[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

36275, eindtekst

Regels aangaande een tijdelijke uitwisseling van persoonsgegevens ter identificering van de ouders die gedupeerd zijn als gevolg van problemen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag en geconfronteerd zijn met uithuisplaatsing van kinderen (Tijdelijke wet uitwisseling persoonsgegevens UHP KOT)

Eindtekst

Nummer: 2023D14317, datum: 2023-04-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2022Z25170:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten-

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

4 april 2023

Regels aangaande een tijdelijke uitwisseling van persoonsgegevens ter identificering van de ouders die gedupeerd zijn als gevolg van problemen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag en geconfronteerd zijn met uithuisplaatsing van kinderen (Tijdelijke wet uitwisseling persoonsgegevens UHP KOT)
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om regels te stellen over een tijdelijke uitwisseling van persoonsgegevens van de bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag gedupeerde ouders en hun uithuisgeplaatste kinderen en deze regels onder te brengen in één wet;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze wet wordt verstaan onder:

Burgerlijk Wetboek (oud): het Burgerlijk Wetboek zoals dat gold in de periode tussen 1 januari 2005 en 1 januari 2015;

commissie: de Commissie onderzoek uithuisplaatsingen in relatie tot de toeslagenaffaire, bedoeld in artikel 2 van het Instellingsbesluit;

gecertificeerde instelling: gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

gedupeerde aanvrager van een kinderopvangtoeslag: de aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel en daarvoor voor 1 januari 2024 een aanvraag heeft ingediend of recht heeft op toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in de Wet van 2 november 2022, houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen) (Stb. 2022, 433);

gerechten: de rechtbanken en de gerechtshoven;

instelling of dienst: een instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of dienst met taken op het terrein van onderzoek;

Instellingsbesluit: Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming, de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris Financiën – Toeslagen en Douane van 30 januari 2023, nr. 4437273, houdende instelling van de commissie onderzoek naar uithuisplaatsingen in relatie tot de toeslagenaffaire (Instellingsbesluit Commissie onderzoek uithuisplaatsingen in relatie tot de toeslagenaffaire);

kind van een gedupeerde aanvrager van een kinderopvangtoeslag: kind of pleegkind, zoals omschreven in de Wet van 2 november 2022, houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen) (Stb. 2022, 433), van een gedupeerde aanvrager van een kinderopvangtoeslag;

kind waarvoor een verzoek tot uithuisplaatsing is gedaan: de persoon waarvoor in de periode vanaf 1 januari 2005 een verzoek is gedaan dat strekt tot:

a. het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige als bedoeld in artikel 265b van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek of als bedoeld in artikel 261 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (oud);

b. het beëindigen van het ouderlijk gezag over een minderjarige als bedoeld in artikel 266, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek of het ontheffen of ontzetten van een ouder van de ouderlijke macht over dan wel het gezag over een of meer van zijn kinderen als bedoeld in de artikelen 266 en 269 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (oud); of

c. het verlenen van een machtiging om de jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven als bedoeld in de artikelen 6.1.2, 6.1.3 of 6.1.4 van de Jeugdwet of het verlenen van een machtiging om een jeugdige in een accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven als bedoeld in de artikelen 29b en 29c van de Wet op de Jeugdzorg.

Onze Minister: Onze Minister voor Rechtsbescherming;

ouder: een ouder of stiefouder van een kind of een ander die het kind als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt of heeft verzorgd en opgevoed;

UHP KOT-kind: het uithuisgeplaatste kind van een UHP KOT-ouder;

UHP KOT-ouder: een gedupeerde aanvrager van een kinderopvangtoeslag, die tevens ouder is van het uithuisgeplaatste kind;

uithuisgeplaatst kind: de persoon waarvoor in de periode vanaf 1 januari 2005:

a. een machtiging tot uithuisplaatsing als bedoeld in artikel 265b van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek of als bedoeld in artikel 261 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (oud), is verleend;

b. van zijn ouder het ouderlijk gezag is beëindigd als bedoeld in artikel 266, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek of zijn ouder van de ouderlijke macht dan wel het gezag is ontheven of ontzet als bedoeld in de artikelen 266 en 269 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (oud); of

c. een machtiging is verleend om de jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven als bedoeld in de artikelen 6.1.2, 6.1.3 of 6.1.4 van de Jeugdwet of een machtiging is verleend om een jeugdige in een accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven als bedoeld in de artikelen 29b en 29c van de Wet op de Jeugdzorg.

Artikel 2 Taak en doel verstrekken en verwerken van persoonsgegevens

1. Onze Minister heeft, ten behoeve van de in het tweede lid bedoelde doelen, tot taak:

a. het verkrijgen van inzicht in de groep van UHP KOT-ouders en de UHP KOT-kinderen;

b. het doen van een ondersteuningsaanbod aan de UHP KOT-ouders, en

c. het informeren van UHP KOT-ouders en UHP KOT-kinderen als bedoeld in artikel 9.

2. Deze wet strekt ertoe de volgende doelen voor verwerking en verstrekking van persoonsgegevens vast te stellen:

a. het verkrijgen van inzicht in de groep van UHP KOT-ouders en de UHP KOT-kinderen;

b. het doen van een ondersteuningsaanbod aan de UHP KOT-ouders;

c. het reflecteren op het eigen handelen door de raad voor de kinderbescherming, gecertificeerde instellingen en de gerechten inzake de dossiers van de UHP KOT-kinderen;

d. het kunnen verrichten van wetenschappelijk onderzoek al dan niet op verzoek van de commissie of Onze Minister of het verrichten van onderzoek door de commissie, naar de samenhang van de problemen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag en de uithuisplaatsing van UHP KOT-kinderen, en

e. het informeren van UHP KOT-ouders en UHP KOT-kinderen als bedoeld in artikel 9 over wat er met de persoonsgegevens is gedaan.

Artikel 3 Verstrekken persoonsgegevens door de Belastingdienst/Toeslagen aan Onze Minister

De Belastingdienst/Toeslagen verstrekt aan Onze Minister de burgerservicenummers, namen, geboortedata, geslacht en adresgegevens van de gedupeerde aanvragers van een kinderopvangtoeslag en hun kinderen, ten behoeve van de in artikel 2, tweede lid, genoemde doelen.

Artikel 4 Verstrekken persoonsgegevens door de raad voor de kinderbescherming, de Raad voor de rechtspraak en de gerechten aan Onze Minister

1. De raad voor de kinderbescherming verstrekt aan Onze Minister de burgerservicenummers, namen, geboortedata, geslacht en adresgegevens van de kinderen waarvoor een verzoek tot uithuisplaatsing is gedaan en de uithuisgeplaatste kinderen, ten behoeve van de in artikel 2, tweede lid, genoemde doelen.

2. De Raad voor de rechtspraak en de gerechten verstrekken aan Onze Minister de burgerservicenummers, namen, geboortedata, geslacht en adresgegevens van de kinderen waarvoor een verzoek tot uithuisplaatsing is gedaan en de uithuisgeplaatste kinderen, en de door de gerechten ten behoeve van die kinderen aangemaakte zaaknummers, ten behoeve van de in artikel 2, tweede lid, genoemde doelen.

Artikel 5 Totstandkoming lijsten van UHP KOT-kinderen en UHP KOT-ouders door Onze Minister

1. Onze Minister draagt zorg voor een lijst van UHP KOT-kinderen en een lijst van UHP KOT-ouders, door de op grond van artikel 3 van de Belastingdienst/Toeslagen ontvangen persoonsgegevens te koppelen aan de op grond van artikel 4 van de raad voor de kinderbescherming en de Raad voor de rechtspraak en de gerechten ontvangen persoonsgegevens, ten behoeve van de in artikel 2, tweede lid, genoemde doelen.

2. De lijst van UHP KOT-ouders bestaat uit de burgerservicenummers, namen, geslacht en adresgegevens van de UHP KOT-ouders.

3. De lijst van UHP KOT-kinderen bestaat uit de burgerservicenummers en geboortedata van de UHP KOT-kinderen.

Artikel 6 Verstrekken lijst van UHP KOT-kinderen door Onze Minister aan de organisaties

1. Onze Minister verstrekt aan de gecertificeerde instellingen de lijst van UHP KOT-kinderen, ten behoeve van de in artikel 2, tweede lid, onderdelen a, c en d, genoemde doelen.

2. Onze Minister verstrekt aan de raad voor de kinderbescherming, de Raad voor de rechtspraak en de gerechten de lijst van UHP KOT-kinderen, ten behoeve van de in artikel 2, tweede lid, onderdelen c en d, genoemde doelen.

3. Onze Minister verstrekt de lijst van UHP KOT-kinderen aan de in het eerste en tweede lid genoemde organisaties tenminste zes weken na het doen van een ondersteuningsaanbod aan de UHP KOT-ouders.

4. Onze Minister kan de lijst van UHP KOT-kinderen verstrekken aan een instelling of dienst, ten behoeve van het in artikel 2, tweede lid, onderdeel d, genoemde doel.

Artikel 7 Commissie onderzoek uithuisplaatsingen in relatie tot de toeslagenaffaire

1. Onze Minister verstrekt aan de commissie de lijst van UHP KOT-ouders en de lijst van UHP KOT-kinderen, ten behoeve van het in artikel 2, tweede lid, onderdeel d, genoemde doel. Onze Minister verstrekt de lijst van UHP KOT-ouders en de lijst van UHP KOT-kinderen aan de commissie tenminste zes weken na het doen van een ondersteuningsaanbod aan de UHP KOT-ouders.

2. De raad voor de kinderbescherming en de gecertificeerde instelling geven, op verzoek van de commissie, aan de commissie of aan de instelling of dienst waaraan de commissie een verzoek heeft gedaan inzage in het dossier van een UHP KOT-kind, ten behoeve van het uitvoeren van de taak, bedoeld in artikel 2 van het Instellingsbesluit. Op een dergelijk verzoek gedaan aan de Raad voor de rechtspraak of het gerecht kan inzage worden gegeven in het dossier van een UHP KOT-kind. Indien de Raad voor de rechtspraak of het gerecht geen inzage geven in het dossier van een UHP KOT-kind en de commissie of de instelling of dienst waaraan de commissie een verzoek heeft gedaan Onze Minister hiervan op de hoogte stelt, verzoekt Onze Minister de Raad voor de rechtspraak of het gerecht dat geen inzage geeft in het dossier van een UHP KOT-kind om een motivering en informeert Onze Minister de Tweede Kamer van de Staten-Generaal terstond over dit verzoek en de reactie van de Raad voor de rechtspraak of het gerecht.

3. De verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens door de commissie is de voorzitter van de commissie.

4. Gelet op artikel 9, tweede lid, aanhef en onder g, en artikel 10 van de Algemene verordening gegevensbescherming mag de commissie of de instelling of dienst waaraan de commissie een verzoek heeft gedaan bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in artikel 1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming verwerken indien:

a. de verwerking door de commissie noodzakelijk is ten behoeve van de taak, bedoeld in artikel 2 van het Instellingsbesluit en artikel 2, tweede lid, onderdeel d, en

b. de betrokkene uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor de verwerking van die persoonsgegevens of indien het vragen van uitdrukkelijke toestemming onmogelijk blijkt of een onevenredige inspanning vergt, en

c. er voldoende aanvullende passende en specifieke waarborgen zijn genomen ter bescherming van de grondrechten en fundamentele belangen van de betrokkenen.

5. Indien de commissie gegevens over de gezondheid verwerkt, is artikel 30, vierde lid, van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming van overeenkomstige toepassing.

6. In het eindrapport van de commissie wordt aangegeven op welke wijze de commissie de bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard heeft verwerkt.

7. In het eindrapport van de commissie worden geen tot personen herleidbare gegevens opgenomen.

Artikel 8 Vernietiging persoonsgegevens UHP KOT-ouders en UHP KOT-kinderen

1. Onmiddellijk na ontvangst van de op grond van artikel 6, eerste lid, verstrekte lijst van UHP KOT-kinderen, vernietigt de gecertificeerde instelling de persoonsgegevens van de UHP KOT-kinderen waarbij de gecertificeerde instelling niet betrokken is of is geweest.

2. Onze Minister verwijdert de persoonsgegevens van een UHP KOT-ouder van de lijst van UHP KOT-ouders, op een daartoe strekkend verzoek van die UHP KOT-ouder. Op verzoek van Onze Minister vernietigt de commissie de op grond van deze wet verstrekte persoonsgegevens van die UHP KOT-ouder van de lijst van UHP KOT-ouders.

3. Onze Minister verwijdert de persoonsgegevens van een UHP KOT-kind van de lijst van UHP KOT-kinderen, op een daartoe strekkend verzoek van de UHP KOT-ouder van dat kind, op een daartoe strekkend verzoek van de wettelijk vertegenwoordiger van dat UHP KOT-kind jonger dan zestien jaren of op een daartoe strekkend verzoek van dat UHP KOT-kind van zestien jaren of ouder. Op verzoek van Onze Minister vernietigen de in deze wet genoemde organisaties de op grond van deze wet verstrekte persoonsgegevens van dat UHP KOT-kind van de lijst van UHP KOT-kinderen.

Artikel 9 Rapportage over het gebruik van persoonlijke gegevens

Voordat Onze Minister en de in deze wet genoemde organisaties overgaan tot het vernietigen van de persoonsgegevens als bedoeld in artikel 10, stellen zij de UHP KOT-ouders en de UHP KOT-kinderen van wie de persoonsgegevens zijn gebruikt er schriftelijk in begrijpelijke taal van op de hoogte:

a. dat deze wet komt te vervallen;

b. dat de lijsten en persoonsgegevens worden vernietigd;

c. voor welke doelen de persoonsgegevens mogelijk gebruikt zijn, en

d. welke resultaten er bekend zijn naar aanleiding van reflectie of verricht onderzoek als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdelen c en d.

Artikel 10 Vernietiging persoonsgegevens vóór het vervallen van de wet

Onze Minister en de in deze wet genoemde organisaties vernietigen vóór het vervallen van de wet de op grond van deze wet verstrekte persoonsgegevens, de lijst van UHP KOT-kinderen en de lijst van UHP KOT-ouders.

Artikel 11 Inwerkingtreding en verval

1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en vervalt op 1 januari 2025.

2. Het tijdstip waarop deze wet vervalt kan bij koninklijk besluit telkens met twee jaren worden verlengd indien daarvoor dringende redenen zijn die samenhangen met de uitoefening van de taak, bedoeld in artikel 2, eerste lid, of het bereiken van de doelen, bedoeld in artikel 2, tweede lid. Een verlenging kan ten hoogste drie maal plaatsvinden.

3. De voordracht voor het koninklijk besluit wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers van de Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 12 Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Tijdelijke wet uitwisseling persoonsgegevens UHP KOT.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Rechtsbescherming,

De Minister voor Rechtsbescherming,