[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een commissiedebat, gehouden op 5 april 2023, over Sportbeleid

Toekomstig sportbeleid

Verslag van een commissiedebat

Nummer: 2023D15289, datum: 2023-05-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-30234-362).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 30234 -362 Toekomstig sportbeleid.

Onderdeel van zaak 2022Z24140:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

30 234 Toekomstig sportbeleid

Nr. 362 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 10 mei 2023

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 5 april 2023 overleg gevoerd met mevrouw Helder, Minister voor Langdurige Zorg en Sport, over:

de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 25 november 2022 inzake antwoorden op vragen commissie over onder andere de geannoteerde agenda Sportraad 29 november 2022 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 389) (Kamerstuk 21 501-34, nr. 390);

de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 17 november 2022 inzake geannoteerde agenda Sportraad 29 november 2022 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 389);

de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 6 december 2022 inzake beantwoording vragen gesteld tijdens de tweede termijn van het wetgevingsoverleg Sport van 1 december 2022 (Kamerstuk 30 234, nr. 331);

de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 13 december 2022 inzake uitvoering van de moties ingediend bij het wetgevingsoverleg Sport en Bewegen op 1 december 2022 (Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 179);

de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 13 december 2022 inzake rapportage evaluatie Wet uitvoering antidopingbeleid en het bredere antidopingbeleid (Kamerstuk 36 179, nr. 8);

de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 14 december 2022 inzake hoofdlijnen Sportakkoord II en vervolgproces (Kamerstuk 30 234, nr. 332);

de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 31 januari 2023 inzake monitoring energieprijzen en sport (Kamerstuk 30 234, nr. 333);

de brief van de Minister voor Rechtsbescherming d.d. 7 februari 2023 inzake reactie op verzoek commissie over de trendanalyse van de Sports Betting Intelligence Unit (SBIU) van de Kansspelautoriteit (Kamerstukken 24 557 en 31 477, nr. 207);

de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 10 februari 2023 inzake Nederlands standpunt Russische sporters (Kamerstukken 30 234 en 36 045, nr. 334);

de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 21 februari 2023 inzake internationaal statement deelname Rusland en Wit-Rusland aan internationale sportevenementen (Kamerstukken 30 234 en 36 045, nr. 335);

de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 6 maart 2023 inzake monitoring energieprijzen en sport (Kamerstuk 30 234, nr. 336);

de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 16 maart 2023 inzake analyse NLsportraad topsport en media (Kamerstuk 30 234, nr. 337);

de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 24 maart 2023 inzake reactie op verzoek commissie over een afschrift van de reactie op de brief van Stichting Life Goals Nederland met betrekking tot zorgen over kansengelijkheid in sport (Kamerstuk 30 234, nr. 338);

de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 28 maart 2023 inzake beleidsreactie op evaluatie Wet uitvoering antidopingbeleid (Wuab) en bredere antidopingbeleid (Kamerstuk 34 543, nr. 20);

de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 28 maart 2023 inzake monitoring energieprijzen en sport (Kamerstuk 30 234, nr. 341);

de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 28 maart 2023 inzake antwoorden op vragen commissie over monitoring energieprijzen en sport (Kamerstuk 30 234, nr. 342);

de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 28 maart 2023 inzake AEF-rapport Samen de lat hoger leggen (Kamerstuk 30 234, nr. 339);

de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 28 maart 2023 inzake stand van zaken beweeg- en sportbeleid (Kamerstuk 30 234, nr. 340).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie,
Smals

De griffier van de commissie,
Esmeijer

Voorzitter: Smals

Griffier: Heller

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Inge van Dijk, Rudmer Heerema, Van der Laan, Maeijer, Mohandis, Van Nispen, Smals en Westerveld,

en mevrouw Helder, Minister voor Langdurige Zorg en Sport.

Aanvang 15.30 uur.

De voorzitter:

Welkom! Welkom collega's, welkom aan de Minister en ondersteuning, welkom mensen op de tribune. Fijn dat u hier in zulke groten getale bent. Er is ook een interessant plenair debat, maar u heeft de juiste keuze gemaakt om juist bij deze commissie ... Want dit is by far de meest interessante en leukste commissie van deze Kamer, al zeg ik het zelf.

We hebben tot 19.30 uur de tijd. Ik wil aan mijn collega's meegeven dat ik acht interrupties wil toestaan in totaal. Dus u kunt zelf kiezen: vier om vier of, als u er meer bij elkaar doet, dan zijn het er minder bij de Minister, of vice versa. Als mij in de loop der tijd blijkt dat het goed gaat met de tijd, dan wil ik best wel weer coulant zijn; dat doe ik altijd. Maar we beginnen met acht maximaal. Ik ga u niet allemaal introduceren, dat komt vanzelf. Misschien komen er nog mensen binnenwandelen omdat er andere verplichtingen zijn. Dan zal ik die ook introduceren. Volgens mij heb ik nu alles gezegd wat ik moet zeggen. Vijf minuten spreektijd per fractie is via de e-mailprocedure afgesproken. Daar was een meerderheid voor.

Ik denk dat we nu snel van start kunnen gaan. Als eerste geef ik graag het woord aan de heer Heerema namens de VVD.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. Het hoofdonderwerp van vandaag is het Sportakkoord II. Een akkoord waar ik gemengde gevoelens bij heb. Ik geloof rotsvast in de kracht van sport. En ik geloof er ook in dat een Sportakkoord tot betere resultaten kan leiden, zowel voor de topsport als voor de breedtesport. Maar ik was bij de ondertekening van het eerste Sportakkoord in Scheveningen, in 2018 geloof ik. Er kwamen wel 100 handtekeningen onder dat akkoord te staan. Voor mij is het tot de dag van vandaag onduidelijk wat al die handtekeningen nu waard zijn geweest, want – daar kom ik straks op terug – het slechtste wat we kunnen doen is de sportsector opzadelen met een papieren tijger. Wat ik bijvoorbeeld mis in dit Sportakkoord is wie er afrekenbaar is. Wie kan ik over drie, vijf en tien jaar aanspreken als de doelstellingen niet gehaald zijn? En kunnen de doelstellingen niet veel concreter worden? Dus bijvoorbeeld gewoon opschrijven hoeveel kinderen, in percentages, er meer moeten gaan sporten. Het gevaar zit er wat mij betreft in dat we een monstrum aan het optuigen zijn waarbij we alles in de sport met elkaar verknopen, waarbij we de sector als een professionele organisatie gaan behandelen terwijl het daar grotendeels uit gewone vrijwilligers bestaat. En die kunnen volgens mij heel goed de ondersteuning van een professionele buurtsportcoach gebruiken; we hebben het daar al eerder over gehad. Maar we zitten een beetje in een vicieuze cirkel, en daar moeten we uit komen. Dat kan door de sportverenigingen zelf te vragen waar ze behoefte aan hebben. En als het gaat over die papieren tijgers: kan de Minister in kaart brengen hoe we de sportverenigingscultuur op het gebied van wet- en regelgeving steeds meer als een commercieel bedrijf zijn gaan benaderen? Het is werkelijk ondoenlijk, en eigenlijk onzinnig, welke eisen we aan vrijwilligers en amateurorganisaties opleggen. Welke taken en regelingen zijn er allemaal voor de amateursport bij gekomen zonder dat de overheid daar extra geld bij heeft gegeven? Dit mag ook schriftelijk beantwoord worden.

Voorzitter. Dan het debat dat we met elkaar in november hadden. Er zijn daar best forse uitspraken gedaan door leden van de Kamer. In feite werd er gezegd dat na de afgelopen winter er 2.500 tot 5.000 sportverenigingen kapot zouden zijn gegaan, zijn verdwenen uit ons sportlandschap. Hier blijkt gelukkig op dit moment niets van waar. Ja, de sportverenigingen hebben het zwaar. En ja, er is hulp nodig. Dus moeten we meer hulp bieden, want er is wel degelijk een hulpvraag uit de sector. En die vraag spitst zich toe op de vijf punten die ik al vele malen in diverse sportdebatten heb herhaald: de kwaliteit van bestuurders, het aantal vrijwilligers, de diplomering, de financiën van de vereniging en de steeds complexer wordende wet- en regelgeving.

In de gesprekken die we ook via het RVVB hebben gehad, kwam naar voren dat met name de verduurzaming van de sportcomplexen niet van de grond kwam. Daar zou een voorinvestering voor nodig zijn die moeilijk te vinden was. Nu liggen er kansen bij collega's van deze Minister als het erom gaat om sportaccommodaties te laten aanhaken bij de verduurzaming van het maatschappelijk vastgoed. Kan de Minister – dit is heel concreet, Minister – samen met haar collega's van EZK en Binnenlandse Zaken verkennen of het mogelijk is om sportaccommodaties laagdrempelig aan te laten haken bij bestaande verduurzamingsmaatregelen, om te helpen bij de voorinvestering? En dan gaat het niet om individuele maatregelen waar een subsidie voor te krijgen is, maar om het gestructureerd aanpakken van de verduurzaming van elk sportcomplex. Er zijn regelingen bij Binnenlandse Zaken voor maatschappelijk vastgoed. Er zijn regelingen voor allerlei onderdelen om sport te laten verduurzamen. Als je kijkt naar de lijst van aanvragen, zie je dat daar geen enkele sportvereniging bij zit. Dat is eigenlijk gek, want bibliotheken, cultuurorganisaties en allerlei andere organisaties kunnen er wel gebruik van maken. Er liggen niet alleen enorme kansen voor het klimaat, omdat het om duizenden complexen gaat, maar we helpen ook de sportvereniging om de energierekening structureel lager te krijgen, en dus sport betaalbaarder te houden. Een toezegging zou volstaan. Dat scheelt weer een motie.

Voorzitter. Ik heb vragen gesteld over Russische sporters in Nederland. Dit kabinet vindt dat Russische sporters niet mogen deelnemen aan de Olympische Spelen. Ik steun dat van harte. Sport en politiek gaan niet samen, maar dat is helaas wel het geval geworden. Ruim 200 Oekraïense atleten zijn door de Russen vermoord aan het front, eergisteren nog de kickbokskampioen van Oekraïne. Een eerlijke competitie wordt op deze wijze letterlijk vermoord door de Russen. Sport wordt in Rusland als propagandamiddel gebruikt. Daar mogen we niet aan meewerken. Maar een betere wereld begint bij jezelf, dus ik vraag het kabinet om ervoor te zorgen dat Russische sporters geen visum meer kunnen krijgen om deel te nemen aan wedstrijden in Nederland.

Voorzitter. We hebben daarnaast ook alle informatie over het dossier dansmisbruik kunnen zien. Welke acties onderneemt de Minister naar aanleiding van de informatie die bekend is geworden? Hoe zorgen we ervoor dat die mafklappers die met hun poten aan jonge meisjes en jongetjes zitten – ik kan het even niet netter zeggen – zo snel mogelijk hun straf krijgen en definitief verbannen worden uit de sportwereld?

Voorzitter, mijn laatste stukje, over de motards. Er staat een zinnetje in de wet dat rijdend aanwijzingen geven voorbehouden is aan politie. Dit zinnetje is nooit bedoeld geweest voor wielerkoersen. Daardoor wordt nu de ene na de andere wielrenwedstrijd de das omgedaan. Is de Minister bereid om met een wetswijziging te komen, zodat ook gecertificeerde vrijwilligers aanwijzingen mogen geven? Kan er in de tussentijd ...

De voorzitter:

Rondt u af, meneer Heerema?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Jazeker. Kan er in de tussentijd gedoogbeleid plaatsvinden?

Dan sluit ik af met een compliment aan de Minister voor alle hulp die zij geboden heeft aan Thialf. Niets dan lovende reacties. Echt hartstikke goed gedaan. Hier kan Thialf verder mee. Fase twee krijgt zo ook de wind in de rug. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Heerema. U had aanvankelijk iets meer tijd kunnen aanvragen.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Mijn collega had zes minuten gezegd, dus ...

De voorzitter:

Nee, vijf minuten was de afspraak. We gaan snel door naar meneer Mohandis, namens de PvdA. O, hij heeft een interruptie. Een vraag van meneer Mohandis voor meneer Heerema. Gaat uw gang.

De heer Mohandis (PvdA):

Ik dank de heer Heerema voor zijn inbreng. Ik ben nog geïnteresseerd in het volgende. We zijn er in ons actieplan dat wij vrijdag presenteerden ook uitvoerig op ingegaan. Om verenigingen toekomstbestendig te maken zullen wij echt nog veel meer moeten doen aan verduurzaming dan nu het geval is, zodat ze de rekening ook op de lange termijn kunnen dragen. We zien dat de energierekening nog steeds, boven op alle andere uitdagingen, echt wel een enorm kwetsbaar punt is voor een groot deel van de verenigingen. Daarom was ik benieuwd wat u precies bedoelde met uw vraag aan de Minister. Wat vraagt u precies als u het heeft over naast de verenigingen staan, helpen, ontzorgen en financieren zodat ze die omslag kunnen maken? Wat betoogt u precies? Daar ben ik benieuwd naar.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voor mij zijn er twee routes. Je ziet aan de ene kant dat provincies ... Nu hebben we gelukkig verkiezingen gehad, dus er gaat van alles plaatsvinden in de provincies. Noord-Holland, mijn eigen provincie, heeft bijvoorbeeld een bepaald budget om ervoor te zorgen dat verenigingen kunnen verduurzamen. Dat is mooi, maar het is niet genoeg. Binnen de begroting Sport is geen ruimte, dus ik ben op zoek naar hoe we ervoor kunnen zorgen dat sport veel meer kan aanhaken bij bestaande regelingen, bijvoorbeeld energiefondsen bij EZK of de duurzaamheidsfondsen die bij Binnenlandse Zaken beschikbaar zijn. A, dan hoeven we niks nieuws op te tuigen. En b, volgens mij heeft een sportvereniging niet zozeer een subsidietje nodig om iets te verduurzamen. Ze willen zelf ook graag een soort revolverend fonds hebben, zodat ze bijvoorbeeld een voorinvestering in tien jaar terug kunnen betalen, tegen een lage rente vanuit de overheid. Ik kan me best voorstellen dat die mogelijkheden er liggen, niet alleen omdat het geld niet gegeven wordt aan de sport, maar ook omdat het terugkomt, waarna het vervolgens opnieuw geïnvesteerd kan worden. Het Waarborgfonds Sport werkt ook op die manier. Ik kan me voorstellen dat onze oud-collega, die nu Minister van Binnenlandse Zaken is maar namens het CDA altijd in deze commissie Sport heeft gezeten, er best oren naar heeft om samen met deze Minister te kijken wat er mogelijk is voor al die verenigingen die tegen de energiemaatregelen aanlopen, een hoge rekening zien en daardoor moeite hebben om de sport betaalbaar te houden voor iedereen.

De heer Mohandis (PvdA):

Wat mij opviel in die rondgang, is dat ze ook aangeven – dan heb ik het over de grofweg 50% die tegen het verduurzamen aanloopt, tegen hoe ze dat moeten gaan doen – dat er ook vaak bij vrijwilligers de worsteling is: hebben we wel de kennis in huis, hebben we er wel de handjes voor? Het geld is vaak ook een probleem. Daar heeft u al iets over gezegd. Het vraagt dus niet alleen geld. Het risico is dat we weer een pot creëren, zo van: daar is het geld. Ik zou meer de filosofie willen ondersteunen – ik ben benieuwd naar de reactie van de VVD – hoe we dat geld, die hulp, die ondersteuning en dat ontzorgen werkelijk in die verenigingen brengen. Dat is wat ik vooral heb onthouden, dat 50% van de verenigingen, even grofweg gezegd, zegt: we hebben echte ondersteuning nodig en niet weer een adviseur of iemand die zegt waar het potje staat. Ik weet niet hoe u daartegen aankijkt.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb de afgelopen tijd ook wel verenigingen aan de telefoon gehad die zeiden: ik zie door de bomen het bos niet meer, ik kan de weg niet vinden en mijn vereniging gaat omvallen als er niks gaat gebeuren. Heel vaak was een telefoontje naar de lokale wethouder van de gemeente waar de betreffende sportvereniging zat voldoende om in ieder geval tot hulp te komen. Ik denk dus dat heel veel verenigingen behoefte hebben aan dat handje dat ze naar de juiste plek toe leidt. Mijn voorstel – dat heb ik ook in mijn spreektekst zitten – is om ervoor te zorgen, alsjeblieft, dat die professional, die buurtsportcoach, niet alleen bij de vereniging zit om ervoor te zorgen in de wijken waar moeilijk bereikbare mensen zitten dat die naar de vereniging getrokken worden, maar ook omdat die contacten met de gemeente vanuit een buurtsportcoach, de professional bij de vereniging, veel makkelijker gelegd kunnen worden. We hebben er 6.000 in Nederland. We hebben 24.5000 sportverenigingen in Nederland. Het moet toch mogelijk zijn om te zorgen dat elke vereniging in Nederland 0,2 of 0,3 fte, een dagdeel inderdaad, ondersteuning krijgt waar die gebruik van kan maken, die die zo nodig heeft. Ik ben het helemaal met u eens – corona heeft dat ook uitgewezen – dat alleen een pot geld neerzetten zonder dat mensen weten hoe ze er moeten komen, niet werkt. Dat werkt gewoon echt niet. We moeten zorgen dat mensen niet alleen weten dat er een pot geld is, maar ook hoe ze er komen en daar heb je gewoon mensen voor nodig met verstand van zaken.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan meneer Mohandis voor zijn eerste termijn, namens de PvdA.

De heer Mohandis (PvdA):

Voorzitter, dank u wel. Voordat ik inga op verschillende punten, wil ik even beginnen bij het feit – dat is het bizarre als we het over percentages hebben, en hoeveel verenigingen wel of niet in de problemen zitten – dat er afgelopen zondag gewoon een zwembad in Westervoort is gesloten en dat 850 kinderen hun zwemdiploma niet kunnen halen. En waarom is dat? Dat is het bizarre van het hele verhaal. Een zwembad dat voorheen in publieke handen was, is geprivatiseerd. Vervolgens nekt de energierekening het enorm. De gemeente zegt: we kunnen u een beetje hulp bieden. Het is onduidelijk hoe de rijksregeling heeft uitgepakt voor dit zwembad, want die rijksregeling was nog niet uitgewerkt. En het zwembad is dicht. Dit is gewoon hoe het nu is, in Westervoort. Heel veel mensen zitten met de handen in het haar en weten niet waar dat kind dat zwemdiploma kan halen.

Dit zijn voorbeelden die je gewoon tegenkomt als je erop gaat zoeken, gaat googelen. Ze halen niet altijd de landelijke media, maar wel de lokale en de regionale. Dat is pijnlijk als we praten over prachtige ambities in het Sportakkoord, want dit is wat we ook zien. Daar brengt dat Sportakkoord ons niet dichter bij waar we willen komen.

Ook de afgelopen tijd zijn wij met het RVVB – daar waren soms andere Kamerleden bij – op een sporttour gegaan. Daar is het natuurlijk gegaan over de druk op vrijwilligers, steeds meer taken, de bureaucratie en het gemis van ondersteuning. Daar hebben we zojuist ook over gedebatteerd, net als over hogere kosten en inkomsten die onder druk staan. Er zijn ook verschillende rapporten. Het Mulier Instituut spreekt, zonder verenigingen te hebben gesproken, over 16%, het RVVB over 20%. Motivaction zegt niet zo lang geleden nog, in februari, 42%. NOC*NSF, bij WNL, de heer Van den Tweel, heeft het erover dat 50% van de verenigingen in een lastig parket zit. Dat is veel meer dan een noodklok. Ik ben dus ook wel benieuwd hoe de Minister reflecteert op al die onderzoeken. Het gaat mij niet om welk percentage klopt. Als we deze percentages op een hoop gooien en daar het gemiddelde uit halen, hebben we een enorm probleem waar we tegen aanlopen als we ze niet gaan helpen om de toekomst te halen. Ik ben benieuwd. We hebben natuurlijk eerder met elkaar afgesproken dat er goed gemonitord wordt. Ik vind het goed dat dat via het Mulier Instituut gebeurt, maar het gebeurt wel via een open enquête en niet met kwalitatief doorvragen en bezoek aan verenigingen. Ik vraag aan het kabinet of het bereid is om naast wat het Mulier nu doet periodiek ook kwalitatieve data en de honderden gesprekken die het RVVB heeft gevoerd te leggen, zodat wij als Kamer een completer beeld krijgen.

Voorzitter. Ik zei al eerder dat wij dit weekend ons actieplan presenteren, omdat we ervan overtuigd zijn dat het vijf over twaalf is voor veel sportverenigingen en dat er echt iets moet gebeuren. Ik kan niet ingaan op alle punten in ons actieplan – daarvoor is helaas te weinig tijd – maar één punt is het verduurzamen. Dat wil ik er toch even uitlichten. Als we echt willen dat die energiekosten dragelijk worden voor de toekomst, dan zullen we, gemeenten en Rijk, veel meer regie moeten voeren, met een pot geld, om harde afspraken te maken: binnen vier, vijf jaar gaan we die omslag maken met verenigingen. Dat overlaten aan grotendeels vrijwilligers? Ze zeggen zelf in allerlei onderzoeken dat het ze echt niet gaat lukken met hoe het nu is: een potje hier, een potje daar, een coachje hier, een coachje daar. Graag een reactie van de Minister op dat punt.

Een sportwet. Er is al één motie over aangenomen. Er zijn zelfs meerdere moties over aangenomen. Ik ben benieuwd naar de stand van zaken daarvan. Wij hebben in ons actieplan – zie het als een handreiking – geprobeerd om naar analogie van de Bibliotheekwet een aanzet te doen voor hoe zo'n kaderwet sport eruit kan zien, met minimumnormen zodat sportvoorzieningen gewoon als publiek toegankelijke voorzieningen worden geduid.

Dan het Sportakkoord. Het Sportakkoord – ik zei het net al, over dat zwembad dat dan sluit – heeft mooie ambities. Ik vond het wel terecht wat de VVD zei: hoe kunnen we het nou meten en vastpakken en hoe kunnen we het toetsen aan wat er in het land gebeurt? Als er allemaal sportverenigingen omvallen, dan komen we niet bij die doelstellingen. Als hier verderop in een zaal de Minister-President zegt ... In de aanloop naar dit debat heeft de Minister-President namens het kabinet een brief gestuurd, waarin wordt gezegd: in dunner bevolkte gebieden wordt een toenemend gebrek ervaren aan voorzieningen, die omvallen. Wat stellen dat soort woorden voor als het gewoon gebeurt en er geen overheid is die zegt: dat zwembad houden we open en die kinderen gaan hun zwemdiploma halen?

Ik heb een heel concrete vraag over het Sportakkoord, namelijk op welke wijze sportverenigingen betrokken zijn bij de totstandkoming van de services die eraan gekoppeld zijn. Het is dienstverlening waar zij iets aan moeten hebben. Hebben zij daar ook inspraak in? Er is een wildgroei aan verenigingsondersteuning, aan organisaties. Langs welke criteria gaat dit eigenlijk? Hoe krijgen we grip? We zeiden net: een dagdeel, een minimaal aantal uren. Het kan niet zo zijn dat er verenigingsondersteuning alleen vanuit het stadhuis plaatsvindt. Dat kan echt niet. Dat moet op locatie en dat moet zitten op de grote transities, verduurzaming, vrijwilligers aantrekken et cetera, et cetera.

Tot slot. Er staan landelijke ambities in heel veel akkoorden die wij hier altijd met elkaar bespreken. Prachtig, maar we gaan het gewoon niet redden als we op deze voet doorgaan. Er moet een omslag komen. Het is een bestuurder als Wiepkje in Heerenveen die er alles aan doet om de contributie laag te houden, waardoor die reserves worden ingezet zodat de verdubbelde energierekening wordt betaald. Het is Huub van Zeeburgia, die via een crowdfunding nota bene zorgt voor extra inkomsten. Hij zegt: elke euro contributie hoger is een lid eraf.

De voorzitter:

Rondt u af?

De heer Mohandis (PvdA):

Ik rond zeker af. Ik vraag graag aan de Minister of ze wil reflecteren op deze druk die sportverenigingen ervaren.

Tot slot.

De voorzitter:

Nee, u moet u echt afronden.

De heer Mohandis (PvdA):

Sportclubs verbinden en houden ons gezond. Ze zijn het onmisbare cement en dat hebben we keihard nodig. Ze zijn hier ook aanwezig.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Mohandis. U neemt allemaal veel meer tijd dan we afgesproken hebben. Ik geef graag het woord aan mevrouw Van der Laan namens D66.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil graag drie punten benadrukken in dit debat, namelijk onze verenigingen, de internationale context en sportwetgeving.

Over het voortbestaan van onze sportverenigingen, voor ons een belangrijk en onmisbaar onderdeel van onze maatschappij, zijn natuurlijk wel wat zorgen op dit moment. Ze zijn heel belangrijk voor de sociale cohesie. Ook wij zijn geschrokken van onder andere het RVVB-onderzoek, waarin een kwart van de bestuurders aangeeft zich zorgen te maken over het voortbestaan van de verenigingen. Ik denk dan meteen: wat kunnen wij korte termijn doen? Ik heb de vergezichten voor de langere termijn geschetst, via de sportwet. Dan heb je het over financiering, toegang, verantwoording. Ik heb ook drie oplossingsrichtingen voor de korte termijn, waar ik graag een reactie van de Minister op zou willen. Dat mag eventueel ook schriftelijk. Het gaat dan over de huurindexatie, regeldruk bij vrijwillige sportbestuurders en het verduurzamen van de accommodaties.

Juist als de prijzen al hard stijgen, kan dat zorgen voor hogere contributies. Veel verenigingen huren een accommodatie via de gemeente en dan komt er een huurindexatie om de hoek kijken. Wij geven dus meer geld uit via het Jeugdfonds Sport & Cultuur, maar als de lasten voor verenigingen omhooggaan, zullen die doorberekend worden in de contributie en dat betekent gewoon dat mensen afhaken omdat ze het niet meer kunnen betalen. En wij willen graag dat ze blijven sporten. Kan de Minister in gesprek gaan met gemeenten over deze huurindexatie en kijken welke mogelijkheden er zijn om die te bevriezen of iets dergelijks?

Daarnaast is het moeilijk om sportbestuurders te vinden. Ze zijn er wel, maar het zijn vrijwilligers en wat we van ze verwachten is vaak heel professioneel. Sommigen haken ook gewoon af om dat er een hoge regeldruk is. Eigenlijk zou ik gewoon aan de Minister willen vragen of zij met bestuurders een top tien van «niet meer doen maar schrappen» kan maken om deze regeldruk te verminderen. Ik denk namelijk dat we best wat bureaucratie over de schutting kunnen gooien.

Daarnaast zorgen de energierekeningen voor veel hoofdbrekens. Dat hebben we uitgebreid besproken in het afgelopen sportdebat. Er is een noodfonds opgericht. Het duurt misschien wat lang, maar binnenkort wordt het opengesteld. De prijzen dalen weer, maar we moeten natuurlijk wel scherp blijven, want de accommodaties moeten verduurzaamd worden. Laten we vooral met elkaar de sportclubs goed daarop gaan voorbereiden. Ik heb daarover vier vragen. Zijn er voldoende instrumenten om clubs te helpen bij het verduurzamen van de accommodaties? Kan de Minister een beeld schetsen? Klopt het dat het Warmtefonds niet beschikbaar is voor clubs en wel voor vve's? Zo ja, waarom is dat zo? Kan het Waarborgfonds Sport breder ingezet worden om garant te staan voor duurzaamheidsleningen? Daar zou ik graag een reactie van de Minister op willen.

Ik ga door naar de internationale context. Ik ben uiteraard hartstikke blij met het bid voor het WK voetbal voor vrouwen. We hebben ons al eerder ervoor ingezet om dat toernooi naar Nederland te halen. We weten immers wat het kan betekenen voor het meisjesvoetbal en het vrouwenvoetbal in Nederland. Kijk maar even naar het EK vrouwenvoetbal in 2017. Dat kan dit WK ook bewerkstelligen. Wat gaat de Minister doen om in lijn met de motie-Diertens c.s. dit bid te ondersteunen?

Een ander thema. Ik ben, net zoals zo veel mensen, niet zo te spreken over Rusland, een land dat oorlogsmisdaden begaat, maar ook sport intensief inzet voor politieke doeleinden. Ik heb het vaker gezegd en ik zeg het nog maar eens: sport en politiek zijn geen gescheiden werelden. Daarom steun ik de kabinetspositie tegen deelname van Russische en Belarussische sporters aan sporttoernooien. Maar welke actie onderneemt Nederland nu concreet? Oekraïense atleten hebben vaak op het slagveld gediend en boycotten logischerwijs kwalificatietoernooien voor de zomerspelen waar Russische sporters aan deelnemen. Wel Russen en geen Oekraïners: hoe kan dat? Werkt de Minister aan een kabinetsreactie op de uitspraak van IOC-voorzitter Bach dat Europese overheden die opkomen voor de belangen van Oekraïense sporters deplorable, betreurenswaardig, zijn? Daarnaast horen we zorgelijke signalen van sportbonden waar de Russische invloed groot is. Ik noem het boksen, waar een Nederlandse tegenkandidaat voor een topfunctie werd geïntimideerd en gesaboteerd. Welke beleid heeft het kabinet om Nederlandse belangen te beschermen tegen Russische invloed via de sport? Welke actie onderneemt het kabinet om te voorkomen dat Nederlandse voetbalclubs een speelbal worden voor Russische oligarchen, zoals bij Vitesse, naar nu is gebleken? Dat gebeurde via allerlei omwegen.

Mijn derde blokje gaat over sportwetgeving. Hartstikke mooi dat we voor de zomer hoofdlijnen voor de sportwetgeving tegemoet kunnen zien. Dat is een langgekoesterde wens. We wachten hierop al best lang met elkaar. Ook mooi dat de Minister wil starten met een onafhankelijk centrum voor veilige sport. Dat is nodig. Ik zou graag iets concreter van de Minister willen horen wanneer de aftrap is, wanneer het centrum onafhankelijk is en hoe sporters worden betrokken die niet georganiseerd zijn in bonden, zoals bij karate of dansen, waar nu een breed onderzoek naar loopt. Ook goed om te zien dat matchfixing hierbij betrokken wordt, maar kunnen we in deze wetgeving dan ook een verbod verwachten? De Kamer heeft mijn motie om dat te gaan verbieden aangenomen.

Over matchfixing en preventie gesproken: naast NOC*NSF en de KNVB speelt ook de VVCS, de vereniging voor contractspelers en contractspeelsters, een belangrijke rol bij het creëren van bewustzijn, bijvoorbeeld via de Red Button, zoals ik de vorige keer ook heb gezegd.

De voorzitter:

Rondt u ook af, mevrouw Van der Laan?

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ja. Ik heb nog anderhalve alinea. Dat kan ik heel snel.

Hoe zorgen we ervoor dat het geld voor preventie, dus die subsidie, bij meerdere partijen terechtkomt, dus ook bij bijvoorbeeld de VVCS, omdat zij goed werk verrichten?

Een sportwet zou ook moeten ingaan op de structuur en toegankelijkheid van sport. Kunnen we sporten in de buurt? We hebben een belangrijke woningbouwopgave en ik wil niet dat er alleen betonnen wijken komen, maar dat bewegen in de buurt ...

De voorzitter:

Nu moet u echt afronden.

Mevrouw Van der Laan (D66):

... ook kan. Dat vind ik harstikke mooi. Eventueel passen we het Bouwbesluit aan. Ik zou graag horen wat de Minister van dit voorstel vindt.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van der Laan. U past mooi in het rijtje. Dat betekent wel dat ik straks heel strak zal zijn op de interrupties. Die moeten kort zijn. Ik vrees dat ... Goed, dat zien we dan wel. Ik geef graag het woord aan mevrouw Van Dijk namens het CDA.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dank je wel, voorzitter. Vorige week kwam er voor de tweede keer in korte tijd een onderzoek naar buiten waaruit blijkt dat verenigingen onder druk staan. Dat is geen nieuw signaal, maar het is er wel eentje die tot nu toe slecht landt in Den Haag. Zo diende ik bijvoorbeeld bij de Algemene Financiële Beschouwingen een motie in met het verzoek de waarde van de vrijwillige inzet van Nederlanders ieder jaar door te rekenen en mee te nemen in de stukken voor Prinsjesdag. Daar zie ik in het kabinet erg weinig enthousiasme voor. Mede door die houding in dit debat heeft het CDA ongeveer een jaar geleden een website gelanceerd, de website Vereniging Nederland, met onder andere een meldpunt en een enquête voor verenigingen. Ook is ons wetenschappelijk instituut samen met onze lokale afdelingen en met verenigingen gaan schrijven aan een stuk over verenigingen en het belang van ons maatschappelijk middenveld. Daarin staan een heel aantal concrete punten om onze verenigingen overeind te houden.

Voorzitter. Als wij in onze samenleving geen verenigingen hadden, zouden we vandaag nog de eerste oprichten. Nou wil ik dit debat niet gebruiken om onze verenigingsnotitie die in de komende weken uitkomt te pluggen. Maar omdat dit onderwerp nu weer zo actueel is, hoop ik dat het op meer support kan rekenen, dat het kabinet het veel meer gaat omarmen en dat we daarbij samen op kunnen trekken. Daarom zeg ik veel dank aan de collega's van de PvdA, die dit onderwerp van vandaag extra geagendeerd hebben.

Voorzitter. De gevolgen van overheidsbeleid voor verenigingen worden vaak gezien als collateral damage. Helaas zien we dat de overheid verenigingen en bedrijven vaak over één kam scheert. Dat is oliedom, doodzonde en onterecht, want verenigingen zijn geen ondernemingen die winst willen maken. De mensen in verenigingen zetten zich vaak onbetaald in voor hun sport, vak of hobby of voor een ander maatschappelijk doel. De enige winst die ze maken is 100% maatschappelijk winst. Onvoldoende kader- en bestuursleden: het is de meest genoemde reden dat verenigingen zichzelf opheffen. Daarbij komt dat ze op allerlei gebieden veel last hebben van wetgeving. Denk aan: identiteit, UBO, de Wwft, privacy, de AVG, trustwetgeving, cyberveiligheid. Zó veel bureaucratie maakt het bestuurswerk zwaar en minder aantrekkelijk. Een wat grotere voetbalvereniging heeft bijna een huisjurist nodig om alle regels op het gebied van antiwitwaswetgeving, financiële verantwoording of voedsel en waren naar de praktijk van het clubhuis te vertalen. En in deze berg aan regelgeving is de persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders in de afgelopen jaren groter geworden.

Voorzitter. Dan zijn er natuurlijk ook zorgen over financiën. Corona heeft niet geholpen, de hoge energierekening evenmin. Wij hebben hier nog steeds zorgen over, maar de Minister lijkt er nog steeds van overtuigd dat het meevalt. Een recent onderzoek van Motivaction onder verenigingsbestuurders laat zien dat 41% van de verenigingen door de stijgende energiekosten genoodzaakt is de contributie te verhogen. Bij bijna twee derde van deze clubs is sprake van meer opzeggingen. Daarnaast voorziet 61% dat dit kan leiden tot uitstel of afstel van broodnodige investeringen zoals voor verduurzaming. Ten slotte geeft 42% aan dat zij door de gestegen energiekosten van de afgelopen winter bezorgd zijn over hun voortbestaan. Daarnaast zien we concreet de eerste zwembaden omvallen. We begrijpen dat de openstelling van de zwembadregeling is vertraagd. Ook krijg ik het signaal dat compensatie voor energie opgewekt op basis van houtpellets daarin wordt uitgesloten. Hoe kijkt de Minister naar deze signalen en waarom deze vertraging?

Voorzitter. Onze zorgen zijn niet weggenomen. Als er meer geld beschikbaar moet komen, maak dat dan gewoon inzichtelijk, dan kunnen we het erover hebben tijdens het debat over de aanstaande Voorjaarsnota.

Voorzitter. Verenigingen kunnen beter en sneller geholpen worden met verduurzamen. De Stichting Waarborgfonds Sport heeft berekend dat een eenmalig bedrag van 75 miljoen euro voldoende is om alle sportverenigingen met een eigen accommodatie een lening te verschaffen om hun verduurzamingsopgave op te pakken.

De voorzitter:

Mevrouw Van Dijk, u heeft een vraag van de heer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik luisterde heel goed naar het stukje over de regeldruk voor verenigingen. Mevrouw Van Dijk heeft dat vele malen mooier verwoord dan ik dat heb gedaan. Zoals zij het heeft verwoord, is mij dat echt uit het hart gegrepen. Daar zat volgens mij alleen geen vraag aan vast. Wat wil zij nou van de Minister? Ik denk dat wij hetzelfde delen. Volgens mij heb ik ook collega's horen spreken over de druk op verenigingen door wet- en regelgeving. Hoe zouden wij daar nou even wat normaler mee om kunnen gaan? Ik wil haar eigenlijk de kans geven om te expliciteren wat zij nou beoogt voor de sportvereniging en wat zij van de Minister verwacht op het vlak van het verminderen van die regeldruk, want ik herken exact wat zij zegt.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik ben blij dat u het vraagt, want ik was dat stukje vergeten. Ik heb het daar in het vorige debat ook over gehad. Toen had ik een motie klaarliggen en heb ik de Minister gevraagd of we de verenigingen niet bij alle toetsen, bijvoorbeeld bij wetgeving, mee moeten nemen. De Minister zei daarop: we zijn bezig met een uitwerking; daar kom ik op terug. Vandaar dat ik die motie toen niet heb ingediend. Mijn vraag was dus inderdaad: hoe staat het daarmee?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter?

De voorzitter:

Meneer Heerema, een tweede vraag?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Zeker, want volgens mij moeten we hier verder op doorgaan. Dat geldt voor de aanstaande wetgeving, maar volgens mij moeten we niet over het hoofd zien dat we al een oneigenlijke druk op de vereniging hebben gelegd door wat we de afgelopen tien, vijftien jaar hebben gedaan. Ik noem het rapport «Klem tussen balie en beleid» van de heer Bosman over de effecten van wet- en regelgeving. Tussen balie en beleid zit nog een heleboel; daar zou de Kamer te weinig oog voor hebben. Dat is ook hierop van toepassing. Hoe kunnen we nou terugkijkend naar die afgelopen vijftien jaar verbeteringen aanbrengen, niet alleen in toekomstige wetgeving, maar ook om wat we gedaan hebben, om wat de verenigingen nu al op zich af hebben gekregen, nu al beter te maken?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik denk echt dat samenwerken vooral ontschotten is, want heel veel regelgeving valt onder andere departementen. Bij Financiën zie ik bijvoorbeeld heel veel fiscale en financiële regelgeving. Gelukkig zie ik dat steeds meer van onze collega's daar heel expliciet aandacht voor vragen. Het CDA heeft bijvoorbeeld geprobeerd om de eerste achttien voorstellen onder elkaar te zetten waarmee we volgens ons zouden moeten beginnen. Maar dit is echt over alle portefeuilles verspreid. Ik denk dat het daarom vooral heel belangrijk is dat we het bij elkaar heel goed tussen de oren krijgen en dat we iedere keer als we een debat hebben, bijvoorbeeld over banken, hierover nadenken, zo van: «Hé, verrek, we krijgen signalen dat het voor verenigingen heel moeilijk is om een bankrekening te openen. Daar moeten we iets mee.» Ik noem de UBO-wetgeving: «Hé, hoog risico? Is een vereniging een risico? Vinden we dat echt? Zo niet, dan moeten we daar iets mee.» Ik denk dus dat het te makkelijk is om tegen de Minister te zeggen: kom maar met een lijstje. Ik denk dat het ook heel belangrijk is dat wij zelf, gewoon in ieder debat dat gaat over dienstverlening – want daar zit het heel vaak – nadenken over de vraag hoe verenigingen daardoor worden geraakt. Want het is echt heel breed en het zit bijna overal, van ruimte tot financiën, van zorg tot veiligheid. Het is echt heel breed.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, u kwam later binnen. We hebben afgesproken: in totaal acht interrupties. Dat is inclusief de interrupties van het kabinet. Dus niet twee keer acht. Eerst de heer Heerema voor zijn derde vraag.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik vind dit onderwerp misschien wel het allerbelangrijkste onderwerp van vanavond. Dit is namelijk de reden waarom verenigingen omvallen, zoals mevrouw Van Dijk ook zelf aangeeft. Door die wet- en regelgeving kunnen zij namelijk onvoldoende bestuurders krijgen. Ik ben dus toch misschien wel op zoek naar dat lijstje. Zij zegt dat het misschien niet nodig is om aan de Minister een lijst te vragen. Ik zal u eerlijk zeggen dat ik wel heb gezocht, maar zelf geen overzicht kan maken van wat er allemaal op de verenigingen af is gekomen en waaraan we zouden moeten werken om dat zo snel mogelijk minder te maken. Ik heb wel een motie in mijn achterzak om de Minister hiervoor aan het werk te zetten. Zij heeft dat directe contact met haar collega-Ministers. Ik kan mij heel goed voorstellen dat juist al die ambtenaren op al die ministeries prima samen tot iets kunnen komen waardoor ze met een voorstel kunnen komen om het makkelijker te maken voor die sportverenigingen.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik zal zo'n motie altijd ondersteunen, want als we overzicht hebben, kunnen we vooruit. Maar ik vind ook dat we zelf moeten zorgen voor dat overzicht, want ik merk dat het vaak zulke simpele praktijkdingen zijn dat je daar niet direct aan denkt als je een wettekst voor je hebt liggen. Ik denk dus dat het en-en is. We moeten de ministeries vragen om hiernaar te kijken, maar we moeten ook iedere keer ons netwerk ophalen, want daar komen zo veel waardevolle signalen uit. Nou ja, goed, over een paar weken zullen wij in ieder geval ook met een heel aantal komen. Misschien is er heel veel overlap, maar dat is alleen maar mooi, want dan gaan we volgens mij samen aan hetzelfde touw trekken.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Dijk. Had meneer Mohandis nou nog een vraag? Nee. Dan is er een vraag van mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik zou aan mevrouw Van Dijk willen vragen of het niet veel fundamenteler is. Alle woordvoerders zitten hier omdat ze sport en bewegen heel belangrijk vinden. We zien dat heel veel sportverenigingen het moeilijk hebben. Vervolgens worden allerlei verschillende subsidieregelingen voor sportverenigingen maar ook voor gezinnen opgetuigd om ervoor te zorgen dat sport en bewegen toch toegankelijk blijven. Vervolgens zien we dat verenigingsbestuurders en clubs het af en toe ingewikkeld vinden omdat ze allerlei verschillende voorzieningen apart moeten aanvragen, en dat kost weer tijd. Dat zien we ook terug in de enquête van het RVVB. Zouden we deze discussie niet veel fundamenteler moeten oppakken en moeten zeggen: wij vinden sport en bewegen belangrijk, dus wij gaan ervoor zorgen dat sportverenigingen overeind kunnen blijven zonder een heel oerwoud van verschillende subsidieregelingen, hoe goed al die verschillende regelingen ieder op zich ook zijn? Dat is mijn vraag.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik ben heel erg voor een minder groot oerwoud van allerlei regelingen. Ook gemeenten klagen daarover: we hebben zo veel SPUK-potjes dat we onderhand ook niet meer weten welk potje we moeten gebruiken om onze verenigingen te helpen. Als we tot een versimpeling zouden kunnen komen, dan denk ik daar graag over mee, want ik denk dat én de gemeentes én de verenigingen en uiteindelijk onze samenleving daar ontzettend mee geholpen zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Westerveld?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Heel kort een toelichting, want ik vraag dit niet voor niets. Bijvoorbeeld bij debatten die we voeren over preventie, vinden we allemaal preventie ontzettend belangrijk. En wat zien we? We gaan allerlei verschillende regelingen optuigen om ervoor te zorgen dat mensen gezond kunnen blijven leven. We houden ons er enorm mee bezig, soms met micromanagement, terwijl we het onderliggende probleem al kennen. Ik kom net uit een debat over passend onderwijs. Iedereen vindt het ontzettend belangrijk dat kinderen meer onderwijs op niveau krijgen. En wat gaan we doen? Een ontzéttend ingewikkeld stelsel optuigen. Volgens mij moeten we ook in dit soort debatten het andere gesprek met elkaar voeren, dus niet over verschillende spotjes maar over de vraag wat het fundamentele probleem is. Als we dan met elkaar vinden dat sport en bewegen belangrijk is, moeten we vervolgens met elkaar ook b zeggen. Ik ben de laatste die zegt dat we er na dit debat zullen zijn, maar dit lijkt me wel het niveau waarop we dit soort debatten moeten blijven voeren met elkaar.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik hoorde geen vraag; ik hoorde vooral een toelichting. Eens; het is veel fundamenteler. Het simpeler maken is misschien nog wel moeilijker dan het ingewikkeld maken, maar het is wel een gezamenlijke uitdaging.

De voorzitter:

Dank u wel. U kunt verdergaan met uw betoog, mevrouw Van Dijk.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik had het over die 75 miljoen voor verduurzaming. Mijn volgende vraag is: kan de Minister aangeven hoe het staat met de uitvoering van mijn eerdere motie, over het aantrekkelijk maken van de BOSA-subsidie, die hier natuurlijk ook mee te maken heeft, door die om te draaien en in te kunnen zetten voor verduurzaming?

Om te weten wat er echt nodig is om onze sportaccommodaties in stand te houden, heeft het CDA eind 2021 gevraagd om een totaaloverzicht van de staat van onderhoud van alle sportaccommodaties. Hoe staat het met de uitvoering van deze motie? In de begroting lees ik dat dit voorjaar een startcongres wordt georganiseerd om hier meer inhoud aan te geven. Kan de Minister dit nader toelichten?

Voorzitter. Op de agenda staan veel onderwerpen die belangrijk zijn om sport hoog op de agenda te krijgen, maar ik blijf toch nog heel even bij het onderwerp verenigingen en vrijwilligers. De VVD had het er al over en ook ik krijg diverse signalen over wielerrondes georganiseerd door vrijwilligers die compleet vastlopen omdat ze geen politie-inzet geregeld krijgen. Waar dat voor een voetbalwedstrijd minder problematisch lijkt, lopen deze evenementen hier echt op stuk. Daarmee dreigen regionale koersen uit het straatbeeld te verdwijnen, terwijl als we iets hebben wat laagdrempelig en voor iedereen toegankelijk is, dat toch wel het met z'n allen kijken naar zo'n wielerwedstrijd is. Dus dat ze zouden verdwijnen moeten we echt niet willen. Mijn vraag aan de Minister is of zij bereid is om hier met haar collega mee aan de gang te gaan, en dat dan nadrukkelijk op de heel korte termijn, want de nood is echt heel hoog.

Ten slotte. Ook de inzet van gezondheidszorg bij grote sportevenementen begint echt een ding te worden. Ook hiervoor vraag ik meer aandacht van de Minister. Faciliteer alsjeblieft deze vrijwilligers en onderschat niet dat we steeds meer van deze organisaties vragen, want we gaan gewoon onze evenementen langzaamaan de nek omdraaien.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Dijk. Keurig binnen de tijd! Ik geef graag het woord aan de heer Van Nispen namens de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter, dank u wel. Dat de SP zeer ontevreden is over dit sportbeleid van de Minister heb ik al duidelijk gemaakt in het vorige sportdebat. Terwijl de urgentie groter is dan ooit tevoren – kijk naar de coronacrisis, kijk naar de energieprijzen, kijk naar de bewegingsarmoede in Nederland – gebeurt er echt veel te weinig. Onze kinderen zijn kampioen stilzitten. Sportverenigingen zitten massaal in de problemen. En de Minister? De Minister is vooral aan het uitleggen waarom allerlei voorstellen en moties vanuit de Kamer niet zullen worden uitgevoerd. Ik vind het allemaal nogal waardeloos.

De zorgen vanuit de Tweede Kamer over de energieprijzen zijn helaas terecht gebleken. Er is een wirwar van steunregelingen ontstaan, overheden doen onvoldoende, de potjes geld zijn te klein en deels nog niet in werking. Het geeft de sportverenigingen en ondernemers geen enkele zekerheid. Zij zien de toekomst somber in. IJsbanen worden in de steek gelaten door deze Minister. Hulde dat Thialf gered is – daar hebben wij ons voor ingezet, ik ook – maar hoe zit het met de andere ijsbanen? Waarom gebeurt daar niks voor? Speeltuinverenigingen zitten in de problemen. Zwembaden worden inmiddels opgedoekt. Dat is niets minder dan een schande. Waar moeten die kinderen leren zwemmen? Hoe kan dit in een welvarend, waterrijk en rijk land?

En wat doet de Minister? Weinig. De Minister hoopt dat het goed komt. En ze gaat minder vaak rapporteren aan de Kamer; in plaats van iedere maand rapporten te sturen, zoals de Kamer vroeg, zegt de Minister: ik ga over drie maanden pas weer vertellen hoe het ervoor staat. Hoezo? Waarom zou je dat doen? Ik kan er echt niet bij. Waarom laat je die prachtige verenigingen, de bestuurders en de vrijwilligers zakken? Veel sporters zeggen nu al hun lidmaatschap op vanwege de stijgende kosten. Als meer verenigingen zich genoodzaakt zien om hun stijgende energiekosten door te berekenen in nog hogere contributies, betekent dat nóg meer uitstroom van leden, en dus minder sporten en bewegen; precies wat we níét nodig hebben.

Het zit me ook ideologisch gewoon enorm dwars. We zijn een rijk land, maar we moeten het kennelijk normaal vinden dat steeds meer mensen hun sport en die van hun kinderen niet meer kunnen betalen. De oplossing van het kabinet is allerlei potjes met subsidies en regelingen waar die individuen een beroep op kunnen doen. Maar waarom is dit nou een individueel probleem van mensen en van die verenigingen apart? Dit is een probleem van en voor de samenleving als geheel, Minister. Waarom wordt het verduurzamen van sportaccommodaties aan de verenigingen en beheerders zelf overgelaten? Waarom wordt dat niet collectief, vanuit de overheid, georganiseerd? Dat is wat er fundamenteel verkeerd gaat met dit kabinet: het individualiseren van collectieve problemen. Daardoor worden ze dus niet opgelost, wordt niet gewaarborgd wat voor ons allemaal van algemeen belang is.

De SP nam samen met andere partijen, zoals D66, het initiatief voor een sportwet, waarin het recht op bewegen wordt vastgelegd: sport als publieke voorziening. De rollen en verantwoordelijkheden zijn helder. Hoe staat het met die sportwet? Waar zit nou nog weerstand? Want daar krijg ik wel signalen over. De wettelijke sportnorm, zoals ook door NOC*NSF bepleit wordt, kan daar onderdeel van zijn. Wat mij betreft zou dat moeten, juist om ruimte voor sport en een beweegvriendelijke leefomgeving te verzekeren. Kan de Minister bevestigen dat de sportnorm daar onderdeel van is?

Hetzelfde geldt voor speelgelegenheden voor kinderen met een beperking, die samenspeelplekken dus. De Minister meldt trots dat er meer speeltuinen komen, maar dat is er nog niet eens één per gemeente. Is dat nou echt te veel gevraagd? Sport en bewegen voor mensen met een beperking moet vanzelfsprekend zijn, maar is dat nog steeds niet. Er moet nog zo veel gebeuren. Denk aan sporthulpmiddelen, zoals een sportprothese of een sportrolstoel. Het is nog steeds nodig om de Minister op te jagen om ervoor te zorgen dat gemeentes en zorgverzekeraars hun verantwoordelijkheid nemen. Waarom krijgt zij dat steeds maar niet geregeld? Waarom gaat het Rijk hier nu aan meebetalen? Per wanneer is dat overbodig, zoals de Kamer al zo vaak heeft gevraagd van de Minister?

Dan bewegen in de zorg. In ziekenhuizen en verpleeghuizen moeten meer mogelijkheden komen om patiënten uit bed te halen en te laten bewegen. Waar blijven de concrete plannen? Ook hierin is de Minister ambitieloos en te traag. Ze heeft geen concrete acties of doelstellingen. Ik vind dat echt teleurstellend.

Het is ook teleurstellend dat de Minister gefaald heeft bij het zoeken naar oplossingen voor wielerwedstrijden. Het tekort aan politieagenten, mede veroorzaakt door de bezuinigingen van de VVD, maar ook door aangescherpte opleidingseisen, zorgt voor een gebrek aan motorbegeleiding. Door plotselinge besluiten – dat is onbehoorlijk bestuur – staan nu allerlei wedstrijden op de tocht. Dat vind ik erg voor de wedstrijdwielrenners, voor al die organisaties en voor alle wielerliefhebbers. Maar dat hoeft niet. Er zijn allerlei oplossingen voor, die werden aangedragen door de Wielren Unie, maar ook al jaren door de Tweede Kamer in debatten en Kamermoties. Ik ga die niet allemaal herhalen, maar ik wil wel dat de Minister dit oplost, samen met haar collega van Justitie en Veiligheid en de collega die over verkeer gaat. En wel snel, want ook hier is mijn geduld wel op.

Sport en bewegen moet veilig zijn, ook voor mensen in de danswereld, waar door klokkenluider Kim Koumans misstanden zijn onthuld, terwijl zij daar zelf een hoge prijs voor betaalt. Wie pakt er nou de verantwoordelijkheid? Het onderzoek is vertraagd. De aanpak is versnipperd. Het valt deels onder sport, deels onder cultuur, maar de Minister heeft toch toegezegd de dansers te ondersteunen en met de Staatssecretaris Cultuur te gaan praten over oplossingen? Waarom is dat nog niet gebeurd? Waar blijft het resultaat? Waar blijft de veiligheid, ook voor hen?

Ik wil een Minister die er echt voor gaat om sport en bewegen toe te laten nemen, die opkomt voor evenementen en verenigingen, die sport en bewegen wil verzekeren voor mensen met lagere inkomens en hun kinderen en die opkomt voor kinderen die moeten leren zwemmen. Die Minister heb ik nog steeds niet gezien.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Nispen. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Maeijer namens de PVV.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Voorzitter. Dank u wel. Afgelopen december zat bij het WGO Sport de tribune vol met mensen die zich zorgen maakten over het voortbestaan van clubs, verenigingen, zwembaden en ijsbanen. Ik zie dat dat wederom het geval is. De aandacht in de media is nu misschien minder, maar de situatie is er niet per se beter op geworden. We zien nog steeds clubs en verenigingen met acute problemen. Wanneer wordt nu eindelijk de noodvoorziening voor de amateursport opengesteld? Wat zijn de voorwaarden? Hoe wordt ervoor gezorgd dat deze voorziening bekend en vindbaar is, en dat de procedure voor de aanvraag eenvoudig is?

Voorzitter. Uit onderzoek van het Register voor Verenigingsbestuurders komt ook naar voren dat men, als men met acute problemen naar de gemeente stapt, stuit op antwoorden gestoeld op willekeur en nattevingerwerk. Hoe zit dit precies? Herkent de Minister dit beeld? Waar blijft de zekerheid die de Minister deze verenigingen en clubs heeft beloofd?

Voorzitter. Een groter probleem is misschien wel de toekomstbestendigheid in het algemeen. Na de coronajaren en de stijgende energielasten zijn de reserves praktisch op. Uit datzelfde onderzoek blijkt dat ruim 5.000 besturen vrezen voor de toekomst van hun vereniging. Bij meer dan 94% van alle verenigingen zullen de kosten met 10% stijgen in 2023 en bij 35% van de verenigingen zelfs met meer dan 25%. Uit die rondgang blijkt dat meer dan de helft van de verenigingsbestuurders opgebouwde reserves gebruikt om de stijgende kosten en het negatieve resultaat van 2023 op te vangen. Deze bestuurders denken dit negatieve resultaat nog maximaal twee jaar op te kunnen vangen. Het RVVB stelt vast dat de betreffende bestuurders niet of onvoldoende beseffen dat de vereniging technisch failliet is. Ik vind dat schokkend om te horen. Ik ontvang heel graag een reactie van de Minister op deze cijfers. Want als er verenigingen of clubs verdwijnen, nu of in de toekomst, verdwijnt er veel meer dan alleen de sport.

Voorzitter. Clubs en verenigingen leunen en draaien op het werk van vrijwilligers. Dat zijn mensen die in hun vrije tijd met hart en ziel van alles op poten zetten. Helaas dalen de aantallen vanwege tijdgebrek, bureaucratische rompslomp of te lage vergoedingen. Ik snap dat op zich wel. Hoe wil de Minister dit te lijf gaan?

Voorzitter. Mijn fractie is van mening dat het niet aan de overheid is om mensen sport en bewegen op te leggen, maar de overheid kan het wel faciliteren. Ik maak me zorgen over de toegankelijkheid van sport. Er moeten clubs en verenigingen zijn waar je kunt sporten, maar je moet ook in staat worden gesteld om het te betalen, als je dat wilt, zodat je mee kunt doen. 60% van de Nederlanders heeft financiële problemen. 1 miljoen mensen zakken volgend jaar onder de armoedegrens, waaronder 230.000 kinderen. Uit een onderzoek van Motivaction onder 482 clubs en verenigingsbestuurders blijkt dat 41% van de clubs en verenigingen door de stijgende energiekosten genoodzaakt was om de contributie te verhogen. Bij bijna twee derde van deze clubs heeft dat geleid tot meer opzeggingen. Deelt de Minister mijn inschatting dat deze aantallen alleen maar zullen toenemen als straks het nieuwe sportseizoen begint? Wat doet de Minister om sporten voor iedereen toegankelijk te houden als het gewone leven al zo onbetaalbaar is?

Voorzitter. Vorig jaar werd er gesproken over een plan van aanpak om inzichtelijk te maken waar je financiële steun kunt krijgen. Er werd toen ook gesproken over een campagne. Maar ik zie eigenlijk nog helemaal niets. Wanneer komt dat van de grond? Wat verwacht de Minister daar eigenlijk van? Waarom wordt er niet gewoon gezorgd voor meer geld in de portemonnee, zodat je zelf kunt kiezen waar je dat aan besteedt?

Voorzitter. Lekker buiten kunnen spelen is net zo belangrijk als sporten bij een club of vereniging. 17% van de kinderen speelt nooit buiten. Dat zijn 238.000 kinderen. Het is goed om te lezen dat de Minister werk maakt van speelplekken die voor iedereen toegankelijk zijn, voor kinderen met en zonder beperking. Er komen nieuwe speelplekken bij, maar dat zijn er niet genoeg, want niet in iedere gemeente is een toegankelijke speelplek. Ik vind dat echt waanzin. Kunnen spelen in de gemeente waarin je woont, is toch een soort basisvoorziening? Ik snap dat gewoon niet.

Voorzitter. In hoeverre worden speeltuinverenigingen meegenomen in het noodfonds of andere regelingen? We kregen gisteren nog een brief van Jantje Beton, waaruit blijkt dat 5% van de speeltuinverenigingen verwacht dit jaar de deuren te moeten sluiten. 61% heeft nog geen enkele compensatie gekregen.

Voorzitter. Dan zwemvaardigheid. Hoe staat het met de wachtlijsten voor zwemles? Vorig jaar december is een motie van mij en collega Van Nispen aangenomen, waarin we vragen om een concreet plan voor het terugdringen van de wachtlijsten voor het zwem-ABC. Ik heb mijn best gedaan om alle stukken te lezen, maar volgens mij staat er praktisch niets in over zwemmen. Ik zou dus heel graag willen weten hoe het daarmee staat.

Voorzitter. Ik zie dat mijn tijd dringt, dus ik glij een beetje door mijn tekst heen.

Tot slot de reddingsbrigade. Ook daarover is een motie van de SP, de PvdA en de PVV aangenomen, over structurele financiering voor het programma Het Strand Veilig. De Minister heeft die financiering toegezegd. Dat is mooi, maar ik zou heel graag van de Minister willen weten hoe het daar nu precies mee staat. Is dat nu echt helemaal rond? Kan het programma Het Strand Veilig gewoon verder?

Voorzitter, tot slot. Ik zal helemaal afronden. Mijn excuses alvast: vanwege het verschuiven van het debat, moet ik het debat wat eerder verlaten.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Maeijer. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Westerveld namens GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Het voordeel van als laatste zijn, is dat heel veel punten gewoon al zijn gemaakt. Dat was trouwens niet de reden dat ik wat later kwam. De reden was dat ik bij een ander debat zat. Dat ging over passend onderwijs, dat ook een belangrijk onderwerp is voor ons.

Ik sluit me aan bij de opmerkingen van collega's die aangeven dat het beleid soms wel heel erg gericht is op het plakken van pleisters. Als wij met elkaar vinden en zeggen dat sporten en bewegen heel belangrijk is – ik vind dat, en volgens mij vinden alle collega's die hier zitten dat ook – dan moeten we de daad bij het woord voegen. We moeten voorkomen dat er een heel oerwoud aan allerlei regeltjes wordt opgetuigd om ervoor te zorgen dat sport toegankelijk blijft. Dat zeg ik ook omdat we weten dat heel erg veel bestuurders steeds meer tijd kwijt zijn aan bureaucratie. We schieten onszelf daarmee in de voet. Ik ben heel benieuwd hoe de Minister dat ziet. Hoe wil zij sport en bewegen voor iedereen toegankelijk houden zonder dat we allerlei nieuwe subsidieregels in het leven gaan roepen? Want volgens mij moeten we dat niet doen.

Voorzitter. Er zijn wel meer dingen die we met elkaar zouden moeten veranderen. Ik las afgelopen weekend het advies van de Sportraad waarin die stelt dat prestaties veel te veel centraal staan en niet de kinderen. Dit laat zien dat de problemen bij de sport nog veel breder liggen, namelijk ook in de financieringsstructuur. Want als je de financieringsstructuur zodanig neerlegt dat vooral presteren sponsoren aantrekt en dat een groot deel van de inkomsten daarvandaan moet komen, begrijp ik ook wel dat er soms te weinig aandacht is voor de pedagogische kwaliteit, terwijl we die aandacht natuurlijk wel willen. Ik ben dus benieuwd wat de reactie is van de Minister op het advies van de Sportraad, die heel duidelijk zegt dat juist het plezier voorop moet staan bij kinderen. Volgens mij zouden we dat advies moeten omarmen, want we willen juist dat de kinderen die het meeste moeite hebben met sporten en bewegen, daar echt plezier uit gaan halen en hun hele leven lang blijven sporten en bewegen.

Voorzitter. Nog zo'n punt waarin ik een discrepantie zie tussen wat wij hier allemaal vinden en hoe de praktijk is, gaat over zwemmen. Mevrouw Maeijer noemde net terecht een motie van de heer Van Nispen die is aangenomen, maar een jaar geleden werd ook een motie van ons aangenomen met daarin een heel concrete vraag, namelijk een verzoek aan de regering om met alle gemeenten een plan te maken zodat alle kinderen binnen drie jaar hun zwemdiploma kunnen halen. Dat was een jaar geleden. Nu er zwembaden omvallen – de heer Mohandis gaf daar al een voorbeeld van – zie ik niet hoe dit soort zaken die wij met elkaar willen, geregeld kunnen worden. Het gaat mij dan niet eens om de motie, maar het gaat mij er wel om dat we in een waterrijk land als Nederland er met elkaar voor moeten zorgen dat alle kinderen zwemvaardig zijn. Ik ben benieuwd hoe de Minister dit ziet.

Voorzitter. Er is al een heel aantal vragen gesteld over de zorgen die bij verenigingen leven. Wat ik ook duidelijk teruglas in de enquête van het RVVB is dat er moeite is met het vinden van jonge bestuurders. Nou ken ik een heel aantal mooie voorbeelden waarbij er juist samenwerking is tussen onderwijs en sportverenigingen, bijvoorbeeld doordat een deel van de stage ingevuld kan worden op een sportvereniging. Ik zou de Minister willen vragen of dit overal in het land bekend is. Kan zij er iets in betekenen? Ik zie in ieder geval een aantal van dit soort mooie voorbeelden en volgens mij zouden we die moeten toejuichen, want het is natuurlijk belangrijk dat er in sportverenigingen diversiteit aan bestuurders is en jonge mensen kunnen heel mooie aanwas zijn voor een bestuur.

Voorzitter. Mijn laatste punt gaat over veilig sporten. Ik heb natuurlijk ook vorige week het mooie interview van de Minister gelezen waarin zij aangeeft dat iedereen veilig moet kunnen sporten en dat als dit niet het geval is, sporters zelf dat op een goede en laagdrempelige manier moeten kunnen melden. Maar wat gebeurt er met alle meldingen die de afgelopen jaren zijn binnengekomen? Ik doel bijvoorbeeld op het turndossier. Voor de tegemoetkomingsregeling van € 5.000 zijn bijna tweemaal zoveel aanvragen binnengekomen als gedacht. Ik vraag mij dan af: hoezo werd er niet verwacht dat dat aantal weleens hoger kon zijn? Want de signalen zagen wij allemaal al binnenkomen. Wat gebeurt er nu om de slachtoffers echt concreet te helpen?

Voorzitter. Ditzelfde speelt natuurlijk ook op het dansdossier. Mijn beleidsmedewerker die dit debat eerder voor mij volgde, zei dat de heer Heerema net zoals de heer Van Nispen al een punt maakte over de slachtoffers daar en dan in het bijzonder over Kim Koumans, die als klokkenluider naar voren is getreden en nu zelf ontzettend veel moet regelen, terwijl door de Minister en haar voorgangers werd gezegd dat dit heel belangrijk is om de goede hulp te kunnen bieden. Op welke manier zorgen wij er dan nog voor dat mensen die slachtoffer zijn van misstanden in de sport, geholpen kunnen worden?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dat is het einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. We gaan schorsen voor de voorbereiding van de beantwoording van de vragen. Ik stel een schorsing van een halfuur voor. Om 16.55 uur zijn we hier dus weer terug. Ik zeg 16.55 uur, want dan weet ik zeker dat we om 17.00 uur kunnen beginnen. Ik schors tot 16.55 uur. Dan zie ik u weer terug. Dank u wel.

De vergadering wordt van 16.24 uur tot 16.56 uur geschorst.

De voorzitter:

Goedemiddag. Ik heropen de vergadering voor de beantwoording door de regering van de vragen uit de eerste termijn. Ik heb begrepen dat het, zoals we dat gewoon zijn, in blokjes is ingedeeld. Ik wil de Minister vragen of ze de indeling wil geven en dan lopen we er vanzelf doorheen. Ik geef graag het woord aan de Minister.

Minister Helder:

Dank u wel, voorzitter. Welkom aan iedereen hier op de tribune en ook aan de mensen thuis die kijken. Dank ook voor de vragen.

Zoals gezegd heb ik een korte inleiding. Ik zal ook de blokjes even opnoemen, want dat is handig. Eerst komt het blokje toekomst sportverenigingen, dan Sportakkoord, energie, wetgeving, veilige sport, en dan nog een blokje varia.

De voorzitter:

Ja, en ik ga proberen om de interrupties eerst zo veel mogelijk op te sparen tot het einde van het blokje; dat helpt om het tempo erin te houden.

Minister Helder:

Zeker.

De voorzitter:

Het woord is aan de Minister.

Minister Helder:

Voorzitter. De vorige keer dat we elkaar spraken, constateerden we dat twee keer per jaar een debat over het sportbeleid eigenlijk te weinig is om de breedte en de diversiteit van het sportbeleid recht te doen. Ik vind het dus goed dat we elkaar ...

Zijn we eruit met de blokjes? Ik zal het zo nog een keer herhalen.

Nee, even alle gekheid op een stokje. Ik vind het goed dat we elkaar vandaag spreken, want er ligt meer dan voldoende om met elkaar over in gesprek te gaan.

We staan onder andere stil bij de voornemens om de sport veiliger te maken, maar zoals u terecht heeft ingebracht in de eerste termijn zijn er ook andere zorgen. Ik zie dat de sport te maken heeft met alles wat we breed terugzien in de maatschappij: grensoverschrijdend gedrag, een forse stijging in de energierekening, zorgen over de toekomst en over de complexiteit van het leven, en de regelgeving waar we mee te maken hebben. Het is een uitdaging voor iedereen die actief is in de sport om die problemen aan te pakken.

Er wordt heel veel gedaan in de sport op vrijwillige inzet en ik zie het als mijn taak om dat zo goed mogelijk te faciliteren en kaders te stellen waar nodig. We zullen daar dadelijk, als het gaat om het faciliteren, nog uitgebreider over spreken.

Het is een breed scala aan onderwerpen waar u mij op bevraagd heeft, vandaar dat ik het in blokjes heb opgebouwd. Is het nodig om deze nog een keer te herhalen?

De voorzitter:

Nee, hoor. Gaat uw gang.

Minister Helder:

Voorzitter. Ik begin met het voortbestaan van de sportvereniging, want dat is de belangrijkste zorg die vandaag op tafel werd gelegd. In het rapport van het RVVB dat we vorige week gezien hebben, zie ik ook veel van de zorgen van de sportbestuurders terug. Ik begrijp die zorgen en ik herken de vraagstukken die genoemd worden, zoals de toegenomen regeldruk en de moeite om vrijwilligers te vinden. Er ligt een taak voor de sportclubs, de bonden, de gemeenten, maar ook voor de overheid om deze vraagstukken aan te pakken.

Daar lopen al meerdere acties op. Verenigingen hebben daar zelf ook een belangrijke rol in. Via het Sportakkoord ondersteun ik de sportverenigingen die toekomstbestendiger willen worden, bijvoorbeeld door beter in te spelen op de behoeften van huidige sporters, maar ook door het technisch, bestuurlijk en vrijwillig kader van sportverenigingen te versterken en de uitvoeringskracht bij sportclubs te vergroten, bijvoorbeeld door het aanstellen van clubkadercoaches en verenigingsmanagers. Ook wordt de clubondersteuning effectiever ingericht met één centraal aanspreekpunt voor alle clubs per gemeente, waar ze geholpen kunnen worden om een sportclub toekomstbestendig en zelfredzamer te maken. Ik hoorde de opmerking dat het niet zo moet zijn dat die mensen alleen maar bij de gemeente zitten maar dat ze ook op de sportclubs aanwezig zijn om het op die manier laagdrempelig te maken. Daar ben ik het mee eens. De bedoeling van die clubondersteuning is dat clubs die ondersteuning nodig hebben daar terechtkunnen voor hun vragen en kunnen worden gekoppeld aan de benodigde ondersteuning.

Voor de verduurzaming is al uitgebreide onafhankelijke ondersteuning en ontzorging beschikbaar via Sport NL Groen. Daarnaast laat ik de financiering van de verduurzaming nog onderzoeken zodat ook de verenigingen bereikt kunnen worden die het nu nog lastig vinden om te verduurzamen. Ik ben ook in gesprek met de voorzitter van het Nationaal Klimaat Platform om te onderzoeken hoe een versnelling kan worden aangebracht in de verduurzaming. Ik ga ook, naar aanleiding van het rapport van het RVVB, uw vragen en het actieplan van de heer Mohandis, dat ik vanmiddag in ontvangst heb genomen, in gesprek met de sport en de gemeenten. We zijn vanuit VWS al ruim in gesprek als het gaat om de verduurzaming van het maatschappelijk vastgoed, ook met onze collega-ministeries. Ook die gesprekken lopen door en ik zorg dat de sport daar goed op de agenda staat.

Dan de vragen, voorzitter. De heer Heerema vraagt of ik in kaart kan brengen hoe het zit in de sportverenigingscultuur op het gebied van wet- en regelgeving. Die zijn we steeds meer al commerciële bedrijven gaan benaderen. Hij vraagt wat ik daaraan wil doen. Laat ik nog een keer benadrukken dat vrijwilligers echt onmisbaar zijn voor de sportsector. Tegelijkertijd zorgen de maatschappelijke ontwikkelingen ervoor dat we steeds meer verantwoordelijkheden vragen, niet alleen van de clubs, maar ook van deze vrijwilligers. Ik heb net uitgelegd dat via ik het Sportakkoord en de doorontwikkeling in Sportakkoord II probeer om vrijwilligers zo veel mogelijk te ondersteunen, bijvoorbeeld door het versterken van kader, zowel technisch, bestuurlijk als vrijwillig, maar ook door meer uitvoeringskracht bij sportclubs, waardoor vrijwilligers worden ontlast.

Er werd een opmerking gemaakt over de veelheid aan potjes. Dat is precies de reden waarom we gekozen hebben om te werken met een Brede SPUK-regeling, een brede specifieke uitkering richting de gemeentes. Daarin zit de brede combinatieregeling voor de buurtsportcoaches en de mogelijkheid voor een clubkadercoach of een verenigingsmanager. Het professionaliseren van de sportsector is belangrijk om die vrijwilligers te ondersteunen en te behouden en dat heeft in ieder geval mijn blijvende aandacht. Op dit moment voert Sira Consulting nog een verkennend onderzoek uit naar de aard, omvang en oorzaken van de ervaren regeldruk bij alle vrijwilligersorganisaties. Dat is een onderzoek waarbij opties worden gegeven voor praktische oplossingsrichtingen, maar ook effectieve oplossingsrichtingen waar ook de sportsector en de verschillende departementen mee aan de slag kunnen gaan. Ik wacht de resultaten van dat onderzoek af voordat we met een voorstel komen voor hoe daar verder mee om te gaan. Dat zit in de portefeuille van de Staatssecretaris. Hij doet het vrijwilligersbeleid. Ik kijk daar uiteraard vanuit zowel de zorg als de sport in mee. De Staatssecretaris zal vanuit zijn verantwoordelijkheid voor het vrijwilligersbeleid in ieder geval de Kamer in het tweede kwartaal nog zijn rapport daarover toezenden. Ik heb het dan over het rapport dat nu wordt opgemaakt door Sira Consulting.

De vraag van mevrouw Van der Laan die hierbij hoort, was of ik in gesprek kan gaan met gemeenten over huurindexatie. Dat is natuurlijk lastig, want de exploitatie van de sportvoorziening is een verantwoordelijkheid van de gemeente daar waar die in gemeentelijk eigendom is. In het Sportakkoord is opgenomen dat we samen willen kijken naar een verantwoorde exploitatie, hoe we die met elkaar meer toekomstbestendig kunnen maken. Ik roep gemeenten ook in het Sportakkoord op om daar goed naar te kijken natuurlijk. Als het gaat om het samenstellen en het vaststellen van de tarieven voor de eigen accommodaties, ben ik geen partij. Ik kan ze daar uiteraard wel toe oproepen.

Misschien als afsluiting van dit blokje, als het gaat om de toekomstbestendigheid. Ik kom zo nog terug op de energielasten. We hebben ons de afgelopen winter erg veel zorgen gemaakt over of de sportverenigingen in voldoende mate door konden gaan. In de rapportage die het RVVB op tafel heeft gelegd, zie je, als je door de oogharen kijkt, een kwetsbaarheid van de sportsector en ook van de sportaccommodaties die al over jaren is gebouwd. Het zijn bijvoorbeeld oudere locaties. Een voorbeeld is dat een locatie van een gemeente was overgekocht voor € 1. Daar lag al een verduurzamingsopgave, maar daar is natuurlijk gewoon de energieproblematiek bij gekomen. Dat maakt dat het zwaarder wordt. Ik sta zeker aan de lat – dat kan ik hier zeggen, u mist bij mij geen urgentie – om te kijken hoe we daarmee aan de slag gaan. Dit is ook een onderdeel van het uitwerken – ik kom daar straks nog op terug – van het Sportakkoord II: kijken hoe we de gemeentes hier verder bij kunnen ondersteunen. Ik zie ook dat er meer nodig is om dat verder op te bouwen en daarmee dus ook de toekomst van de verenigingen veilig te stellen.

Dit even over de toekomst van de verenigingen. Ik kom zo nog specifiek op energie terug.

De voorzitter:

Dat was inderdaad een opmerking. Dus energie komt er zo nog aan. Ik zie toch wat vragen, van de heer Heerema, mevrouw Van der Laan en mevrouw Van Dijk. Eerst meneer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb goed geluisterd naar de Minister. Ik had volgens mij een hele duidelijke vraag neergelegd, namelijk om uit te laten zoeken welke taken en regelingen er allemaal zijn bij gekomen voor de amateursport. Volgens mij heb ik niet de toezegging gekregen dat dat ook gedaan wordt. Ik zie het namelijk niet staan. Dat is het voordeel van naast de griffier zitten. Ik zie dat dit niet als toezegging is opgeschreven. Ik stel dus even een hele concrete vraag. Gaat de Minister dat uitzoeken? Dat is belangrijk voor ons om te weten, want dan kunnen we ergens ingrijpen.

Ten tweede. De Minister heeft gezegd: ik ben in gesprek met mijn collega-Ministers over zo'n fonds. Wanneer kan ik een resultaat verwachten?

De voorzitter:

De Minister. Gaat dit over energie?

Minister Helder:

Ik heb een antwoord op uw eerste specifieke vraag, maar dat zit volgens mij in een van de twee volgende blokjes. Ik kom er zo op terug. Er komen inderdaad nog heel veel antwoorden terug.

De voorzitter:

Hij telt wel als interruptie, hoor. Dus wees daar voorzichtig mee.

De heer Mohandis (PvdA):

Ik had ook een vraag waarvan ik dacht dat die onder blokje één viel, maar als die onder varia valt, moet ik gewoon even wachten.

De voorzitter:

Dat snap ik, maar ...

De heer Mohandis (PvdA):

Zal ik 'm gewoon even stellen om te checken of die vergeten is?

De voorzitter:

Wat u wilt, meneer Mohandis.

De heer Mohandis (PvdA):

Ik had een vraag gesteld over de verschillende onderzoeken die nu voorliggen. Het Mulier Instituut rapporteert aan ons. We hebben gezegd: zet daar in het vervolg een kwalitatief beeld van het RVVB naast om ons een breder beeld te geven. Anders gaan we allerlei percentages zien waarover gediscussieerd wordt. Wij vinden alleen het Mulier Instituut te mager, want dit is best een open uitvraag. Er worden geen gesprekken gevoerd met verenigingen. Hoe staat u daartegenover?

Minister Helder:

Mijn excuses daarvoor. Die vraag was inderdaad gesteld. Ik ben het met de heer Mohandis eens. We hebben nu de uitvraag gedaan via het Mulieronderzoek. We hebben de frequentie daarvan opgeschroefd. De heer Van Nispen vroeg waarom ik niet heb gezegd dat ik over drie maanden zal rapporteren. De reden daarvoor is dat we dan in de zomer terechtkomen. Die rapportages, brieven en dergelijke betekenen ook voor de ambtenaren heel veel werk. In het najaar gaan we dat weer oppakken. Als het nodig is om dat maandelijks te doen, dan doen we dat. Het Mulier Instituut houdt ondertussen wel de vinger aan de pols. We hebben ook de uitkomsten van het RVVB-onderzoek. Daar zitten veel meer kwalitatieve elementen in. U zegt: vraag nou door. U komt veel bij sportclubs, maar dat geldt ook voor mij. Daar moet je dit verhaal bovenhalen. Ik kan u toezeggen dat we het mee zullen nemen in de wijze waarop we de vinger aan de pols zullen houden in de sportsector. Die kwalitatieve elementen zullen we dus meenemen in het onderzoek.

De voorzitter:

Wilt u een volgende vraag stellen, meneer Mohandis? Gaat uw gang.

De heer Mohandis (PvdA):

Ik wil het nog even iets scherper hebben. Ik wil dat het RVVB, dat in november al eerder aan ons heeft gerapporteerd en dat nu weer doet, gewoon structureel wordt meegenomen in de monitoring. Ik zeg het even ondiplomatiek: er is in deze sector een pain in the ass nodig, in de vorm van het RVVB, dat ook de Kamer informeert. Ik denk dat dat ten goede komt aan alles wat er ligt. NOC*NSF heeft het erover dat 50% in gevaar is. Motivaction heeft het over 42%, het RVVB over 20% en het Mulier Instituut over 16%. Ik wil gewoon een breder beeld. Het RVVB heeft toegang tot de verenigingen en doet kwalitatief onderzoek. Dat moeten we meenemen.

Minister Helder:

Er komt nu informatie uit drie hoeken. Ik ben het met meneer Mohandis eens dat we een goed beeld moeten hebben. We laten zelf onderzoek doen door het Mulier Instituut. Uit de bonden, uit NOC*NSF en de KNVB, komt ook informatie naar voren. Daarnaast hebben we de informatie van het RVVB. Het lijkt mij verstandig om even na te gaan hoe we dat het beste kunnen combineren, want ik ben het met u eens dat we een goed beeld moeten hebben. Dat bindt ons. Ik ga nog even kijken hoe we die beelden het beste naast elkaar kunnen leggen, want ze verschillen wel. Dat zagen we ook de laatste tijd. Welke definitie hanteren we precies voor «op omvallen staand»? Het gaat er nu om dat we de laag eronder gaan zien, de kwetsbaarheid van de sector. Ik zeg u toe dat ik het meeneem, maar ik moet nog wel even kijken hoe ik dat precies kan doen.

De voorzitter:

Ik snap wat u wilt, meneer Mohandis. U wilt het iets concreter hebben dan «ik neem het mee». U wilt weten wanneer enzovoorts.

De heer Mohandis (PvdA):

Ik wil niet weer een interruptie verspillen.

De voorzitter:

Volgens mij verwoord ik het goed voor meneer Mohandis. Kunt u het iets concreter maken in de tijd, Minister?

Minister Helder:

Ik kijk even naar de antwoorden, maar daar zit niet die concreetheid in in de tijd. Ik begrijp de vraag. Laat we afspreken dat ik er in tweede termijn op terugkom en anders kom ik er separaat op terug. Als we het nu doen, moeten we volgens mij ook dat op een handige en toekomstbestendige manier doen. Ook dat moeten we effectief doen. Ik vind het ook wel prettig om gewoon even met de bonden hierover te kunnen spreken. Er komt nu uit verschillende richtingen informatie. Wat ik met u deel, is dat we met elkaar een goed beeld moeten hebben en dat we dat voldoende frequent moeten bekijken.

De voorzitter:

Precies.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik wil even terugkomen op mijn vraag om de regeldruk te verminderen en naar een toptienschraplijst «niet meer doen». Ik sluit me eigenlijk aan bij wat mevrouw Westerveld probeerde aanhangig te maken, een fundamenteel punt: geen pleisters plakken. Nu hoor ik in de beantwoording eigenlijk dat er verwezen wordt naar de Staatssecretaris. Ik neem dan aan Staatssecretaris Van Ooijen, omdat hij verantwoordelijk is voor vrijwilligers. Dat is ook een beetje aan versnippering doen, want volgens mij mag ik deze Minister aanspreken op een professionele manier over vrijwilligers in de sport. Dus wie gaat nou die schraplijst maken, als we denken dat dat een goed idee is?

Minister Helder:

Helemaal mee eens. Op de vrijwilligers in de sport mag u me zeker aanspreken. De schraplijst gaat niet alleen over vrijwilligers. Die gaat in feite heel breed over de sector. Die gaat over alle sectoren en zeker over de zorg. Dat komen we dus veel tegen. Als het gaat om specifiek dat onderzoek naar hoe we vrijwilligers nou beter kunnen ondersteunen in de toekomst, de vrijwilligers breed in onze maatschappij: dat is wat de Staatssecretaris aan het doen is. Het is vervolgens ook handig om dat mee te nemen. Als het gaat om schrapsessies of om het kijken of we als er meerdere subsidiepotjes zijn dat kunnen vereenvoudigen: ik denk dat we hebben laten zien dat we met de Brede SPUK zoals die nu is opgetuigd richting de gemeenten al een belangrijke stap voorwaarts doen om te zorgen dat we die financiering vereenvoudigen. Daar hebben we dus naar geluisterd en daar hebben we ook iets mee gedaan. Daar waar ik mogelijkheden zie om dat te doen, doe ik dat ook.

Wat wel lastig is daarmee, is natuurlijk dat we ook gebonden zijn aan de rechtmatigheidstoetsing. Dus als er een subsidie of een potje geld bij BZK voor een heel specifiek doel is, moet je het ook daar aanvragen omdat we de rechtmatigheidstoetsing moeten kunnen doen. Daar kijk ik veel meer naar en dat doen we onder andere in het Sportakkoord II. Daar kijken we hoe we dat nou effectief, slim en handig kunnen ondersteunen, zodat we inderdaad de vrijwilligers en de vrijwillige bestuurders – ik zie dat ook in de praktijk, ook in mijn eigen familie – zo goed mogelijk kunnen ontzorgen. Want het is ook een woud aan regels. Dat ben ik helemaal met u eens. Dat zie ik echt.

De voorzitter:

Dank u wel.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Eigenlijk ook even over dat onderzoek naar die regeldruk, met name over hoe breed dat wordt ingestoken. Is dat met name VWS? Of wordt er over alle ministeries heen gekeken en krijgen we dadelijk echt met elkaar een overzicht waar we breed mee vooruit kunnen?

Minister Helder:

U bedoelt het onderzoek van de Staatssecretaris daarover? Ja, dat gaat echt over het vrijwilligersbeleid in Nederland, dus dat is breed. Ja.

De voorzitter:

Zei u via de voorzitter. Meneer Van Nispen, had u ook nog een vraag? Gaat uw gang.

De heer Van Nispen (SP):

Ik probeer er een beetje achter te komen of de Minister nu de urgentie ziet bij de sportverenigingen. In het vorige debat hebben wij als Kamerleden volgens mij moeten kletsen als Brugman om dat gevoel van urgentie bij de Minister te krijgen. In bespeur dat nu meer. Ze kan er ook niet meer omheen, want er liggen inmiddels stapels aan onderzoeken en bewijs dat de situatie zeer ernstig is op allerlei vlakken, voor de vrijwilligers, regeldruk, verduurzaming, energiekosten, de contributies en noem het maar op. De Minister heeft het ook over ontzorgen. Volgens mij zou de Minister ook kunnen zeggen: «We gaan die clubs maximaal helpen. We gaan ze ontzorgen. We gaan zorgen dat ze alle potjes geld die voor verenigingen beschikbaar zijn weten te vinden. We gaan ze daarbij helpen. We gaan die potjes geld naar hen brengen.»

Dan die verduurzaming. Daar begon de Minister zelf ook over, dat ze er nog eens naar gaat kijken. Die potjes geld moeten ruim genoeg zijn en die moeten ook niet aflopen voordat al die verenigingen verduurzaamd zijn, want dat zou natuurlijk heel raar zijn. De energieprijzen zijn nu hoog. Met de verduurzaming help je die verenigingen: een win-winsituatie. Je kunt niet hebben dat die potjes geld komend jaar aflopen en er dan nog helemaal niks is gebeurd op de verduurzaming omdat het voor heel veel mensen al te ingewikkeld is om hun eigen huis te verduurzamen, laat staan als je vrijwilliger bent en een hele sportaccommodatie onder je hoede hebt.

De voorzitter:

Uw vraag?

De heer Van Nispen (SP):

Mijn vraag aan de Minister is of ze dit wil toezeggen.

Minister Helder:

De heer Van Nispen vraagt mij om een soort ongelimiteerde financiële ondersteuning toe te zeggen. Dat kan ik niet. Wat ik wel kan – dat ben ik wel met hem eens – is natuurlijk kijken wat we maximaal kunnen doen. Vandaar dat ik ook met mijn collega-Ministers in gesprek ben over het maatschappelijk vastgoed, over hoe we dat zo goed mogelijk kunnen doen. Ik ben met de kwartiermaker van het Klimaatfonds in gesprek om te kijken wat daar gebeurt en waar we daar gebruik kunnen maken van de mogelijkheden die er zijn. We proberen zo goed mogelijk – dat is onder andere het gesprek dat we met Thialf hebben gehad – te kijken hoe we de verduurzaming, wat ook een stukje innovatie is, kunnen ondersteunen, zodanig dat we nieuwe kennis hebben en dat ook andere ijsbanen met die kennis geholpen zijn.

Ik denk dus eerlijk gezegd dat het en-en-en is en dat het ook een en-en-en is van voortdurende aandacht. We moeten kijken wat allemaal mogelijk is, dat vervolgens bij elkaar brengen en dan kijken hoe we dat toch via een soort eenloketfunctie, wat die persoon bij de gemeente moet zijn, bereikbaar maken. Want dat is volgens mij het verhaal dat je hoort: het kan wel dat er geld is, maar ik kan het niet vinden of ik moet zo'n stapel heen in de aanvraagprocedure dat je er bijna een specialist voor nodig hebt om dat te doen. Dat is iets waar we nog wel wat mee kunnen. Dat is ook onderdeel van Sportakkoord II. Dat hebben we ook gezegd. We gaan kijken naar de echt effectieve ondersteuning van de sportclubs. Ik hoor wat u ook zegt: zorg nou dat die persoon van de gemeente, die aanspreekpersoon, niet alleen bij de gemeente zit, maar dat die echt ook op de sportclubs komt en weet wat de realiteit is van de sportclubs en zet ook in op de mogelijkheden die er zijn in de brede combinatieregeling om mensen op de verenigingen in te zetten. Dat samen moet zorgen dat we de verenigingen veel beter kunnen helpen. Ik denk dat het echt een grote uitdaging is – dat ben ik met u eens – als je goed kijkt. We moeten ook kijken wat nu op korte termijn het eerste nodig is. Dat was de energie. Dat heb ik de afgelopen winter gedaan. We moeten nu doorkijken naar de volgende winter natuurlijk en doorkijken naar die verduurzamingsopgaven. Maar dat is niet alleen de overheid. Dat zijn ook de gemeentes en dat zijn uiteraard ook de clubs zelf.

De voorzitter:

Dank u wel. Er komt ook nog een blokje energie aan.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter, ik heb hier een vervolgvraag op. De Minister heeft het over één loket en dat het toch de verantwoordelijkheid van de verenigingen blijft. De Minister heeft het over versimpeling en kijken of ze bij één loket terechtkunnen. Het gaat mij niet ver genoeg. Ik vind het heel onverstandig dat de Minister niet zegt: we gaan de potjes geld die er zijn naar de verenigingen brengen. We gaan toch wachten tot de verenigingen zich melden en het hangt ook nog eens van de gemeentes af of zij dat wel of niet bereikbaar maken. Waarom ziet de Minister dit niet als een collectieve opgave? Want nu is het, net als bij de armoederegelingen, waar ook heel veel mensen de weg niet weten te vinden, bij die verduurzamingsregeling: de vrijwilligers op de clubs zijn verantwoordelijk voor de verduurzaming van die hele sportaccommodatie. Waarom ziet de Minister dit niet als een collectieve opgave, waarmee we volgens mij als Rijk allerlei doelstellingen dichterbij kunnen brengen, de sport betaalbaar kunnen houden en die vrijwilligers op die clubs een hele boel zorg uit handen kunnen nemen? Is de Minister bereid om die fundamentele verandering in te gaan zetten?

Minister Helder:

Volgens mij weet de heer Van Nispen net zo goed als ik, en misschien wel beter, hoeveel verschillende verenigingen er zijn en hoeveel verschillende constructies er zijn. Het blijft natuurlijk altijd uiteindelijk de verenging die zelf iets zal moeten aanvragen of de gemeente die iets aanvraagt. Daar kan ik niet zo veel aan veranderen. Ik denk dat we wel iets kunnen doen als het gaat om de bereikbaarheid van die mogelijkheden. Daarom ben ik ook breed aan het kijken. We hadden het net over wat de mogelijkheden zijn bij BZK, bij EZK en bij andere ministeries, waar we nog geld kunnen vinden waar die sportverenigingen bij kunnen en mee verder kunnen. Daar hebben we wel wegwijzers voor nodig en dat zou die persoon bij de gemeente natuurlijk voor een belangrijk deel kunnen doen.

Ik denk dat we nog wel meer kunnen doen om het te vereenvoudigen. Iemand – ik weet niet meer wie – had het over de schrapsessies. Ook dat zijn natuurlijk dingen. Dat is precies wat we in de werkagenda Sportakkoord II mee gaan nemen, om te kijken hoe we nou echt die effectieve ondersteuning van de verenigingen kunnen doen. Er is natuurlijk een heel grote diversiteit aan situaties en het moet ook rechtmatig. Dat is ook iets wat we moeten doen. Ik kan niet zomaar geld van a naar b brengen. Dat is natuurlijk ook iets waar we wel tegen aanlopen.

De voorzitter:

Volgens mij zag ik een vraag van mevrouw Van Dijk. Klopt dat, mevrouw Van Dijk? Daarna is er nog een vraag van de heer Mohandis.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik houd 'm even in mijn achterzak.

De heer Mohandis (PvdA):

Ik wil er nog even op doorgaan. Dit punt heb ik ook uitgelegd in mijn spreektekst en het zit ook in het actieplan. Ik zal de Minister uitleggen wat ik heel goed vind aan het punt van de heer Van Nispen. Die verduurzaming is gewoon een nationale opgave. Uit meerdere onderzoeken blijkt dat best wel veel verenigingen zeggen dat het binnen vijf jaar of langer gewoon niet gaat lukken met dit tempo, met de manier waarop het geld is ingericht, met te weinig handjes en met een landelijke en een lokale overheid die geen regie nemen op het verduurzamen van sportaccommodaties. Is de Minister gewoon bereid om met gemeenten de afspraak te maken om samen regie te voeren op al die verenigingen die het moeilijk hebben om die verduurzaming en transitie door te voeren en dat vervolgens binnen vier jaar te regelen? Wat vindt de Minister ervan om te zeggen: wij pakken de regie met gemeenten en we gaan harde afspraken maken zodat die verenigingen over vier à vijf jaar allemaal zijn verduurzaamd, waardoor we een soort eindpunt hebben? Dat is toch iets waar u gewoon een opvatting over kunt hebben?

Minister Helder:

Die opvatting zou ik zomaar kunnen hebben, maar we moeten ook wel realistisch zijn, want het is echt een grote opgave. Er zit ook een gemeentelijke verantwoordelijkheid hierin. Daar zullen we het ook met elkaar over moeten hebben. Dat doen we ook. Dat neem ik dus zeker mee. Daarnaast moeten we zorgen dat de mogelijkheden die er nu al zijn ook worden benut. Verenigingen zelf hebben daar natuurlijk een verantwoordelijkheid in, zeker als het hun eigen accommodaties betreft. Verduurzaming is ook niet iets wat pas gisteren of in de afgelopen winter ineens is gekomen. Dat zien we ook. Dat zie je overigens ook terug in de inventarisatie van het RVB. Ik kom ook bij verenigingen die daar heel actief mee bezig zijn en die ook heel actief met de gemeenten samen kijken hoe bijvoorbeeld de energie die met de zon en de hockeyvelden wordt opgewekt weer gebruikt kan worden voor de verwarming van de school daarnaast; dat zag ik in Zeeland, waar een nieuwe campus wordt gemaakt. Er ligt dus ook een belangrijke opgave voor de gemeenten om daaraan mee te doen, ook voor hun bredere plannen voor de verduurzaming.

Ik kan me niet vastpinnen op die vier jaar, maar ik kan wel zeggen dat ik uiteraard wil dat ik met de gemeenten daar gesprekken over voer en dat ik erachteraan zit dat we dat met elkaar gewoon goed gaan doen. Ik zie het probleem namelijk, maar het is echt een hele grote opgave en er is ook wel een hele grote diversiteit hierin. Ik wil ook niet de indruk wekken dat ik het gevoel heb dat de gemeentes hier helemaal niets in doen, want dat is absoluut niet waar. Hetzelfde geldt voor de bonden. Ook zij zijn actief op dit terrein, want zij leveren heel veel ondersteuning aan de clubs en aan de bestuurders. Samen pakken we die verantwoordelijkheid; dat vind ik ook het mooie aan zowel het oude als het nieuwe Sportakkoord. De heer Heerema vroeg me ook wie je er nou op kan afrekenen. We zitten daar met vier strategische partners in. Je kunt ons dus alle vier hierop afrekenen, want we doen het echt samen.

Voorzitter, misschien is het ook ...

De voorzitter:

Zag ik nou nog een hand van mevrouw Westerveld? O, dan zag ik dat verkeerd. Dan denk ik dat we door kunnen naar het volgende blokje, waarvan u wellicht al een stuk heeft behandeld, over het Sportakkoord.

Minister Helder:

Ja, dat is altijd het nadeel als we er zo kriskras doorheen gaan. Dat ligt aan niemand, maar dat gebeurt.

Ik zei net al dat we aan het begin van de winter stonden toen we de vorige keer met elkaar over energie spraken. Inmiddels zijn we deze winter voorbij. Gelukkig was die ook relatief zacht en zien we ook de energieprijzen weer wat dalen, maar dat neemt niet weg dat we echt nog een forse stijging van de energiekosten hebben bij de diverse verenigingen en accommodaties; daar hebben we het net uitgebreid over gehad. Ik wil toch gezegd hebben dat ik ook de gemeentes dankbaar ben voor de inzet en de toegezegde steun, daar waar die steun nodig was, want zij moesten dat voor een belangrijk deel waarbij er regelingen komen ook overbruggen. Die inzet heeft er mede voor gezorgd dat verenigingen de winter zijn doorgekomen en dat ze niet zijn omgevallen. Er zijn gelukkig ook een flink aantal clubs die in aanmerking komen voor de TEK-regeling. Die is inmiddels geopend. Ik zie ook innovatieve en creatieve acties om met de stijging van de kosten om te gaan. Die regeling is dus ook een prikkel om echt fundamenteel naar de verduurzaming te gaan kijken.

Voorzitter. Er werd gevraagd naar de stand van zaken van de uitwerking van die regelingen. Ik heb in de laatste monitoringsbrief vermeld dat de regelingen voor zwembaden en het noodfonds vergevorderd zijn, maar dat die helaas nog net niet open zijn. Maar ik verwacht dat de gemeenten vanaf medio mei een aanvraag kunnen indienen voor ondersteuning voor de openbare zwembaden. Ik zie in de praktijk dat ze heel veel zwembaden, echt het merendeel, hebben ondersteund. Via die regelingen kunnen gemeenten een bijdrage krijgen voor de meerkosten op energie in 2022 en 2023 voor zowel elektriciteit als gas alsook stadswarmte. Vanaf eind mei kunnen de gemeenten ook aanvragen doen voor de noodvoorziening voor de lokale sportverenigingen die continuïteitsproblemen hebben.

Het versneld verduurzamen, waar we net ook al over hebben gesproken, is heel erg belangrijk. Ter ondersteuning bij die verduurzamingsopgave staat natuurlijk het beroep op de BOSA-regeling open. Voor de gemeenten zal binnenkort een nieuwe aanvraagronde openen van de DUMAVA-regeling voor maatschappelijk vastgoed. Dat zijn kortetermijndingen. De bonden kunnen ook nog ondersteunen bij deze aanvragen. Daarnaast kan er gratis ondersteuning en advies worden ingewonnen bij Sport NL Groen. Daarnaast kijk ik momenteel wat er mogelijk is om de verduurzaming te versnellen. In de herziening van de BOSA-regeling per 2024 kijk ik naar meer en ook gebruiksvriendelijkere subsidiemogelijkheden voor sportverenigingen. We gaan kijken of we die kunnen versimpelen. De Stichting Waarborgfonds Sport heb ik gevraagd om samen met de sport en de gemeenten te kijken hoe we nog andere vormen van financieringsmogelijkheden kunnen vinden, bijvoorbeeld via fondsen of leningen tegen lagere rentes. Ik heb net al gezegd dat ik in gesprek ben met de voorzitter van het Nationaal Klimaat Platform, om te kijken naar de mogelijkheden die hij ziet voor de versnelling van de verduurzamingsopgave. Verder ben ik bezig om te kijken hoe we verenigingen op de langere termijn veel meer gestructureerd kunnen ontzorgen bij de verduurzamingsopgave; ik heb net ook al gezegd dat dat een uitkomst was van die werkagenda. De uitkomsten van de analyse van het waarborgfonds of er nog andere innovatieve financieringsvormen zijn, hoop ik voor het zomerreces te kunnen delen. Ik zal u dan ook een brief sturen over de stand van mijn gesprek over het versneld verduurzamen.

Dan was er nog de vraag waarom sportverenigingen geen gebruik kunnen maken van de regelingen van BZK; die vraag heb ik eigenlijk al beantwoord. Dit ging over de DUMAVA-regeling. Ik heb net al gezegd dat ze er dus wel gebruik van kunnen maken maar dan via de gemeenten. De verenigingen kunnen zelf niet rechtstreeks aanvragen doen voor die regeling omdat voor de clubs al de BOSA-regeling beschikbaar is, maar de gemeentes kunnen dat dus wel. De middelen die BZK beschikbaar heeft voor het maatschappelijk vastgoed worden wel elders ingezet in de sport, bijvoorbeeld voor de gratis ontzorging en begeleiding van sportclubs en accommodaties; dat is de normale ondersteuning die de gemeenten al aan de sport geven.

Op de vraag van de heer Mohandis over de monitoring door het Mulier Instituut heb ik net al antwoord gegeven.

Mevrouw Van der Laan vroeg nog welke andere instrumenten er zijn om sportclubs te helpen bij het verduurzamen. Ik heb net al Sport NL Groen genoemd. Die begeleiding gaat overigens verder dan alleen het wijzen naar de subsidiepotjes; zij helpen ook echt. Ze kunnen ook echt ondersteunen bij het aanvragen van de offertes en het daadwerkelijk indienen van de subsidieaanvraag.

Gemeenten kunnen nu nog niet terecht in het Nationaal Warmtefonds, maar daar lopen wel gesprekken over tussen het fonds en de KNVB. Clubs kunnen wel tegen dezelfde voorwaarden geld lenen bij de Bank Nederlandse Gemeenten, die een sportlening ter beschikking stelt. Dat is dus ook een mogelijke route.

Dat is een mooie route, toch? Of heeft u daar een vraag over?

De voorzitter:

Er komen zo enkele vragen, maar ik denk dat het handig is als eerst de eerdere vragen in dit blokje worden beantwoord. Anders krijgen we misschien vragen over antwoorden die nog komen.

Minister Helder:

Mevrouw Van der Laan had gevraagd naar het waarborgfonds. Ik heb net al gezegd dat dat onderzoek loopt.

De heer Van Nispen zei: hulde voor de ondersteuning voor Thialf, moet hoe zit het met de andere ijsbanen? Ik heb ook aangegeven in het vorige debat dat de andere ijsbanen geen onderdeel zijn van de ondersteuning, maar het is natuurlijk door de ophoging van het Gemeentefonds met 300 miljoen via gemeentes wel mogelijk om ijsbanen te ondersteunen. Er is ook een ijsbaan die energieneutraal is geworden; die innovatie ondersteun ik van harte. Ik ondersteun Thialf, ook op nadrukkelijk verzoek van u, vanwege de bijzondere positie als topsportaccommodatie voor de nationale schaatsers en shorttrackers. Dat wil niet zeggen dat ik de andere ijsbanen niet wil ondersteunen, maar ik had daar in de ronde die we in de afgelopen winter hadden onvoldoende mogelijkheden toe. Met betrekking tot de bijdrage die ik doe aan de duurzaamheidsinvestering van Thialf heb ik ook nadrukkelijk afgesproken dat de kennis over de innovatie die daar in gang wordt gezet ook beschikbaar komt voor andere ijsbanen. Dat is dus een van de voorwaarden geweest.

De heer Van Nispen vroeg waarom de volgende monitoringsbrief pas over drie maanden komt. Daar zei ik net al iets over. Ook ik probeer te ontregelen aan de kant van het ministerie. We denken dat die monitoring voor de komende drie maanden niet veel toevoegt, maar ik kan u wel over drie maanden gewoon meer concreets melden over de situatie. Als het nodig is om in het najaar weer naar maandelijkse monitoring te gaan, dan bezien we dat, maar voorlopig is de eerste brief over drie maanden.

De heer Van Nispen vroeg waarom ik het verduurzamen aan de verenigingen zelf overlaat en waarom dit niet collectief vanuit de overheid wordt gedaan. Ik heb net al gezegd dat ik hierbij wel een rol voor de overheid zie, maar niet alleen voor de overheid. Ook heb ik gezegd dat ik eigenlijk op de verschillende niveaus en ook in de uitwerking van het Sportakkoord doe wat ik eraan kan doen. Ik laat ze dus niet in de steek, maar het helemaal overnemen is wat mij betreft niet aan de orde.

De vraag over de bestaande verduurzamingsregelingen heb ik al beantwoord.

Mevrouw Van Dijk vroeg naar de uitvoering van haar motie om de BOSA-regeling aantrekkelijker te maken. Ik heb in het vorige WGO aangegeven dat ik in samenwerking met die partijen uit de sportsector bezig ben met de evaluatie van de BOSA-regeling. Vanuit het sportaccommodatiebeleid wordt er gekeken hoe we duurzaamheid in de BOSA-regeling zo goed mogelijk kunnen meenemen. Daarnaast is er dus dat onderzoek van de Stichting Waarborgfonds Sport. Daar neem ik ook de optie in mee die mevrouw Van Dijk in haar motie over de BOSA-regeling benoemt. Op die manier ben ik de motie dus aan het uitvoeren.

Mevrouw Maeijer vroeg wanneer de noodvoorziening open wordt gesteld voor clubs en verenigingen die acute problemen hebben. Ik heb net al aangegeven dat dat zeer binnenkort zal zijn; we verwachten dat dat vanaf half mei zal zijn. Op die manier kan ik ervoor zorgen dat het geld via de gemeenten echt terechtkomt waar het ook het meest nodig is.

Dat waren mijn antwoorden naar aanleiding van de vragen over energie.

De voorzitter:

Naar aanleiding van de vragen over energie en ook de vragen over het Sportakkoord, neem ik aan.

Minister Helder:

Nee, ik kom nog op het Sportakkoord.

De voorzitter:

O, dat komt zo. We hebben energie dus naar voren getrokken. Ik zie in ieder geval vragen van meneer Heerema en van mevrouw Van Dijk. Eerst is meneer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Volgens mij komt een deel van mijn inbreng in de eerste termijn hier bij elkaar. Het duizelt mij namelijk al bijna als ik hoor wat er allemaal mogelijk is voor sportverenigingen. Dat is volgens mij precies de kritiek uit de Kamer. Er is wel een heleboel mogelijk, maar van amateurorganisaties verwachten wij blijkbaar dat ze professionals hebben die snappen hoe ze de route kunnen bewandelen naar al die verschillende potjes en regeltjes toe. Volgens mij zoeken wij daar met z'n allen een oplossing voor. Ik denk echt dat we de gedachte moeten verlaten dat er al van alles beschikbaar is, terwijl 24.000 verenigingen met fulltimevrijwilligers het hoofd boven water proberen te houden. Ik denk dat we in ieder geval in gesprek moeten gaan om al die gemeenten zo snel mogelijk in contact te laten komen met hun verenigingen, om te zorgen dat verenigingen op korte termijn aan de hand worden meegenomen naar de juiste regelingen. Ik zie het anders namelijk gewoon niet goed komen. Ik heb exact dezelfde ervaring met de coronaregelingen. Daarbij was er ook heel veel geld beschikbaar, maar verenigingen wisten niet hoe ze eraan moesten komen.

Sorry, voorzitter; ik maak het echt even af. Desnoods neemt u nog een interruptie van mij af.

De voorzitter:

U heeft door dat ik streng ben. Heel goed. Gaat u verder.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Het gaat hier namelijk wel echt ergens over; het gaat hier over de sportinfrastructuur van Nederland. Ik wil voorkomen dat wij die vereniging steeds maar als een professionele organisatie zien. Daarom vroeg ik in mijn eerste interruptie op de Minister ook wanneer ik nou kan verwachten dat dat lijstje met overbodige wet- en regelgeving hier op tafel wordt gelegd. Daar heb ik nog geen antwoord op gehad, maar ik hoop die toezegging te krijgen. Maar ik heb ook een heel positief punt gehoord van de Minister. Ze zei namelijk dat elke sportvereniging bij de Bank Nederlandse Gemeenten een sportlening kan afsluiten. Is het dus niet veel verstandiger om als Minister een revolverend fonds in te stellen waar alle verenigingen gebruik van kunnen maken voor verduurzaming en dat fonds dan te laten vullen door de Bank Nederlandse Gemeenten, als die zo meewerkend is? Bent u bereid dat gesprek te voeren met de Bank Nederlandse Gemeenten? Dan hebben we gewoon één aanspreekpunt, één organisatie waar alle verenigingen gebruik van kunnen maken.

De voorzitter:

Dat was een lange vraag. De Minister.

Minister Helder:

Een kort antwoord: ja.

De voorzitter:

Mooi.

Minister Helder:

Nee, zeker, daarom ...

De voorzitter:

Nee, laten we verdergaan.

Minister Helder:

Nee, maar ik maak natuurlijk wel even een kleine nuancering. Natuurlijk is het een hele interessante gedachte om te kijken of we een fonds kunnen vullen met elkaar. Dat gesprek ga ik dus zeker met de VSG aan. Aan de andere kant zou ik het ook ontzettend jammer vinden om gelden die mogelijk beschikbaar zijn via andere regelingen, te laten liggen. We moeten dan kijken of we dat toch kunnen ontsluiten. Dat is precies wat we nu doen. We hebben met de vier strategische partners in het Sportakkoord II ook afgesproken dat we dit mee gaan nemen in die werkagenda. Aan de andere kant loopt dus ook de evaluatie van die regelingen. Ik begrijp heel goed wat de heer Heerema zegt, want ik heb moeite om alles op te noemen wat we al hebben. Dat is ontzettend duizelingwekkend. Maar het is ook ontzettend jammer als er regelingen zijn waar we geen gebruik van zullen maken. Ik denk dus dat het en-en-en is. Er zitten overigens ook ongelofelijke verschillen tussen besturen van sportverenigingen. Er zijn sportverenigingen waarbij heel veel kennis aanwezig is en die zelf ook heel innovatief en ondernemend zijn, met crowdfunding maar ook gewoon met het inzetten van expertise van leden van die vereniging. Die verenigingen weten de weg heel goed te vinden. Dat doen ze ook heel goed. Je hebt ook verenigingen die daar echt heel veel moeite mee hebben. We moeten er voor beide zijn en we moeten voor beide mogelijk maken dat ze het geld kunnen vinden en een goed plan kunnen maken, ook samen met de gemeenten als dat aan de orde is. Er moet ook voldoende ondersteuning zijn. Het moet dus ten eerste op het microniveau gebeuren, met één loket waar iemand naartoe kan die denkt: ik zoek geld; waar kan ik het vinden, hoe kom ik daar en hoe doe ik daadwerkelijk de aanvraag? Dat is bijvoorbeeld wat Sport NL Groen doet, maar wat straks ook de persoon bij de gemeente doet. Ook binnen de bonden is er expertise aanwezig. Ten tweede is er de vraag wat we verder nog kunnen doen als het gaat om het beschikbaar hebben van geld voor de sport en voor de verduurzaming van de sport. Dat gesprek ga ik graag aan, dus daar ga ik mee aan de slag.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik zou de Minister willen uitdagen om toch met een aantal concrete momenten te komen waarop wij dan kunnen kijken of we voortgang hebben kunnen boeken. Eén is het in kaart brengen van de taken en regelingen waar amateurorganisaties nu steeds meer mee te maken hebben. Dat is één. Het tweede is het in gesprek gaan met de Bank Nederlandse Gemeenten, dus niet alleen met de VSG maar vooral met de Bank Nederlandse Gemeenten als financier en mogelijk vuller van een fonds. De collega van het CDA heeft al het bedrag genoemd dat daarvoor nodig is, namelijk 75 miljoen. Dat moet van de grond komen, en dat moet volgens mij binnen enkele maanden te regelen zijn. Voer een goed gesprek met de VNG, en volgens mij kunt u dan een stukje verder komen. Het laatste is het resultaat van uw gesprek met uw collega-ministerie over de DUMAVA-regeling, de regeling voor duurzaam maatschappelijk vastgoed. Daar is letterlijk door geen enkele sportvereniging bij aangesloten. Geen enkele van de 24.500! Allerlei cultuurorganisaties hebben het wel gedaan. Daar moet dus echt een stap gemaakt worden, en het helpt als andere ministeries daarbij meekijken.

Minister Helder:

Dat laatste klopt, omdat het ook via de gemeentes loopt op dit moment. Maar ik ga eventjes terug naar de vrijwilligers en het beeld dat u schetst van de bestuurder van een vereniging als vrijwilliger die het heel druk heeft en aan heel veel regelingen moet voldoen. Dat komt natuurlijk niet alleen bij mij vandaan. Die regelgeving verzinnen we samen, ook breed in de maatschappij. Ik denk dat we ook vanuit hier scherp kunnen zijn om te zorgen dat we dat niet onnodig doen. Daar waar mogelijkheden bestaan om het te versoepelen en te versimpelen, moeten we dat doen. Volgens mij hebben wij dat vanuit VWS in ieder geval laten zien, onder andere met de Brede SPUK-regeling. Dat is best een ingewikkelde discussie. Gemeenten zijn er ontzettend blij mee dat we al die kleine subsidieregelingen bij elkaar hebben gegooid en die nu in de brede regeling hebben zitten. We hebben ook met elkaar besproken hoe daarover verantwoording wordt afgelegd. Ik denk dat we zo'n methodiek hier ook prima met elkaar kunnen gaan toepassen, maar het zal echt eventjes tijd vragen om dat ook daadwerkelijk te organiseren. Ik ben in ieder geval van goede zin en ik heb voldoende energie om dat beet te pakken en te kijken of we daar verder mee kunnen komen.

De andere kant van de medaille is natuurlijk dat we kijken hoe groot die opgave daadwerkelijk is. Mevrouw Van der Laan legt het bedrag van 75 miljoen op tafel. Dat kan natuurlijk niet alleen van de overheid zijn. Dat kan niet alleen van de gemeenten komen. Dus we zullen echt moeten kijken hoe we dat financieren met elkaar.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dat is dus het revolverend fonds waarover ik het had. Dat komt weer terug. Als de BNG alleen maar zegt dat bedrag van 25 miljoen voor te schieten, daarmee het fonds te vullen en dat over tien jaar terug te krijgen, dan is iedereen toch tevreden en gelukkig?

Minister Helder:

Nou loop ik al een tijdje mee in het leven, ook zakelijk. Een revolverend fonds klinkt altijd heel makkelijk, maar is nog niet zo heel makkelijk, want dat betekent dat er evenveel geld uit gaat als er ook weer in komt. Ik denk dat de opdracht is om te kijken hoe groot deze enorme verduurzamingsopgave precies is, waar de verantwoordelijkheden liggen, hoe we het met elkaar gaan organiseren en hoe we het ook met elkaar gaan financieren. Ik heb u toegezegd dat ik daarop terugkom.

De voorzitter:

Wanneer doet u dat, is nog een expliciete vraag.

Minister Helder:

Ik kijk nadrukkelijk even naar de ambtenaren. Dit is geen klein ding. Ik kijk even nadrukkelijk naar de ambtenaren, niet omdat ik het zelf niet kan verzinnen, maar omdat we op dit moment best een ambitieuze agenda hebben voor de sport. We hebben de wetgevingsagenda. We hebben veilige sport als belangrijk punt en ook het Sportakkoord. Ik wil dus echt even goed doseren, zodat we dingen, als we ze doen, ook kunnen leveren en zodat er een bepaald ritme in dit jaar zit. Over wanneer en hoe ik daar precies op terugkom, kom ik straks in de tweede termijn nog even bij u terug.

De voorzitter:

Dan zag ik vragen van mevrouw Van Dijk en meneer Mohandis. Eerst is mevrouw Van Dijk, dan meneer Mohandis.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik zal heel eerlijk zeggen dat de antwoorden mij wel een beetje aan het duizelen hebben gebracht. Er komt een brief. Daar komen allerlei regelingen en afspraken in te staan. Dan begrijpen verenigingen er inderdaad nog niks van. Ik zou het dus eigenlijk op de een of andere manier willen omdraaien. Kunnen we niet iets bedenken zodat we alle regelingen plus wat we er nog bovenop gaan doen voor die verenigingen in beeld brengen, en we dan één ontsluiting regelen voor die verenigingen? Ik heb liever niet dat we dat dan doen met een loket bij gemeentes, die dan vervolgens al het werk op hun bordje krijgen. Laten we dat gewoon echt simpel gaan inrichten, want ik zou ook geen geld willen mislopen met al die regelingen. Maar ik zou het zo vervelend vinden als we daardoor gewoon weer een enorme administratie en enorme problemen op iemand anders bordje leggen.

Minister Helder:

Dat klinkt natuurlijk altijd makkelijker dan het is. We hebben natuurlijk bestaande fondsen. Ik heb net uitgelegd – mij duizelt het helemaal niet – dat we de BOSA-regeling aan het evalueren zijn. We kijken naar het ontsluiten van de mogelijkheden voor de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed. We kijken naar het waarborgfonds. We kijken naar wat de Bank Nederlandse Gemeenten kan doen. U stelt mij de vraag of ik dat voor deze grote opgave niet echt grondig, fundamenteel anders kan doen. Daar heb ik echt even de tijd voor nodig. Daar waar ik dat kan, zal ik dat zeker doen. For the time being zou ik echt heel graag de structuur die er nu is, goed willen ontsluiten. Dus volgens mij moeten we en-en doen. Maar ik vind het lastig om net te doen alsof ik dat zomaar even op een vrijdagmiddag kan regelen. Zo is het niet, want dan was het allang gebeurd. Dat zou mooi zijn, want dan was het allang gebeurd. Ik wil dat dus echt zorgvuldig doen. Ik vind het ook belangrijk om te zeggen dat ik dat als Minister niet alleen doe; daar walsen we hier even makkelijk overheen, vind ik. Ik heb de sportsector zelf daar ook hard bij nodig. Ik heb de VSG daar hard bij nodig, en ook de gemeentes, de andere ministeries en het sportklimaat. Dat moeten we echt gewoon zorgvuldig doen, maar ook op een manier waarop het echt effectief is en past. Dat is precies wat we ons in de uitwerking van het Sportakkoord II met die vier strategische partners hadden voorgenomen. Dat is een van de onderdelen in deze uitwerking. Daar moet ik hem dus even in plaatsen. Ik kom straks terug op hoe we dat doen.

De voorzitter:

Ik zag een vinger van mevrouw Van Dijk en van meneer Mohandis. Eerst is mevrouw Van Dijk.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik ben blij dat het u in ieder geval niet duizelt, Minister, want u heeft een belangrijke taak in de uitvoering.

Dan heb ik nog een concrete vraag over de BOSA. Wanneer komt die evaluatie er? Die datum heb ik namelijk nog niet. Als die brief er dan toch komt, zou ik het wel mooi vinden als er iets van een kalender in zou komen te staan met wanneer wat komt, zodat verenigingen, maar ook organisaties, dat een beetje kunnen volgen en ook in hun agenda kunnen schrijven wanneer ze ergens alert op moeten zijn.

De voorzitter:

Minister, de Kamerleden vragen naar specifieke data.

Minister Helder:

Het gaat over de toepassing van de BOSA in 2024, dus in dit jaar. In de loop van dit jaar kom ik terug op die evaluatie, wanneer die is afgerond, en ook op wat de plannen zijn om de BOSA voor 2024 vervolgens open te stellen.

De voorzitter:

Meneer Mohandis, wilt u nog?

De heer Mohandis (PvdA):

Ik wil nog even doorgaan op de eerdere punten van de heer Van Nispen en de heer Heerema. De infrastructuur zoals die er nu is, heeft heel erg het karakter: er is van alles en hoe gaan we dat aan elkaar verbinden? De roep die ik hier een beetje hoor, is veel meer: hoe voorkomen we nou dat het een systeem blijft waarin je het allemaal moet vinden in allemaal potjes die allemaal verspreid zijn? We vragen eigenlijk of u bereid bent om het wat collectiever te organiseren, om hardere afspraken te maken en om gemeenten meer in hun rol te zetten. U zegt dat het bij sommige verenigingen wél goed gaat, maar daar hebben we het niet over. Het gaat om die 50% die het niet lukt, waar het perspectief nu is: verduurzamen is heel ingewikkeld en heel duur en het gaat ons niet snel lukken. Dan is het antwoord niet dat er allemaal potjes zijn. Ik wil gewoon dat u zegt: we gaan binnen drie, vier jaar de schouders eronder zetten, we gaan dat regelen en we gaan die potjes zo organiseren dat ze naar die verenigingen toe gaan, dat die ondersteuningen naar de verenigingen toe gaan. Dat mis ik een beetje in de beantwoording. Elke keer denk ik: daar komt het, daar komt het. En dan is het 'm weer net niet. Dan denk ik: maar er is wél een duidelijke meerderheid die zegt dat het anders moet dan hoe het nu is. Dat is wat we willen.

Minister Helder:

Dat komt ook doordat als ik zeg dat het op 5 april komt, de telefoon op 4 april gaat met de vraag waar het blijft. Soms vraagt de uitwerking gewoon wat meer tijd. Zo veel potjes zijn er eigenlijk niet. Daarom duizelt het mij niet zo heel erg. We hebben een hele duidelijke BOSA-subsidiemogelijkheid. We hebben de DUMAVA, die we nu aanspreken. Die is breder. Die gaat over al het maatschappelijk vastgoed. We hebben het waarborgfonds. En ik heb net de mogelijkheden met de BNG uitgelegd. Zo duizelt het mij in ieder geval niet. Ik wil toezeggen dat wij gezwind aan het werk gaan om te zorgen dat die duurzaamheidsopgave wordt ingevuld. Ik ga me niet vastpinnen op een uitspraak dat het over vier jaar allemaal gefikst is, want u ziet ook dat dit soms over hele oude complexen gaat. Dat ziet u zelf ook. Dat heeft u zelf ook opgehaald in de rapportage van het RVVB. Het is dus echt over jaren opgebouwd. We moeten goed vooruitkijken. Ik vind het ook belangrijk dat juist de verenigingen waar toekomst in zit, ondersteund worden, dus dat het ook gewoon aansluit bij de vraag van de jongeren; ook die zien we veranderen. Dat is ook een verantwoordelijkheid van de gemeentes. Het verzoek gaat dus ook even voorbij aan de verantwoordelijkheid die gemeentes daar zelf in hebben en aan de autonomie die ze in die verantwoordelijkheid hebben om te kijken naar hoe ze dat inbedden in grotere plannen. Bijvoorbeeld het idee van de sportcampus wordt in veel gemeentes uitgewerkt. Dan gaat het ook over huisvesting, niet alleen samen met sportverenigingen, maar ook met gemeentelijke sportfaciliteiten en juist ook met bijvoorbeeld scholen en de activiteiten die ze daar willen ontplooien. Het gaat dus breder dan de sport. Over de verantwoordelijkheid die gemeentes daarin dragen, kan ik ook niet zomaar heen gaan. Dat moeten ze echt zelf doen. Wat ik wél kan doen, is de gemeentes daarop aanspreken en met de VSG kijken wat ze nodig hebben en wat we daar samen in kunnen doen. Maar nogmaals, de VSG is een van de strategische partners in het Sportakkoord II. Daar hebben we de handen ineengeslagen door te zeggen: wij moeten dat fundament van de sport echt ondersteunen en zorgen dat we het verder brengen.

De heer Mohandis (PvdA):

Als je het Sportakkoord doorakkert, kom je bij een soort verduurzamingsagenda of een routekaart omtrent verduurzaming voor gemeenten en verenigingen. Dan duizelt het mij: waar kan ik u en de gemeenten op afrekenen als het gaat om de omslag die gemaakt moet worden? Het is en blijft helaas heel vaag. Het heeft ook iets weg van een soort gedecentraliseerde verantwoordelijkheid richting vrijwilligers, juist bij die 50% die kwetsbaar is. Ik noemde het hele concrete voorbeeld van het zwembad waar heel veel verenigingen onder hingen in Westervoort. Dat is gewoon omgevallen. Dat is gewoon omgevallen; het is weg en honderden kinderen kunnen hun diploma niet halen. Ik ben zo bang dat we, zoals het nu gaat, weer zeggen dat er allerlei bondgenoten zijn die zich hebben verenigd in een akkoord met hele mooie doelstellingen, zonder dat er concrete percentages en jaren zijn. Ik zeg niet dat ik u over vier jaar zeg: u heeft maar 60% gehaald. Ik zou het fantastisch vinden als we over vier jaar 60% hebben gehaald. Ik mis gewoon datgene om concreet te kunnen vastpakken waar we dan naartoe bewegen met elkaar. De gedecentraliseerde verantwoordelijkheid die je nu ziet richting vrijwilligers, vind ik gewoon onverantwoord. Ik ben bang dat er meer zwembaden zoals in Westervoort gaan omvallen omdat we nu met elkaar hele vage doelen hebben vastgesteld. Dat zou zo doodzonde zijn.

De voorzitter:

Wat is uw vraag, meneer Mohandis?

De heer Mohandis (PvdA):

Mijn vraag is of de Minister het met mij eens is dat het gewoon niet concreet genoeg is en dat we haar nergens op kunnen afrekenen.

Minister Helder:

Ik heb al een paar keer gezegd dat we juist binnen de uitwerking van Sportakkoord II – we hebben nu namelijk een hoofdlijnenakkoord met elkaar gesloten – die concretisering gaan aanbrengen. Dat gebeurt op deelgebieden. Dat zijn dus gewoon doelstellingen op deelgebieden. Ik vind dat helemaal niet vaag. Ik vind dat juist een voorbeeld waarbij we met de grote partijen die hiermee te maken hebben, gewoon heel concreet kijken waar ieders verantwoordelijkheid ligt en hoe we die kunnen samenbrengen om meer te maken dan de som der delen. Ik deel uw zorg over de toekomst van de verenigingen en de accommodaties, en over die verduurzaming, maar ik deel niet uw zorg dat het op die manier niet goed gaat komen of dat we niet snel genoeg gaan. Het zal echt een hele klus worden; dat wil ik wel duidelijk zeggen. Het is geen kwestie van onnodige decentralisatie of afschuiven, maar als een sportcomplex eigendom is van de gemeente, ligt daar ook echt een verantwoordelijkheid van de gemeente. Daar kan en ik wil ook niet zomaar overheen gaan.

Uw oproep is volgens mij ook veel meer: laten we ook even doorkijken, goed kijken wat er gebeurt en of er voldoende gebeurt, zodat we niet naïef zijn en denken dat het wel goedkomt. Die deel ik helemaal met u. Dat is ook precies wat we met dat Sportakkoord en met die werkagenda willen bereiken. Als u mij vraagt – dat vroeg de heer Heerema ook – waarop u mij precies kunt afrekenen, dan zeg ik dat u die vier strategische partners eind 2026 daarop echt kunt afrekenen, maar wel langs de as van de eigen verantwoordelijkheid. Ik noem ze toch even op. Het NOC*NSF en het POS hebben zich echt gecommitteerd aan het ondersteunen van landelijke sportorganisaties en sportbonden en aan het stimuleren van het leveren van hun bijdrage aan alle ambities en doelstellingen, ook deze. VSG en VNG zijn samen verantwoordelijk voor het ondersteunen van de gemeenten daarbij en voor het stimuleren van gemeenten die bijdrage te leveren aan de ambities en de doelstellingen. VWS is verantwoordelijk voor de samenwerking met de andere ministeries, en voor de financiering, de cofinanciering en het regisseren van het landelijk Sportakkoord. Gezamenlijk zijn we verantwoordelijk voor de opgave die we opschrijven, voor de stakeholders die we moeten meenemen in dat Sportakkoord – dat zijn er namelijk veel meer – en de samenhang die we moeten creëren om ervoor te zorgen dat dit gebeurt, en ook voor het bewaken dat we die doelstellingen gaan bereiken. Daarin zit dus volgens mij die stevigheid. We hebben ook gezegd dat we er als hele sportsector aanspreekbaar op zijn – dat is dus niet alleen een papieren tijger – dat we de doelstellingen die we daadwerkelijk opschrijven ook gaan halen.

Ik noem een paar voorbeelden. Een van de opgaven die nu worden uitgewerkt in het Sportakkoord II is het voorkomen van sportuitval onder 12- tot 18-jarigen. Dat gaan we echt concreet maken. Als eerste stap zijn hiermee al zeven bonden aan de slag. Dat loopt nu al. Zo zijn we ook met een groot deel van die andere opgaven uit het Sportakkoord II gewoon vandaag al concreet aan de slag om die uit te werken. Maar die hebben natuurlijk ieder ook hun eigen veel concretere doelstellingen. Ik hoop dat het de heer Mohandis enigszins geruststelt dat ik het niet zomaar overlaat aan de gemeenten, zo van: nou ja, dat is gedecentraliseerd en dat ligt bij de gemeenten. We komen elkaar echt tegen in die ambities en doelstellingen van Sportakkoord II en de uitwerking in de werkagenda, en we zullen elkaar ook aan die verantwoordelijkheden houden.

De voorzitter:

Dank u wel. U was stiekem al begonnen aan een stukje van het blokje over het Sportakkoord, denk ik. Maar er is toch een vraag van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Eigenlijk blijven we ergens natuurlijk veel te lang hangen in de TEK-regeling, de BOSA, de DUMAVA, het waarborgfonds, Sport NL Groen en de gesprekken met kwartiermakers, terwijl dit debat eigenlijk moet gaan over jongens en meisjes die op zaterdag leren voetballen en hockeyen met gras aan de broek of leren speerwerpen op de atletiekvereniging. Maar toch ontkomen we er niet aan, want als we dit nu niet goed organiseren – het is echt trekken en sleuren om een concrete toezegging of reactie van de Minister te krijgen op de grote zorgen van de Kamer – is het voor heel veel verengingen niet meer te doen. De Minister vindt het niet vaag. Nou mooi, dan maken we het even heel concreet. Er is gewoon recent een zwembad opgedoekt en verdwenen in Westervoort. De heer Mohandis heeft dat voorbeeld genoemd. En er zijn al veel meer verenigingen en zwembaden in diepe problemen gekomen. IJsbanen kunnen helemaal fluiten naar de steun van de Minister. Daar is namelijk gewoon niks voor geregeld, want de Minister had daar geen geld voor over. Nou, dat staat ook genoteerd. Jammer. Gemeentes moeten dat maar zelf zien te fiksen. De hele concrete vraag is de volgende. Hoeveel meer sportaccommodaties of sportverenigingen gaan er omvallen voordat de Minister echt in actie komt en zegt: dit moet anders, ik moet dit voorkomen, want het is het kapitaal van onze samenleving? Dat is heel concreet.

Minister Helder:

Als het om de zwembaden gaat, moeten we ook constateren dat er deze winter heel veel zwembaden overeind zijn gekomen. Nee, dat moeten we ook constateren! Er is heel veel gedaan om de zwembaden overeind te houden.

De heer Van Nispen (SP):

Moeten we er nou echt blij mee zijn dat er een hoop zwembaden nog niet kapot zijn gegaan?

De voorzitter:

Meneer Van Nispen. Meneer Van Nispen. Meneer van Nispen! Laat eerst de Minister uitpraten en daarna krijgt u weer het woord als u dat wilt.

Minister Helder:

We hebben als kabinet een zeer uitgebreid generiek koopkrachtpakket op tafel gelegd en we hebben er daarnaast voor gezorgd dat we een regeling voor de zwembaden, een noodfonds en ook de TEK-regeling voor heel veel sportverenigingen hebben. We hebben net al geconstateerd dat dit gelukkig heel veel verenigingen overeind heeft gehouden – daar ben ik zelf ook heel blij mee – maar dat de uitdagingen nog behoorlijk groot zijn.

Ik vind het lastig dat de heer Van Nispen zegt: ja, maar we hebben het alsmaar over regelingen, terwijl we het over sport moeten hebben. Ik zou dat ook veel liever doen. Dat is namelijk ook de kern van het Sportakkoord II en de uitwerking daarvan. Hoe kunnen we er nou op alle fronten, dus niet alleen de financiële ondersteuning voor de verduurzaming, voor zorgen dat we meer gaan bewegen in Nederland, dat we meer aan sport doen en dat de jongeren niet gaan uitvallen bij de sportverenigingen? Dat is namelijk ook mijn doelstelling. Maar u bevraagt mij op die regelingen. Het zijn er echt niet zo heel veel. Ik heb u toegezegd dat ik die ga bekijken en dat ik er op korte termijn voor wil zorgen – dat zijn we aan het doen en die ondersteuning is er ook – dat de bestuurders van verenigingen die weg beter weten te vinden dan tot nu toe. Dat is een van de dingen die we uitwerken. We zijn die regelingen aan het evalueren om te bekijken of we die op zichzelf kunnen vereenvoudigen. Ik heb u toegezegd – daar wil ik best voor de zomer op terugkomen; dat is nog een korte periode voor dermate grote onderwerpen – te bekijken wat we daarin nog kunnen vereenvoudigen. Daarin neem ik de vraag van de heer Heerema over of je dingen kunt samenbrengen mee.

Ik constateer ook dat de heer Heerema het over een revolverend fonds heeft. Ik wil toch echt ook de opmerking maken dat het niet zo eenvoudig is om een revolverend fonds te maken. Dat wil namelijk zeggen dat er evenveel geld uitgaat als er inkomt. Dat is in dit geval lastig, want ik denk dat het juist heel veel geld kost. Maar ik ben echt bereid om te bekijken of we dat kunnen doen. Ik geef daarbij als wapenfeit mee dat het ons met de Brede SPUK-regeling gelukt is om ook de andere regelingen voor gemeenten als het gaat om bewegen en preventie te vereenvoudigen. Daarmee ga ik hierbij ook aan de slag. We gaan bekijken of we dat kunnen doen. Volgens mij kom ik daarmee precies tegemoet aan wat u vraagt. Dat wilde ik daar dus over zeggen.

De voorzitter:

Dank u wel.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

In aanvulling op de heer Van Nispen: niet alleen de Kamer en de sportwoordvoerders wijzen hierop. Als ik het coalitieakkoord erbij pak, staat daarin ook letterlijk: we stimuleren sport en bewegen in het kader van het bevorderen van de gezondheid. En: bij de sportvereniging begint een goed leven. En zo staan er nog een paar mooie woorden over sportverenigingen in. De Minister houdt zich toch ook niet aan het coalitieakkoord op het moment dat in de periode dat zij Minister is een aantal sportverenigingen gewoon omvalt? Dat gaat toch gewoon tegen het coalitieakkoord in?

Minister Helder:

Volgens mij is het coalitieakkoord geschreven voordat wij deze energiecrisis kregen naar aanleiding van de oorlog in Oekraïne. We hebben als kabinet een aantal extra maatregelen genomen om mensen in Nederland zo goed mogelijk financieel te ondersteunen. Aan het begin heb ik daarover ook gezegd dat het ons niet lukt om alle sportverenigingen per definitie overeind te houden. Ik heb zo goed mogelijk de vinger aan de pols gehouden. We hebben daarover ook informatie vanuit de rondgang van het Mulier Instituut. We hebben informatie vanuit het NOC*NSF en vanuit de KNVB. De KNVB meldt mij bijvoorbeeld ook dat zich concreet één vereniging bij hen gemeld heeft. Als ik het RVVB-rapport lees en ik daarover met de heer Mohandis spreek, zie ik tegelijkertijd daar doorheen wel de kwetsbaarheid. Daarover hebben we het net uitgebreid gehad. Die zie ik echt en die urgentie onderschrijf ik ook. Daarmee zeg ik ook toe dat ik ga bekijken of we dat kunnen verbeteren, of we die verduurzaming kunnen versnellen en of we die ook sneller, beter en gemakkelijker kunnen ondersteunen middels ondersteuning vanuit de gemeente aan de sportverenigingen of door te bekijken of we nog subsidiestromen bij elkaar kunnen brengen. Volgens mij ben ik precies in lijn met het coalitieakkoord bezig waar het gaat om het realiseren van een vitale sportsector. Dat geldt overigens voor meerdere dingen, want er zijn in het Sportakkoord II ook heel veel andere onderwerpen waarvan we hebben gezegd: dat moeten we doen, omdat we een vitale sportsector nodig hebben. Dat is niet makkelijk met deze energiecrisis, maar daar doe ik wel mijn uiterste best voor.

De voorzitter:

Er is toch nog een vraag van mevrouw Westerveld. Gaat uw gang.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ja, want af en toe vraag ik me af waar we met elkaar mee bezig zijn. Dat is breder. Als wij een debat hebben over preventie, dan geven alle Kamerleden en de bewindspersonen aan hoe belangrijk het is dat alle mensen toegang hebben tot een gezond leven. Dan worden er in dat debat allerlei potjes en nieuwe regelingen bedacht om vooral zaken als gezonde voeding, maar ook sporten, toegankelijk te houden. Datzelfde doen we hier ook. Wij zijn hier natuurlijk wel gewoon de Tweede Kamer. We kunnen fundamentele debatten en discussies met elkaar voeren over wat we moeten doen om ervoor te zorgen dat sporten en beweging, gezonde voeding en gezond blijven voor iedereen toegankelijk blijven. Die vraag wil ik dan ook wel bij de Minister neerleggen. Want we kunnen hier praten over sportakkoorden, allerlei subsidieregelingen, en regelingen voor sportverenigingen om ervoor te zorgen dat die het hoofd boven water houden, maar wij hebben toch met elkaar de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat onze sportverenigingen overeind blijven, dat iedereen kan sporten en bewegen, en dat die toegang tot gezondheid niet afhangt van iemands portemonnee of die van iemands ouders?

Minister Helder:

Ik ben bang dat ik heel erg in herhaling ga vallen bij de vraag van mevrouw Westerveld, want dit is precies wat we aan het doen zijn. Dat doen we onder andere – het is terecht dat u dat aanhaalt – onder de vlag van het GALA-akkoord, waarbij bewegen als onderwerp heel erg naar voren is gebracht, ook verbonden aan de preventie. Nogmaals, daarbij is het ons gelukt om die subsidiestructuur te verbeteren, maar ook om hele concrete doelstellingen met elkaar af te spreken en om bijvoorbeeld voor oudere doelgroepen heel veel dingen af te spreken. Wat betreft het ervoor zorgen dat de sport toegankelijk en voldoende veilig is en dat de infrastructuur van de sport er staat, zodat er ook gesport kan worden, heb ik net al een aantal keren het volgende proberen uit te leggen. Juist in strategische verbintenis met de grote bonden hebben we samen, dus met NOC*NSF en de POS, het Platform Ondernemende Sportaanbieders – veel mensen sporten ook via ondernemende sporters op dit moment – maar ook de VNG, de VSG en mijzelf dan vanuit het Rijk, de handen ineengeslagen om te zeggen: dit zijn de onderwerpen die we verder moeten uitwerken en waar we tempo mee moeten maken om juist te zorgen dat die structuur en die sportsector er zijn en dat daarvan ook gebruikgemaakt kan worden. Die verbijzondering, die concretisering zit daarin. Daar kom ik dus nog op terug.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is toch nog een vraag van mevrouw Westerveld. Er komen dus nog wat antwoorden, maar gaat uw gang, mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

De Minister zegt: dat doen we. Maar dat doen we niet, want sportverenigingen vallen om of hebben problemen. We weten dat ook de toegang tot sporten afhangt van iemands portemonnee, we weten dat kinderen, en vooral kinderen uit de wat armere milieus, te weinig sporten en bewegen, we weten dat het zicht van kinderen achteruitgaat, en we weten dat ze minder buitenspelen. Nou, ik kan wel even doorgaan. O ja, zwemlessen: we weten ook dat lang niet iedereen een zwemdiploma haalt en dat de motie die we vorig jaar hebben ingediend niet gehaald gaat worden als we op deze manier doorgaan. Dus we doen het gewoon onvoldoende, en niet alleen volgens het coalitieakkoord; ook moties die wij hier met elkaar indienen, waar alle Kamerleden achterstaan, worden gewoon niet uitgevoerd of niet gehaald. We doen dus te weinig. Dat is geen vraag. Dat is een constatering.

Minister Helder:

Een constatering terug is dat we het Jeugdfonds Sport & Cultuur flink hebben opgehoogd, juist om te zorgen dat ouders hun contributie kunnen betalen. Dat wordt ook uitgenut. Dat wordt ook echt gebruikt en gevonden. Ik ga er dus niet in mee dat we helemaal niets doen. Ik ben het er wel met mevrouw Westerveld over eens dat we ons best moeten doen om dat zo goed mogelijk en voldoende te doen, maar we zijn ook precies bezig om te zorgen dat we dat kunnen. Eén voorbeeld waar ook een vraag over werd gesteld, die ook ergens in de set zit, betreft de leefomgeving. Er werd gevraagd of er voldoende wordt gekeken naar de leefomgeving, ook in buurten. Ik ben nu sowieso met de Minister voor Volkshuisvesting aan de slag met de leefomgeving, ook als het gaat om beweging voor ouderen, zodat die dat makkelijker kunnen en de leefomgeving daartoe uitnodigt. Daar hoort ook bij dat je kijkt of er voldoende mogelijkheden in de buurt zijn. Dat zijn onderwerpen waar we met elkaar over spreken omdat we dat belang ook echt inzien en dat op die manier aan het uitwerken zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Wilde u nog een extra vraag stellen, mevrouw Westerveld?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Nee, ik ben bang dat mijn interrupties opraken.

De voorzitter:

Dat klopt. Ik hou het bij. Wil de Minister even duidelijk maken waar we nu precies zijn in de beantwoording? Volgens mij zijn we bij het Sportakkoord en gaan we daarmee verder. Ja? Gaat uw gang.

Minister Helder:

Ja. Daar heb ik eigenlijk al heel veel over gezegd, maar nog niet het volgende. Wij hebben – ik ga het toch nog een keertje zeggen – op 14 december vorig jaar de hoofdlijnen van Sportakkoord II ondertekend. Dat deden we met de belangrijke, strategische partners, NOC*NSF, de VNG, de VSG en het Platform Ondernemende Sportaanbieders; heel fijn dat dat is aangesloten. We hebben dat ondertekend bij voetbalvereniging Laakkwartier. Dat is een heel mooi voorbeeld in Den Haag van wat ik meer in Nederland zou willen zien. Het is een vereniging die echt als spil in de wijk zit, met een samenwerking tussen de commerciële sport en de vereniging die haar vruchten afwerpt. Het hooflijnenakkoord biedt de kaders die nodig zijn om met elkaar de missie en ambities te gaan realiseren die we hebben opgeschreven. Op dit moment, as we speak, wordt dat uitgewerkt. Dat is al direct na de ondertekening gestart. Daarbij betrekken we ook alle overige stakeholders.

Daar komen onder andere een normering voor kwaliteit en de basiseisen voor veilige sport in. Ik kom zo nog terug op wetgeving daarin en veilige sport an sich. Maar daar komt dus echt een heel werkplan uit. Onder andere het strategisch kader topsport is een onderdeel van het Sportakkoord II.

Daar waren wat vragen bij over de doelstellingen. Dat heb ik net eigenlijk al gezegd. Dat werkprogramma wordt gelardeerd met doelstellingen, maar dan wel per onderwerp en soms ook per deelonderwerp. Maar daar zit echt de concreetheid in. Ik heb ook al aangegeven hoe en dat we als partners ieder op onze eigen verantwoordelijkheid daarin kunnen worden aangesproken.

Ten slotte het inrichten van effectieve clubondersteuning. Dat heb ik net ook al uitgebreid besproken. Dat kan overigens gericht zijn op de ontwikkeling van de gehele sportclub. Dat kan bestuurscoaching zijn, maar dat kan ook ondersteuning van de individuele bestuurders en officials zijn. Daar komen dus nog mogelijkheden voor. Ik zal niet zeggen dat er nog microbudgetten aangevraagd kunnen worden, want dan komt er nog een potje bij. Dat lijkt me een vrij onverstandige opmerking. In ieder geval wordt ernaar gekeken hoe we dat financieren.

Dat was het wat mij betreft even voor nu, in aanvulling op de rest over Sportakkoord II.

De voorzitter:

Dit blokje, over het Sportakkoord, sluiten we af. Dan kunt u verder gaan met het blokje over de wetgeving.

Minister Helder:

Ja, de wetgeving in de sport. U heeft middels twee aangenomen moties duidelijk opgeroepen om de sportwet verder uit te werken. Ik heb toegezegd om voor de zomer een hooflijnenbrief te sturen over wetgeving in de sport. Ik zal de thema's veiligheid, kwaliteit en toegankelijkheid daarin benoemen. Ten aanzien van veiligheid kijk ik in eerste instantie naar het vastleggen van rollen en verantwoordelijkheden op het gebied van veiligheid in de sport. Ik zal ook stilstaan bij de vraag of ik verwacht dat wetgeving nodig is voor het opstellen van het onafhankelijke integriteitscentrum, waarover ik vorige week in de brief heb geschreven. Ook onderzoek ik de mogelijkheid van wetgeving als het gaat om veiligheidsnormen ten aanzien van organisaties en mensen. Uiteraard kijk ik ook naar het actieplan van de heer Mohandis. Ook daarin gaat hij, zoals hij zelf al gezegd heeft, in op wetgeving. Ik ben hem daar overigens zeer erkentelijk voor. Ik ga het nader bestuderen. Ook dat deel zal ik meenemen in de verdere uitwerking van wetgeving in de sport.

Dan nog een aantal gerichte vragen.

Een vraag gaat over de planning. Er is gevraagd wanneer ik met een brief daarover kom. Nogmaals, ik kom voor de zomer met een brief over de hoofdlijnen als het gaat om de wetgeving, maar wat betreft veilige sport loopt het enigszins voorop omdat ik al bezig ben met dat onafhankelijke integriteitscentrum.

Dan was er nog een vraag van de heer Van Nispen over de wettelijke sportnorm. Hij vroeg of die onderdeel kan zijn van de sportwet, juist ook om ruimte te verzekeren. Kan ik dat bevestigen? Binnen de verkenning voor wetgeving kijk ik naar toegankelijkheid en beschikbaarheid. Voor ruimtelijke inrichting wordt via de Omgevingswet ruimte gegeven aan gemeenten om de publieke ruimte in te richten conform de lokale voorkeuren en wensen. Gezondheid, sporten en bewegen zijn daarin een belangrijk doel. Gemeenten moeten dus ook de gezondheidsdoelen meenemen in hun plannen voor ruimtelijke ordening. Ruimte voor sport en beweging wordt daar dus in meegenomen. Ik heb net al gezegd dat ik natuurlijk met de Minister voor VRO aan het kijken ben naar de leefomgeving en datgene wat de gemeenten moeten doen als het gaat om hun visie op wonen en zorg. Langs die route zal ik ook de gezondheidsdoelen en de aandacht voor sport meegeven aan de gemeenten.

Dan nog even de vraag van de heer Van Nispen, die toch bij mij een zekere weerstand ziet. Ik kan hem geruststellen dat ik geen weerstand heb tegen wetgeving. Misschien is het toch goed om in dat opzicht nog even terug te komen op het voorgaande debat, dat we in een december hadden, waarin een aantal dingen bij elkaar komen. Ik heb toen geacteerd op een uitgebreide rondgang, een inventarisatie vanuit de sector zelf. Daar hebben we zeer uitgebreid naar gekeken. De sector zelf zegt, of zei op dat moment in ieder geval: versterk het meer langs de lijnen waarop wij al sterk zijn geworden met elkaar, en op de manier waarop we als verenigingsstructuur gegroeid zijn. Daaruit kwamen het advies en mijn besluit voort, maar er zit bij mij geen weerstand om ook te kijken naar een wetgevingskant.

Er was ook de suggestie van de heer Mohandis – die heeft hij eerder, in dat debat gedaan – om te kijken of er aangrijpingspunten in de Bibliotheekwet zitten. Hij heeft daar in zijn actieplan iets over opgeschreven. Ik ben zelf ook aan het kijken wat de mogelijkheden zijn langs de as van de Bibliotheekwet. Dat zal ik meenemen in de brief met de hoofdlijnen van de wetgeving, die voor de zomer komt. Maar er zit geen weerstand om de moties uit te gaan voeren bij deze Minister. Ik zie enige verbazing bij de heer Mohandis. Ik heb de vraag duidelijk gehoord.

Ik zie ook het volgende. Daar zal ik zo bij het thema veiligheid nog op terugkomen. Veiligheid is zo ontzettend belangrijk. Daarom heb ik ook gekozen voor dat onafhankelijke integriteitscentrum. Dat is niet omdat het Centrum Veilige Sport het niet goed genoeg doet op dit moment, maar omdat het zo ontzettend belangrijk is dat dat laagdrempelig en zeer onafhankelijk is, en dat het daarin volledig vertrouwd kan worden. Iedere zweem van belangenverstrengeling moet daar weg zijn. Daarbij zie ik echt wel dat het installeren van wetgeving voordelen zou kunnen hebben. Daar kijk ik dus echt naar. We moeten daarbij echt als overheid naast de sportsector staan, dus daar stap ik naar voren. Ik ben ook op die manier aan het kijken naar de wetgeving. Dus er zit geen weerstand bij deze Minister; dat wilde ik nog maar even aangeven bij dit blok. Ik kom daar dus op de hoofdlijnen voor de zomer op terug.

De voorzitter:

Dat was het blokje over wetgeving. Er is een vraag van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Het is natuurlijk goed en terecht dat er na twee moties inderdaad een sportwet komt en dat er geen weerstand meer is, of die er nooit was. Dat maakt niet uit. Er komt een sportwet; dat is het goede nieuws. Maar ik ben wel een beetje bezorgd over de inhoud, want ik vind de dingen die de Minister noemt prima, maar volgens mij moet het advies van de Nederlandse Sportraad, dat heel waardevol was, wel als uitgangspunt worden genomen. Wat daarin bijvoorbeeld aan bod komt, is het recht om te bewegen voor iedereen, sport als publieke voorziening, en dat uiteindelijk de rollen en verantwoordelijkheden ook voor de lagere overheden helder moeten worden, dus: wie doet nou wat om de sportvoorzieningen te waarborgen? Dat zijn volgens mij hoofdlijnen die erin moeten zitten. Ik hoor daar graag bevestiging van. En dan verbijzondering. Dat waren mijn twee specifieke vragen. Daar zou bijvoorbeeld een sportnorm in kunnen komen. Begrijp ik nou goed dat de Minister zegt: nee, dat gaan we niet doen; die komt niet in de sportwet? Ik had ook gevraagd naar bijvoorbeeld speelgelegenheden voor kinderen voor het buitenspelen. Ik verbijzonder dat dan door te zeggen: in ieder geval één per gemeente voor kinderen met een beperking. Dat zou volgens mij ook in de sportwet kunnen. Dat kan ook later, omdat je dan niet alles in één keer moet regelen. Dat wil ik ook nog begrijpen. Maar zijn dit nou de hoofdthema's en de bijzondere subthema's waar de Minister ook aan denkt?

Minister Helder:

Ik ga daar nu niet op vooruitlopen. Dat zeg ik maar even op voorhand. Dat is niet om flauw te doen. Ik ben op dit moment bezig dat uit te werken. Ik kom daarop voor de zomer terug. Ik kan u wel toezeggen – dat lijkt me namelijk een goed idee – dat we voordat we daar een debat over hebben en ik daar een brief over stuur, met elkaar een overleg hebben waarin ik die contouren neerzet en waarin we het daar nog over kunnen hebben voordat de inkt aan mijn kant droog is. Maar ik ga niet op voorhand al het hele rijtje van de heer Van Nispen toezeggen. Ik begrijp de portee van zijn opmerking. Die zat ook in de moties besloten. Daar ben ik serieus mee aan de slag.

Aan de speeltuinen heb ik me al via een heel andere route gecommitteerd. Ik vind dat er per gemeente een inclusieve, toegankelijke speeltuin moet zijn voor kinderen met een beperking. Dat is heel belangrijk. Die zijn er nog niet. Daarom ben ik hiermee bezig met de gehandicaptenzorg en de zorg voor mensen met een beperking, zodat mensen met een beperking ook kunnen sporten. Ik heb me daar dus al aan gecommitteerd. We gaan zien of dat later bij elkaar komt, maar ik wil daar nu eigenlijk niet op vooruitlopen. Ik kan u wel toezeggen dat ik voor de zomer met een brief kom. Dan kunnen we kijken of we met elkaar al een overleg hierover kunnen voeren.

De heer Van Nispen (SP):

Het is heel lastig om hier nou weer een interruptie aan te besteden, maar dat overleg hebben we nu. Dit is het overleg. Ik weet dus niet welk overleg de Minister hier nu voorstelt. Normaal gesproken zijn het Kamerleden die debatten aanvragen. Dat hebben we gedaan en we hebben hier nu een debat. Mijn vraag is heel simpel: neemt de Minister het advies van de Nederlandse Sportraad als uitgangspunt? De hele specifieke zaken over de sportnormen en de speeltuinen voor kinderen met een beperking laat ik dan even weg, want die zijn misschien te specifiek voor nu. Dat snap ik, maar ik stel nu een hele algemene vraag. Het advies van de Nederlandse Sportraad is: sport als publieke voorziening, sport als recht voor iedereen. Dan kan de Minister toch niet zeggen: ik kom met een sportwet, maar ik ga iets heel anders doen dan datgene waartoe de Kamerleden nu al herhaaldelijk bij motie hebben opgeroepen omdat ik het vooral over veiligheid wil hebben? Dat laatste moet er wat mij betreft ook in, maar toch niet uitsluitend? Het gaat toch ook om deze hoofdlijnen, waar het ons voortdurend om te doen was?

Minister Helder:

Het advies van de Nederlandse Sportraad is een van de dingen die op tafel liggen. Ik ga daar niet op vooruitlopen. Ik heb u net gezegd dat we vorig jaar een hele ruime ronde hebben gedaan over de knelpunten van de sportsector zelf. Ook die moeten worden meegenomen in de uitwerking. Er liggen verschillende uitgangspunten en meningen op tafel. Ik wil daar nu, vandaag, niet op vooruitlopen. Ik wil dat proces echt goed en zorgvuldig doorlopen. U kunt ervan op aan dat ik dat serieus doe. Ik wil daar ook met u over in overleg treden in het volgende debat. Het maakt me niet uit wanneer dat is, maar vandaag kan ik dat niet, omdat ik het nog aan het uitwerken ben. Dat wil ik gewoon zorgvuldig doen. Ik heb me nu geconcentreerd op het onderwerp veilige sport, omdat dat ook een ontzettend belangrijk onderwerp is en ook urgentie kent. Morgen komt de documentaire over de danssector uit. We kunnen allemaal aanvoelen, vanaf de turnsters tot aan nu, dat dat een ontzettend belangrijk onderwerp is. Ik vond het belangrijk om daar prioriteit aan te geven. Het volgende wat ik doe, is voor de zomer terugkomen met de hoofdlijnen van de wetgeving.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zag nog vragen van mevrouw Van Dijk en van mevrouw Van der Laan.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Misschien ligt mijn vraag een beetje in het verlengde van de vorige vraag. Misschien overlappen de vragen elkaar een beetje. Ik sloeg een beetje aan op de wettelijke verankering in de leefomgeving. De Minister gaf aan dat die er al is, maar hoe ziet die er dan uit? Volgens mij bepalen gemeentes zelf of ze er überhaupt iets mee doen. Ik zie hele goede voorbeelden van gemeentes die als speelbeleid hebben dat er binnen elke zoveel meter een speeltuin moet zijn, maar volgens mij zijn er ook gemeentes die er helemaal niet op die manier mee bezig zijn. Als dat de overtuiging is die hier leeft, ben ik bang dat het in de praktijk anders is.

Minister Helder:

Ik ben daarmee bezig vanuit de zorg dat kinderen met een beperking voldoende kunnen sporten, zowel aan de kant van de sporthulpmiddelen als aan de speeltuinenkant. Het is mijn wens dat iedere gemeente een inclusieve speeltuin heeft. U heeft gelijk dat dat inderdaad niet wettelijk verankerd is, maar ik ben daar wel met de gemeenten over in gesprek. We hebben inmiddels ook een bestuurlijk aanjager voor mensen met een beperking, die dit ook meeneemt in haar gesprekken met de gemeenten.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Van Dijk, hebt u nog een vervolgvraag?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik vind het goed dat die gesprekken met gemeentes plaatsvinden, want ik heb altijd ook liever dat we het gewoon zelf doen in plaats van dat we het wettelijk opleggen. Maar uiteindelijk bepalen wij wel de wetten. Als er dan een sportwet komt, is het dus de vraag of deze onderdelen daar een plek in gaan krijgen, mochten de gesprekken met de gemeentes tot de conclusie leiden dat er iets meer nodig is.

Minister Helder:

Ik ga toch weer in herhaling vallen door te zeggen dat ik terugkom op de uitwerking. Die heb ik vandaag niet. Voor dit debat heb ik met name de veilige sport en de uitwerking van het Sportakkoord voorbereid, omdat ik dat belangrijke prioriteiten vind. Wetgeving is ook belangrijk, maar ik heb tijd nodig om dat te doen. Ik hoor de heer Van Nispen hierover mopperen, maar het is echt een groot onderwerp. We moeten dat zorgvuldig doen. Er zijn meerdere meningen en inzichten over. Er is verschillende informatie over. We brengen dat bij elkaar. Voor de zomer kom ik met een brief over de hoofdlijnen van de wetgeving. Dan is die wet overigens nog niet uitgewerkt; laat ik die winstwaarschuwing ook maar meteen geven. Het is namelijk een zorgvuldig traject en daar komen ook verplichtingen uit voort. We moeten dat goed doorzien met elkaar. Nogmaals, ik neem het echt serieus, maar ik heb die tijd daar gewoon voor nodig.

De voorzitter:

Dan was er volgens mij nog een vraag van mevrouw Van der Laan.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ja, over het onafhankelijke Centrum Veilige Sport. Ik had gevraagd naar de resultaten, maar volgens mij heb ik geen afdoende antwoord gekregen op de vraag wanneer het centrum gereed is om gelanceerd te worden. We zien dat er binnen de sportwereld sprake is van georganiseerde sport en van commerciële sport. Ik heb het voorbeeld gegeven van het dansen. Hoe krijgen we die sport aangesloten bij het Centrum Veilige Sport? Ik heb volgens mij ook nog een vraag openstaan over matchfixing.

Minister Helder:

Zal ik gewoon verdergaan met het blokje veilige sport? Matchfixing zit bij het blokje varia.

De voorzitter:

Ja, gaat u verder.

Minister Helder:

Voorzitter. In het kader van veiligheid en integriteit in de sport zeg ik dat het duidelijk is dat grensoverschrijdend gedrag niet thuishoort in de sport; niet in de danssector, niet in het turnen, niet in de atletiek en wat mij betreft nergens. De gesprekken die ik ook persoonlijk heb gehad met oud-turnsters hebben echt indruk gemaakt. Wat zij hebben meegemaakt is wat mij betreft onacceptabel. Morgen verschijnt de documentaire Dansen voor je leven, met dansers die slachtoffer zijn geworden van ernstig grensoverschrijdend gedrag. Ik zet mij voor al deze sporters in. De danssector valt deels natuurlijk onder de cultuursector of de evenementensector, maar ook onder de sportsector. We moeten er alles aan doen om situaties zoals die van hen te voorkomen, maar als het dan toch misgaat, moeten het melden en de opvolging daarvan optimaal geregeld zijn.

Daarom zet ik mij in voor een veilige sport met een onafhankelijk integriteitscentrum, het delen van kennis en ervaring, ook in internationaal verband, het verkennen van de benodigde wetgeving om de ontwikkeling te ondersteunen en het verbeteren van het sporttuchtrecht. In samenwerking met de sport ga ik de eerste stap naar dat nieuwe stelsel zetten, met een onafhankelijke en integrale benadering van de integriteit met het integriteitscentrum. Voordelen van een op zichzelf staand en onafhankelijk integriteitscentrum zijn de laagdrempeligheid en het transparante proces van melden, zonder risico op belangenverstrengeling. Dat heb ik net al gezegd. De eerste stap is wat mij betreft het onafhankelijk maken van de taken van het Centrum Veilige Sport. Ik wil wel nog een keer benadrukken dat we deze stap niet zetten omdat het Centrum Veilige Sport niet goed functioneert. Integendeel, het Centrum Veilige Sport heeft internationaal groot aanzien en functioneert goed. De reden voor de knip met de sport is primair de onafhankelijkheid.

Daarnaast zal ik de komende periode samen met de sport uitwerken hoe het verdere takenpakket van het integriteitscentrum er komt uit te zien. Voor het WGO Sport aan het einde van het jaar wordt u geïnformeerd over de vervolgstappen. Ik ga ook kijken naar de voordelen die een integrale aanpak kan hebben voor doping en matchfixing. Daarnaast verken ik of wetgeving nodig is ter ondersteuning, bijvoorbeeld voor het opstellen van dit onafhankelijke centrum. Wat mij betreft is dat toch een stap voorwaarts vanuit de overheid, maar ik zie dat de sportsector dat nu en in de toekomst ook nodig heeft.

Wat betreft het Instituut Sportrechtspraak heb ik het afgelopen jaar al veel gedaan. Ik heb daar uitgebreide gesprekken mee gevoerd. Ik heb er vorige week nog een werkbezoek gebracht. Zij zijn echt aan de slag om hun hele proces te veranderen en ook om de samenstelling van het instituut te veranderen. Ik tref daar overigens uitstekende professionals aan. Zij zien in dat zij in de hele keten die zij vormen, onvoldoende voorbereid waren op de turnzaken die bij hen voorkwamen. Ze zijn nu heel hard bezig om dat te veranderen. Ik heb ze ook financieel ondersteund daarbij. Dat loopt dus al.

De volgende stap is wat mij betreft dus het onafhankelijk maken van het Centrum Veilige Sport. Mevrouw Van der Laan vroeg wanneer dat precies klaar is. Ik begrijp de vraag, maar ik kan 'm niet concreet beantwoorden omdat die discussie nog loopt. We moeten echt kijken hoe we het positioneren, ook met NOC*NCF, dat er nu over gaat. We hebben daar al over gesproken. Er zijn al een flink aantal gesprekken over gevoerd. We gaan nu doorstappen om het ook daadwerkelijk onafhankelijk te maken. Daar ga ik u over informeren. Voor het wetgevingsoverleg zal ik u daar zeker over geïnformeerd hebben, maar ik moet echt de tijd nemen om dat zorgvuldig te doen.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Van der Laan wil interrumperen, maar we hebben afgesproken om alles op te sparen tot het einde van het blokje. Gaat u verder, Minister.

Minister Helder:

Dan kom ik bij de acties naar aanleiding van de informatie die bekend is over het misbruik in de danssector. We kennen natuurlijk Kim Koumans, die ik bewonder, als klokkenluider van het misbruik in de danssector. De driedelige documentaire gaat morgen van start; de eerste aflevering zal morgen te zien zijn. Naar aanleiding van de eerste signalen heb ik een grootschalig onderzoek gestimuleerd en gefinancierd naar de cultuur, aard en omvang van grensoverschrijdend gedrag in de danssector. U vroeg mij net wat deze Minister daarin doet, dus dat heb ik gedaan. Het rapport wordt naar verwachting in mei gepubliceerd. Ik wacht uiteraard de uitkomsten daarvan af. Het grensoverschrijdende gedrag in de danssector heeft daarbij echt mijn aandacht. Ik heb een projectgroep met partijen uit het veld geïnitieerd, die aan de slag gaat om de misstanden in de danssector aan te pakken. Uiteraard zullen wij mogelijke aanbevelingen uit het rapport dat half mei komt naar aanleiding van het onderzoek van Verinorm, daarin meenemen. Er is gevraagd wat ik binnen het ministerie doe om mevrouw Koumans in die rol te ondersteunen. Dat doen wij. Wij spreken haar zeer regelmatig. Ook voer ik uiteraard gesprekken over grensoverschrijdend gedrag met mijn collega, de Staatssecretaris van OCW, maar ook met de regeringscommissaris en met de bewindslieden de heer Dijkgraaf en mevrouw Van Gennip. Dit is dus wat ik nu doe op het dansdossier.

De heer Heerema had het over mafklappers – ik kende dat woord niet – die met hun poten aan jonge meisjes en jongens zitten. Hij zei dat zij zo snel mogelijk hun straf moeten krijgen en definitief moeten worden verbannen uit de sportwereld. Nogmaals, dit is onacceptabel. Ik noemde net al het nationaal actieprogramma en de regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag. We zijn hier volop mee bezig. Als sprake is van strafbare feiten zoals seksueel misbruik, moet dat ook worden gemeld bij de politie. De verwachting is dat dat in het dansdossier ook echt aan de orde is. Het sporttuchtrecht kan natuurlijk een aanvulling daarop zijn. Ook daarover heb ik gesproken met het ISR, maar de verwachting is dat veel van deze zaken via een aangifte bij de politie terechtkomen bij het OM.

Met de Regeling gratis vog kunnen sportverenigingen hun vrijwilligers in ieder geval gratis laten screenen op justitiële antecedenten. Sportaanbieders die werken met betaalde trainers en coaches kunnen dit ook doen, maar dan is de vog niet gratis. In het Sportakkoord heb ik de vog laten opnemen als een van de basiseisen voor een sociaal veilige omgeving bij sportaanbieders. Ik weet dat dat alleen natuurlijk niet voldoende is. Het is ook heel belangrijk dat ook sportverenigingen die mensen in dienst nemen zich vergewissen van de arbeidshistorie en ook vragen naar referenties.

Dan de vraag van mevrouw Van der Laan of ik concreet kan aangeven wanneer het integriteitscentrum in werking treedt. Ik heb net al het antwoord gegeven dat ik de Kamer in het najaar ga informeren over de vervolgstappen en het tijdpad. Dat kan ik vandaag helaas nog niet zeggen.

De heer Van Nispen zei dat het veilig moet zijn om te sporten en te bewegen, ook in de danswereld, en vroeg wie de verantwoordelijkheid daarvoor pakt. Ik heb net eigenlijk al gezegd dat het deels cultuur is en deels sport. Mijn rol was om het onderzoek van Verinorm te initiëren en te financieren. Daarnaast zijn er de projectgroep en de samenwerking met de diverse bewindslieden.

Dan de vraag van mevrouw Westerveld over de turnsters. Zij zei dat er meer aanvragen waren en vroeg wat er concreet gebeurt om de slachtoffers te helpen. Er zijn 171 aanvragen ingediend, waarvan er 166 zijn toegekend. Dat betekent dat er meer oud-turnsters zijn geholpen door in ieder geval het geven van erkenning voor het leed als gevolg van het grensoverschrijdende gedrag. De KNGU heeft de extra kosten van de tegemoetkoming voor haar rekening genomen. De meerkosten van de uitvoeringskosten heeft VWS reeds voor zijn rekening genomen. Laat ik van de gelegenheid gebruikmaken om ook waardering uit te spreken aan betrokken partijen voor het mogelijk maken van deze regeling en voor het feit dat die naar tevredenheid wordt uitgevoerd. Dat was niet makkelijk. Onderweg moest een en ander echt nog worden aangepast. Maar ik weet hoe belangrijk het is in het verwerkingsproces van de oud-turnsters. Ik heb ze zelf gesproken en het verhaal kwam echt binnen. Ik weet dat dit emotioneel voor hen heel belangrijk is.

Naast het sturen van een brief over veilige sport heb ik u ook voor het debat geïnformeerd over het voortzetten van de hulp en de nazorg die is opgezet naar aanleiding van het turnen. Dat betreft onder andere de geïntegreerde specialistische ggz-zorg en de rol van Slachtofferhulp Nederland en het Perspectief Herstelbemiddeling. Ik kan zeggen dat de lessons learned – ook binnen het Instituut Sportrechtspraak hebben we daar veel over gesproken met elkaar – ter harte zijn genomen. Dan gaat het om de begeleiding van sporters die al een trauma hadden opgelopen en vervolgens nog een traumatische ervaring opdeden tijdens de behandeling vanwege de wijze waarop de vragen werden gesteld en de verslagen werden gedeeld. Dat is echt ter harte genomen. Ze hebben hun werkwijze in de praktijk echt aangepast.

Dan de vraag van mevrouw Van der Laan over matchfixing: meer partijen kunnen bijdragen aan de preventie van matchfixing en hoe kunnen we ervoor zorgen dat het geld dat voor die preventie beschikbaar is, bij meer partijen terechtkomt? Het klopt, er wordt op dit moment hard gewerkt aan een herijking van de aanpak van matchfixing. Voor een deel betreft dat Justitie en Veiligheid, omdat dit verbonden is met de georganiseerde misdaad en ondermijning, maar preventie is ook een belangrijk onderdeel. Ik zie dat de sport zelf hierin ook investeert en dat juich ik toe. Partijen met goede ideeën over preventie kunnen uiteraard aanspraak maken op het geld dat daarvoor beschikbaar is. Dat is niet voorbehouden aan een select aantal organisaties. Het is dus mogelijk dat ze zich daarvoor melden. Ik geef meteen maar even de waarschuwing mee dat dat ook weer een potje is en dat ik zal bekijken of we dat laagdrempelig en eenvoudig kunnen doen.

Dan de vraag van mevrouw Van der Laan over het verbod op matchfixing in de wetgeving. De juridische verkenning naar het expliciet strafbaar stellen van matchfixing loopt via JenV. De afgelopen periode is er gesproken met nationale en internationale partijen. Zoals aangekondigd in mijn Kamerbrief over het sportstelsel en sportbeleid van 21 november vorig jaar, is de juridische verkenning aan het eind van het voorjaar van dit jaar afgerond. Daar zijn we nu zo'n beetje aangeland. Op basis van die verkenning kunnen we verder met de afweging hoe we de wetgeving moeten aanpassen. Voor het zomerreces wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomst van de verkenning en de vervolgstappen, maar dat betreft natuurlijk ook JenV.

Een vraag van de heer Van Nispen: de Minister heeft toegezegd dansers te ondersteunen; waar blijft de veiligheid voor de dansers? Ik heb net al van alles verteld over de aanpak. Misschien is het toch goed om te zeggen dat – ik had het net over de turnsters – ik ook de persoonlijke verhalen die ik heb gehoord van dansers zeer zorgelijk vind en ook heel erg verdrietig. Ik neem die zeer ter harte en ik zal me sterk maken voor een goede aanpak voor de danssector. Nogmaals, dat doe ik samen met het Ministerie van OCW, omdat het voor een belangrijk deel ook de cultuursector betreft. Wat mij betreft is grensoverschrijdend gedrag in geen enkele sector acceptabel. Ik denk dat we morgen in de documentaire ook echt schrijnende verhalen zullen zien. Die gaan mij zeer ter harte.

Dan de vraag over de meldingen die het afgelopen jaar zijn binnengekomen, bijvoorbeeld het turndossier van mevrouw Westerveld. Het Centrum Veilige Sport Nederland heeft vorig jaar een recordaantal meldingen en signalen binnengekregen. Ik heb veel respect voor iedereen die daar werkt en de sporters zo goed mogelijk probeert te helpen. De meldingen worden deskundig behandeld, waarbij de betrokkenen worden geholpen bij het nemen van de juiste vervolgstappen. Ze krijgen uitgelegd waar vervolgstappen uit kunnen bestaan en worden daarbij aan de hand meegenomen. Het klinkt heel gek, maar ik ben eigenlijk heel blij met dat hoge aantal meldingen, want dat zegt in ieder geval iets over de kwaliteit van het centrum en ook over het vertrouwen in het centrum. Maar nogmaals, ik ga ook de stap maken om ze onafhankelijk te maken, omdat ik dat nog beter wil benadrukken. Het is natuurlijk ontzettend triest dat deze meldingen binnenkomen. Tegelijkertijd ben ik heel erg blij met de meldingen. Ik roep iedereen op om, als dit soort dingen gebeuren, dit te melden. Meld het binnen je vereniging, maak het bespreekbaar. Meld het bij je integriteitscoördinator binnen je vereniging. Meld het bij elkaar. We weten vaak van elkaar wat oké is en wat niet oké is in de omgang, als we het zien. Maar als het je gebeurt, meld het dan in ieder geval. Stap naar voren, want dat is de enige manier waarop we het met elkaar kunnen aanpakken.

Dat was wat mij betreft het blokje veilige sport.

De voorzitter:

Dank u wel. Het einde van het blokje veilige sport. Zijn er nog vragen? Anders gaan we door met varia. We gaan door met varia. O, nee, mevrouw Westerveld. Zij mag nog drie keer het woord vragen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Mijn vraag aan de Minister was wat er nou echt concreet gaat veranderen. Als we één ding hebben geleerd van de afgelopen jaren, dan is het dat grensoverschrijdend gedrag voortdurend is onderschat. Dat zou eigenlijk niet mogen, want lang geleden bespraken we hier in de Kamer al het rapport naar aanleiding van de commissie-De Vries, dat dit al aangaf. En toch zagen we de afgelopen jaren dat dit soort zaken voortdurend onderschat zijn. Mijn vragen aan de Minister zijn eigenlijk heel concreet. Wat verandert er nu? Wat verandert er heel concreet voor de mensen die al slachtoffer zijn geweest, dus die al naar buiten zijn gekomen als slachtoffer? We zien dat Kim Koumans als klokkenluider naar voren is gestapt, maar zij krijgt wel weinig ondersteuning daarbij, terwijl we het ook aan haar hebben te danken dat er nu zo veel bekend wordt. Datzelfde zagen we natuurlijk al eerder gebeuren bij de turnsters.

Minister Helder:

Ik ben het helemaal eens met mevrouw Westerveld dat dit maatschappelijk gezien een probleem is. Dat is natuurlijk een heel samenhangend verhaal. Daarom heeft het kabinet de keuze gemaakt om een regeringscommissaris aan te stellen om samen tot een integrale aanpak te komen. Zowel vanuit OCW, Sociale Zaken als VWS zijn we daar heel hard mee bezig samen met haar. Heel specifiek met betrekking tot de sport en de zorg voor de turnsters heb ik net uitgelegd dat we naar aanleiding daarvan echt een hele andere werkwijze hebben binnen het Instituut Sportrechtspraak. Ik ben daar vorige week op werkbezoek geweest. We hebben daar het afgelopen jaar zeer, zeer indringende gesprekken over gevoerd. Ze hebben een flink aantal dingen in hun werkwijze veranderd. Ze kijken onder andere naar de samenstelling van de medewerkers binnen het instituut, namelijk dat die veel meer divers wordt qua leeftijd, gender en van alles en nog wat. Colourful People is het bedrijf dat ze daarbij ingeschakeld hebben. Het bestuur gaat veranderen, evenals de raad van toezicht die er gaat komen. Ze hebben casemanagers aangesteld. Vorige week hebben ze aan mij uitgelegd dat ze de hele werkwijze van de keten veel zorgvuldiger hebben opgebouwd. Er is ook een leergang in de maak. Die wordt nu al toegepast om ervoor te zorgen dat de hele onderzoeksmethodiek, de manier waarop ze met vragen beginnen, echt helemaal verandert. Dat maken ze echt de standaard, de norm. Dat borgen ze ook. Daar zijn dus wel echt een aantal dingen veranderd ten opzichte van daarvoor.

Dan de danssector. Wij hebben vanuit VWS echt wekelijks contact met mevrouw Koumans. Nogmaals, ik bewonder haar en de manier waarop zij naar voren is gestapt. We zien dat de thematiek binnen de danssector net even wat anders lijkt, al is het ook grensoverschrijdend gedrag en seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het is ook een heel andere sector dan de turnwereld. Eerlijk gezegd verwachten we dat er veel meer zaken zullen zijn die via aangifte, Openbaar Ministerie en strafrecht zullen gaan verlopen. Dat is nu in ieder geval mijn verwachting. Het Centrum Veilige Sport Nederland en het Instituut Sportrechtspraak zijn klaar om daar aanvullend bij te zijn, maar dan moeten het wel zaken zijn die via hen kunnen lopen. Wij proberen mevrouw Koumans daar zo goed mogelijk bij te ondersteunen. Nogmaals, in mei komt het rapport van Verinorm uit. De projectgroep is al bezig. We laten dus echt geen dag verloren gaan om met de uitkomsten van het rapport aan de slag te gaan, waarin de onderzoekers zullen rapporteren wat ze allemaal zijn tegengekomen en wat we kunnen verbeteren. We zullen ervoor zorgen dat we de danssector ook in de toekomst goed zullen begeleiden.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan kunnen we wat mij betreft door naar het blokje varia. Daarin zitten de laatste, overgebleven vragen.

Minister Helder:

Dan had ik een vraag van diverse Kamerleden over de wielerwedstrijden. Dat valt inderdaad onder varia; er zit van alles in dit blokje. Die vraag gaat over de mogelijkheid om gecertificeerde vrijwilligers in te zetten als het gaat om de wedstrijden op de weg. Daar ben ik zeer mee bekend. Het Ministerie van VWS heeft, samen met JenV en IenW, dat vraagstuk al enige tijd geleden opgepakt. Mijn collega van Infrastructuur en Waterstaat heeft de Kamer in december een brief gestuurd en uitgebreid geïnformeerd over de stand van zaken. Zoals toegezegd gaan de betrokken partijen nog dit jaar een praktijktest uitvoeren om te kijken of er taken zijn die door de burgermotard, zoals dat heet, verantwoord kunnen worden uitgevoerd. Het is dus nog niet geregeld, maar er wordt wel aan gewerkt. Alle relevante partijen, waaronder de politie en de Koninklijke Nederlandsche Wielren Unie, zijn vanaf het begin actief bij het traject betrokken. Er zijn inmiddels verschillende onderzoeken en verkenningen uitgevoerd. Daaruit blijkt dat het niet mogelijk is om zomaar een burgermotorverkeersregelaar een-op-een alle rollen van politieagenten te laten overnemen. De taken van politiemotoragenten bij een wielerkoers zijn best complex en vragen een lange en kostbare training. Maar ze zijn aan het kijken wat mogelijk is. De pilot wordt nu door de betrokken partijen vormgegeven. We moeten eerst de resultaten daarvan afwachten. Tot die tijd is het van belang dat er tussen de politie en de organisatoren afspraken worden gemaakt over wat wel en niet mogelijk is. Dat kan, zeker met de beschikbaarheid van de politie, tot spanningen leiden. Maar ik wil daarmee zeggen dat er hard aan wordt gewerkt.

Dan de vraag van de heer Heerema.

De voorzitter:

Misschien is het handig om dit blokje per onderwerp te doen.

Minister Helder:

Tuurlijk, ja. Prima.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik hoor heel goed wat de Minister zegt, maar wat betekent dat dan voor de koersen die echt tegen problemen aanlopen? Kunnen die ergens terecht? Kunnen die geholpen worden als ze er niet uitkomen met de politie? Kunnen we ze niet toch een duwtje de goede kant op geven? Want het voelt alsof we nu toch een beetje in een vacuüm zitten.

Minister Helder:

Dat probeer ik zo goed mogelijk. Ook de voorzitter van de KNWU heeft mij daarover gecontacteerd. Vanuit VWS proberen we dit project in ieder geval zo goed mogelijk te doen en daar steeds aandacht voor te vragen. In principe kunnen de wielerwedstrijden natuurlijk zo goed mogelijk doorgaan. Maar de politie heeft ook een beschikbaarheidsprobleem in de uitvoering, omdat er heel veel andere onderwerpen zijn waar deze motoragenten bij betrokken zijn en waar zij voor ingezet moeten worden. Het is natuurlijk voorstelbaar dat ook de Minister van JenV een verantwoordelijkheid heeft om te kijken hoe dat zo goed mogelijk kan worden verdeeld. Maar ik heb daar bij haar ook aandacht voor gevraagd, omdat we echt het belang zien van deze mooie, laagdrempelige manier om die wielerwedstrijden te organiseren. Ik hoop van harte dat die pilots ook echt iets gaan opleveren in dat opzicht, zodat we kunnen zorgen dat dat bijvoorbeeld door een gecertificeerde vrijwilliger gedaan kan worden.

De voorzitter:

Dan toch nog een vraag van meneer Van Nispen en daarna van meneer Heerema.

De heer Van Nispen (SP):

De brief van december kennen we. Het is niet alleen op het ministerie al jaren bekend; het is ook in de Kamer al jaren bekend. We hebben al in 2019, meen ik, een Kamermotie ingediend, we hebben achttien vragen gesteld en nog een keer een motie ingediend. Weer is dit probleem aan de hand. Dat is sowieso wel een terugkerend probleem op het beleidsterrein sport. Maar even concreet hierover. De beperkte capaciteit bij de politie is een bekend probleem. Dat komt trouwens niet uit de lucht vallen, maar daar gaan we het nu niet over hebben. Dat is erger geworden. Daar zou ik nog begrip voor kunnen hebben. Waar ik geen begrip voor heb, is dat aan de start van het wielerseizoen, vlak voor al die wedstrijden, bij de politie de opleidingseisen zijn gewijzigd. Daardoor kunnen de C1- en C2-motorrijders die de hoogste opleiding hebben genoten dat niet meer allemaal doen, maar mag dat alleen nog maar door C2-motoragenten gedaan worden. Ja, dan wordt die pool natuurlijk een stuk kleiner. Dat maakt die nood groter om ook burgermotorverkeersregelaars dat te laten doen, waar we dus al jaren om hebben gevraagd. Maar als de politie een eis aanscherpt, is er dus een acuut probleem. Dat wordt door de wielerunie – ik geef ze daarin gelijk – gekenschetst als onbehoorlijk bestuur. Aan de start van het wielerseizoen de regels zo veranderen dat al die koersen acuut in de problemen zijn, kun je niet maken richting de organisaties, alle wielerliefhebbers en al die wedstrijdwielrenners. Ik hoop niet dat de Minister nu zegt: ja, maar ik ga niet over de politie en wat zij doen. De Kamer heeft, linksom of rechtsom, al jarenlang oplossingen op tafel gelegd: pilots, wijzigingen van de Wegenverkeerswet ...

De voorzitter:

Wat is uw vraag, meneer Van Nispen?

De heer Van Nispen (SP):

Mijn vraag komt eraan, voorzitter. Als de opleidingseisen worden aanscherpt en er al allemaal oplossingen zijn vanuit de Kamer en de wielrenbond, kan de Minister nu niet zeggen dat dat ligt op het bordje van een andere Minister. Zij kan wel zeggen: ik ga garanderen dat het wordt opgelost. Want er zijn oplossingen zat. Dat is wat wij vandaag willen horen, namelijk dat de wielerkoersen dit jaar, maar ook volgend jaar, door kunnen gaan.

Minister Helder:

De heer Van Nispen heeft in ieder geval gelijk dat ik niet over de politie ga. Ik zeg dat niet om het af te schuiven. Ik ga ervan uit dat er een deugdelijke reden is voor de aanscherping van de opleidingseisen. Ik ben hierover in gesprek. We zijn er vanuit het ministerie volop over in gesprek, omdat we het probleem met het startende wielerseizoen echt zien en de noodkreet echt hebben gehoord. Ik kan het niet oplossen terwijl ik hier zit, maar we zijn erover in gesprek om te kijken of we dat kunnen.

De voorzitter:

De vraag is wanneer er een terugkoppeling komt van de gesprekken die worden gevoerd.

Minister Helder:

Daar lopen die gesprekken ook over, dus ik kom daar zeer binnenkort op terug. Ik kan niet zeggen dat dat morgen is.

De voorzitter:

De Minister geeft het antwoord dat zij geeft. Daar kan ik ook niks aan doen. Daar moet u het mee doen. U gaat er nu niet uitkomen. De heer Heerema heeft volgens mij nog een vraag.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Nee, dit was exact mijn vraag. Ik wilde ook weten wanneer er iets gebeurt.

De voorzitter:

De vraag is of het concreter mag, maar ik ga dat niet invullen.

Minister Helder:

Ik ben daarover in gesprek. Daar kom ik zeer binnenkort op terug. Ik kan nu niet zeggen dat het opgelost is. Dat kan ik niet. Ik zie het probleem. Ik zie ook dat het een acuut probleem is voor de wielersport. Daarom ben ik erover in gesprek. Dat moet ik echt met de collega van JenV doen. We zijn aan het kijken of we er een oplossing voor kunnen vinden, dus ik kom er zeer binnenkort op terug.

De voorzitter:

Heeft u ook een vraag, mevrouw Van Dijk?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ja, ik ga toch proberen om het iets concreter te krijgen. U bent in gesprek. U kunt ons dan in ieder geval op de hoogte houden van de voortgang van die gesprekken en de afspraken die daar worden gemaakt, zodat wij als Kamer wel echt de vinger aan de pols kunnen houden. Volgens mij is iedereen hier het erover eens dat dit gewoon niet lang kan wachten.

Minister Helder:

Ja, dat bedoel ik ook met «zeer binnenkort». Ik houd u op de hoogte van de voortgang daarvan.

De voorzitter:

Dan de andere antwoorden op de variavragen.

Minister Helder:

Er waren nog een aantal vragen van de heer Heerema over de Russische sporters, bijvoorbeeld of zij geen visum meer kunnen krijgen om deel te nemen aan wedstrijden in Nederland. Het Schengenvisumbeleid valt onder de Minister van Buitenlandse Zaken. Iedere aanvraag wordt op zijn eigen merites beoordeeld, want er is een Schengenvisumcode. Sporters worden daarbij behandeld als ieder ander uit Rusland, want er zijn meer mensen, zoals wetenschappers en mensen binnen commerciële bedrijven uit Rusland, die hier al heel lang werken. Zij worden hierin op dezelfde manier behandeld door Buitenlandse Zaken. Iedereen wordt dus apart beoordeeld.

Mevrouw Van der Laan vroeg welke acties Nederland onderneemt en of de Minister werkt aan een kabinetsreactie op de uitspraak van het IOC. Sinds het uitbreken van de oorlog in Oekraïne heb ik mij samen met de internationale collega's meermaals uitgesproken over het uitsluiten van de Russische atleten en landenteams. Het Nederlandse standpunt was en is nog steeds dat Rusland moet worden geweerd van internationale sportwedstrijden. Samen met gelijkgestemde landen volgen we de ontwikkelingen op de voet. Wij zullen dat blijven doen. Ik kom zo nog terug op wat ik hierin verder onderneem op dit moment.

Mevrouw Van der Laan zei dat de Oekraïense sporters de kwalificatietoernooien boycotten waaraan Russen meedoen. Het lastige is natuurlijk dat de internationale sport autonoom is. Als het IOC besluit om sporters onder bepaalde voorwaarden wel toe te laten onder neutrale vlag, heb ik in ieder geval geen juridische middelen om dat tegen te gaan. We zullen als kabinet wel blijven uitdragen dat Russische atleten moeten worden geweerd van de internationale sportwedstrijden. We zijn ook in dialoog met andere landen. Heel concreet ben ik in dialoog met de Sportraad en met het huidige voorzitterschap, Zweden. Ik ga binnenkort naar Zweden toe. Dan hebben we ook nog een vervolggesprek hierover.

Ik ben ook aan het kijken – dit sluit aan bij de volgende vraag van mevrouw Van der Laan – hoe wij ervoor kunnen zorgen dat de Russische invloed in de sport, zoals bij de boksbond en bij de voetbalclubs, kan worden teruggedrongen. De boksbond en de voetbalclubs zijn overigens wel twee verschillende zaken. Ik ben daar zeker van op de hoogte. De Nederlandse Boksbond heeft besloten niet deel te nemen aan het WK. Die keuze steun ik ook. Wat betreft de voetbalclubs draagt Nederland actief bij aan het EU-sanctiebeleid. Individuen die op de sanctielijst staan kunnen niet naar de EU reizen en ook niet investeren in sportclubs. We moeten daar heel alert op zijn.

Aansluitend daarop ben ik internationaal, binnen de EU, maar ook nationaal, met de KNVB en NOC*NSF, bezig om te kijken wat wij vanuit Nederland kunnen doen om in voldoende mate tegenwicht te bieden aan deze inmenging in de sport en wat dit betekent voor onze vertegenwoordiging in internationale sportorganisaties. We denken erover na hoe we dit het beste proactief tegen kunnen gaan om ervoor te zorgen dat de evenementen aan de juiste partijen worden toegewezen, maar ook om steun te zoeken om het beleid van uitsluiting van Russische sporters te kunnen volhouden.

Dan de vraag over het gezamenlijke bid voor het WK-vrouwenvoetbal.

De voorzitter:

Ik denk dat het goed is om eerst even terug te gaan naar de Russische sporters et cetera.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik merk dat de Minister op een aantal onderdelen echt bezig is om te kijken hoever ze kan gaan. Ik steun haar daar ook in. Ik ben een aantal weken geleden zelf in Kyiv geweest en misschien word ik er daardoor iets feller op, maar ik vind echt oprecht dat sport en politiek op de meest afschuwelijke manier verweven zijn geraakt met elkaar, met name door deze oorlog. Ik hoor de Minister zeggen dat elke visumaanvraag voor elke Rus op dezelfde manier wordt behandeld. Ik heb de Minister van Buitenlandse Zaken al meerdere keren gezegd dat ik dit in dit debat aan de orde zou stellen. Ik heb hem gevraagd wat zijn mening zou zijn als ik zou zeggen dat Russische sporters hier niet meer welkom zijn. Dat geldt overigens ook voor Russische bestuurders, want die zaten laatst bij Thialf aan tafel. Dat mag wat mij betreft ook niet. Uw antwoord dat alles op dezelfde manier wordt behandeld, is meer een uitleg van de situatie nu. Ik merk dat u geen stappen wilt zetten om de Russische sporters te weren uit onze Nederlandse sportwereld. Dat kan dan geen andere consequentie hebben dan dat we met een motie moeten komen om ervoor te zorgen dat het wel gebeurt. Klopt dat?

Minister Helder:

Volgens mij probeer ik uit te leggen dat ook de Minister van Buitenlandse Zaken natuurlijk gehouden is aan de afspraken die we daarover hebben gemaakt in Schengenverband. Hij gaat over de visumaanvragen. Dat neemt niet weg dat we beiden vinden dat we moeten proberen om deze mensen zo veel mogelijk te weren uit onze Nederlandse sportwereld. Dat is natuurlijk logisch. De weg om dat via het visum te doen is ingewikkeld, omdat je ook vastzit aan de Schengencode. Dat ligt echt op het terrein van mijn collega. Ik verwijs u echt naar hem. Nogmaals, er zijn meer Russen die al jarenlang werkzaam zijn in Nederland, ook al voor dit conflict, bijvoorbeeld wetenschappers die met elkaar uitwisselen. Dit is gewoon breder dan alleen de sport. Ik draag in ieder geval continu het kabinetsstandpunt uit over het sanctiebeleid. Het gaat om het weren van Russen uit de internationale sport, maar ook om het weerbaarder zijn van goedwillende en gelijkgestemde landen tegen deze inmenging en andere inmenging. We bespreken met elkaar hoe we dat het beste kunnen doen.

De voorzitter:

De laatste vraag, meneer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Zeker, de laatste vraag. We zijn ook bij het laatste blokje. De Minister zegt dat de visumroute moeilijk is. Volgens mij kun je prima wel een visum goedkeuren voor wetenschappers en niet voor sporters, maar dat zal ik dan aan de Minister van Buitenlandse Zaken vragen. Schengen is volgens mij ruim voor de oorlog met elkaar afgesproken en dan niet vanuit het idee dat we nog een keer een oorlog op ons continent zouden krijgen. Ziet u kans om met uw collega van Buitenlandse Zaken en gelijkgestemde landen in het Schengengebied te kijken of die afspraken dan gezamenlijk kunnen worden opgepakt, zodat we ze in het hele Schengengebied kunnen weren?

De voorzitter:

Via de voorzitter, graag.

Minister Helder:

Via de voorzitter zeg ik aan de heer Heerema dat we alles moeten doen wat we kunnen doen. Ik treed daar dus over in contact met mijn collega. Ik zal dat met hem bespreken. Is dat een goede toezegging? Maar dit is niet de commissie Buitenlandse Zaken. Ik kan hier niet het visumbeleid bespreken, want dat is echt zijn verantwoordelijkheid, maar ik zal dit met hem bespreken.

De voorzitter:

Uw antwoord is het antwoord. Gaat u verder met de laatste vragen, alstublieft.

Minister Helder:

Mevrouw Van der Laan vroeg of ik het gezamenlijke bid voor het WK-vrouwenvoetbal 2027 ondersteun. Ja. Ik heb vandaag de brief getekend en die komt naar u toe.

Mevrouw Van Dijk is er niet, maar ik zal haar vragen over het verminderen van de regeldruk toch beantwoorden. Zij vroeg of ik het belang van verenigingen niet moet meenemen in het toetsen van de wetgeving. Ook vroeg zij hoe het staat met de toezegging over haar motie. Tijdens het laatste wetgevingsdebat van eind november heb ik aangegeven dat er op dit moment een verkennend onderzoek loopt naar de aard en de omvang van de ervaren regeldruk bij vrijwilligersorganisaties. Dit ligt op het terrein van de Staatssecretaris. In dit onderzoek zullen ook opties worden gegeven voor praktische oplossingsrichtingen. Ik heb al eerder gezegd dat ik de resultaten van dat onderzoek moet afwachten en dan daarnaar moet kijken. Ik denk dat het wel belangrijk is om bij de nieuwe wetgeving die wij vervolgens gaan maken, te toetsen op die regeldruk. Dat kan ik zeker toezeggen. Dat is ook een belangrijk gegeven.

Dan was er nog een specifieke vraag van mevrouw Van der Laan over sporten in buurten en aanpassen van het Bouwbesluit. Ik had al uitgelegd dat ik met de Minister van VRO ook kijk naar de leefomgeving. Ik heb volgens mij al antwoord geven over wat ik wel kan. Dat is namelijk dat we die gezondheidsdoelen echt meenemen in de plannen voor de ruimtelijke ordening. Ik zie dat ook wel echt als een goede weg, om veel meer vanuit de ruimtelijke ordening te kijken naar de sportfaciliteiten, en bijvoorbeeld vanuit de campusgedachte, waar ik het over had, dat je ruimte maakt voor sport, maar ook slim combineert. Bij het Sportakkoord wordt al gekeken naar de richtlijnen die worden opgesteld om voldoende ruimte te creëren voor sport en bewegen. In het kader van het GALA en WOZO, Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen, zijn we ook bezig met die beweegvriendelijke leefomgeving. Dat is niet heel specifiek in het Bouwbesluit, zie ik nu, dus ik neem het antwoord op die vraag nog even mee in de pauze.

Mevrouw Van Dijk vraagt vervolgens aandacht voor de medische zorg bij grote sportevenementen. Ook daar wordt een groot beroep gedaan op de inzet van vrijwilligers, dat klopt. Dit is echt een verantwoordelijkheid van de organisatoren van die evenementen. Als daar knelpunten worden ervaren, kunnen ze die melden bij het Coördinatie- en Informatiepunt Topsportevenementen en dan kan het ministerie samen met NOC*NSF en de Vereniging Sport en Gemeenten meedenken over oplossingen. Bij ons zijn grootschalige knelpunten op dit moment niet bekend. Zij moeten zich daarvoor melden. Ik neem daar nota van en ik neem het als thema mee.

Dan de vraag van de heer Van Nispen over bewegen in de zorg. Hij zegt dat dat belangrijk is en dat we meer mogelijkheden moeten bieden om patiënten uit bed te halen. Hij vraagt wat de concrete acties en doelstellingen zijn. Ja, dat is heel erg belangrijk. Dat geldt zowel voordat ze in bed belanden in het ziekenhuis als daarna. Daarvoor is de leefstijlcoalitie gelanceerd. Dan gaat het heel erg om bewegen in de behandelplannen van patiënten; het «better in, better out»-principe. Maar ook daarna gebeurt er veel. Binnen de Beweegalliantie wordt er veel aandacht besteed aan de setting Zorg; zo wordt dat genoemd. Er zijn drie settings en zorg is er daar een van. Daarbij wordt gekeken hoe we zorgprofessionals nog verder kunnen ondersteunen als het gaat om beweegmogelijkheden in de zorg, bijvoorbeeld door verwijzing naar sport- en beweegprofessionals. Ik ben daar zelf een enorm groot voorstander van. Ik heb echt de grote voordelen daarvan gezien in de ouderenzorg. Als mensen voldoende in beweging zijn, dan hebben ze daar gewoon baat bij, zowel cognitief, met hun bewustzijn, maar ook met hun hele welbevinden. Dat is juist ook de reden geweest om bewegen, sport en gezondheid bij elkaar te brengen in het GALA-akkoord, voor de preventiekant.

Ik was deze week op werkbezoek bij een programma in Limburg over valpreventie – als het even mag, voorzitter; excuses voor het lange antwoord. Daar zie je ook het belang dat mensen leren te vallen, om dat gewoon een keer mee te maken, zodat ze in het motorisch geheugen hebben hoe het gaat als je valt en beter terechtkomen op het moment dat ze onverhoopt toch vallen. Dat gebeurt in een sporthal. Er wordt gekeken waar lokale sportverenigingen in de toekomst dit soort cursussen of activiteiten kunnen ondersteunen. Dat vond ik echt een heel mooi voorbeeld. Op die manier komen de ouderen ook binnen een sportomgeving en ze hadden er zelf al een koffie-uur aan vastgeplakt. Dan zijn ze ook weer in contact met die sportverenigingen. Dat is ook superbelangrijk. En het is helemaal mooi als ze betalende leden worden.

De heer Van Nispen zei ook dat sport en bewegen niet vanzelfsprekend is voor mensen met een beperking. Daarover heb ik al een paar dingen gezegd. Ik ben heel erg bezig met de kant van de sporthulpmiddelen. Het afgelopen jaar heb ik in ieder geval geregeld dat er één loket is en dat er ook structurele financiering voor dat loket is. De volgende stap is om tot concrete afspraken te komen met de gemeenten en de zorgverzekeraars. Ik informeer u eind dit jaar over de voortgang en de bestuurlijke aanjager voor mensen met een beperking. Guusje Ter Horst neemt dit in haar aanpak mee.

Dan de vraag van mevrouw Westerveld over het advies van de Nederlandse Sportraad ...

De voorzitter:

Misschien is het handig om nu die vraag van de heer Van Nispen te adresseren.

De heer Van Nispen (SP):

Dank, voorzitter. Die gaat over dat laatste stukje, over de sporthulpmiddelen. Mensen die sportdebatten volgen, zullen denken: daar zijn ze weer! Maar dat komt ook doordat het steeds maar niet wordt opgelost. Ook hier motie na motie na motie, met oproepen aan de Minister: geef die mensen waar ze recht op hebben, zodat ook iemand die afhankelijk is van een sportrolstoel of een sportprothese de kans heeft om te sporten. Dat is een verantwoordelijkheid van de gemeentes, in het kader van de Wmo, of van de zorgverzekeraars, dat weet de Minister, maar die leveren soms niet. Mensen worden van het kastje naar de muur gestuurd.

We hebben al vaker gezegd: kom tot een oplossing, zorg voor één loket. Dat is er nu. Maar zorg ook dat mensen gewoon krijgen waar ze recht op hebben, zorg voor financiering. De Minister zegt dat zij ons eind van het jaar gaat informeren over waar we staan. Maar dat zei de motie niet. We zeiden het al heel vaak, maar nu hadden we ook een deadline gesteld in de motie: dat we willen dat het dit jaar is opgelost.

Ik maak het even heel concreet. Ik zal niet zeggen: los het op, ook al doe ik dat heel vaak, ook op andere punten. Maar nu zeg ik dat ik heel graag eerder dan eind van dit jaar geïnformeerd zou willen worden of die motie nu wel of niet uitgevoerd wordt, dus ik wil eerder dan eind dit jaar weten of het dit jaar opgelost wordt, en dan ben ik heel redelijk.

Minister Helder:

Ik kan eerder in het jaar in een van de voortgangsbrieven erop terugkomen waar we staan, hoe dat loopt. Nogmaals, we hebben al een structurele financiering voor het ene loket op tafel gelegd, dus dat is geregeld. We zijn nu aan het inventariseren wat er moet gebeuren als het gaat om de zorgverzekeraars en om te zorgen dat sporthulpmiddelen door gemeentes met een uniform systeem worden toegewezen. Het klinkt altijd heel lekker om te zeggen: regel dat nou een keer. Maar dat is toch wel ingewikkelder. Nogmaals, ik heb de financiering voor dat loket op tafel gelegd en we zijn nu bezig om te kijken hoe we meer financiering op tafel kunnen leggen en wat er precies nodig is om u eind dit jaar ook dat antwoord te kunnen geven. Ik kan best eerder dit jaar in een van de brieven ingaan op de stand van zaken. De vraag was inderdaad: dit jaar. Voor het einde van het jaar kom ik daarop terug.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Laten we het ook niet ingewikkelder maken dan het is. Er zijn in Nederland niet honderdduizenden mensen die op een hele ingewikkelde manier sporthulpmiddelen nodig hebben, maar het is vrij overzichtelijk. Het is ook best overzichtelijk wie dat zou moeten betalen. Op het moment dat een gemeente of een zorgverzekeraar niet levert, spreken we daarover met de Minister. De Minister kan af en toe ook wel gebruikmaken van haar bevoegdheden of van haar overredingskracht, door eens met de vuist op tafel te slaan en aan te geven dat een democratische meerderheid het belangrijk vindt dat sport en bewegen toegankelijk blijft voor iedereen, en dat mensen die specifieke sporthulpmiddelen nodig hebben, die ook kunnen krijgen, en dan gaan we daar gewoon voor zorgen, klaar.

Minister Helder:

De Minister vindt het ook belangrijk. Dat heb ik ook gezegd. Ik spreek vaak met diverse mensen die gebruikmaken van die sporthulpmiddelen, en ik betrek hen erbij hoe we dat moeten regelen, wat nou echt belangrijk is; één loket en uniformiteit bij het toepassen van de regels. Nogmaals, gemeentes hebben een eigenstandige verantwoordelijkheid onder de Wmo, dus dat vraagt echt iets om dat anders met elkaar te regelen. We hebben in het kader van het GALA met de VNG afgesproken om met elkaar om de tafel te gaan zitten, om te kijken of we via een soort mandaatstructuur regionaal tot betere afspraken kunnen komen. Dat zijn ze nu aan het uitwerken. Dat nemen we hierin mee. Verder wordt er met de zorgverzekeraars gesproken, om te kijken hoe we komen tot een betere voorziening voor mensen met een beperking, want ik vind dat ook belangrijk. Daar ben ik mee bezig. Dat ben ik aan het uitwerken. Voor het eind van het jaar kom ik terug op de mogelijkheden. Zodra ik daar voortgang heb die vermeldenswaardig is, zal ik dat met alle plezier in de brief meenemen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Helder:

Dan de vraag van mevrouw Westerveld over het laatste advies van de Nederlandse Sportraad over het pedagogisch klimaat. Ik ben heel blij met dit advies, omdat dit een heel heldere weergave geeft van de stand van zaken met betrekking tot het pedagogisch sportklimaat. Ik denk dat daar veel behoefte aan is. We gaan het ook gebruiken bij de uitwerking van Sportakkoord II, onder andere voor het verhogen van de kwaliteit van trainers, coaches, instructeurs en officials. We doen dat bij alle takken van sport om te zorgen dat we met elkaar een goede basisnorm hebben en aandacht voor dat pedagogische klimaat. Ik heb u al toegezegd dat ik u ga informeren over de stand van zaken en ook over wanneer ik dat doe. Daarin neem ik dat mee en dat geldt zeker ook voor de aanbevelingen uit dit rapport.

Mevrouw Westerveld had een suggestie naar aanleiding van die RVVB-enquête naar het vinden van jonge bestuurders en de voorbeelden met de combinatiesamenwerking van onderwijs en sportverenigingen, de stages op de sportverenigingen. Ik vind dat ook een mooi voorbeeld om meer jongeren te werven. Het Actieprogramma Maatschappelijke Diensttijd is ook een voorbeeld daarvan. Daarbij krijgen jongeren echt de kans om zich vrijwillig in te zetten voor de maatschappij en om hun talenten te ontwikkelen. Dat is een landelijk programma van OCW, VWS en Sociale Zaken. Er lopen volgens mijn informatie op dit moment 85 van dit soort projecten. Dat zijn projecten die zich richten op de sportsector en het gebeurt dus al. Maar zeker gezien het aantal verenigingen is het van belang om nog meer te stimuleren dat er in deze stages aandacht is voor de sportsector. Dus dat zal ik meenemen.

Mevrouw Maeijer vroeg naar de wachtlijst voor de zwemles. Ik zie haar niet meer, maar dat had ze ook aangekondigd. Ik heb daarover gesproken met de Nationale Raad Zwemveiligheid, maar de raad heeft niet de exacte omvang van de wachtlijsten voor het nationale zwemdiploma in beeld. Ik spreek ieder kwartaal via mijn ambtenaren met hem over de grove inschatting op basis van de geluiden van enkele van de grotere aangesloten zwemscholen in circa 25 gemeenten. Mede naar aanleiding van die inschatting is de huidige wachttijd zes tot twaalf maanden.

Het lastige daarbij is dat kinderen vaak op een hele jonge leeftijd worden ingeschreven. En dat is wel relevant, want kinderen van 4 zijn nog niet gerechtigd om deel te nemen aan die zwemlessen. Het is dus van belang dat we schone wachtlijsten hebben om dat in kaart te kunnen brengen. Het gebeurt ook dat kinderen op verschillende wachtlijsten staan en dat er dus een dubbeltelling is. Maar ik ben dus wel in gesprek met de NRZ om te kijken wat we daaraan kunnen doen.

We hebben net uitgebreid over regelgeving gesproken en we willen aan de andere kant dus ook niet dat ... Het is een heel belangrijk onderwerp en dat onderschrijf ik helemaal. We moeten ook kijken of we op een zodanige manier inzicht hebben dat het natuurlijk ook weer niet tot allerlei administratie leidt en lijsten die moeten worden bijgehouden. Op die manier houden we de vinger aan de pols. Het is dus eigenlijk een hele grote steekproef. Zo wil ik 'm het liefst omschrijven. Maar we moeten ook kijken of we de verenigingen zover kunnen krijgen dat ze ook een schonere wachtlijst gaan bijhouden, omdat die kinderen van 4 en de dubbeltellingen het natuurlijk wel wat ondoorzichtig maken.

De voorzitter:

Uw laatste vraag, meneer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Ook mede namens mevrouw Maeijer. Ik meende niet dat het haar intentie was om ... Kijk, haar motie luidt: een concreet plan om de wachtlijsten terug te dringen. Ik denk dat zij iets verder wil gaan dan alleen de dubbeltellingen eruit halen. Dan dring je ook de wachtlijsten terug, maar ik denk zomaar dat het de intentie is om mensen ook echt minder lang te laten wachten. Begrijpt u? Inzicht is heel mooi en we zijn niet voor onnodige bureaucratie, maar het gaat erom dat kinderen leren zwemmen. Ik denk even voor mijn PVV-collega, maar de motie was wel mede van mij. Een plan van aanpak is toch wel wat anders dan alleen ergens zicht op hebben. De vraag is dus wanneer deze motie wordt uitgevoerd.

Minister Helder:

Dat ben ik in zoverre met u eens dat we beide moeten doen. Ik heb al eerder bij u aangegeven dat ik het zwemonderwijs echt heel erg belangrijk vind. Op basis van de huidige steekproef is die wachtlijst zes tot twaalf maanden. Nou ja, het is ook een kwestie dat ouders hun kinderen natuurlijk ook daadwerkelijk opgeven daarvoor. En het is ook een kwestie – daar hebben we net ook over gesproken – dat er ook voldoende mogelijkheden zijn. Ik denk dat we wat dat betreft nog wel wat te doen hebben. Ik heb de cijfers hier niet paraat, maar op dit moment is het wel zo dat die kinderen ook daadwerkelijk die zwemles kunnen volgen. We hebben dus wel een aanloopwachttijd, maar het is niet zo dat, zeg maar, die wachttijd enorm oploopt, hè. Er zit eigenlijk meer een stuwmeer van kinderen in als het gaat om die zes tot twaalf maanden. Maar de kinderen die zich aanmelden voor de wachtlijst, kunnen kennelijk uiteindelijk het zwemdiploma halen. Ik denk dat de vraag veel meer is hoe die wachtlijst het liefst nog iets korter kan worden. Dat is inderdaad de vraag. Daar zijn we dus over in gesprek.

De voorzitter:

De vraag is wanneer dat antwoord komt. Volgens mij wordt er een datum gevraagd.

Minister Helder:

Voor de zomer.

Dan de laatste vraag. Nee, sorry, dat is een overlap met de vorige vraag. Ik ben aan het einde van dit blokje.

De voorzitter:

Hartelijk dank.

Minister Helder:

Als we klaar zijn met de vragen wil ik straks nog een kleine toevoeging doen.

De voorzitter:

Ja, dat gaan we doen. Als er geen vragen meer zijn, komen we aan het einde. Ik schors heel even om eventueel de handen te wassen, zoals ik zei. Dan zijn we over vier minuten weer terug.

De vergadering wordt van 19.13 uur tot 19.17 uur geschorst.

De voorzitter:

De Minister geeft aan dat er nog een antwoord ligt op een vraag. Dat scheelt misschien weer voor de tweede termijn, dus ik geef eerst de Minister nog het woord.

Minister Helder:

Dat is een antwoord op de vraag van de heer Mohandis over de kwalitatieve monitoring. Ik blijk het Mulier Instituut dat al gevraagd te hebben. De kwalitatieve monitoring – dat is precies waar u op duidt en wat het RVVB-rapport heeft opgeleverd – wordt dus al meegenomen in de monitoring van het Mulier Instituut.

De voorzitter:

Meneer Mohandis, wilt u daarop reageren? Ja, blijkbaar.

De heer Mohandis (PvdA):

Ik zal er nog wel even op terugkomen in mijn tweede termijn, maar ik weet dus niet wat dat precies is als zij bijvoorbeeld met gemeenten gaan praten. Het gaat ons er echt om dat het gesprek met verenigingen dat beeld gaat opleveren. Ik kom er dus nog op terug in mijn tweede termijn.

De voorzitter:

Oké. Dank u wel. Dan zijn we nu echt aan het einde van de eerste termijn en gaan we naar de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Het is de gewoonte om daar aanvankelijk ongeveer een derde van de spreektijd voor te gebruiken. Ik ben in het begin heel erg coulant geweest en ik reken nu ook op uw medewerking. Ik geef als eerste het woord aan meneer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Daar ga ik mijn best voor doen, voorzitter. Het kan ook kort, denk ik. Dank in ieder geval voor alle antwoorden die gegeven zijn. De Minister is met een heleboel dingen bezig. Ik merk wel dat ik zelf meer behoefte heb aan deadlines en aan duidelijkheid over wanneer wij nou terug kunnen naar de Minister als het gaat om bepaalde inzet die zij aan het plegen is. Ik neem dan de wet- en regelgeving en de lijsten die daarmee gemoeid zijn even als voorbeeld. Volgens mij was het antwoord: ja, het is druk op het ministerie, dus ik moet dat even in de tijd wegzetten. Nou, daar ga ik niet mee akkoord. Dus daarover heb ik in ieder geval een andere mening.

Ik ga de Minister helpen bij dat BNG-verhaal. Joh, als een revolverend fonds te moeilijk is, maken we er toch gewoon een lening van? Dan maken we een fonds met 75 miljoen leningcapaciteit, die de verenigingen op termijn terugbetalen. Dan is het ook geregeld. Het hoeft helemaal geen revolverend fonds te zijn. Volgens mij kunnen de ambtenaren daar morgen mee aan de slag en kunt u een deal maken met de BNG.

Ik kom terug op de buurtsportcoaches en op de Russische sporters. Daarvoor heb ik een tweeminutendebat nodig, dat ik bij deze aanvraag.

De voorzitter:

Er komt in ieder geval een tweeminutendebat. Meneer Mohandis.

De heer Mohandis (PvdA):

Heel goed dat dit tweeminutendebat er gaat komen. Nog even over de toezegging voor de monitor, ik ben gewoon benieuwd wat dat kwalitatieve onderzoek van het Mulier Instituut dan precies inhoudt. Wij overwegen ook een motie op dat punt. Daar komen we dus gewoon nog op terug.

Er is eerder gezegd: een monitor over drie maanden. Dat zou dan ergens in het zomerreces zijn. Er is eerder gesproken over drie maanden. Het is wel raar als het in het zomerreces komt. Ik hoop dat het nog daarvoor gebeurt. Oké. Check. Ik zie al knikken, maar dat is mijn vraag.

Dank voor de reactie op het actieplan. Wij kijken gewoon uit naar een uitgebreide reactie. Er staat ook heel veel in. We hebben het veel over energie gehad, maar nog minder over de betaalbaarheid, en over dat bijvoorbeeld veel ondersteunende fondsen ophouden bij 18 jaar en dat er ook verenigingen zijn die zeggen: met 18 jaar wil je ze eigenlijk nog gewoon bij de vereniging houden. Dat zijn dus de jeugdcultuur- en sportfondsen. Die 18-min en 18-plus staan ook in het actieplan, ook in relatie tot het Motivactiononderzoek. Dat zegt eigenlijk: we zien steeds meer verenigingen die hun contributie niet meer durven te verhogen, want ze zien daardoor leden verdwijnen. Ik ben ook benieuwd of u daarop kunt ingaan in een reactie. Dat hoeft niet straks, maar wel in relatie tot ons actieplan.

De Minister gaf aan dat ze via bijvoorbeeld de KNVB over één vereniging te horen heeft gekregen dat die in de problemen is gekomen. Wij zijn gewoon benieuwd hoe het omvallen van verenigingen wordt gemonitord. Want als zo'n zwembad in Westervoort omvalt en daar ook verenigingen onder hangen, horen we dat niet. Ik ben gewoon benieuwd of u dat bijhoudt. Ook daarover overwegen wij een motie.

Volgens mij heb ik het zo wel even. Ik kom in het tweeminutendebat nog op meerdere punten terug.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Mohandis. Mevrouw Van der Laan.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de Minister voor de uitgebreide beantwoording. Wat bij mij een beetje boven de markt blijft hangen, is de kaderstellende rol vanuit de Kamer en onze controlerende rol. Ik heb over veel onderwerpen gehoord: daar werken we aan, zeer binnenkort; het is lastig en we volgen het op de voet. Nou, ons werk is ook lastig. Maar ik vind ook wel dat wij goed moeten kunnen sturen op wanneer iets nou gereed is. Neem het Centrum Veilige Sport Nederland. Ik stel een hele concrete vraag: wanneer is die aftrap? Wij duwen daar als Kamer al heel lang op, want die motie is al aangenomen voordat het huidige kabinet er was. Er was toen een demissionair kabinet. Ik zie dat een aantal moties goed wordt aangepakt, met name die rondom een veilig sportklimaat. Complimenten daarvoor. Maar er blijven ook echt moties liggen. Als ik dan vandaag – ik zou bijna «eindelijk» zeggen – hoor dat er een go komt voor een sportwet, dan is het voor mij niet mogelijk om sport niet als een publieke voorziening te zien. Dat was namelijk het ankerpunt dat de Kamer heeft meegegeven. Ik snap best dat we nog niet alles kunnen zeggen, maar dat is voor mij een heel belangrijk uitgangspunt: sport als publieke voorziening.

Dan nog wat losse punten. Het is heel fijn dat het WK-bid ondertekend is. Dat is hartstikke goed.

Tot slot de wielerkoersen. Het kan toch niet zo zijn dat de wedstrijden van binnenkort niet door kunnen gaan omdat de spelregels net zijn veranderd? Dat gaat er bij mij echt niet in.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van der Laan. Mevrouw Van Dijk.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Maatschappelijke ontwikkelingen zorgen ervoor dat «we» steeds meer vragen van vrijwilligers, hoor ik de Minister in haar inleiding zeggen. Maar «we» dat zijn «wij». Dat is onder anderen ook de Minister. Mijn vraag is eigenlijk bij wie onze verenigingen in veilige handen zijn. Wie beschermt ze? Wie bewaakt dat ze ook echt gefaciliteerd worden? Wordt het niet tijd, ook gezien alle signalen die vandaag weer zijn afgegeven, dat het Rijk zichzelf er steviger in gaat opstellen en dat dit bij diverse ministeries hoger op de agenda komt? Dat is mijn eerste vraag aan de Minister.

Voorzitter. Net als de voorgaande sprekers worstel ik met de antwoorden. We hebben het daar in het vorige debat ook al over gehad. Ik twijfel echt niet aan goede intenties, want er speelt veel en er gebeurt ook echt wel een en ander. Maar ik zou de Minister echt willen vragen om in een volgend debat concreter te zijn. Neem het antwoord op mijn vraag over de BOSA. «Ergens dit jaar.» Dit jaar duurt nog negen maanden. Er werd net iets gezegd over de wielerkoersen. Die zijn zeer binnenkort. Ik kan met het antwoord op de vraag daarover ook echt niet uit de voeten. Ik sluit me aan bij wat mijn buurvrouw zegt: het kan toch niet zo zijn dat we dit laten gebeuren? Het kan dat ik als mens niet serieus genomen word, maar ik vind het wel echt vervelend als ik me als Kamerlid niet serieus genomen voel, ook in het kader van de controlerende taak, die ik toch heel graag op een goede manier wil vervullen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Dijk. Meneer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Ik wil me heel graag bij die verzuchting en die ergernis aansluiten. Ik probeer die af en toe te onderdrukken. Dat lukt me alleen niet altijd. Maar het onderwerp sport en bewegen is daar ook echt te belangrijk voor.

Laat ik beginnen met de collectieve uitdaging van verduurzaming. Het zou een nationale opgave moeten zijn, maar die is verregaand geïndividualiseerd. We vinden dat onverstandig. Heel veel mensen in de Kamer vinden dat onverstandig. Je zou dat collectief aan moeten pakken. Ik mis die visie bij de Minister. Het moet echt veel fundamenteler, ook qua betaalbaarheid. Hoeveel sportverenigingen, zwembaden, ijsbanen en speeltuinverenigingen mogen er nog kapotgaan van de Minister? Ik vond de uitspraak «nou, er zijn ook een heleboel zwembaden en verenigingen die het wel gered hebben» heel tekenend. Ik vind het veelzeggend om daar bijna triomfantelijk over te doen. Ik ben er echt zeer ontevreden over. Ik vind het echt te weinig wat de Minister vandaag op dat punt op de mat heeft gelegd. Zij kan dus voorstellen tegemoetzien.

Dat geldt ook voor die sportwet. De context is als volgt. Wij dienden moties in naar aanleiding van het advies van de Nederlandse Sportraad: maak van sport een recht, het recht om te bewegen, en sport moet een publieke voorziening zijn. De rollen en verantwoordelijkheden zijn dan helder. Als er al niet eens kan worden toegezegd dat dat het uitgangspunt is, waarom dienen we dan nog moties en voorstellen in? Ik snap het gewoon echt niet. We zitten hier dan onze tijd te verdoen. We nemen elkaar dan niet serieus. De Minister moet dan zeggen: maak zelf een initiatiefwet, dan gaan we daarmee aan de slag. Wij komen met moties en voorstellen. We hopen dan dat die ... Sterker nog, die zúllen serieus genomen moeten worden. We moeten kijken of we nog een nieuwe motie indienen of dat de Minister zegt dat ze de kaders die we hebben meegegeven begrijpt en dat ze daarmee aan de slag gaat.

We gaan morgen allemaal kijken naar de documentaire over dansmisbruik. We kijken daarnaar uit, want het betreft een zeer ernstig onderwerp. We zijn klokkenluider Kim Koumans veel dank verschuldigd. De oproep is eigenlijk om toch nog eens te kijken wat er voor haar gedaan kan worden. Zij is jarenlang in haar eentje meldpunt, vertrouwenspersoon en weet ik allemaal wat ineen geweest. Dat is heel erg zwaar. Daarom roep ik de Minister op om na te denken over de vraag hoe zij ondersteund kan worden.

Ten slotte. Heel veel problemen zijn héél groot en echt ingewikkeld. Dat geldt volgens mij niet voor het probleem van de wielerwedstrijden en de motorbegeleiding. We hebben enorme vraagstukken en uitdagingen in dit land, maar ik snap het echt niet als we dit al niet opgelost weten te krijgen, als we er niet voor kunnen zorgen dat die wielerkoersen verzekerd zijn van motorbegeleiding, hetzij door C1- of C2-opgeleide motoragenten, hetzij via de motorbegeleidingsteams. Ik begrijp gewoon echt niet waarom dat niet kan. Ik vind een brief «zeer binnenkort» onvoldoende. We genieten allemaal van die grote wielerkoersen op televisie, maar ook van de omlopen om de hoek in de provincie en weet ik veel waar. Die zijn nú. Die zijn niet zeer binnenkort. Die zijn komend weekend en de week daarna. Ik hoop dus echt dat de Minister met spoed met een brief komt, maar nog veel liever heb ik dat zij het vanavond of morgen nog oplost met de collega's die daarover gaan. Graag vanavond nog een toezegging hierop.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Nispen. Mevrouw Westerveld?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Er zijn een aantal politieke debatten die heel ingewikkeld zijn, waarbij er bijvoorbeeld hele grote politieke meningsverschillen zijn, verschillen van standpunten tussen links en rechts, of hoe we de indeling ook maken. Zo'n debat wordt, denk ik, gevoerd in de zaal hier schuin boven. Maar dit is in het sportdebat helemaal niet het geval, want hier zitten allemaal sportwoordvoerders die dezelfde zaken belangrijk vinden. Bijvoorbeeld zwemmen vinden we met elkaar heel belangrijk. We vinden het belangrijk dat alle kinderen een zwemdiploma halen, dat verenigingen overeind blijven staan, dat er hulpmiddelen zijn voor mensen met een handicap, dat iedereen veilig kan sporten, dat sportdeelname niet afhangt van de portemonnee van ouders, dat er regelingen komen en dat sportverenigingen worden geholpen om te verduurzamen. Daar denkt iedereen hetzelfde over, al jarenlang. Moties die we daarover indienden zijn niet van nu of het vorige debat, maar die zijn vaak al jarenlang zo. Daarom hoop ik toch dat we de komende tijd met elkaar stappen gaan zetten.

Ik wil de Minister vragen om in het volgende debat wat concreter te zijn, ook als het gaat over de uitvoering van moties. Óf we hebben een discussie met de Minister waarin ze aangeeft: u vraagt mij te veel en bepaalde dingen kan ik niet of daar voelt de regering zich niet verantwoordelijk voor. Dan hebben we ook een discussie met elkaar – ik denk: een hele stevige discussie – maar dan weten we wel waar we aan toe zijn.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Westerveld. Ik kan even schorsen voor de beantwoording van de vragen. Ik kijk even of daar behoefte aan is. Eén minuutje? U kunt dus gewoon blijven zitten. We komen over een minuutje bij u terug.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Geachte aanwezigen. We zijn anderhalve minuut verder. We gaan luisteren naar de beantwoording door de Minister van de vragen in de tweede termijn. Ik geef graag de Minister het woord.

Minister Helder:

Dank, voorzitter. De suggestie van de heer Heerema over een revolverend fonds of een leencapaciteit: dat is precies de gedachte. Daarom had ik het ook over het revolverend fonds. Dus dat neem ik mee.

Ik knikte al naar de heer Mohandis. Die drie maanden gaan we niet precies in de zomer laten vallen. We zorgen nog voor de zomer voor een eerste terugkoppeling van die monitoring. Ik ga het actieplan dat ik van u heb gekregen met alle onderwerpen die daarin staan zeker bestuderen. Daar zal ik uiteraard serieus mee aan de slag gaan en dan kom ik ook met een reactie. Dat heb ik hem ook al toegezegd; dus dat heb ik afgesproken.

Dan is er nog de vraag van mevrouw Van Dijk: wie beschermt de sportverenigingen nou? Ze geeft aan: dat moet hoger op de agenda bij het Rijk. Ik zeg het nog een keertje: dat is precies de opgave die we onszelf als vierhoek, namelijk de sportbonden, de ondernemers, de gemeentes en het Rijk, hebben gegeven. En met het Sportakkoord doen we dat ook. Het zorgen dat het hoog genoeg op de agenda staat, kan dus ook met andere ministeries gebeuren. U heeft denk ik een terechte vraag – dat voel ik in het debat en dat vind ik zelf ook ongemakkelijk – over de planning. We hebben een hele planning liggen. Daarbij hebben we ook gekeken wat we aankunnen in dit jaar, want dit zijn echt wel grote onderwerpen. Ik zal u een brief sturen waarin ik die lijst, die planning, meeneem, met ook de moties daarbij en de concreetheid van de toezeggingen, zodat we met elkaar in een soort actieagenda terechtkomen. Ik neem daar ook de kritiek in mee die de heer Van Nispen eerder had, namelijk: ik dien wel moties in, maar ik zie daar nooit iets van terug. Die begrijp ik heel goed. Daarom hebben we al de hele lijst van moties doorgenomen en gekeken wat nog afgehandeld moet worden. Ik zeg u toe dat ik dat in de vorm van een planningsbrief aan u doe toekomen. Het moet wel een realistische planning zijn. Ik moet dus ook onderwerpen uitplannen, omdat ik het anders – nogmaals, het zijn grote onderwerpen – niet voor elkaar krijg.

Dat is dat. Dan het goede nieuws. Over wielerkoersen dit weekend heb ik begrepen dat die gewoon door kunnen gaan. Er vindt natuurlijk ieder jaar overleg plaats – dat is niet ongewoon – tussen de politie en de wielerunie over die agenda. Er leken dit jaar bij een aantal koersen gaten te vallen. In de uitwerking van de afspraken waren een aantal onverwachte dingen waarover nog overleg moet plaatsvinden. De politie heeft de verwachting uitgesproken dat het waarschijnlijk toch gerealiseerd kan worden. De gesprekken daarover zijn gaande. Ik wil eigenlijk met u afspreken dat ik contact houd met mijn collega's van IenW en van JenV en dat ik u bericht als het niet lukt, maar dat we ervan uitgaan dat de wieleragenda zoals die besproken is met de politie doorgang kan vinden. Is dat een goede afspraak?

De voorzitter:

De vraag van de Minister aan de heer Van Nispen is of het een goede afspraak is.

De heer Van Nispen (SP):

Dat is een vraag aan de hele Kamer. Ik verstond: de wielerkoersen dit weekend gaan door. Bedoelt de Minister daarmee dit jaar?

Minister Helder:

Nee. U gaf aan dat het zo concreet is als dit weekend. Ik heb geen enkele reden om aan te nemen dat dit weekend een wielerkoers niet doorgaat. De laatste informatie die ik via de staf hier krijg, is dat de politie denkt, verwacht, dat zij de gaten die leken te vallen, kunnen dichten. De gesprekken zijn nog gaande. Mijn voorstel is dat op het moment dat blijkt dat die agenda niet gevolgd kan worden, ik u informeer en dan uiteraard kijk wat we daar nog aan kunnen doen. Naar verwachting kunnen die wielerkoersen toch doorgaan. Daarnaast loopt natuurlijk nog steeds het gesprek over die gecertificeerde vrijwilliger. Dat blijft doorlopen uiteraard.

De heer Van Nispen (SP):

Heel goed dat het dit weekend door kan gaan, maar het wielerseizoen is nog lang.

Minister Helder:

Dat zeg ik dus.

De heer Van Nispen (SP):

Dan ligt het aan mij. Ik begrijp het dan toch niet goed. Excuus.

Minister Helder:

Ik probeer het nog een keer. De heer Van Nispen en ik begrijpen elkaar soms niet, maar volgens mij hebben we wel dezelfde intentie. De politie heeft laten weten dat het bij de agenda van dit jaar leek – ze hebben daar ieder jaar overleg over – dat er bij een aantal koersen gaten zouden vallen waardoor ze niet konden doorgaan. De politie heeft gezegd dat ze denken, verwachten – het ging concreet om vier wielerkoersen – dat die toch doorgang kunnen vinden, dus dat we geen probleem hebben met de uitvoering van de agenda. Dat laat onverlet dat het nadenken over de gecertificeerde vrijwilliger als motard nog steeds een slim idee is natuurlijk, omdat het gewoon wel onder druk staat bij de politie. Dat vond ik het goede nieuws. Dit is een «zeer binnenkort»-afhandeling.

De voorzitter:

Ik heb gehoord dat de Minister de Kamer informeert als het onverhoopt niet zou lukken.

De heer Van Nispen (SP):

Dan hoort de Kamer dat dus snel. Dank. Excuus dat ik het dan kennelijk niet goed had verstaan. Dit lijkt mij heel goed. We horen het dus als het niet lukt. Dan hoop ik dus niet heel binnenkort van de Minister te horen, want dat betekent dan dat het nu eens een keer is gelukt. Die gesprekken blijven echter onverminderd nodig, omdat de zorgen ook voor de jaren hierna natuurlijk heel groot blijven. Ik hoop dus inderdaad echt dat de Minister met de collega's die ze net noemde de komende jaren tot een structurele oplossing komt en dat we niet dit gesprek ieder halfjaar opnieuw hebben. Dank.

Minister Helder:

In reactie daarop: ik ben blij dat het de politie ieder jaar opnieuw lukt, want het is ook een grote inspanning van de politie. Ik ben ook blij dat het kennelijk toch lukt en ik heb net ook al gezegd dat het mij een goed idee lijkt om ook naar de toekomst toe te zorgen dat we de inzet van die gecertificeerde vrijwilligers mogelijk maken, omdat het gewoon krap zal blijven. Volgens mij zijn we het dit keer volledig met elkaar eens.

De voorzitter:

Hebt u daarmee alle vragen beantwoord? Ik zie dat dat het geval is. Dan komen we aan het eind van het debat. Er worden mij tien toezeggingen aangereikt; laat ik het eerlijk zeggen.

− De Staatssecretaris stuurt in het tweede kwartaal van dit jaar een brief over de uitkomsten van het Sira-onderzoek naar regeldruk bij vrijwilligersorganisaties.

− De Minister stuurt voor het zomerreces een brief over de stand van zaken van het verduurzamen van sportverenigingen en hoe dit versneld kan worden.

− De Minister gaat in gesprek met de VSG en de Bank Nederlandse Gemeenten over hoe sportverenigingen geholpen kunnen worden in een duurzaamheidsopgave en stuurt hierover een brief aan de Kamer.

− De Minister stuurt in de loop van dit jaar een brief met de uitkomsten van de evaluatie van de BOSA-regeling en de toepassing van de regeling in 2024.

− De Minister stuurt voor de zomer een brief waarin de hoofdlijnen worden geschetst van wetgeving op het gebied van sport.

− De Minister informeert de Kamer op korte termijn over de voortgang van de gesprekken over een oplossing voor de verminderde politie-inzet bij wielerwedstrijden. Als wedstrijden niet doorgaan, informeert zij de Kamer. De gesprekken over de gecertificeerde vrijwilliger op de motor gaan door.

− De Minister stuurt de Kamer uiterlijk voor het einde van het jaar een brief over de voortgang van de uitvoering van de motie-Van Nispen c.s. over de financiering van het ene loket waar mensen met een aanvraag voor een sporthulpmiddel terechtkunnen.

− De Minister stuurt de Kamer voor de zomer een brief over de voorgang van de uitvoering van de motie-Maeijer c.s. over een plan van aanpak voor het terugdringen van wachtlijsten voor zwemles.

− De Minister stuurt een reactie op het actieplan van de heer Mohandis over sportverenigingen.

− De Minister stuurt een planningsbrief, met onder andere de stand van zaken van de uitvoering van alle aangenomen moties op sportgebied.

Dan rest mij de ondersteuning van harte te danken voor het werk, de ondersteuning van de Minister te bedanken en de Minister zelf natuurlijk hartelijk te bedanken, en mijn collega's te bedanken, net als de mensen die het hier hebben volgehouden tot het einde. U kunt nog eventjes kijken of u in de plenaire zaal nog een staartje kunt meenemen, maar u kunt ook gewoon naar huis gaan. Hartelijk dank.

Sluiting 19.43 uur.