[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag schriftelijk overleg over de openbare jaarverantwoording eerstelijnscoalitie (Kamerstuk 33578-92)

Eerstelijnszorg

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2023D14205, datum: 2023-04-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2023D14205).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2023Z03873:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2023D14205 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over de uitkomsten van het overleg met de eerstelijnscoalitie over de uitvoering van de openbare jaarverantwoording1.

De voorzitter van de commissie,

Smals

Adjunct-griffier van de commissie,

Heller

Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie 3
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie 3
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie 5
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie 5
II. Reactie van de Minister 6

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over de uitkomsten van het overleg met de eerstelijnscoalitie over de uitvoering van de openbare jaarverantwoording. De leden danken de Minister voor haar brief en hebben hierbij nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat er verschil van inzicht blijft bestaan over de toegevoegde waarde, nut en noodzaak van de openbare jaarverantwoording. In een alternatief voorstel dat door de eerstelijnscoalitie is voorgelegd, wordt gepleit voor een uitzonderingspositie voor de eerstelijnszorg en/of voor kleinere zorgaanbieders tot een bepaalde omzetgrens, omdat de gevraagde tijdsinvestering voor deze groep niet opweegt tegen wat het oplevert. De leden van de VVD-fractie willen dat de zorg zo min mogelijk met onnodige administratieve lasten te maken krijgt, maar dat neemt niet weg dat daar waar publiek geld besteed wordt, er ook een vorm van verantwoording nodig is. Deze leden waarderen de inzet van zowel de eerstelijnscoalitie als de Minister om tot een minimum aan administratieve druk te komen bij deze verantwoording. Zij vragen de Minister wat de onderbouwing is van de kosten en de baten die de eerstelijnscoalitie bij het alternatieve voorstel onderstreept. In hoeverre vinden er door kleine zorgaanbieders onrechtmatigheden plaats met publiek geld?

De leden van de VVD-fractie merken op dat het terugdringen van administratieve lastendruk een prioriteit is binnen het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Er lopen hier verscheidene trajecten voor, waaronder «(Ont)regel de Zorg». Deze leden ontvangen berichten dat vooral kleine zorgaanbieders worstelen met de complexe formulieren voor de jaarverantwoording en hebben hier ook geen capaciteit voor. Hoe wil de Minister deze kleinere zorgaanbieders hierin ondersteunen?

Voor de leden van de VVD-fractie is het verlagen van de administratieve lastendruk een belangrijk onderwerp en zij merken op dat er vanuit de overheid al acties zijn gestart om dit daadwerkelijk te verlagen, maar dat dit in de praktijk niet altijd tot uitvoering wordt gebracht. Hierbij valt de denken aan de afschaffing van de 5-minutenregistratie in de wijkverpleging. Kan de Minister aangeven waarom het in de praktijk niet tot uitvoering komt? En wat kan de Minister doen om dit soort voorstellen gewoon tot effectief resultaat te brengen, waardoor in de praktijk administratieve lasten dalen, in plaats van steeds met ideeën te moeten komen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister omtrent de openbare jaarverantwoording en de daarbij horende stukken. Allereerst willen zij benadrukken dat het teleurstellend is dat de Minister er niet in is geslaagd om gezamenlijk met de eerstelijnscoalitie te komen tot een overeenstemming over de nut en noodzaak van de jaarverantwoording. Er is veel moeite gestoken om draagvlak te creëren en in gezamenlijkheid afspraken te maken, maar er is een blijvend verschil van inzicht ontstaan over het instrument. Daarnaast hebben de leden van de D66-fractie nog enkele vragen naar aanleiding van de brief van de Minister.

De leden van de D66-fractie constateren dat de Minister solopraktijken uitzondert van de jaarverantwoordingsplicht tenzij een waarnemer wordt ingezet tijdens afwezigheid van de zorgverlener. In de praktijk denken genoemde leden dat dit betekent dat bijna iedere solopraktijkhouder onder de verplichting valt. Vaak wordt bij vakantie of ziekte iemand ingehuurd, waarmee de continuïteit van zorg voor cliënten wordt geborgd. Dat betekent dat solopraktijken, zoals bijvoorbeeld veel logopedisten, tóch worden geconfronteerd met de verantwoordingsplicht. Kan de Minister hierop reflecteren? Is zij het met de leden van de D66-fractie eens dat dit een negatief effect kan hebben op het nu al dreigende tekort aan logopedisten? En is de Minister het met de leden van de D66-fractie eens dat dit een ongewenste prikkel kan veroorzaken, namelijk dat solopraktijkhouders dan maar geen waarnemer inhuren, waardoor de continuïteit van zorg wordt belemmerd?

De Minister schrijft dat als er onbedoelde disproportionele effecten optreden met de invoering van deze jaarverantwoording, dit ter sprake zal komen in de commissie. De leden van de D66-fractie geven er de voorkeur aan dat de Minister zelf, proactief onderzoekt of de jaarverantwoording geen onbedoelde effecten met zich meebrengt. Zo wordt in het meegestuurde onderzoek van bureau Improven een tijdsdruk-inschatting gemaakt. De leden van de D66-fractie willen van de Minister weten of zij bereid is om een invoeringstoets na een jaar (na invoering) te laten uitvoeren en of zij onder andere lettend op de tijdsdruk waar nodig zal bijsturen.

In de brief van de Minister staat het volgende: «Ik realiseer mij dat er, zoals de eerstelijnscoalitie heeft aangegeven, opmerkingen te maken zijn over de wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd, maar dat tast de conclusies niet aan.» De leden van de D66-fractie willen graag van de Minister een toelichting wat voor opmerkingen dit zoal zijn en waarom zij ervan overtuigd is dat deze geen invloed hebben op de conclusies van het onderzoek.

De leden van de D66-fractie zijn blij dat er werk gemaakt is van digitale voorlichting over de nieuwe wijze van jaarverantwoording. Echter, deze leden willen graag van de Minister weten welke niet-digitale voorlichting er is voor zorgaanbieders. Kan de Minister ook reflecteren of zij een hulplijn, bijvoorbeeld bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), nuttig acht om zorgaanbieders te ondersteunen bij de verantwoording?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik om enkele aanvullende vragen te stellen over de brief van de Minister. Hoe staat het bijvoorbeeld met de toezegging aan het lid Van den Berg in het najaar van 2022 om te kijken hoe verantwoording aan de NZa, Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en zorgverleners eenduidiger kan worden omdat ze nu dezelfde zaken net iets anders vragen?

De leden van de CDA-fractie hebben begrepen dat de kwaliteit van het onderzoek van het bureau Improven onvoldoende is, omdat de conclusies zijn gebaseerd op de inschatting van de onderzoekers en de inbreng van slechts één zorgverlener. Kan de Minister hierop reflecteren? Klopt het dat de eerstelijnscoalitie nog altijd geen schriftelijke reactie heeft gehad op hun alternatieve voorstel? Kan de Minister toelichten waarom niet? Klopt het dat de reactie van de coalitie van accountants op het Improven-rapport ook negatief was? Is de Minister vervolgens opnieuw het gesprek met de eerstelijnscoalitie aangegaan? Zo ja, hoe verliep dat? Zo nee, waarom niet?

De leden van de het CDA-fractie vernemen dat de eerstelijnscoalitie signalen krijgt van zorgverleners die sterk overwegen niet aan de verplichtingen rondom de jaarverantwoording te voldoen, ondanks de bekendheid met de eventuele sancties. Sommigen van hen roepen actief op tot burgerlijke ongehoorzaamheid. Hoe duidt de Minister het ontbreken van het algemene draagvlak voor de jaarverantwoordingsplicht onder zorgaanbieders voor wie deze verplichting nieuw is?

Herkent de Minister berichten uit het veld dat de grens van 25 personen voor een verplichte Raad van Toezicht te laag is en dat bijvoorbeeld huisartsenpraktijken daarom nu niet willen uitbreiden terwijl dat wel goed zou zijn voor het zorgaanbod?

De eerstelijnscoalitie krijgt van haar achterban concrete voorbeelden die laten zien dat de jaarverantwoordingsplicht in de praktijk veel vragen en onduidelijkheden oproept. De NZa-vragenlijst bevat vele onduidelijkheden voor zorgaanbieders. De handreikingen die de NZa heeft ontwikkeld ter ondersteuning van het invullen van de NZa-vragenlijst blijken onvoldoende behulpzaam. Ook de accountants- en administratiekantoren gespecialiseerd in de zorgsector signaleren voor het financiële gedeelte van de jaarverantwoording de nodige serieuze uitvoeringsproblemen; dit in verband met de capaciteit en gestelde deadlines. Onderkent de Minister dit? Als inhoudelijk voorbeeld noemen zij onder meer de verplichting de jaarrekening op te maken op commerciële waarderingsgrondslagen. Het opstellen van een «fiscale jaarrekening» is tot dusver gebruikelijk en onder meer geschikt voor de belastingaangifte. De kantoren geven aan dat de verplichte «stelselwijziging» op basis van de Regeling openbare jaarverantwoording Wet Marktordening Gezondheidszorg (WMG) veel impact heeft. Het maakt extra toelichten en herrekenen noodzakelijk, hetgeen (sterk) kostenverhogend werkt. Aan de andere kant levert het ook geen reëler beeld op van de marge van de zorgaanbieder. Vaak zelfs in tegendeel. Hoe beoordeelt de Minister bovenstaande signalen?

Op welke termijn vindt de invoering plaats van de voorgenomen tijdelijke verruiming van de openbaarmakingstermijnen (behandeling Verzamelwet en uitwerking in ministeriële regeling)? Immers, de deadline voor het indienen van een uitstelverzoek bij de NZa voor zorgaanbieders die wel voor 1 juni 2023 openbaar dienen te maken is op 31 maart al verstreken en is beperkt tot overmachtssituaties. In het verlengde daarvan vragen de leden van de CDA-fractie of de Minister voornemens is de genoemde tijdelijke verruiming in een later stadium structureel door te voeren. De door de accountants- en administratiekantoren geschetste structurele problematiek die ten grondslag ligt aan het verzoek om verruiming, zal na twee jaar tijdelijke verruiming niet verholpen zijn.

Voor eenmanszaken is de financiële verantwoording beperkt tot een aantal financiële ratio’s, zoals de liquiditeit en solvabiliteit, waardoor bijvoorbeeld het individuele inkomen van de eigenaar niet openbaar wordt gemaakt. Dit punt speelt evenzeer voor zorgaanbieders die slechts enkele praktijkhouders kennen, maar ook voor Bv’s met één of meerdere directeur-grootaandeelhouders (DGA’s). Voor bijvoorbeeld duo maatschappen is zeer eenvoudig het inkomen van de beide maten te herleiden. Heeft de Minister oog voor de risico’s die de openbare financiële verantwoording met zich meebrengt voor de privacy en de veiligheid van zorgaanbieders (anders dan eenmanszaken) die een jaarrekening moeten publiceren? Hoe duidt de Minister dit in het licht van de recente ontwikkelingen ten aanzien van openbaarheid van gegevens in het UBO-register en hoe daarover is geoordeeld door het Hof van Justitie van de Europese Unie, met name in de context van toenemende agressie tegen (eerstelijns)zorgverleners?

Volgens de Minister vallen solopraktijken niet onder de jaarverantwoordingsplicht tenzij een waarnemer wordt ingezet tijdens afwezigheid van de zorgverlener. In de praktijk betekent dit toch dat iedere solopraktijkhouder onder de verplichting valt? Het is immers gebruikelijk om bij vakanties of ziekte een waarnemer in te huren, waarmee de continuïteit van zorg voor cliënten wordt geborgd. Dat is van grote betekenis voor uiteenlopende groepen patiënten en cliënten. Met het oog op het bovenstaande, zouden genoemde leden graag een reactie van de Minister krijgen op dit specifieke punt.

De eerstelijnscoalitie krijgt signalen dat solisten die niet jaarverantwoordingsplichtig zijn, zich hiervoor actief dienen «af te melden» bij het CIBG. Dit dient blijkbaar te gebeuren middels een contactformulier op de website van het CIBG, met daarbij vermelding van KvK-nummer alsmede de reden van afmelding. Voor de eerstelijnscoalitie en hun achterbannen komt dit volledig uit het niets. Los daarvan, kan het toch niet de bedoeling zijn dat wanneer er géén jaarverantwoordingsplicht geldt, deze groep alsnog administratieve handelingen dient te verrichten, om zich hiervoor af te melden? Immers, op grond van wet- en regelgeving vallen zij toch niet onder deze verplichting.

Klopt het dat huisartsen aan de belastingdienst allerlei informatie over zzp-ers moeten aanleveren die ze niet voorhanden hebben in verband met de renseigneringsverplichting? Wat betekent dit voor de administratieve lastendruk van de huisartsen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie constateren dat de eerstelijnscoalitie forse kritiek heeft geleverd op de analyse van Improven. Kan de Minister met een reactie komen op deze kritiek? De eerstelijnscoalitie stelt onder andere dat er slechts één zorgaanbieder is geïnterviewd. Klopt dit?

De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken. Genoemde leden hebben twee uitgangspunten: fraude aanpakken enerzijds en de regeldruk verminderen anderzijds. Tijdens de behandeling van de Wet Toetreding Zorgaanbieders benadrukte beide indieners dat de wet ook proportioneel moet zijn wat betreft fraude en verantwoording. Wat deze leden betreft vraagt dit om een praktische aanpak. Het feit dat de onderzoekers in onderliggend rapport de regeldruk niet hebben getoetst in de praktijk omvat precies de kern waar het in dezen mis is gegaan, aldus genoemde leden. Waarom heeft dit onderzoek geen daadwerkelijke praktijktoets gedaan, vragen zij de Minister. Recent nog constateerde de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) dat de eerstelijnszorg enorm onder druk staat.

De leden van de GroenLinks- én PvdA-fractie vragen de Minister tevens wat de toegevoegde waarde is van openbare jaarverantwoording voor de huisartsenpraktijken. Zij hebben een contract met een zorgverzekeraar en worden gecontroleerd door een accountant.

Genoemde leden vragen de Minister of de meeste administratieve lasten voortkomen vanuit de openbare vragenlijst. Vanuit welk wetsartikel is deze openbare vragenlijst verplicht? Kan de Minister bevestigen dat de openbare vragenlijst niet voortvloeit uit het amendement Ellemeet c.s.? Immers spreekt het voornoemde amendement enkel over financiële verantwoording en stelt het volledig aan te sluiten bij de bestaande administratie.

II. Reactie van de Minister


  1. Kamerstuk 33 578, nr. 92.↩︎