Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over afschrift van de adviesaanvraag aan de raad voor cultuur over de vernieuwing van het cultuurbestel vanaf 2029 (Kamerstuk 32820-429)
Nieuwe visie cultuurbeleid
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2023D14874, datum: 2023-04-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 5
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2023D14874).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VVD)
- Mede ondertekenaar: C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2023Z04336:
- Indiener: G. Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-03-16 13:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-03-23 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-04-07 10:00: Afschrift van de adviesaanvraag aan de raad voor cultuur over de vernieuwing van het cultuurbestel vanaf 2029 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-06-01 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-06-08 15:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2023D14874 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 14 maart 2023 inzake afschrift van de adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur over de vernieuwing van het cultuurbestel vanaf 2029 (Kamerstuk 32 820, nr. 492).
De voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie,
Bosnjakovic
Inhoud
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
• Inbreng van de leden van de VVD-fractie
• Inbreng van de leden van de D66-fractie
• Inbreng van de leden van de CDA-fractie
• Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
II Antwoord/reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het afschrift van de adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur over de vernieuwing van het cultuurbestel vanaf 2029. Deze leden moedigen het aan dat vernieuwing plaatsvindt. Daarnaast zijn ze erg blij te lezen dat in de aanvraag aandacht gevraagd wordt voor niet alleen de starters/amateurs en professionals, maar ook een expliciete uitvraag gedaan wordt naar de behoefte van mid-career talenten. Deze groep op de juiste wijze ondersteunen, draagt bij aan het opleiden van succesvolle, zelfvoorzienende culturele en creatieve makers. Wel zijn deze leden van mening dat in de aanvraag te weinig aandacht is voor innovatie, maatschappelijke impact en cultureel ondernemerschap. Zij hebben daarom nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd hoe de Staatssecretaris weegt dat een zeer ruime Kamermeerderheid zich middels de motie van het lid Van Strien1 heeft uitgesproken om innovatie, ondernemerschap en maatschappelijke impact meer mee te wegen in de nieuwe BIS2-periode. Is de Staatssecretaris het met de leden eens dat langdurige borging van deze drie onderdelen daarmee wenselijk is? Zo ja, op welke manier komt dit terug in de adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur voor de opvolgende periode? En komen alle drie deze onderdelen daarmee voldoende terug? Zo nee, waarom niet? Op welke manier interpreteert de Staatssecretaris de wens van de Kamer?
De leden van de VVD-fractie constateren dat het begrip «maatschappelijke betekenis» wel meerdere keren voor komt in de voorliggende brief. Heeft dit begrip dezelfde betekenis als «maatschappelijke impact»? Zo ja, kan de Staatssecretaris een definitie geven van «maatschappelijke betekenis»? Zo nee, wat zijn de verschillen tussen beide begrippen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat cultureel ondernemers eenmaal genoemd worden wanneer het gaat om toegang tot financieringsmogelijkheden. Deze leden onderschrijven het belang hiervan, maar verzoeken de Staatssecretaris ook te laten onderzoeken welke andere barrières er voor cultureel ondernemers zijn en hoe deze opgelost kunnen worden in het nieuwe stelsel. Daarnaast zijn zij van mening dat cultureel ondernemerschap ook bij uitstek gestimuleerd moet worden bij gesubsidieerde instellingen. Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren? En is de Staatssecretaris bereid om de adviesaanvraag te verbreden op dit thema?
De leden van de VVD-fractie lezen ook dat er wel aandacht besteed wordt aan ontwikkelingen en trends binnen het veld, maar innovatie wordt als concreet aandachtspunt slechts kort genoemd. Is de Staatssecretaris van mening dat innovaties en innovatieve vormen van cultuurbeoefening, buiten de vier muren van een museum of theater juist bij kan dragen aan de door haar gestelde doelen in de brief? Zo ja, dient innovatie dan niet een veel centralere rol te krijgen in de adviesaanvraag om zo deze gestelde doelen, zoals het verbreden van cultuurbeoefening, aan te jagen? Is de Staatssecretaris eveneens bereid om de adviesaanvraag op dit thema te verbreden?
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris aan de Raad voor Cultuur over de vernieuwing van het cultuurbestel vanaf 2029. Het stemt deze leden positief te lezen dat de Staatssecretaris voornemens is werk te maken van een brede vernieuwing van het cultuurbestel vanaf 2029. Zij delen veel van de vragen van de Staatssecretaris over de toegankelijkheid van cultuur, cultuurdeelname, het gelijke speelveld van de cultuurmarkt en de markttoegankelijkheid voor makers. Het is bovendien goed dat de Staatssecretaris aandacht vraagt voor cultuurdeelname van jongeren, de regionale spreiding van cultuur en cultuur op Caribisch Nederland. Deze leden zien uit naar op de adviezen van de Raad voor Cultuur en de kabinetsreactie daarop.
De leden van de D66-fractie delen de mening van de Staatssecretaris dat kunst en cultuur onmisbaar zijn voor de samenleving. Het recht op kunst en cultuur is derhalve opgenomen in artikel 27 in de UVRM3, alsmede de noodzaak om cultuur te beschermen4: «Eenieder heeft het recht om vrijelijk deel te nemen aan het culturele leven van de gemeenschap, om te genieten van kunst....». Het recht op kunst en cultuur zou, als onderdeel van de vernieuwingsagenda van de Staatssecretaris, in lijn met de UVRM, ook in de Nederlandse wetgeving steviger vastgelegd kunnen worden. Deelt de Staatssecretaris deze visie en is zij van mening dat er mogelijkheden zijn om in de huidige wetgeving de toegankelijkheid van cultuur verder te bevorderen? Is de Staatssecretaris bereid ook hier advies over te vragen bij de Raad voor Cultuur, en dit aan haar adviesaanvraag toe te voegen?
De leden van de D66-fractie merken op dat de afgelopen tijd het in toenemende mate gaat over de regionale spreiding van cultuur en over de samenwerking tussen het Rijk, de gemeenten, de provincies en het culturele veld zelf. Ook over de toekomstige positie van de stedelijke cultuur regio’s bestaan vragen. Deze leden vragen of de Staatssecretaris het gehele stelsel, met de daarbij behorende samenhang tussen álle spelers, binnen en buiten het gesubsidieerde stelsel, meeneemt om de vernieuwingsslag succesvol te maken.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur over de vernieuwing van het cultuurbestel vanaf 2029. Deze leden hebben daarover de volgende vragen.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Staatssecretaris stelt dat het Rijk de afgelopen jaren samen met andere overheden stappen heeft gezet om te zorgen voor een betere spreiding en bereikbaarheid van het cultureel aanbod. Deze leden vragen de Staatssecretaris in dit verband te reageren op de conclusies van het recent verschenen adviesrapport van de Rli5, de ROB6 en de RVS7, «Elke regio telt! Een nieuwe aanpak van verschillen tussen regio’s»: «Volgens de mensen met wie wij spraken is de schaarste van het cultuuraanbod in toenemende mate een probleem. Voor de instandhouding van culturele voorzieningen zoals theaters en musea in de regio, is een divers aanbod cruciaal. Een bloeiend cultureel leven is binnen de regio echter moeilijk overeind te houden wanneer het aanbod zich steeds meer concentreert in stedelijke kernen.»8
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Staatssecretaris benadrukt, dat zij het belangrijk vindt om verder te kijken dan de spreiding van bestaande fysieke voorzieningen. Deze leden vragen de Staatssecretaris te bevestigen, dat er in de eerste plaats gekeken moet worden naar de spreiding van bestaande fysieke voorzieningen. Zij vragen de Staatssecretaris nader in te gaan op het advies van de Rli, de ROB en de RVS: «Om in heel Nederland een acceptabel niveau van brede welvaart te kunnen waarborgen, zal een basis van maatschappelijke voorzieningen en sociale verbindingen het ijkpunt moeten zijn. Alleen als onderwijs, zorg, werk, cultuuraanbod en publieke ontmoetingsruimten bereikbaar en toegankelijk zijn voor de bewoners, kunnen regio’s zich op een gezonde manier ontwikkelen en vitaal blijven. Dat betekent niet dat Nederland er overal hetzelfde uit moet gaan zien, maar wel dat een basis voor vitale gemeenschappen moet worden gegarandeerd. Hoe die basis van bereikbare voorzieningen er in elke regio uitziet, kan verschillen en is afhankelijk van de specifieke regionale structuur, het regionale karakter en de behoeften van bewoners. Een mogelijke benadering is het expliciteren van een norm voor de bereikbaarheid of beschikbaarheid van een bepaalde basisvoorziening, vergelijkbaar met de aanrijdtijden voor brandweer en ambulances.»9 Is de Staatssecretaris bereid de Raad voor Cultuur op dit punt om advies te vragen?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Staatssecretaris stelt, dat de andere overheden een belangrijke partner zijn. Daarom vraagt zij de Raad voor Cultuur hen te betrekken bij zijn advies. Tegelijkertijd kondigt de Staatssecretaris aan dat dat zij het advies van de Raad voor Cultuur in overleg met haar medebestuurders gebruikt voor de inrichting van het cultuurbestel vanaf 2029. Wat is precies de rol van de medeoverheden, zo vragen deze leden. Worden medeoverheden betrokken bij het advies of worden medeoverheden betrokken bij de opvolging van het advies?
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling de adviesaanvraag gelezen van de Staatssecretaris aan de Raad voor Cultuur. Deze leden hebben nog enkele vragen hieromtrent. Allereerst vragen zij hoe de adviesaanvraag verband houdt met visiestukken vanuit het veld zelf. Denk bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend, aan het initiatief Kunsten 203010. Tevens merken de voornoemde leden op dat de adviesaanvraag zich primair richt op het gesubsidieerde deel van de sector. Moet een brede toekomstvisie op de culturele en creatieve sector niet de basis zijn voor de vernieuwing van het cultuurbestel vanaf 2029? Deze leden vragen hoe de samenhang tussen Rijk, provincies en gemeenten wordt meegenomen in de adviesaanvraag. Zij benadrukken het belang van een betere regiospreiding rondom culturele middelen. Het is evident dat verschillende regio’s op gebied van culturele voorzieningen minder financiële middelen ontvangen ten opzichte van anderen. In hoeverre onderschrijft de Staatssecretaris het stimuleren van een landelijk dekkend netwerk van bereikbare en beschikbare culturele voorzieningen? Tevens vragen deze leden of de Raad voor Cultuur ook adviseert over welke vernieuwingen van het cultuurbestel eerder dan 2029 plaats kunnen vinden.
De leden van de GroenLinks-fractie benadrukken het belang van een betere positie van makers op de arbeidsmarkt. Makers in deze sector ontvangen ten opzichte van andere sectoren vaak lagere tarieven en de arbeidsvoorwaarden lopen notoir achter op andere sectoren. Hoe wordt de positie van makers op de arbeidsmarkt meegenomen in voorgenoemde adviesaanvraag? Wat is het mediane inkomen van zzp’ers en werknemers in deze sector? Wat is het aandeel vast en flex? De Staatssecretaris heeft de Fair Practice Code omarmd en tegelijkertijd heeft de Minister van SZW11 een pakket van samenhangende maatregelen aangekondigd voor de arbeidsmarkt. Beide ontwikkelingen hebben financiële impact. Hoe ziet de Staatssecretaris de transitie die de Minister van SZW voorstelt in relatie tot de culturele en creatieve sector, zowel voor de aankomende cultuurnotaperiode als per 2029? Wat betekent dit voor de omvang van de rijksmiddelen die beschikbaar worden gesteld? En hoe betrekt de Staatssecretaris het Ministerie van SZW bij de vernieuwing van het cultuurbestel in 2029? Immers, de inkomenspositie van makers is minstens óók een SZW-aangelegenheid.
Voorts vragen de leden van de GroenLinks-fractie of het rijksbudget wel toereikend is voor de culturele doelen die worden nagestreefd. Deze leden willen de Staatssecretaris nadrukkelijk vragen of deze vraag kan worden meegenomen in de adviesaanvraag. Het formuleren van nieuwe doelen en ambities heeft immers vrijwel altijd ook financiële effecten. Eerder heeft het Ministerie van OCW12 op verzoek van de Kamer een onderzoek laten verrichten naar de toereikendheid van het macrobudget voor onderwijs afgezet tegen de doelstellingen en ambities. Zou een dergelijk vergelijk niet ook moeten worden meegenomen in de adviesaanvraag van de Raad voor Cultuur?
Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-fractie wat de omvang is van de culturele en creatieve sector in de Nederlandse economie. In andere woorden; wat is het aandeel van de sector binnen ons bruto binnenlands product? En welke andere waarden voegt deze sector toe aan ons economisch vestigingsklimaat én ons maatschappelijk welzijn? Deze leden kijken uit naar de beantwoording.
II Antwoord/reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Kamerstuk: 32 820, nr. 473.↩︎
BIS: culturele basisinfrastructuur.↩︎
UVRM: Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.↩︎
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, New York, 10-12-1948, https://wetten.overheid.nl/BWBV0001008/1948-12-10.↩︎
Rli: Raad voor de leefomgeving en infrastructuur.↩︎
ROB: Raad voor het Openbaar bestuur.↩︎
RVS: Raad Volksgezondheid en Samenleving.↩︎
Rli, ROB, RVS, maart 2023, «Elke regio telt!», p. 76.↩︎
Rli, ROB en RVS, maart 2023, «Elke regio telt!», p. 53.↩︎
https://kunsten2030.kunsten92.nl/.↩︎
SZW: Sociale Zaken en Werkgelegenheid.↩︎
OCW: Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.↩︎