Grip op grootschalige bedrijfsvestigingen
Nationale Omgevingsvisie
Brief regering
Nummer: 2023D13785, datum: 2023-04-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-34682-156).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Onderdeel van kamerstukdossier 34682 -156 Nationale Omgevingsvisie.
Onderdeel van zaak 2023Z05826:
- Indiener: M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2023-04-05 18:55: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-04-18 17:00: Procedurevergadering commissie EZK (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2023-09-05 17:30: Extra procedurevergadering commissie Economische Zaken en Klimaat (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2024-02-15 18:00: Verdienvermogen van Nederland (Commissiedebat), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2024-02-29 12:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
34 682 Nationale Omgevingsvisie
32 637 Bedrijfslevenbeleid
Nr. 156 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 april 2023
December vorig jaar heb ik, mede namens de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van een landelijke beleidslijn Grip op grootschalige bedrijfsvestigingen1. Dit naar aanleiding van de aangenomen motie van het lid Bontenbal2. In deze brief heb ik gewezen op het maatschappelijk belang van grootschalige bedrijfsvestigingen en de noodzaak om een nieuwe balans te vinden tussen de economie, het ruimtebeslag ervan en de omgevingskwaliteit. Tevens is aangekondigd om samen met provincies in het eerste kwartaal van 2023 met een gezamenlijke landelijke beleidslijn voor grootschalige vestiging van bedrijven te komen en daaruit afgeleid een formulering voor een afwegingskader. Met de nu voorliggende brief schets ik uw Kamer, wederom mede namens de Minister voor VRO en de Minister van IenW, de contouren van de gezamenlijke, landelijke beleidslijn.
Met deze contouren van de beleidslijn geeft het kabinet ook invulling aan de moties van de leden Kröger en Bromet (Kamerstuk 26 643, nr. 909), van het Kamerlid Rajkowski (Kamerstuk 26 643, nr. 910), van het Kamerlid Grinwis c.s. (Kamerstuk 26 643, nr. 911) en van het Kamerlid Dekker-Abdulaziz (Kamerstuk 26 643, nr. 912).
De contouren van de gezamenlijke, landelijke beleidslijn (hierna beleidslijn) beoogt voldoende geschikte ruimte met kwaliteit te reserveren voor nieuwe bedrijventerreinen voor grootschalige vestigingen van bedrijven van regionale en/of nationale meerwaarde en tegelijk zorgvuldig om te gaan met bestaande ruimte. In de kern draagt deze beleidslijn voor grootschalige vestigingen van bedrijven bij aan:
• Een duurzaam en economisch verantwoord vestigingsbeleid voor grote bedrijfsvestigingen dat bijdraagt aan een krachtige economie.
• Zorgvuldig ruimtegebruik, in balans met andere ruimtelijke opgaven zoals wonen, mobiliteit, energietransitie, water en bodem, zorgvuldige landschappelijke inpassing gericht op behoud en versterking van landschappelijke identiteit en erfgoedwaarde.
Belangrijke bouwstenen voor de beleidslijn volgen uit een intensieve samenwerking van provincies en Rijk onder de noemer van «grip op grootschalige bedrijfsvestigingen», ook wel «Grip» genoemd. In Grip en dus ook deze beleidslijn gaat het om bedrijfsvestigingen met een omvang van meer dan 5 hectare. Het gaat dan niet alleen over grootschalige distributiecentra, maar bijvoorbeeld ook om nieuwe vestigingen van grootschalige (circulaire) productiebedrijven, bouw- en maakindustrie, datacenters met een omvang van 5 tot 10 hectare en fabrieken voor hernieuwbare energieproductie. Bouwstenen komen onder andere uit de volgende producten, die de afgelopen maanden zijn opgesteld als vervolg op de actielijnen Grip (bestuurlijke afspraken Rijk en provincies d.d. 8 april 2022):
– Handreiking regionale meerwaarde;
– Handreiking en toolkit hergebruik grootschalige bedrijfsvestigingen.
Daarbovenop hebben provincies ingezet op een verstevigde onderlinge samenwerking als het gaat om ruimtelijk economisch beleid en specifiek op grootschalige bedrijfsvestigingen. Dit hebben de provincies aangereikt als een aanvullend provinciaal aanbod. De verstevigde samenwerking betekent dat provincies in hun programmering, in afstemming met gemeenten, meer gaan sturen op de vestiging van grootschalige bedrijven en daarin een afwegingskader gaan hanteren, waarbij meerwaarde, clustering en benutting van bestaande bedrijventerreinen belangrijke criteria zijn. Deze extra stap door de provincies wordt door het kabinet erg gewaardeerd.
Op 8 maart jl. heeft bestuurlijk overleg tussen Rijk en provincies plaatsgevonden over de contouren van de beleidslijn. In dit bestuurlijk overleg hebben wij afspraken gemaakt over hoe wij grip krijgen op grootschalige bedrijfsvestigingen. In essentie hebben we overeenstemming bereikt over de volgende punten:
1. Het doel, scope en uitgangspunten (het «wat») van een gezamenlijke landelijke beleidslijn voor grootschalige bedrijfsvestigingen, inclusief afwegingskader. Rijk en provincies zijn het over de inhoud van de contouren van de beleidslijn eens.
2. Het maken van uitvoeringsafspraken om met elkaar meer duidelijkheid te krijgen over de wijze van samenwerking tussen provincies en Rijk, de betrokkenheid van gemeenten en het bedrijfsleven en het passende ruimtelijke instrumentarium (het «hoe»). De provincies nemen als bevoegd gezag het voortouw in de uitwerking van deze interprovinciale en interbestuurlijke samenwerking.
3. De provincies zullen, als onderdeel van het NOVEX-puzzelproces zelf aan de slag gaan om in hun ruimtelijke voorstel nieuwe zoekgebieden voor uitbreiding op te nemen.
4. De Minister voor VRO komt met een voorstel voor de uitwerking van de ruimtelijke kwaliteit, de Minister van IenW met een Mobiliteitsvisie 2050, en ik zal nog dit jaar een nationale ruimtelijke economische visie opstellen. Dit met als doel om meer duidelijkheid mee te geven over de nationale opgaven.
5. Uiterlijk in het 4e kwartaal 2023 wordt in een nieuw BO GRIP de definitieve beleidslijn, inclusief uitvoeringsafspraken en (juridische) borging, vastgesteld.
Uitgangspunten beleidslijn
Uit de verschillende bouwstenen zijn vijf uitgangspunten afgeleid. Uitgangspunten hoe we met elkaar gaan werken om de doelen te bereiken. Hieronder vat ik deze samen:
Meerwaarde genereren | Provincies maken minimaal elke bestuursperiode programmeringsafspraken, die gebaseerd zijn op behoefteramingen die door middel van een uniforme methodiek zijn opgesteld. Basis voor deze afspraken vormt het ruimtelijk economisch profiel van de regio (voor grootschalige bedrijfsvestigingen). Daarmee worden nieuwe locaties alleen aan nieuwe grootschalige bedrijfsvestigingen gefaciliteerd indien deze bedrijven een aantoonbare regionale economische meerwaarde hebben en een bijdrage leveren aan maatschappelijke opgaven en ambities. De programmeringsafspraken worden ook interprovinciaal en met het Rijk afgestemd. Het Rijk stelt daartoe een nationaal ruimtelijke economische verkenning op, zodat nationale en regionale ambities bij elkaar kunnen komen en in samenhang geprogrammeerd kan worden. |
Benutten | Bedrijventerreinen worden optimaal benut. Dit betekent bij het accommoderen van grootschalige bedrijfsvestigingen dat provincies en gemeenten maximaal inzetten op het intensiveren, herstructureren en herontwikkelen van bedrijventerreinen. Hierbij is meervoudig ruimtegebruik een uitgangspunt, rekening houdend met de omgeving. |
Clusteren | Om toekomstige groei te kunnen opvangen, stellen provincies in overleg met het Rijk en gemeenten zoekgebieden vast waar grote bedrijven in de toekomst geclusterd kunnen worden. In deze zoekgebieden wordt vervolgens door provincies met regio/gemeenten zorgvuldig afgewogen waar deze bedrijven zich precies kunnen vestigen (locatiekeuze), om daarmee onderdeel te worden van interbestuurlijke programmeringsafspraken. |
Inrichten | Bij herinrichting en hergebruik van de bestaande terreinen en de aanleg van nieuwe terreinen wordt ingezet op ontwikkelen met maximale ruimtelijke kwaliteit. |
Monitoren | Het Rijk en provincies gaan de werking van de beleidslijn periodiek monitoren |
De beleidslijn heeft betrekking op bestaande bedrijventerreinen waar al bedrijvigheid gevestigd is en waar sprake kan zijn van herontwikkeling (van en naar) grootschalige bedrijfsvestigingen. Daarnaast vallen nieuwe (terrein)-ontwikkelingen in de scope van de beleidslijn. In de verschillende stadia van bedrijventerreinontwikkeling zijn er verschillende (bij)sturingsmogelijkheden. We moeten echter wel vaststellen dat overheden vrijwel niet meer juridisch kunnen sturen op bedrijfsvestigingen waarvoor al bouwvergunningen zijn afgegeven. Bij de sturingsmogelijkheden die er zijn is het van belang om rekening te houden met rechtszekerheid en termijnen die nodig zijn om gewenste ontwikkelingen planologisch geregeld te krijgen.
In relatie tot de uitgangspunten «beter benutten en clusteren» is het goed om hier direct de verbinding te maken met de aangenomen motie van het lid Amhaouch c.s. (Kamerstuk 32 637, nr. 534). Deze motie verzoekt de regering de meerwaarde te onderzoeken van een regionaal vestigingsfonds, waarmee geïnvesteerd kan worden in inbreiding, verplaatsing, clustering van (maak)bedrijven, in samenwerking met provincies en gemeenten, als dat nuttig en noodzakelijk is. De uitkomsten van dat onderzoek verwacht ik uw Kamer in het vierde kwartaal dit jaar toe te kunnen zenden. De verkenning gaat wellicht verder dan grootschalige bedrijfsvestigingen, maar is zeker te benutten.
Samenwerking tussen overheden
Rijk en provincies werken als één overheid, ieder vanuit zijn eigen rol en verantwoordelijkheid. De bestaande bestuurlijke verhoudingen zijn de basis. Provincies zijn bevoegd gezag als het gaat om de ruimtelijke ordening en hebben een coördinerende en kaderstellende rol bij de planning van bedrijventerreinen die grootschalige bedrijfsvestigingen kunnen accommoderen. Binnen de provinciale kaders maken gemeenten keuzes over locaties en geven zij vergunningen af aan bedrijven. De uitgangspunten voor de beleidslijn doen recht aan deze bestaande rollen en verantwoordelijkheden, en zorgen tegelijkertijd voor een meer uniforme aanpak op regio overschrijdende belangen en effecten van grootschalige bedrijfsvestigingen. De beleidslijn zal aangeven hoe de betrokken overheden het gezamenlijk geformuleerde doel willen bereiken en wordt vervat in concrete uitvoeringsafspraken. Deze afspraken krijgen komende maanden op initiatief van de provincies op diverse onderdelen nog nadere uitwerking, ook in afstemming met gemeenten en het bedrijfsleven. Daarnaast zal het Rijk als deelnemer expliciet maken welke verschillende nationale (ruimtelijke en economische) opgaven zij graag willen (laten) borgen in de regionale programmeringsafspraken (voor zover deze nog geen onderdeel zijn van de regionale inzet). Hierbij valt te denken aan aansluiting op de Mobiliteitsvisie 2050, de principes van water en bodem sturend, het Nationaal Programma Circulaire Economie, het Programma Energiehoofdstructuur, invloed van Natura2000/NNN/UNESCO werelderfgoed en identiteit en kwaliteit van het landschap.
Periodiek zal de voortgang gemonitord worden. Uiterlijk in het 4e kwartaal van dit jaar willen provincies en Rijk besluiten over de wijze en (juridische) borging van de interbestuurlijke samenwerking.
Tot die tijd
Provincies, IPO en het Rijk passen de uitgangspunten in het ruimtelijk-economisch beleid ten behoeve van grootschalige bedrijfsvestigingen toe. Dit beleid is een iteratief proces waarin (verder uit te werken) onderdelen binnen dat proces worden toegepast. Bij nog uit te werken onderdelen worden deze in latere cycli van het proces ingevoegd, zo blijft de beleidslijn voldoende adaptief en flexibel wanneer omstandigheden en inzichten daarom vragen. We houden daarmee ook adequaat rekening met lopende trajecten van individuele provincies, waaronder de vorming van de nieuwe colleges, programmeringsafspraken met regio’s en gemeenten en besluitvormingsprocessen in het omgevingsbeleid. Het komende jaar kunnen we de juridische doorwerking in het instrumentarium op het gebied van ruimtelijke ordening zorgvuldig voorbereiden en ademen we logisch mee in de ritmiek van het opwerken van een ruimtelijk voorstel in het kader van het NOVEX-proces («de provinciale puzzels»).
Daarnaast kunnen we ook de gemeenten en bedrijfsleven zorgvuldig aanhaken bij de implicaties van de landelijke beleidslijn op grootschalige bedrijfsvestigingen. Ook het bedrijfsleven moet aan de slag met het vestigingsbeleid, de beleidslijn en de onderliggende afwegingscriteria om te kunnen voldoen aan de maatschappelijke vraag naar grootschalige bedrijfsvestigingen en een verhoogde standaard in kwalitatieve zin te kunnen bereiken. Het Rijk en de provincies zullen gemeenten en het bedrijfsleven betrekken bij het maken van afspraken over uitvoering van de beleidslijn.
Tot slot
Het belang van voldoende ruimte voor de economie en specifiek ruimte voor grootschalige bedrijfsvestigingen voor nu en in de toekomst is reeds onderdeel van de provinciale startpakketten3. De vastgestelde uitgangspunten voor de gezamenlijke landelijke beleidslijn voor grootschalige vestigingen van bedrijven zullen nu ook actief worden ingebracht in dit traject. We verwachten dat provincies hun inzichten daarover onderdeel laten uitmaken van het provinciale aanbod dat in oktober a.s. wordt verwacht.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens