Het recht op de arbeidskorting van mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering
Schriftelijke vragen
Nummer: 2023D13830, datum: 2023-04-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kv-tk-2023Z05843).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P.H. Omtzigt, Tweede Kamerlid (Nieuw Sociaal Contract)
Onderdeel van zaak 2023Z05843:
- Gericht aan: M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
- Gericht aan: C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Indiener: P.H. Omtzigt, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 | Vragen gesteld door de leden der Kamer |
2023Z05843
Vragen van het lid Omtzigt (Omtzigt) aan de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het recht op de arbeidskorting van mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering (ingezonden 3 april 2023).
Vraag 1
Bent u bekend met de uitspraak van het gerechtshof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2023:370), waarbij iemand die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, door het hof in het gelijk gesteld is en de arbeidskorting krijgt toegekend voor zijn hele inkomen (WGA-uitkering en inkomen uit tegenwoordige arbeid samen), omdat het hof het gelijkheidsbeginsel toepast en vaststelt dat indien de betaling van de uitkering via de werkgever zou verlopen hij hier ook recht op zou hebben?
Vraag 2
Kunt u het volgende rekenvoorbeeld geven (voor 2023): een persoon had een verzekerd loon van 60.000 euro per jaar, heeft een restverdiencapaciteit van 15.000 euro, een uitkering gebaseerd op WGA 65–80, en verdient 10.000 euro per jaar bij zijn werkgever. Kunt u met een stap-voor-stapberekening aangeven wat het netto inkomen van deze werknemer is, wanneer er sprake is van een werkgeversbetaling en wat het netto inkomen is van deze gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemer wanneer hij zijn WGA-vervolguitkering krijgt van het UWV?
Vraag 3
Acht u het verschil, net als de rechtbank, in strijd met het gelijkheidsbeginsel (artikel 14 EVRM)? Kunt u dat toelichten?
Vraag 4
Heeft u cassatie ingesteld bij de Hoge Raad tegen de uitspraak? Zo ja, waarom?
Vraag 5
Kunt u aangeven hoe groot het verschil in arbeidskorting is in dit voorbeeld en of u dat objectief gerechtvaardigd acht? Als er een objectieve rechtvaardiging is, wat is die dan?
Vraag 6
Kunt u aangeven welke delen van de arbeidsongeschiktheids-uitkeringen (WGA 35–80, loongerelateerd of vervolguitkering, WGA 80–100, verschillende regimes Wajong en IVA) door deze uitspraak onder de witte tabel (arbeidskorting) gebracht zijn? Kunt u daar een tabel van maken?
Vraag 7
Kunt u de objectieve rechtvaardigingsgronden aangeven waarom een deel van de arbeidsongschiktheidsuitkeringen nu feitelijk wel recht geeft op de arbeidskorting en waarom dat voor anderen niet geldt? Kunt u uitleggen welke logica er nog in het systeem zit?
Vraag 8
Deelt u de mening dat de arbeidskorting de afgelopen jaren zo hard is opgehoogd dat het wel of niet in aanmerking ervoor komen enorme effecten kan hebben?
Vraag 9
Deelt u de mening dat de arbeidskorting geen relatie meer heeft met de kosten voor het verrichten van arbeid?
Vraag 10
Hoe hoog was de maximale arbeidskorting in 2001 en hoe hoog is die in 2023? Wat is de rechtvaardiging voor die enorme stijging?
Vraag 11
Hoe beoordeelt u het feit dat mensen, die niet meer kunnen werken vanwege bijvoorbeeld vanwege volledige arbeidsongeschiktheid, geen recht hebben op de arbeidskorting, terwijl er geen enkele prikkel tot werken beoogd is, omdat zij immers volledig arbeidsongeschikt zijn?
Vraag 12
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?