[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op verzoek commissie over de voortgang gebiedsprogramma's en overleg Landbouwakkoord

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2023D13874, datum: 2023-04-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2023D13874).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2023Z05606:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2023D13874 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor Natuur en Stikstof over hun brief van 30 maart 2023 «Reactie op verzoek commissie over de voortgang gebiedsprogramma's en overleg Landbouwakkoord».

De voorzitter van de commissie,

Geurts

De adjunct-griffier van de commissie,

Dekker

Inhoudsopgave

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

II Antwoord / Reactie van de Minister

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het onderliggende stuk. Deze leden hebben daarbij nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie willen ten eerste het belang onderstrepen dat er in de provincies voortvarend aan de slag wordt gegaan met het opstellen van de gebiedsplannen, zodat er een belangrijke stap wordt gezet om op korte termijn de stikstofuitstoot naar beneden te brengen voor natuurherstel en het weer op gang krijgen van vergunningverlening. Dat is belangrijk voor onze economie, woning- en wegenbouw en de Programma Aanpak Stikstof (PAS)-melders.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de adviezen van de Ecologische Autoriteit (EA) op basis van de eerste natuurdoelanalyses van provincies, die afgelopen vrijdag zijn bekendgemaakt. Deze leden vinden het goed dat de EA zorgt voor objectieve toetsing en daarbij breder kijkt dan stikstof. Immers, stikstof is niet de enige drukfactor op de natuur. Het zal per gebied verschillen wat nodig is voor natuurherstel en hoe groot de opgave daarbij is. Deze leden vragen de Minister of zij een eerste reflectie kan geven op de adviezen van de EA. Deze leden hebben vernomen dat aan provincies is gevraagd om aanvullende informatie te leveren. Om wat voor informatie gaat het hier en in hoeverre is het reëel dat deze tijdig door provincies wordt aangeleverd? Ziet de Minister mogelijkheden om hen daarbij te ondersteunen?

De leden van de VVD-fractie constateren dat het kabinet in eerdere Kamerbrieven aangaf dat agrarisch ondernemers die van plan zijn een nieuw emissiearm stalsysteem te bouwen, hiervoor een natuurvergunning moeten aanvragen en daarbij een passende beoordeling moeten uitvoeren. Deze leden hechten waarde aan innovatieve (stal)systemen als oplossing voor het verminderen van stikstofuitstoot. Kan de Minister aangeven op welke wijze vergunningverlening voor deze systemen nu plaats kan vinden en daarbij ook aangeven welke positie de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav)-lijst hierbij inneemt? Deze leden zijn ervan overtuigd dat hiermee op korte termijn grote reductiewinst kan worden behaald. Desondanks vernemen deze leden dat er nog veel onduidelijkheid is over hoe provincies deze passende beoordeling moeten uitvoeren. Herkent de Minister dit en hoe gaat zij provincies zo spoedig mogelijk van een format, of een instructie voorzien zodat de passende beoordeling kan worden uitgevoerd en vergunningverlening weer los kan komen?

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat wat voor de vergunningverlening voor stalsystemen geldt, ook geldt voor wat de (juridische) borging van managementmaatregelen betreft. Ligt de Minister nog op koers met het uitwerken van een afrekenbare stoffenbalans, waarmee boeren zelf weer aan het roer komen te staan van hun bedrijf en worden gestimuleerd om ammoniakreductie te bevorderen? Wat is de stand van zaken van de uitvoering van de motie van de leden Van Campen c.s. over een «stoffenbalans 1.0» (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 25) en de motie van de leden Van Campen/Boswijk over een systeem van normeren en beprijzen langs de lijn van een emissiehandelssysteem (Kamerstuk 34 682, nr. 135)?

De leden van de VVD-fractie constateren dat uit de Wet Stikstofreductie en natuurherstel (Wsn) volgt dat de provincies uiterlijk op 1 juli 2023 een eerste versie van het gebiedsprogramma moeten aanleveren. Gaat deze deadline door alle provincies worden gehaald, zo vragen deze leden. Wat zijn de consequenties als provincies hun programma’s niet tijdig aanleveren? Is de aanname correct dat de deadline in principe alleen is gericht op het behalen van de stikstofdoelen dan wel omgevingswaarden, zoals die nu wettelijk zijn vastgesteld? Klopt het dat het doel van de stikstofaanpak is om de natuur in goede staat te brengen en dat er dus wordt gekozen voor een bredere aanpak dan alleen de kritische depositiewaarde (KDW) als omgevingswaarde, conform de motie van de leden Tjeerd de Groot/Van Campen (Kamerstuk 35 925 XIV, nr.106). Zo ja, op welke wijze vormt dit bredere stikstofdoel onderdeel van de gebiedsprogramma’s? Op welke wijze worden andere doelen ten aanzien van water, natuur en klimaat daarbij betrokken?

De leden van de VVD-fractie hechten aan een goede uitkomst van de onderhandelingen over het Landbouwakkoord. In Nederland lossen we de grote uitdagingen aan tafel op, in overleg met elkaar. Het zou van zeer grote waarde zijn als de sectorpartijen samen met de overheid kunnen komen tot een akkoord over de verduurzaming van de landbouw met een goed verdienmodel voor de boeren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het onderliggende stuk. Deze leden hebben nog enkele opmerkingen en vragen die zij willen voorleggen aan de Minister.

De leden van de D66-fractie vragen wanneer de Minister de Kamer informeert over de voortgangsgesprekken met de provincies over de gebiedsplannen.

De leden van de D66-fractie onderstrepen, met het kabinet, het grote belang van het sluiten van een Landbouwakkoord. Deze leden zijn benieuwd in welk stadium de gesprekken zich bevinden. Verloopt het volgens de voorgestelde planning? Wanneer verwacht de Minister dat het akkoord zal worden gesloten? Deze leden lezen dat er op dit moment wordt gesproken over grond, ecosysteemdiensten en de rol van de keten, volgens deze leden zijn deze onderwerpen van cruciaal belang tijdens het sluiten van dit akkoord. Deze leden vragen of andere onderwerpen zoals de gezondheidseffecten van pesticiden ook tijdens de gesprekken worden behandeld. Deze leden hopen dat deze onderwerpen en anderen die bijdragen aan een duurzame aanpak, nadrukkelijk in de gesprekken worden meegenomen.

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd op welke wijze doelbereik ten aanzien van klimaat, stikstof alsmede water en bodemsturend is geborgd. Zijn daarbij de bestuurlijke afspraken leidend, zoals neergelegd in de brieven van 10 juni, 25 november en 10 februari? Op welke wijze is kringlooplandbouw uitgewerkt in key performance indicators (KPI’s) op het gebied van voer, mest, bodem, pacht en dierenwelzijn? Op welke wijze zal dit worden vertaald in de private kwaliteitssystemen van de verwerkende industrie, conform de motie van het lid Tjeerd de Groot (Kamerstuk 33 576, nr. 289)? Ten slotte vragen deze leden op welke wijze transparantie bij de retail wordt afgedwongen over de mate waarin hun assortiment duurzaam is, inclusief een eerlijke prijs voor de boeren? Deze leden kijken uit naar de uitkomsten van het akkoord en het perspectief wat daarmee wordt gegeven aan boer en natuur.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de summiere brief over de voortgang van de gebiedsprogramma’s en het overleg over een Landbouwakkoord. Dit leidt bij deze leden tot vragen en opmerkingen.

De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat er pas sprake kan zijn van een Landbouwakkoord als dit akkoord breed wordt gesteund in de agrarische sector. Anders kan men beter spreken van een landbouwdictaat. Deze leden vragen hoeveel procent van de landbouwbedrijfshoofden aan de hoofdtafel is vertegenwoordigd. Deelt het kabinet de mening dat het draagvlak voor het Landbouwakkoord veel te laag is nu grote agrarische belangenbehartigers als Farmers Defence Force en Agractie niet (meer) aan de hoofdtafel aanwezig zijn? Is het kabinet op de hoogte van de redenen voor Farmers Defence Force en Agractie om niet (meer) aan de hoofdtafel deel te nemen? Zo ja, kan het kabinet deze redenen met de Kamer delen?

De leden van de PVV-fractie hebben vernomen dat bij de totstandkoming van het Landbouwakkoord wordt overlegd aan een hoofdtafel, sectortafels en een reflectietafel,waar inhoudelijke experts, die geen onderdeel uitmaken van het akkoord, advies geven.

Deze leden vragen welke partijen aan de reflectietafel zitten? Welke vragen zijn door de hoofdtafel aan de reflectietafel voorgelegd? Wat is het mandaat van de partijen die aan de reflectietafel zitten? Zijn dit bestuurders van verenigingen en coöperaties? Of zitten er ook stichtingen aan tafel? Zo ja, is gecontroleerd welke belangen deze organisaties hebben?

Welke invloed kunnen zij uitoefenen op het concept dat van de hoofdtafel komt?

Mogen zij veranderingen aanbrengen in het concept van de hoofdtafel? Hebben zij een veto?

De leden van de PVV-fractie vragen welke gevolgen het kabinet ziet voor de provinciale democratie inzake een Landbouwakkoord. Moeten provinciale staten (PS)-leden dit akkoord uitvoeren? Zo ja, hoe past dit in ons democratisch bestel? Zo nee, hoe kunnen de nieuwe PS-leden, hun democratische rechten vanuit hun nieuwe positie laten gelden? Is het kabinet van plan, mede gezien de verkiezingsuitslag, meer onderhandelingsruimte te bieden, zodat er een Landbouwakkoord kan worden gesloten met draagvlak onder boeren?

De leden van de PVV-fractie zouden graag willen weten of een oplossing voor de schrijnende problematiek bij de PAS-melders en interimmers een hoofddoelstelling is van het kabinet binnen het Landbouwakkoord. Als dat niet het geval is, zouden deze leden graag willen weten waarom niet. Kan het kabinet aangeven voor welke partijen aan de hoofdtafel het een «breekpunt» is als er geen oplossing komt voor PAS-melders en interimmers?

De leden van de PVV-fractie willen weten wat voor gevolgen het voorgenomen Landbouwakkoord zal hebben voor het landbouwareaal. Is het volgens het kabinet juist dat de landbouw Universiteit Wageningen (WUR) een analyse heeft gemaakt, wat een grote afname van de beschikbare landbouwgrond met bestemming «agrarisch» betekent? Kan het kabinet vermelden om hoeveel hectare het gaat? Komt er in het voorgenomen Landbouwakkoord een economische en sociale effectrapportage met betrekking tot de doelen en kaders die aan de landbouwsectoren zijn opgelegd? Wanneer is er volgens het kabinet sprake van «perspectief» voor de boeren? Graag ontvangen deze leden dit specifiek uiteengezet in cijfers en getallen.

De leden van de PVV-fractie hebben van bezorgde boeren vernomen dat er een «deelakkoord melkveehouderij» is. Deze leden willen weten of er een juridische- en economische analyse en/of effectrapportage is verricht op dit zogenaamde «deelakkoord». Zo ja, wie heeft die analyses op de genoemde punten verricht en wat waren de resultaten van deze analyses? Welke neveneffecten heeft het deelakkoord melkveehouderij bovendien op andere sectoren, aangaande beschikbaarheid van grond en mestplaatsingsruimte? Zo nee, gaat de Minister deze analyses nog uitvoeren? Zo ja, welke elementen worden meegenomen in deze effectrapportage? Wanneer worden de uitslagen naar de Kamer gestuurd? Zo nee, waarom niet? Is het geen taak van het kabinet om onbedoelde schadelijke neveneffecten door afspraken in het Landbouwakkoord te voorkomen?

De leden van de PVV-fractie zijn benieuwd welke suggesties er in het voorgenomen Landbouwakkoord staan om het verdienmodel voor boeren te verbeteren. Kan het kabinet concreet uitleggen hoe concepten van verdienmodellen eruitzien? Hoe zal worden vastgesteld dat de boeren inderdaad «loon naar werken» krijgen? Heeft het kabinet inmiddels met de ontwikkelaars van het concept FarmerFriendly overleg gehad over hun keurmerk?

Zo ja, hoe gaat de Minister dit keurmerk implementeren in het door de hem gewenste Landbouwakkoord en het beleid? Zo nee, wanneer zal dit gesprek plaatsvinden? Hoe groot is het beschikbare budget om teruggang in inkomen van de boeren die in de kabinetsplannen gedwongen worden te extensiveren te voorkomen?

De leden van de PVV-fractie lezen dat in de kabinetsbrief staat dat de alle natuurdoelanalyses van een toetsingsadvies zullen worden voorzien. Deze leden vragen hoe het kabinet ervoor heeft gezorgd dat de deskundigen van deze autoriteit echt onafhankelijk en enigszins neutraal zijn. Worden bij de natuurdoelanalyses en gebiedsprocessen ook activiteiten buiten de agrarische sector in ogenschouw genomen? Zo ja, kan het kabinet hier enkele voorbeelden van geven? Is er, of komt er, ook een toetsingsadvies voor een asielzoekerscentrum voor 350 personen in een beschermd natuur gebied zoals in Nederhorst den Berg?1 Of heeft strenge natuurbescherming alleen ten doel de agrarische sector te laten krimpen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het achterliggende stuk en hebben nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie vinden het van essentieel belang dat de positie van boeren in gebiedsprocessen is geborgd, zodat zij zowel praktisch als met gebruikmaking van de juiste ondersteuning kunnen deelnemen aan de gebiedsprocessen, conform de motie van het lid Boswijk over het borgen van de positie van de boer in de gebiedsprocessen (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 105). Kan de Minister beschrijven in hoeverre dit ook daadwerkelijk het geval is?

Voor de leden van de CDA-fractie is een goed verdienmodel de basis voor verdere verduurzaming van de land- en tuinbouwsector. Zowel vanuit de sector als vanuit het CDA is hier vaak aandacht voor gevraagd, met de terugkerende reactie vanuit het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) dat het in het Landbouwakkoord zal worden meegenomen. Kan de Minister exact omschrijven hoe het hiermee staat en waar de grootste uitdaging op dit gebied momenteel ligt? Worden de plannen en ideeën vanuit zowel de sector als ketenpartijen serieus genomen en verkend?2 Volgens deze leden is het voor het creëren van een goed verdienmodel in ieder geval nodig om een overzicht van productstromen en daarbij behorende geldstromen in de voedselketen te hebben. Kan de Minister alle wetenswaardige publicaties, doorrekeningen en onderzoeken die hiermee verband houden op korte termijn naar de Kamer sturen?

Daarnaast vinden de leden van de CDA-fractie het, net als in de Kamerbrief van 21 februari 2023 staat beschreven, van essentieel belang dat de agrarische sector niet het sluitstuk in de ruimtediscussie mag zijn. Daarom vragen deze leden op welke manier de motie van het lid Boswijk c.s. over het beschermen van hoogwaardige landbouwgronden in Nederland in het Landbouwakkoord wordt meegenomen (Kamerstuk 33 037, nr. 402). Kan de Minister dit toelichten? Ook vinden deze leden het in ieder geval van belang dat wordt bekeken hoe de Nederlandse land- en tuinbouw in 2030 voldoende kritische massa en kwaliteit behoudt om internationaal leidend te blijven op het gebied van voedselzekerheid, kennis, innovatie en duurzaamheid en deze strategische waarde in te zetten in geopolitieke vraagstukken, conform de motie van het lid Geurts (Kamerstuk 35 600, nr. 32). Kan de Minister aangeven op welke manier dit nu wordt meegenomen in het Landbouwakkoord en kan er een overzicht van alle wetenswaardige doorrekeningen en onderzoeken die hiermee verband houden op korte termijn naar de Kamer worden gestuurd?

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties hebben met enige verbazing het onderliggende stuk gelezen. In een week waarin er grote onduidelijkheid is ontstaan voor de natuur, de landbouwsector en provinciale besturen zijn deze leden van mening dat de brief al binnen één dag achterhaald is geworden. Deze leden hopen wél duidelijkheid te krijgen in de beantwoording van dit overleg.

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties merken op dat de gebiedsprogramma’s naast stikstof ook moeten voldoen aan klimaat- en waterdoelen. Deze doelen zijn verplichtend van aard en hebben verstrekkende gevolgen voor de landbouwsector, bovenop de stikstofdoelen. Is het Landbouwakkoord ook op deze doelen afgestemd? Met andere woorden, wordt er rekening gehouden met de doelen voor klimaat en water of wordt er slechts onderhandeld over het perspectief voor de sector, naar aanleiding van de stikstofopgave? Wat zijn de gevolgen van het Landbouwakkoord op de verdere uitwerking van de gebiedsprocessen?

De leden van de PvdA en GroenLinks-fracties lezen in de brief dat de gebiedsplannen pas in het eerste kwartaal van 2024 worden geïmplementeerd. Hoe verhoudt de planning van het Landbouwakkoord zich tot de data voor de stikstofagenda? Loopt dit parallel aan het uitkopen van de piekbelasters en de deadlines voor water en klimaat? Wat is de waarde van een wettelijke termijn voor de gebiedsprogramma’s op 1 juli 2023, als tegelijkertijd wordt gecommuniceerd dat dan slechts een eerste versie wordt verwacht? Hoe denkt het kabinet de provincies aan hun wettelijke taken te houden, nu diverse provinciale bestuurders en lijsttrekkers al hebben aangegeven de wet niet te zullen uitvoeren? Welke instrumenten heeft het kabinet en wanneer worden deze ingezet? Hoe ziet het tijdpad eruit voor de gebiedsplannen in provincies die zich niet aan de afspraken en de wet houden en waarvan de implementatie vanuit Den Haag moet plaatsvinden? Bovendien lezen deze leden in de brief van Eurocommissaris Sinkevičius dat met staatssteun opgekochte stikstofruimte niet mag leiden tot toename elders. Betekent dit dat de PAS-melders niet geholpen zijn met de piekbelastersaanpak? Vertraagt dit het legaliseren van PAS-melders nog verder?

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties betreuren het bovendien dat zij details over het Landbouwakkoord in de media hebben moeten vernemen, in plaats van uit de onderliggende brief. Deze leden verwijzen vooral naar het optreden van Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO)-voorzitter Van der Tak in de meest recente aflevering van Buitenhof.3 Kan de Minister bevestigen dat 16 van de 18 sectoren een uitkomst hebben van hun onderhandelingen? Klopt het dat alleen de melkveehouderij en akkerbouw nog verder moeten onderhandelen? Volgt de Minister de verwachting van de LTO-voorman dat dit resultaat nog twee à drie weken zal duren? Kan het Landbouwakkoord hiermee binnen de gewenste termijn worden opgeleverd? Deze leden zijn benieuwd naar de reactie van de Minister op een aantal punten die de LTO-voorman heeft opgeworpen. Hoe reageert de Minister op de uitspraak van de LTO, die beweert acht tot tien miljard euro nodig te hebben om deze transitie mogelijk te maken? Heeft de Minister voor Natuur en Stikstof een dergelijk bedrag uit het stikstoffonds toegekend om hieraan tegemoet te komen, ondanks haar eerdere bezwaren tegen het inzetten van dit geld voor het Landbouwakkoord? Wat zijn de gevolgen voor het Landbouwakkoord als dit bedrag niet wordt toegekend? Hoe staat de Minister tegenover het gebruiken van geld uit het stikstoffonds voor andere doelen dan natuurherstel en stikstofreductie?

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties reageren verbaasd op het resultaat van de verschillende kabinetsberaden van vorige week. De brief die uit deze gesprekken voortkwam heeft deze leden veel vragen opgeleverd. Terwijl verschillende Commissarissen van de Koning en provinciale bestuurders aangeven duidelijke kaders vanuit het Rijk nodig te hebben om hun stikstofplannen vorm te geven, volgt er nu een zogenaamde «stikstofpauze» waarin het Rijk een afwachtende houding aanneemt. Hoe komt deze keuze ten goede van boeren, natuur en de woningbouw? De resultaten van de provinciale formaties en het Landbouwakkoord worden afgewacht, voordat er doorslaggevende keuzes worden gemaakt. Hoe denkt de Minister dat de wens voor duidelijkheid, vanuit de provincies en vanuit de sector, hierbij kan worden vervuld? Hoe voorkomt de Minister dat uitvoering van stikstofreductie als gevolg van deze onduidelijkheid stil komt te liggen? Is de Minister voor Natuur en Stikstof niet van mening dat er, bij het gebrek aan landelijke keuzes, te veel beslissingen worden overgelaten aan de provincies en de onderhandelaars van het Landbouwakkoord? Hoe voorkomt de Minister dat de landelijke overheid voor een voldongen feit wordt gesteld als provincies of het Landbouwakkoord breekpunten opwerpen die in strijd zijn met de landelijke koers?

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties constateren dat er in juli 2022 een versnellingsactie is geweest om 2022 en 2023 geen verloren jaren te laten zijn. Er zijn toen in een aantal provincies plannen ontwikkeld en gehonoreerd. De tweede tranche van deze versnellingsactie is nooit gekomen in afwachting van de gebiedsplannen. Toch zouden provincies, vooral deze die voor de eerste tranche nog niet klaar waren, graag alsnog versnellen. Provincies willen graag aan de slag met vrijwillige uitkoop, maar de gelden komen pas later beschikbaar. Waarom is de tweede versnellingsronde opgeschort? Is het mogelijk deze alsnog te openen? Afgelopen week is er door de Minister-President gesproken over een versnelling in het stikstofbeleid. Hoe stelt de Minister zich deze versnelling voor en hoe wordt deze uitgevoerd? Klopt het dat ambtenaren van het Ministerie van LNV deze versnelling via de media moesten vernemen?

De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties vragen wat de Minister gaat doen als het Landbouwakkoord niet slaagt. Ligt er een plan B en is er een stok achter de deur? Zo ja, welke? Zoals ook vermeldt in de voortgangsbrief, schuwt het kabinet er niet voor om met landelijke plannen te komen als het Landbouwakkoord niet slaagt. Valt deze eventuele landelijke aanpak ook stil, nu het kabinet een «stikstofpauze» heeft afgekondigd? Wat betekent dit voor de opgave om Nederland weer van het slot te krijgen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

Algemeen

De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van het onderliggende stuk en zijn geschokt door de uitspraken van de Minister-President en de vicepremiers met betrekking tot de stikstofcrisis van 31 maart jongstleden. Kunnen de Ministers voor Natuur en Stikstof en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit uiteenzetten wat deze nieuwe afspraken betekenen voor de stikstofaanpak? Kunnen deze Ministers bevestigen dat de ecologische en juridische werkelijkheid, namelijk dat de natuurkwaliteit hard achteruit gaat en dat hierdoor de vergunningverlening zo goed als vastzit, niet is veranderd? Kunnen de Ministers uitleggen hoe de uitspraken van de Minister-President stroken met deze ecologische en juridische werkelijkheid?

De leden van de PvdD-fractie hebben ook vragen over de brief van de Eurocommissaris voor Milieu, Oceanen en Visserij Sinkevičius aan het Ministerie van LNV. Kunnen de Ministers deze brief met de Kamer delen? Kan de Minister voor Natuur en Stikstof bevestigen dat de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn voorschrijft dat alle Natura 2000-gebieden in goede staat moeten verkeren of hierin moeten worden gebracht? Kan de Minister bevestigen dat dit betekent dat voor alle natuurtypen de KDW voor stikstof moet worden onderschreden? Is dit ook het doel van de Nederlandse Wet natuurbescherming (Wnb)? Waarom wel of waarom niet? In welk jaartal beoogt de Minister in 100 procent van de natuurgebieden de KDW te onderschrijden? Erkent de Minister dat Nederland in overtreding is wanneer dit doel niet is behaald?

Voortgang gebiedsprogramma’s

De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de Kabinetsbrief over de voortgang van de gebiedsprogramma's en het overleg van het Landbouwakkoord en hebben daar nog verschillende vragen over. De Minister voor Natuur en Stikstof stelt dat de deadline voor de gebiedsprogramma’s wettelijk vastligt op 1 juli 2023. Hoe voorziet de Minister de voortgang hierop? In Drenthe heeft de provinciale BoerBurgerBeweging (BBB) al aangegeven alle zaken rondom stikstof controversieel te willen verklaren.4 Hoe beziet de Minister dit? Hoe beziet de Minister de 90 gemeentes die om uitstel vragen?5 Welke maatregelen gaat de Minister nemen om de provincies, gemeentes en burgers mee te nemen in de urgentie die nodig is voor de natuur om met grote spoed programma’s op te stellen? Wat gaat de Minister doen wanneer provincies geen toetsbare gebiedsprogramma’s aanleveren op 1 juli 2023?

De leden van de PvdD-fractie valt het ook op dat de vaststelling van de definitieve gebiedsprogramma’s pas is voorzien voor het eerste kwartaal van 2024. Kan de Minister bevestigen dat zij in de brief «Hoofdlijnen van de gecombineerde aanpak van natuur, water en klimaat in het landelijk gebied, en van het bredere stikstofbeleid» van 1 april 2022 onder andere schreef: «Uiterlijk op 1 juli 2023 zullen de plannen moeten worden gepubliceerd»? En: «De definitieve gebiedsdoelstellingen voor stikstof zullen worden vastgesteld bij publicatie van de gebiedsplannen op 1 juli 2023. Ik streef er samen met provincies naar om de andere doelstellingen op natuur, klimaat en water voor zover beschikbaar op hetzelfde moment dit jaar richtinggevend mee te geven en ook die doelen op 1 juli 2023 vast te stellen»? Kan de Minister bevestigen dat in deze hoofdlijnenbrief niet wordt genoemd dat er na 1 juli 2023 nog een moment is voor het definitief vaststellen van de gebiedsprogramma’s? Kan de Minister bevestigen dat in bijlage 2 van die brief ook alleen 1 juli 2023 wordt genoemd voor het gereed zijn van de gebiedsplannen en dat er geen andere datum is waarop ze nogmaals definitief worden vastgesteld? Klopt de conclusie van deze leden dat, door de gebiedsprogramma’s niet op 1 juli 2023 definitief vast te stellen, er sprake is van vertraging van de stikstofaanpak? Waarom wel of waarom niet?

De leden van de PvdD-fractie wijzen er ook op dat de afronding van de natuurdoelanalyses was voorzien voor eind 2022, met als uiterlijke deadline 1 april 2023.6 Klopt het dat alleen de provincie Noord-Brabant zijn natuurdoelanalyse al af heeft? Klopt het dat alle andere provincies deze deadline dus hebben overschreden? Hoe beoordeelt de Minister dit? Deelt de Minister de zorg dat er een levensgroot risico bestaat dat niet alleen de natuurdoelanalyses, maar ook de gebiedsprogramma’s niet op tijd worden opgeleverd? Welke actie onderneemt de Minister zelf om de voortgang van de stikstofaanpak te verzekeren?

De leden van de PvdD-fractie hebben al vaak benadrukt dat het van groot belang is om bij de landbouwtransitie waar we voor staan, ook het terugdringen van stank, fijnstof, dierenleed en het verminderen van de kans op dierziekten en zoönosen mee te nemen als volwaardige doelen bij het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). In het rapport «Preventie van efficiënte transmissie van zoönotische ziektekiemen tussen veehouderijbedrijven» wordt gewaarschuwd voor de dichtheid van varkensbedrijven in delen van Zuidoost- en Oost-Nederland en voor de dichtheid van pluimveebedrijven in de Gelderse Vallei.7 Hoe verwacht de Minister te kunnen sturen op het verminderen van de dichtheid van varkensbedrijven en pluimveebedrijven met vrijwillige uitkoopregelingen en vrijblijvende «handvatten voor het meewegen» van dierziekten en zoönosen in de integrale gebiedsplannen? Deze leden vragen hoe de Minister gaat voorkomen dat door verplaatsing van bedrijven nieuw te vormen concentraties van bedrijven ontstaan, waar in het eerdergenoemde rapport voor wordt gewaarschuwd. Tot slot vragen de leden wanneer de update van de Handreiking NPLG, die half maart werd verwacht, naar de Kamer zal worden gestuurd.

Voortgang Landbouwakkoord

De leden van de PvdD-fractie lezen dat in de komende weken nog gespreksdagen over het Landbouwakkoord staan gepland. Denkt de Minister nog steeds dat er in april al een (concept) Landbouwakkoord kan worden vastgesteld?

De leden van de PvdD-fractie constateren dat een aantal gesprekspartners uit de landbouwsector in de afgelopen weken harde eisen heeft gesteld aan het Landbouwakkoord en zelfs breekpunten heeft geformuleerd. Welke eisen stelt de Minister aan de afspraken die worden gemaakt? Wordt er op het Ministerie van LNV al gewerkt aan een eigen plan voor de transitie van de landbouw, voor het moment dat het niet lukt om een Landbouwakkoord te sluiten? Wanneer zou dat uiterlijk klaar zijn?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie

De leden van de CU-fractie danken het kabinet voor het onderliggende stuk. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de CU-fractie willen allereerst stilstaan bij de uitvoeringskant van het stikstofbeleid. Snelheid maken bij het verminderen van stikstof en daarmee het herstellen van de natuur kan immers niet met wetten; daar zijn uitvoeringsinstrumenten voor nodig. Hoe staat het daarmee? Meer specifiek; in het coalitieakkoord is aangegeven dat versnelling van de verduurzaming van de landbouw in een gebiedsgerichte aanpak via extensivering, omschakeling, innovatie, legalisering en verplaatsing moet worden gerealiseerd. Deze leden zien nog te weinig concrete uitwerking van de instrumenten die nodig zijn om deze wegen tot versnelling ook daadwerkelijk te gebruiken. Hoe staat het bijvoorbeeld met de borging van de aangevochten Rav-codes? Is de Minister het eens dat de hersteloperatie van innovatiemogelijkheden absolute prioriteit moet krijgen en wanneer kan de Kamer daarnaar uitzien? Hoe worden de managementmaatregelen juridisch geborgd? Krijgt de Kamer daar deze maand nog duidelijkheid over? Ook grondbanken zijn een cruciaal uitvoeringsinstrument: hoeveel zijn er inmiddels? Hoeveel grond hebben ze? Hoe staat het met de herwaardering van grond, zodat extensivering een levensvatbaar bedrijfsmodel kan worden? Deze leden willen het kabinet meegeven dat ondernemers behoefte aan duidelijkheid hebben op dit punt en dat deze duidelijkheid er nog te weinig is in de stikstofaanpak.

De leden van de CU-fractie hebben daarnaast vragen bij de sociale en maatschappelijke uitwerking van de gebiedsprocessen. Herkent de Minister het risico dat in gebiedsprocessen oude belangen in de ruimtelijke ordening zich gaan vermengen met de stikstofdiscussie? Hoe zit het met de machtsbalans van de verschillende partijen aan de tafels bij deze gebiedsprocessen? Kan deze balans een rechtvaardige en effectieve aanpak in de weg staan? Hoe mitigeren provincies of de Minister zelf dat risico, zo vragen deze leden.

De leden van CU-fractie vinden het sluiten van een Landbouwakkoord nog steeds van groot belang. Het doel van het akkoord is om samen met de agrarische sector een bestendige pad naar een volhoudbare landbouw voor nu en generaties na ons vorm te geven. Deze leden hebben nog enkele vragen. Op welke manier is georganiseerd dat nieuwe ontwikkelingen of nieuwe verdienmodellen een plek aan tafel krijgen en hoe wordt voorkomen dat vooral het veiligstellen van gevestigde belangen aandacht krijgt? Hoe komt het kabinet tot visievorming op bijvoorbeeld de deelsectoren en welke plek hebben zij in de landbouw van de toekomst? De duurzame transitie vraagt meer dan sturen op molen of megatonnen: er moet terug worden geredeneerd vanuit het einddoel van een volhoudbare landbouw en vervolgens worden gekeken naar welke stappen gezet moeten worden om daar te komen. We moeten tegelijkertijd waken dat het een snelle «molen-jacht» wordt wat kan zorgen voor lock-ins of zelfs beleid dat de duurzame voorlopers het hardst raakt.

De leden van de CU-fractie willen tot slot vragen het staat met het aan banden leggen van het extern salderen en het aanpakken van de misstanden die daardoor ontstaan. De Kamer heeft naar aanleiding van een aangenomen motie op dit punt een toezegging gekregen van de Minister dat er eind maart een aanpak zou liggen, maar het is inmiddels april. Wanneer kan de Kamer deze verwachten en ligt deze aanpak in lijn met het advies dat de leden hebben gedaan in het onderzoek «Uit balans: stikstofonderzoek over de handel in stikstof»? Neemt de Minister de aanbevelingen in dit rapport over, zo vragen deze leden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

Algemeen

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het onderliggende stuk. Deze leden horen vanuit provincies dat het overgrote deel van de woningbouwprojecten ondanks de stikstofperikelen gewoon door kan gaan, al zijn enkele maanden nodig voor de stikstofberekeningen. Dit wordt onderstreept door onderzoek van het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB): 90 procent heeft geen stikstofprobleem. Deze leden constateren dat de Minister voor Natuur en Stikstof echter regelmatig zegt dat zonder streng stikstofbeleid en aanscherping van het stikstofdoel naar 2030 geen nieuwe woningen kunnen worden gebouwd. Zij ontvangen graag een reflectie van de Minister op dit punt.

De leden van de SGP-fractie constateren dat een veertigtal veehouders geconfronteerd zijn met verzoeken van Mobilisation for the Environment (MOB) om vergunningen in te trekken. Deze leden constateren dat provincies volop bezig zijn met gebiedsplannen en dat wordt gewerkt aan regelingen in het kader van de aanpak van piekbelasters. Wordt samen met de provincies overlegd hoe deze verzoeken afgehouden kunnen worden, zo vragen deze leden.

De leden van de SGP-fractie horen graag wat de stand van zaken is met betrekking tot de inventarisatie van de zogenaamde interimmers en de opties voor een passende vergunningaanvraag, zoals gevraagd in de motie van het lid Bisschop c.s. (Kamerstuk 35 600, nr. 42).

Voortgang gebiedsplannen

De leden van de SGP-fractie constateren dat het opstellen van (uitgewerkte) gebiedsplannen langzamer gaat dan gehoopt. Dat is mede te wijten aan onduidelijkheid vanuit het Rijk en het uitblijven van het openstellen van opkoopregelingen, onder meer voor de opkoop van piekbelasters en de voorwaarden daarbij. Wettelijk gezien moeten de gebiedsplannen een uitwerking zijn van de omgevingswaarde van «ten minste 74 procent van het stikstof gevoelige Natura 2000-areaal in 2035 onder de kritische depositiewaarde», terwijl het kabinet nu een nog niet wettelijk vastgelegde omgevingswaarde voorhoudt. Erkennen de Ministers deze onduidelijkheid? Zijn zij bereid in overleg te gaan met provincies over de haalbaarheid van het inleveren van voldoende uitgewerkte gebiedsplannen voor 1 juli aanstaande en hen zo nodig meer tijd te geven en zo nodig de Wet natuurbescherming via een nota van wijziging bij de Tijdelijke wet Transitiefonds Landelijk Gebied en Natuur daarop aan te passen?

De leden van de SGP-fractie constateren dat verschillende provincies grote moeite hebben met het voorstel om de omgevingswaarde voor de stikstofdepositie in 2030 aan te scherpen, omdat zij deze niet uitvoerbaar achten en het de gebiedsprocessen frustreert. Achten de Ministers het vanuit het oogpunt van bestuurlijke zorgvuldigheid wenselijk om hierover in overleg te treden met de provincies en een wetsvoorstel voor aanscherping van de omgevingswaarde pas naar de Kamer te sturen als hier provinciaal draagvlak voor is, aangezien de provincies voor de meeste Natura 2000-gebieden primair het bevoegd gezag zijn?

Landbouwakkoord

De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over de totstandkoming van het Landbouwakkoord. Deze leden constateren dat beperkingen aan het grondgebruik een heikel onderwerp van gesprek zijn en dat landbouworganisaties zich verzetten tegen in hun ogen onwrikbare kaders. Zijn de Ministers bereid politieke kaders ter discussie te stellen om tot een gedragen akkoord te komen, zo vragen deze leden. Zo niet, hoe willen zij dan tot een gedragen akkoord komen?

Brief Eurocommissaris Sinkevičius

De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen naar aanleiding van de recente brief van Eurocommissaris Sinkevičius.

De leden van de SGP-fractie ontvangen graag de brief die de Minister van Natuur en Stikstof op 14 februari jongstleden naar de Eurocommissaris heeft gestuurd en waar de Eurocommissaris in zijn brief naar verwijst.

De leden van de SGP-fractie horen graag of het klopt dat de Minister van Natuur en Stikstof in het begin van week 13 op bezoek is geweest bij Eurocommissaris Sinkevičius en/of het Directoraat-generaal (DG) Milieu van de Europese Commissie (EC). Kan de Minister aangeven wat hier ongeveer is besproken en wat van Nederlandse zijde is ingebracht, zo vragen deze leden. Is door de Eurocommissaris toen, dan wel in een eerder stadium, aangegeven dat hij het noodzakelijk acht dat in alle Natura 2000-gebieden het depositieniveau onder de KDW van de stikstofgevoelige natuur wordt gebracht? Hoe heeft de Minister hierop gereageerd?

De leden van de SGP-fractie vragen wat de Eurocommissaris bedoelt met zijn opmerking dat de EC met betrekking tot de regeling voor opkoop van piekbelasters de kennisgeving van Nederland, met inbegrip van de milieuaspecten, op geïntegreerde wijze zal analyseren. Zijn er door de Eurocommissaris voorwaarden gekoppeld aan de opkoopregeling voor piekbelasters, anders dan de voorwaarden die rechtstreeks voortvloeien uit het staatssteunkader? Mag de stikstofruimte die wordt gerealiseerd door de opkoop van piekbelasters worden ingezet voor legalisatie van PAS-knelgevallen?

De leden van de SGP-fractie lezen in de brief van de Eurocommissaris dat hij het van essentieel belang acht dat ervoor wordt gezorgd dat de KDW in geen enkel Natura 2000-gebied wordt overschreden, dat een volledig herstel van de stikstofgevoelige habitats in al deze gebieden wordt gewaarborgd en dat de EC nauwlettend zal toezien op de maatregelen die Nederland daartoe neemt. Deze leden maken zich grote zorgen over deze focus en bemoeienis van de EC. Gaat de Minister voor Natuur en Stikstof de Eurocommissaris erop wijzen a) dat de nationaal vastgestelde KDW niet rechtstreeks voortvloeien uit de Habitatrichtlijn, omdat de staat van instandhouding hier voorop staat, b) dat zij wetenschappelijk gezien alleen een indicator zijn van de stikstofgevoeligheid van een bepaald habitattype, maar geen absolute toetssteen is gelet op de grote onzekerheidsmarge, de lokale variatie en de rol van andere factoren (waterhuishouding, beheersmaatregelen, enzovoort) en c) dat volgens de Habitatrichtlijn niet op lokaal niveau, maar op landelijk niveau (en primair zelfs op het niveau van het verspreidingsgebied) een gunstige staat van instandhouding bereikt moet worden? Heeft de Minister de Eurocommissaris ervan verwittigd dat ook met het stopzetten van alle economische activiteiten in Nederland niet in alle Natura-2000 gebieden de KDW kan worden gehaald? Deelt de Minister de mening dat de Eurocommissaris met zijn stellingname geen recht doet aan artikel 2, derde lid, van de Habitatrichtlijn waarin wordt aangegeven dat in de op grond van deze richtlijn genomen maatregelen rekening moet worden gehouden met de vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied en met de regionale en lokale bijzonderheden? Deelt de Minister de mening dat de Eurocommissaris gelet op de kaders van de Habitatrichtlijn derhalve geen recht doet aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit?

De leden van de SGP-fractie lezen dat de Eurocommissaris verwijst naar de doelstellingen voor de algehele vermindering van emissies van ammoniak en stikstofoxiden en de verbintenissen in dit verband. Is de veronderstelling juist dat het hier gaat om de reductieopgave die voortvloeit uit de National Emission Ceilings (NEC)-richtlijn en voor Nederland een reductie van 21 procent van de ammoniakemissie tussen 2005 en 2030 behelst? Is de veronderstelling juist dat het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in haar recente raming van de ontwikkelingen in nationale emissies van luchtverontreinigende stoffen (februari 2023) heeft aangegeven dat deze reductieverplichting ook zonder de aanscherping van het nationale stikstofdoel voor 2030 kan worden gehaald?

De leden van de SGP-fractie hebben de Minister voor Natuur en Stikstof horen zeggen dat zij het vervelend vindt dat de brief van de Eurocommissaris op straat ligt. Gaat de Minister onderzoeken wie de brief heeft doorgespeeld aan de media? Is de Minister van mening dat het wenselijk is dat de Tweede Kamer niet volledig wordt geïnformeerd over de mededelingen en brieven van de Europese Commissie die direct betrekking hebben op de Nederlandse beleidsvorming? Zo ja, waarom? Zo niet, hoe gaat zij zorgen voor meer transparantie zodat de Tweede Kamer weet waar zij aan toe is?

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van het onderliggende stuk. Het lid heeft daarover een aantal vragen en opmerkingen.

Het lid van de BBB-fractie is teleurgesteld in de brief: de brief is weinig inhoudelijk en dat terwijl er op dit moment toch veel gaande is in de gebiedsprocessen en bij het Landbouwbouwakkoord. Om te beginnen hebben twee partijen de tafels van het Landbouwakkoord verlaten: Dutch Dairymen Board (DDB) en Agractie. Waarom gaat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit daar niet op in? Dit lid hoort graag waarom deze partijen de tafels hebben verlaten en hoe de Minister daar tegenaan kijkt. Wat voor gevolgen heeft het vertrek van deze partijen voor het eventueel nog te sluiten akkoord? Wat doet de Minister met het signaal dat uitgaat van dit vertrek en wat is dit signaal volgens de Minister? Nu staat al vast dat het Landbouwakkoord door een deel van de melkveehouderijsector niet gaat worden gedragen. Deelt de Minister deze mening? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat hij daaraan doen?

Het lid van de BBB-fractie merkt op dat voor diverse partijen het legaliseren van de PAS-melders en interimmers een breekpunt is. Dit lid vindt dat niet meer dan logisch. Toch is daar geen beweging zichtbaar vanuit de Ministers. Sterker nog, er is de diverse partijen meegedeeld dat hierover binnen het Landbouwakkoord niet gaat worden gesproken. Dit dossier van PAS-melders en interimmers ligt nu al bijna vier jaar en er zit nagenoeg geen vooruitgang in. Dit dossier belemmert ook de gebiedsprocessen. Welke stappen zetten de Ministers nu concreet om partijen hierin tegemoet te komen en wat is de voortgang in het proces rondom de legalisering van de PAS-melders en interimmers? Is de Minister voor Natuur en Stikstof bereid om de drempelwaarde die BBB samen met JA21 voorstelt in de initiatiefnota «Snel weg uit de stikstofcrisis», op korte termijn te beoordelen op toepasbaarheid? Daarover gesproken: wanneer kunnen de leden van BBB en JA21 de kabinetsreactie op deze nota tegemoetzien?

Het lid van de BBB-fractie heeft twijfels over de organisatiestructuur zoals deze is gehanteerd bij de onderhandelingen over het Landbouwakkoord. Er is gewerkt met sectortafels en een hoofdtafel. Dit lid heeft diverse signalen ontvangen waaruit blijkt dat stukken die zijn gemaakt aan de sectortafels niet of in gewijzigde vorm arriveren op de hoofdtafel. Onduidelijk is bovendien hoe er keuzes worden gemaakt aan de hoofdtafel. Kennelijk worden sommige stukken aan de hoofdtafel niet eens behandeld. Graag ontvangt dit lid een reflectie van de Minister op dit proces.

Het lid van de BBB-fractie begrijpt dat de partijen aan de hoofdtafel een handtekening zetten onder het akkoord als dit wordt gesloten, maar wat zegt dit dan over de partijen die aan de sectortafels zitten? Als zij niet akkoord gaan, worden zij geacht dan toch akkoord te zijn, omdat ze onderdeel van het proces zijn? Hoe is de keuze voor deze hoofdtafel en de sectortafels tot stand gekomen? Op basis van welke criteria kreeg welke partij waar een plek?

Het lid van de BBB-fractie heeft daarnaast veel signalen gekregen over een enorme tijdsdruk. Bepaalde onderwerpen zijn daarom niet behandeld. Ook heeft dit lid begrepen dat de pijnpunten uit het stikstofdossier niet worden behandeld. Dit lid denkt dat deze kop-in-het-zand-mentaliteit de problemen nog groter gaat maken. Bovendien worden problemen op deze manier verplaatst naar de gebiedsprocessen. Niet alleen is het onmogelijk om daar alle problemen op te lossen, ook is het maar zeer de vraag welke inbreng de agrarische sector daar nog kan leveren. Graag ontvangt dit lid hierop een reactie van de Ministers. Volgens informatie die het lid heeft ontvangen zou aan partijen bovendien mandaat zijn gevraagd om goedkeuring te geven op fiches die nog niet waren gemaakt. Als dit daadwerkelijk het geval is, dan denkt dit lid dat dit proces bepaalt niet heeft bijgedragen aan het herstel van vertrouwen. Graag ontvangt dit lid hierop een reactie van de Minister.

Het lid van de BBB-fractie ziet dat veel zaken feitelijk worden afgewenteld op de gebiedsgerichte aanpak. Op dit moment staan de provincies met lege handen: er is geen geld waar zij al daadwerkelijk over kunnen beschikken, regelingen zijn nog in ontwikkeling en/of wachten op goedkeuring. Helaas gaat de Minister hier in de voorliggende brief niet op in, maar dit lid wil daar wel graag een stand van zaken op ontvangen. Bij deze het verzoek om deze brief te doen toekomen aan de Kamerleden.

Het lid van de BBB-fractie merkt op dat er inmiddels een nieuwe innovatie is toegevoegd aan de zogenaamde Rav-lijst. Het betreft de Lely Sphere en deze staat met een reductie van 77 procent ammoniakuitstoot op stalniveau op de lijst. Tijdens het proces de laatste jaren is meermaals aangegeven dat er geen goedgekeurde innovaties zijn die daadwerkelijk bijdragen aan vermindering van emissies en juridisch houdbaar zijn. Sinds afgelopen maart is dit wezenlijk veranderd en dit lid wil de Minister voor Natuur en Stikstof dan ook vragen om nieuwe scenario’s te maken waarin deze innovatie wordt meegenomen. Kan de Minister deze scenario’s de Kamerleden doen toekomen?

Het lid van de BBB-fractie constateert ten slotte dat er in veel provincies een grote verandering zal plaatsvinden in de samenstelling van de coalities. Deze coalities worden op dit moment gevormd. Zij zullen zich moeten buigen over de gebiedsgerichte aanpak die zij 1 juli aanstaande moeten indienen bij de Minister. Dit lid is van mening dat dit niet op een zorgvuldige manier kan gebeuren. In de voorliggende brief van de Ministers wordt aangegeven dat er een globaal plan mag liggen dat later wordt ingevuld. Echter, een globaal plan is leidend voor het vervolgproces. Dit lid denkt daarom dat het beter is om zorgvuldigheid aan de voorkant te betrachten. Dit lid wil dan ook verzoeken om met het oog op de coalitievorming die gaande is en de zorgvuldigheid van het proces, uitstel te verlenen voor de deadline van 1 juli 2023. Graag ontvangt dit lid hierop een reactie van de Minister.

II Antwoord / Reactie van de Minister


  1. Wijde Meren, «Asielzoekerscentrum Nera Nederhorst den Berg» (https://www.wijdemeren.nl/nera).↩︎

  2. Nieuwe Oogst, 31 maart 2023, «Sectoren stutten Landbouwakkoord, hoofdtafel is nu aan zet» (https://www.nieuweoogst.nl/nieuws/2023/03/31/ketenpartijen-komen-in-actie-voor-betere-vergoeding-voor-boeren).↩︎

  3. Buitenhof, 2 april 2023, «Stikstofimpasse (2 april – Buitenhof – AVROTROS – BNNVARA – VPRO).↩︎

  4. Nieuwe Oogst, 29 maart 2023, «BBB Drenthe wil zware dossiers controversieel laten verklaren» (https://www.nieuweoogst.nl/NIEUWS/2023/03/29/BBB-DRENTHE-WIL-ZWARE-DOSSIERS-CONTROVERSIEEL-LATEN-VERKLAREN).↩︎

  5. Nieuwe Oogst, 30 maart 2023, «Ruim negentig gemeenten willen uitstel provinciale gebiedsplannen» (https://www.nieuweoogst.nl/nieuws/2023/03/30/ruim-negentig-gemeenten-willen-uitstel-provinciale-gebiedsplannen).↩︎

  6. Kamerstuk 33 576, nr. 265 en Kamerstuk 35 334, nr. 265.↩︎

  7. Kamerstuk 29 683, nr. 273.↩︎