaris meerdere doelen voor digitale inclusie maar de concrete acties ontbreken nog. De leden van de Volt-fractie vragen of de Staatssecretaris per doelstelling kan aangeven welke concrete acties worden opgezet en hoe die concrete acties zullen bijdragen dat de huidige situatie (onvoldoende digitale inclusie) beter wordt (voldoende digitale inclusie)? Welke benchmarks houdt de Staatssecretaris daarvoor aan?

De leden van de Volt-fractie constateren dat in de eerder gemaakte plannen, de «Nederlandse Digitaliseringsstrategie» en de «Agenda Digitale Overheid: NL DIGIbeter», digitale inclusie wordt gedefinieerd als «iedereen kan meedoen in de (digitale) samenleving». Dat is een open definitie. Kan de Staatssecretaris die definitie iets specificeren? Hoe ziet de wereld eruit als iedereen kan meedoen in de (digitale) samenleving en hoe ziet de wereld eruit als dat niet het geval is? En hoe ziet «meedoen aan de (digitale) samenleving» er volgens de Staatssecretaris voor individuele personen uit?

De leden van de Volt-fractie delen het enthousiasme voor verantwoorde digitalisering die uit het programma lijkt te spreken, maar het kan niet de bedoeling zijn dat digitalisering dwingend is. Deelt de Staatssecretaris deze opvatting en hoe wordt dit in de praktijk gegarandeerd? In aanvulling daarop ook de volgende vraag: bestaat volgens de Staatssecretaris de keuze om wel of niet mee te gaan in de digitalisering? Met andere woorden: blijven er (voldoende) mogelijkheden om zonder verregaande digitalisering mee te kunnen doen aan de samenleving, of ziet de Staatssecretaris daar weinig ruimte voor? Kan de Staatssecretaris dit toelichten? Is er ruimte om de keuze om niet mee te gaan te respecteren?

De leden van de Volt-fractie constateren dat in het kader van digitale inclusie er vier hoofddoelen zijn bepaald: (i) Digitale diensten voor iedereen makkelijker maken; (ii) Mensen helpen om digitalisering om te gaan; (iii) Uitleggen wat de gevolgen van digitalisering zijn; (iv) Samenwerken met bedrijven en andere organisaties. Om die doelen te bereiken is allereerst nodig dat mensen überhaupt toegang hebben tot digitale middelen. Tussen verschillende groepen mensen bestaan grote verschillen en bepaalde factoren kunnen ervoor zorgen dat bepaalde (groepen) mensen minder makkelijk toegang hebben tot digitale middelen (en daarmee de samenleving). Denk bijvoorbeeld aan leeftijd, inkomen of opleidingsniveau. Differentiatie in de doelgroepen zorgt ervoor dat verschillende aanpakken nodig zijn. Zo zullen jongeren op een andere manier kwetsbaar zijn dan ouderen en is het voor mensen met een lager inkomen moeilijker om aan digitale middelen te komen dan wanneer iemand een hoger inkomen heeft. Welk onderscheid maakt de Staatssecretaris bij het maken van de beste aanpak voor deze verschillende groepen? Hoe prioriteert de Staatssecretaris de verschillende groepen en hoe zien we dat terug in de middelen en concrete acties die worden uitgezet?

Digitale inclusie gaat veelal over digitale vaardigheden, geletterdheid en toegankelijkheid. Dat zijn hele terechte onderwerpen die veel aandacht verdienen. We zien tegenwoordig ook dat er een zekere afhankelijkheid bestaat van digitale middelen en online plekken zoals sociale media, bijvoorbeeld voor jongeren die gelijkgestemden zoeken online om te praten en leren over de wereld en zichzelf, of om contact te onderhouden met vrienden en familie in het buitenland. In dat kader vragen de leden van de Volt-fractie welke maatregelen de Staatssecretaris neemt om ervoor te zorgen dat in samenwerking met sociale mediabedrijven en andere grote techbedrijven wordt gezorgd voor een inclusieve online omgeving? Welke verantwoordelijkheid ziet de Staatssecretaris voor de overheid om te zorgen voor veilige en inclusieve toegang tot de online wereld? Bijvoorbeeld door het tegengaan van promoten anorexia of anti-lhbti boodschappen op TikTok. Kunnen we grotere platforms aanspreken op betere handhaving en eventueel sanctioneren? Wordt gesproken met andere EU-landen (ook buiten de Digital Services Act om) over hoe dit het best aangepakt kan worden, bijvoorbeeld met Finland waar al veel aandacht wordt besteed aan het weerbaarder maken van mensen tegen misleiding en nepnieuws?

De leden van de Volt-fractie constateren verder dat de keerzijde van het gebruik van online platforms en sociale media is dat er veel (onbewuste) beïnvloeding plaatsvindt en veelal jongeren, maar ook volwassenen, weinig grip hebben op hun smartphonegebruik.11 Zo geeft 8 op de 10 kinderen aan vaak langer op hun telefoon te zitten dan ze denken; geeft ruim 60% van de jongeren tussen de 18 en 24 aan verslaafd te zijn aan hun smartphone; en gaat driekwart van de volwassenen liever niet zonder telefoon van huis. Volgens deze leden past het binnen de vier hoofddoelen van de agenda digitale inclusie om mensen hierbij te helpen waar nodig. Hoe oordeelt de Staatssecretaris hierover en welke inspanningen levert zij om verantwoord smartphone gebruik te bevorderen?

II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris


  1. Kamerstuk 26 643, nr. 973.↩︎

  2. Vermeij, A. & Sitskoorn, M.M. (2021). Digitalisering van de samenleving: Gevolgen voor cognitief functioneren en mentaal welzijn. Tilburg, Nederland: Tilburg University.↩︎

  3. Kamerstuk 26 643, nr. 869.↩︎

  4. Kamerstuk 26 643, nr. 999.↩︎

  5. Kamerstuk 26 643, nr. 633.↩︎

  6. Kamerstuk 26 643, nr. 834.↩︎

  7. Kamerstuk 36 200 VII, nr. 69.↩︎

  8. Kamerstuk 26 643, nr. 809.↩︎

  9. Pieterson, W. Oordeel burgers en ondernemers over overheidsdienstverlening 2020.↩︎

  10. Kamerstuk 26 643, nr. 869.↩︎

  11. RTL Nieuws (2023), «Smartphoneverslaving: Nederlanders missen liever seks dan telefoon» en NOS Nieuws (2023), «Helft van de kinderen tussen 9 en 13 vindt zichzelf telefoonverslaafd».↩︎