Toekenning € 200 miljoen structureel aan sectorplanmiddelen
Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Brief regering
Nummer: 2023D14991, datum: 2023-04-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31288-1032).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Adviesbrief aan Minister Dijkgraaf Nationale Commissie Sectorplannen
- Kader voor sectorplannen
- Beslisnota's bij Kamerbrief inzake toekenning € 200 miljoen structureel aan sectorplanmiddelen
Onderdeel van kamerstukdossier 31288 -1032 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid.
Onderdeel van zaak 2023Z06313:
- Indiener: R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-04-18 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-04-18 17:30: Wetenschapsbeleid (Commissiedebat), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-04-20 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-05-11 14:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
29 338 Wetenschapsbudget
Nr. 1032 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 april 2023
Zoals aangegeven in mijn beleidsbrief van 17 juni 2022 (Kamerstuk 31 288, nr. 964) zet het kabinet zich in voor een gezond en duurzaam stelsel van hoger onderwijs en wetenschap, met rust en ruimte voor studenten, onderzoekers en docenten. Daarom investeert dit kabinet onder meer € 200 miljoen structureel in sectorplannen, om de basis voor wetenschappelijk onderwijs en onderzoek gericht en duurzaam te versterken vanuit een overkoepelend nationaal perspectief.
In september 2022 heb ik na advies van de onafhankelijke Nationale Commissie Sectorplannen (NCSP) de eerste € 60 miljoen structureel toegekend aan de Nederlandse universiteiten en umc’s. Met deze brief ken ik de resterende € 140 miljoen structureel toe aan alle vier de domeinen, te weten Bèta, Techniek, Sociale en Geesteswetenschappen, en Medische en Gezondheidswetenschappen. Daarmee zijn de totale € 200 miljoen aan sectorplanmiddelen structureel toegekend. Ik vind het van belang om in alle domeinen te investeren om daarmee de gehele basis van onderzoek en onderwijs te versterken. Ik ben trots op dit mooie resultaat waarmee we zorgen voor meer rust en ruimte voor wetenschappelijk talent en de versterking van het fundament. Dit hebben we enkel kunnen bereiken door de grote inspanning vanuit alle stakeholders.
Advies van de NCSP en besluit over toekenning middelen
Om een goede inhoudelijke en onafhankelijke weging te kunnen maken in de prioritering en daarmee de verdeling van de sectorplanmiddelen heb ik per 1 juli 2022 een Nationale Commissie Sectorplannen (NCSP) ingesteld. De NCSP heeft als taak mij van onafhankelijk advies te voorzien over de kwaliteit van de domein- en sectorbeelden en de sectorplannen, de inzet van de middelen in landelijk gekozen zwaartepunten, de aanpak van monitoring en evaluatie en het instrument als geheel.
In mijn Kamerbrief van 5 oktober 2022, inzake de toekenning van de eerste € 60 miljoen structureel aan de sectorplannen1, heb ik toegelicht hoe de werkwijze van de NCSP eruit ziet en aangekondigd dat uiterlijk in maart 2023 de NCSP haar tweede advies uit zal brengen over de verdeling van de resterende structurele middelen, evenals de monitoring en evaluatie.
Het advies van de NCSP over de definitieve sectorplannen heb ik inmiddels ontvangen. Ik ben de commissie hiervoor zeer erkentelijk. De NCSP heeft haar advies zorgvuldig samengesteld.
In het advies concludeert de commissie dat de landelijke afspraken het onderwijs en onderzoek over de gehele linie versterken. Daarnaast stimuleren de sectorplannen landelijke samenwerking en dat er scherpe keuzes worden gemaakt, zoals bij de inzet op duurzame energie in het sectorplan Bèta, medische robotica binnen het sectorplan Techniek, en bij het sectorplan Sociale en Geesteswetenschappen op het thema Maatschappelijke transitie en gedragsverandering. Daarnaast wordt ingezet op datagedreven innovatie in het sectorplan Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen.
De NCSP sprak daarnaast speciale waardering uit voor het sectorplan Talen & Culturen waarin extra wordt geïnvesteerd in de moderne (school)talen en wordt ingezet op vernieuwing van het onderwijs, versterking van de samenwerking en een betere toegang tot de lerarenopleidingen. Zo wordt toegewerkt naar een gezamenlijk landelijk (bachelor)programma per taal voor de tekortvakken Frans en Duits en versterking van de samenwerking tussen de opleidingen Nederlandse Taal en Cultuur. Op deze manier kan de kwaliteit van deze opleidingen worden verbeterd, en wordt geborgd dat er voldoende taalspecifiek aanbod beschikbaar blijft. Door deze inzet en de inzet om talige expertise in te bedden in andere, groeiende brede opleidingen en de toegang tot de lerarenopleiding te verbreden, kan een substantieel groter potentieel aan bachelor- en masterstudenten en zo aan leraren Nederlands, Duits en Frans worden gecreëerd.
De NCSP geeft waardevolle beelden mee voor de toekomstige ontwikkeling van de domeinen. Het is aan de domeinen om hier verder over in gesprek te gaan met alle betrokkenen en hier invulling aan te geven in de geest van deze beelden.
De NCSP adviseert positief ten aanzien van toekenning van de middelen (€ 140 miljoen). De commissie is van mening dat het instrument sectorplannen over de breedte van het Nederlandse wetenschapsbestel leidt tot landelijke strategievorming en samenwerking. De voorgestelde investeringen dragen naar de mening van de NCSP vanuit een overkoepelend nationaal perspectief op een unieke wijze bij aan het toekomstbestendig maken van het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek. Er zijn plannen gemaakt om in het hele systeem te zorgen voor meer rust en ruimte door profilering, interfacultaire samenwerking en taakverdeling op het gebied van zowel onderwijs als onderzoek, en om de kwaliteit van onderzoek en onderwijs te versterken. Deze rust en ruimte moet zorgen voor het terugdringen van de werkdruk en bijdragen aan talentontwikkeling.
Deze positieve conclusies sluiten aan bij de door mij gestelde eisen in het kader (zie bijlage) voor de sectorplannen op basis waarvan de verschillende sectorplanen zijn opgesteld. Ik neem het advies van de NCSP betreffende de verdeling van de toekenning van de middelen dan ook over, op basis van de ingediende sectorplannen en ken bij deze de middelen voor de sectorplannen als geheel toe. Vanaf deze toekenning kan dus gestart worden met de uitvoering van de volledige sectorplannen.
Desalniettemin vraagt de commissie ook aandacht voor enkele punten in de daadwerkelijke uitvoering van de sectorplannen. Voor alle domeinen geldt dat de sectorplannen een grote, positieve impact kunnen betekenen voor de medewerkers aan universiteiten en umc’s, onder andere waar het gaat om het creëren van rust en ruimte. Ik heb bij de toekenningen aan de universiteiten en umc’s daarom, in navolging van uw Kamer, gewezen op het belang dat de medewerkers ook goed meegenomen moeten worden in de implementatie van de plannen, en daarbij ruimte moet worden geboden aan hun inbreng en de betrokkenheid van medezeggenschap. Ook wijs ik er nogmaals op dat deze sectorplanmiddelen dienen te worden ingezet voor zowel onderzoek als onderwijs. Daarnaast is het van belang dat er resultaten geboekt worden ten aanzien van de ambities op diversiteit, ook in relatie tot de uitdagingen rondom de internationalisering. Verder zullen de monitoringscommissies de komende jaren in gesprek blijven met de indieners van de sectorplannen en monitoren op de kritieke prestatie indicatoren en de gebalanceerde ingezet voor zowel onderzoek als onderwijs. Tot slot moet er bij de uitvoering rekening gehouden worden met de brede doelstellingen in het hoger onderwijs en wetenschapsbeleid.
Monitoring en het vervolg proces
Met deze toekenning start de volgende fase, waarbij de focus ligt op de uitvoering van de sectorplannen en de daarbij behorende monitoring en evaluatie. Verantwoording over en monitoring en evaluatie van de doelen en middelen is voor mij van groot belang om zicht te hebben op de verwachte en bereikte resultaten en om beleid en uitvoering continu te verbeteren. Ik stel per domein (Bèta, Techniek, Sociale en Geesteswetenschappen, en Medische en Gezondheidswetenschappen) monitoringscommissies in voor de monitoring en evaluatie van de sectorplannen. Er wordt aangesloten bij de reeds bestaande monitoring- en evaluatiecyclus van de sectorplannen 2019–2024.
Deze monitoring zal dus worden gedaan door de monitoringscommissies Bèta en Techniek, Social Sciences and Humanities (SSH) en Medische en Gezondheidswetenschappen. Waarbij de commissies Bèta en Techniek, SSH een doorstart maken vanuit de bestaande sectorplannen en er een nieuwe commissie Medische en Gezondheidswetenschappen zal starten. Na drie jaar voeren de domeinspecifieke monitoringscommissies een tussentijdse evaluatie uit en na zes jaar de eindevaluatie. Na ieder evaluatiemoment brengen deze commissies advies aan mij uit over het vervolg.
Ook zal er een derde advies door de NCSP worden aangeboden in juli 2023 over onder andere de volgende onderwerpen: het instrument sectorplannen, een domeinoverstijgende overlegstructuur en omgang met domeinoverstijgende onderwerpen, implementatie en communicatie van de sectorplannen. Dit alles beschouwend vanuit het instrument sectorplannen.
Tot slot geef ik met deze toekenning van de totale sectorplanmiddelen een flinke impuls aan de investeringen in het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. Een zeer belangrijke mijlpaal en een mooi resultaat.
Evenals bij de eerste toekenning wederom mijn dank en waardering voor het vele en goede werk dat door alle betrokkenen in de afgelopen jaar is verricht.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
Kamerstukken 31 288 en 29 338, nr. 985.↩︎