[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Het opschorten van de vergunningverlening door de provincie Noord-Brabant en de gepubliceerde natuurdoelanalyses

Schriftelijke vragen

Nummer: 2023D14124, datum: 2023-04-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kv-tk-2023Z05926).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2023Z05926:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023 Vragen gesteld door de leden der Kamer

2023Z05926

Vragen van het lid Bisschop (SGP) aan de Minister voor Natuur en Stikstof over het opschorten van de vergunningverlening door de provincie Noord-Brabant en de gepubliceerde natuurdoelanalyses (ingezonden 4 april 2023).

Vraag 1

Hoe waardeert u het besluit van de provincie Noord-Brabant om naar aanleiding van de natuurdoelanalyses de vergunningverlening op te schorten?1

Vraag 2

Is de veronderstelling juist dat het constateren van een mogelijke verslechtering van beschermwaardige habitats en soorten in een Natura 2000-gebied in de eerste plaats vereist dat passende (beheer)maatregelen op grond van artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn worden genomen en niet dat automatisch de vergunningverlening op grond van artikel 6, derde en vierde lid, van de Habitatrichtlijn wordt opgeschort?

Vraag 3

Hoe gaat u ervoor zorgen dat Programma Aanpak Stikstof (PAS)-knelgevallen in de provincie Noord-Brabant worden gelegaliseerd?

Vraag 4

Hoe moet worden beoordeeld of sprake is van verslechtering? Welke criteria gelden hiervoor? Welke rol spelen de ontwikkeling van typische soorten, de oppervlakte respectievelijk de abiotische factoren daarbij?

Vraag 5

Is de veronderstelling juist dat niet automatisch sprake is van verslechtering als abiotische condities ongunstig zijn?

Vraag 6

Is de veronderstelling juist dat niet automatisch sprake is van verslechtering als het aantal typische soorten minder is dan voor een gunstige staat van instandhouding gewenst is?

Vraag 7

Hoe moeten bij de beoordeling of sprake is van verslechtering negatieve en positieve ontwikkelingen ten opzichte van elkaar worden gewogen?

Vraag 8

Is de veronderstelling juist dat in of op basis van de Brabantse natuurdoelanalyses niet zozeer kan worden vastgesteld dat sprake is van daadwerkelijke verslechtering, maar dat vanwege onvoldoende gegevens over trendmatige ontwikkelingen niet kan worden vastgesteld dat geen sprake is van verslechtering?

Vraag 9

Hoe kan het dat voor de ontwikkeling van de kwaliteit van habitattypen in verschillende gebieden nog steeds geen trend kan worden vastgesteld, terwijl de meeste Habitatrichtlijngebieden reeds sinds vele jaren zijn aangewezen?

Vraag 10

Deelt u de analyse, op basis van de Brabantse natuurdoelanalyses, dat waar daadwerkelijke sprake blijkt te zijn van verslechtering van habitats en soorten in de meeste gevallen hydrologische factoren de achterliggende oorzaak zijn? Is de veronderstelling juist dat het in die gevallen niet nodig is de vergunningverlening wat betreft het aspect stikstofdepositie stil te leggen?

Vraag 11

Waarom wordt de kwaliteit van het habitattype H4030 voor het aspect typische soorten in de Groote Peel beoordeeld als matig en die van het habitattype H7120 als goed, terwijl bij H4030 een hoger percentage typische soorten voorkomt dan bij H7120? Op welke wijze wordt gezorgd voor een vergelijkbare beoordelingswijze voor alle habitattypen en natuurdoelanalyses?

Vraag 12

Waarom worden in veel natuurdoelanalyses de bodemcondities en de ontwikkeling daarvan nauwelijks in beeld gebracht, terwijl de Ecologische Autoriteit daar wel toe heeft opgeroepen in haar advies bij de handreiking voor de natuurdoelanalyses en deze gegevens van belang zijn om iets te kunnen zeggen over de mate waarin stikstofdepositie de natuur beïnvloedt?

Vraag 13

Deelt u de constatering dat in de Brabantse natuurdoelanalyses nauwelijks op basis van meetdata in beeld wordt gebracht op welke wijze en in welke mate stikstofdepositie de ontwikkeling van habitats en soorten negatief beïnvloedt ten opzichte van andere drukfactoren? Acht u dit wenselijk?

Vraag 14

Hoe waardeert u de eerste adviezen van de Ecologische Autoriteit over de natuurdoelanalyses waaruit valt op te maken dat landschapsecologische systeemanalyses ontbreken en onvoldoende zicht wordt gegeven op monitoringsgegevens, waardoor geen goede ecologische analyses gemaakt kunnen worden en er geen goed zicht is op de (relatieve) invloed van actuele stikstofdepositie op de lokale natuur?2

Vraag 15

Hoe gaat u ervoor zorgen dat de natuurdoelanalyses proactief worden verbeterd, gehoord de adviezen van de Ecologische Autoriteit over de eerste natuurdoelanalyses?

Vraag 16

Op welke wijze gaat u uitvoering geven aan de motie van het lid Bisschop (SGP) waarin wordt gevraagd om een programma voor het monitoren van abiotische condities?3

Vraag 17

Wordt, indien sprake is van verslechtering van habitats in Natura 2000-gebieden, het gevoerde natuurbeheer in deze gebieden geëvalueerd?


  1. Provincie Noord-Brabant, 1 maart 2023, «Analyses bevestigen slechte staat natuur Brabant» (https://www.brabant.nl/actueel/nieuws/natuur-en-landschap/2023/analyses-bevestigen-slechte-staat-natuur-brabant).↩︎

  2. Ecologische Autoriteit (www.ecologischeautoriteit.nl).↩︎

  3. Kamerstuk 33 576, nr. 341.↩︎