[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een notaoverleg, gehouden op 3 april 2023, over de initiatiefnota van het lid Van der Werf over 'Let’s talk about seksueel geweld'

Initiatiefnota van het lid Van der Werf over “Let’s talk about seksueel geweld”

Verslag van een notaoverleg

Nummer: 2023D16081, datum: 2023-04-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36234-11).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36234 -11 Initiatiefnota van het lid Van der Werf over “Let’s talk about seksueel geweld”.

Onderdeel van zaak 2022Z20652:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

36 234 Initiatiefnota van het lid Van der Werf over «Let’s talk about seksueel geweld»

Nr. 11 VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG

Vastgesteld 14 april 2023

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 3 april 2023 overleg gevoerd met mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, Minister van Justitie en Veiligheid, over:

de initiatiefnota van het lid Van der Werf, getiteld Let's talk about seksueel geweld (Kamerstuk 36 234);

de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 12 december 2022 inzake kabinetsreactie op de initiatiefnota van het lid Van der Werf, getiteld Let's talk about seksueel geweld (Kamerstuk 36 234, nr. 3);

de brief van de voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid d.d. 13 maart 2023 inzake antwoorden op vragen commissie over de initiatiefnota van het lid Van der Werf, getiteld Let's talk about seksueel geweld (Kamerstuk 36 234, nr. 4).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie,
Kat

De griffier van de commissie,
Brood

Voorzitter: Kat

Griffier: Meijer

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Kat, Van der Laan, Michon-Derkzen, Mutluer en Van der Werf,

en mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, Minister van Justitie en Veiligheid.

Aanvang 10.02 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen, dames en heren. Het is inmiddels 10.02 uur. Als iedereen is gaan zitten en zich heeft geïnstalleerd, gaan wij van start met de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid. We hebben een notaoverleg over de initiatiefnota van het lid Van der Werf, getiteld Let's talk about seksueel geweld. Van harte welkom. Aan mijn rechterzijde zit de initiatiefnemer, mevrouw Van der Werf, en haar ondersteuning en natuurlijk ook de Minister van Justitie en Veiligheid, mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, en haar ambtelijke ondersteuning. Ook u van harte welkom. Aan mijn linkerzijde zitten onze commissieondersteuner mevrouw Meijer, mevrouw Michon-Derkzen van de VVD, mevrouw Mutluer van de PvdA en mevrouw Van der Laan van D66. Van harte welkom.

De voorliggende initiatiefnota heeft u eerder ontvangen. Daar is ook een kabinetsreactie op binnengekomen. Dat is de brief van 12 december jongstleden. Vervolgens zijn er vragen en opmerkingen aan de initiatiefnemer voorgelegd. Die zijn beantwoord op 13 maart. Verschillende fracties hebben vragen gesteld en opmerkingen gemaakt, waaronder VVD, CDA, PvdA, SP, GroenLinks, ChristenUnie, SGP en BBB.

We gaan van start met de eerste termijn van de zijde van de Kamer. We hebben spreektijden met elkaar afgesproken naar aanleiding van de laatste procedurevergadering. We gaan gewoon van start met de VVD. Mevrouw Michon-Derkzen, gaat uw gang.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Het is goed om te zien dat ik voor dit debat vrij ruim de tijd heb. Dat is weleens anders. Het is in die zin een dermate belangrijk onderwerp dat ik het ook heel prettig vind om er wat uitgebreider bij stil te staan.

Voorzitter. Seksueel misbruik is een verwoestende vorm van geweld die grote littekens bij slachtoffers achterlaat. Daarover zal iedereen het eens zijn. Dat geweld moeten we hard aanpakken. Daarnaast moet er ook steun en hulp voor de slachtoffers zijn. We moeten de daders vervolgen en die moeten straf ondervinden. Ik heb dan ook mijn waardering uitgesproken voor de initiatiefnota van mevrouw Van der Werf, die inderdaad al die facetten behandelt.

Ik heb een aantal vragen. Die ik heb ik schriftelijk gesteld en die wil ik hier ook nog een keer onderstrepen. Die gaan vooral over het onderdeel preventie. Daar gaat de initiatiefnota uitgebreid op in. Daarbij gaat het als eerste natuurlijk over de voorlichting op de basisschool. We hebben daar een aantal weken geleden niet het beste visitekaartje van de Kamer voor afgegeven. De initiatiefnemer steekt eigenlijk de loftrompet over de kerndoelen die worden aangescherpt. Ik vraag me af of we er dan zijn, want juist als je de kerndoelen aanscherpt, is het resultaat nog niet gehaald. Dat zie je ook bij de basisvaardigheden. In een andere hoedanigheid volg ik veel van die debatten. Als je inzoomt op Lentekriebels, het programma van Rutgers, dan zie je dat nog niet de helft van de scholen dat programma gebruikt. De initiatiefneemster, mevrouw Van der Werf, en ik zullen het erover eens zijn dat wij vinden dat zo veel mogelijk scholen, zo niet alle scholen, zo'n programma zouden moeten hebben. Maar wat doen we eraan als dat niet zo is, behalve nog meer aanbod en nog meer initiatieven die eigenlijk hetzelfde doel onderschrijven, maar die scholen kunnen weigeren? En wat doen we aan die weigeraars?

Voorzitter. Bij de voorlichting miste ik de universiteiten. Ook op universiteiten vindt er seksueel geweld plaats. Je kan je afvragen of daar ook in alle gevallen goed opvolging aan wordt gegeven, zowel aan de preventieve kant als bij de opvolging. Ik vraag me af of de initiatiefneemster daar bewust niet op ingegaan is.

Dan kom ik bij de veiligheid in gezinnen. De initiatiefneemster heeft het daar ook over. Dat deed mij denken aan de commissie-Hendriks. De commissie-Hendriks heeft het erover dat er georganiseerd sadistisch kindermisbruik plaatsvindt in Nederland. We wachten nog op de reactie van het kabinet, dus ik zou aan de Minister willen vragen wanneer die reactie komt. Het is nogal wat wat er staat. Ik zou aan de initiatiefneemster willen vragen of zij dit onderdeel van de commissie-Hendriks erbij heeft betrokken en zo niet, waarom niet.

Dan tot slot over het preventiedeel. Ik kijk natuurlijk zeer uit naar het oordeel van de initiatiefneemster en haar partij D66 over de wettelijke grondslag voor de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen, die juist graag gegevens wil delen. Dat betreft gezondheidsgegevens, maar ook persoonsgegevens. We hebben daar vaak discussie over met elkaar. Ik vond het heel positief om te lezen dat er een constructieve grondslag bij de initiatiefneemster en bij D66 is om het met betrekking tot dit probleem mogelijk te maken om die gegevens te delen. Maar wellicht kan de initiatiefneemster daar nog op reflecteren.

Dan de toegang tot hulpverlening. Dat is het tweede deel van de initiatiefnota. Ik vind het heel goed dat er wordt gepleit voor meer aandacht voor het goede werk van CSG, het Centrum Seksueel Geweld, want ik ben een zeer groot voorstander van het automatisch doorverwijzen naar dit centrum na aangifte bij de politie. Maar ik wil hier wel het punt maken dat er wat mij betreft niet een onetrickpony of – laat ik het anders zeggen – één loket voor heel Nederland zou moeten zijn. De wensen van slachtoffers verschillen namelijk ook. Ik las in de reactie van het kabinet dat we nog wachten op de resultaten van een onderzoek naar wat die slachtoffers nou eigenlijk ...

De voorzitter:

We gaan even de deuren sluiten, want we hebben een beetje lawaai achterin. Gaat u verder.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

... vanuit slachtofferperspectief gezien, wensen. Ook ik kijk uit naar de uitkomsten van het onderzoek daarnaar dat vanuit het ministerie is ingezet. Is de initiatiefneemster het met mij eens dat we meerdere wegen open zouden moeten laten staan voor de slachtoffers? Mijn fractie is het er vooral om te doen dat wat er aan hulp en loketten voor slachtoffers is, altijd evidencebased moet zijn; het moet kloppen, het moet deugen en het moet goed zijn, maar er kunnen meerdere loketten zijn. Daarop krijg ik ook nog graag een reactie van de initiatiefneemster.

Ik zei het al, maar ik wil het nog een keer zeggen: het CSG doet ontzettend goed werk, maar vooral voor de eerste zeven dagen nadat het seksuele geweld heeft plaatsgevonden. Maar je ziet juist, bijvoorbeeld door zo'n documentaire van BOOS, dat er ook heel veel oud zeer bij slachtoffers wordt opgerakeld. Klopt het volgens de initiatiefneemster dat het CSG daarvoor wellicht minder geschikt is en dat dit dan weer veel beter kan via andere vormen van hulpverlening voor slachtoffers die veel eerder in hun leven met seksueel geweld te maken hebben gehad?

Dat is ook gelinkt aan de financiering. Ik kan me namelijk goed voorstellen dat waar het CSG een landelijke taak heeft, de initiatiefneemster vraagt of dat met landelijk geld ondersteund kan worden. Maar de lokale inbedding van de CSG's is ook heel belangrijk. Zij hebben een regiofunctie in zestien delen van ons land. Daar zijn ze allemaal net anders georganiseerd. Dat is natuurlijk een ingewikkelde puzzel, maar ik zou zo graag ook juist die lokale verankering van het CSG willen blijven onderstrepen en willen ondersteunen. Hoe doen we dat nou, gelet op de financieringsvraag van de initiatiefneemster? Overigens is volgens de reactie van het kabinet op dat punt de voorgestelde dekking niet haalbaar. Heeft de initiatiefneemster dan een andere suggestie voor dekking? Hoe komen we anders aan de gevraagde middelen?

Tot slot. Voorzitter, ik weet eigenlijk helemaal niet hoe ik in mijn tijd zit.

De voorzitter:

U heeft nog een paar minuten. Gaat uw gang.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dan tot slot. Zeker zo belangrijk als wat ik eerder heb gezegd, is wat mij betreft dat we ervoor zorgen dat de strafrechtketen functioneert. Bij alles wat we doen aan preventie en hulpverlening is het sluitstuk een werkende strafrechtketen. Die moet op orde zijn. We hebben het daar in deze commissie ontzettend vaak over gehad. De Minister heeft daar ook al heel veel initiatief in genomen, met de taskforce ... Nee, het heet geen «taskforce». Ik bedoel het gezelschap bestuurlijke aanpak in de strafrechtketen. Nee, het heet ook geen «bestuurlijke aanpak». Nou ja, er is een initiatief om hier met alle partners in de strafrechtketen maximaal op in te zetten, maar we hebben nog steeds te maken met plankzaken en tekorten bij de zedenrecherche. Ik vond het heel goed om te lezen dat de initiatiefneemster het heeft over een best practice in Midden-Nederland. Ik zou de Minister willen vragen om daar nog iets meer over te zeggen. In haar reactie lees ik: we doen er alles aan; wat in Midden-Nederland is gebeurd, is heel goed en kan een bijdrage leveren. Waarom lukt het dan in Midden-Nederland wel? Kunnen we daar iets meer over horen? In een motie van mij, die ook aangenomen is, vraag ik de regering om de Kamer periodiek te informeren over de capaciteit bij de zedenrecherche en het aantal plankzaken. Daar zou ik de Minister ook op willen bevragen. Hoe staat het daar nu mee? Ik realiseer me zeer wel dat er überhaupt krapte op de arbeidsmarkt is, maar hoe kunnen we, met alle moeilijkheden die er nu generiek zijn, een zichtbare stap zetten en ervoor zorgen dat de strafrechtketen echt werkt?

Voorzitter. Daar wil ik het bij laten. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw bijdrage, mevrouw Michon-Derkzen. U heeft per vraag aangegeven aan wie u hem stelde. Het verzoek aan de overige leden is om dat ook te doen. Mevrouw Mutluer, van de PvdA.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Mede namens GroenLinks wil ik de initiatiefneemster graag danken voor haar nota. Het is hartstikke mooi als Kamerleden zelf met initiatieven komen. Zeker als het gaat om zo'n belangrijk onderwerp juich ik dat van harte toe. Met de MeTooschandalen en de misstanden bij The Voice is er echt extra nadruk komen te liggen op seksueel grensoverschrijdend gedrag, en terecht, want seksueel geweld bedreigt het maatschappelijk gevoel van veiligheid. De noodzaak tot handelen blijft dan ook. Daarom ben ik overigens ook blij dat het kabinet een regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld heeft ingesteld, die met haar actieplannen hieraan richting gaat geven. Dat plan gaan we overigens in mei bespreken. Dat was voor mij het moment dat ik dacht: was het dan niet logischer geweest als we dit initiatief hadden betrokken bij dit plan? Ik wil er namelijk voor waken dat de voorstellen elkaar gaan kruisen. Daarom is mijn eerste vraag aan de initiatiefneemster en ook aan de Minister hoe zij dat initiatief van de regeringscommissaris zien, met alle kaders en richtingen die er nu dus ook al liggen. Wat was überhaupt de reactie van de regeringscommissaris op het initiatief van mevrouw Van der Werf? Ik wil dat er onversnipperd beleid komt dat dit probleem in de kiem smoort en het meest effectief is.

Voorzitter. Ik heb een paar punten naar aanleiding van dit initiatief. Het is uiterst belangrijk dat het voorkomen en het bestrijden van seksueel geweld wordt geïntensiveerd. Daar ben ik het volledig mee eens. Er is gewoon een cultuurverandering nodig. Als je het mij vraagt, gaat het echt om de emancipatie van de man. Dat start op school, met aandacht voor seksuele omgangsvormen. Ik heb mij in die zin echt wel boos gemaakt over de wijze waarop de discussie omtrent Lentekriebels werd gevoerd in de Kamer en de medewerkers van Rutgers werden bedreigd. Ik vraag de Minister en de initiatiefneemster toch om daar even kort op te reflecteren.

Voorzitter. Als sprake is van seksueel geweld, is het uiterst belangrijk dat de eerste lijn daar adequaat op reageert. Slachtoffers moeten direct en goed geholpen worden en goed bejegend worden door het OM en de politie. Er moet ruimte zijn voor hun herstel. De verkokering van verschillende partijen en het tekort aan mankracht helpen daar helaas niet bij. Voor die directe hulp spelen de huisartsen, de politie, Slachtofferhulp en met name het Centrum Seksueel Geweld een belangrijke rol. De wijze waarop het CSG nu wordt georganiseerd en gefinancierd bevalt mij ook niet. Het leidt tot verschillen in de regio en tot veel onzekerheden. Ik ben dus ook zoekende naar hoe het anders moet. Mijn eerste vraag aan de initiatiefneemster is dan ook: leidt de wens van een centrale financiering wellicht tot minder geld naar andere organisaties, de betrokken netwerkpartners? Is de initiatiefneemster van plan, ook gelet op de beantwoording van de Minister, om meer geld hiervoor uit te trekken bij de begroting of wil ze gaan schuiven met geld? Hoe verhoudt het voorstel om het CSG centraal te financieren zich tot het onderzoek van de regeringscommissaris naar een centraal punt, op basis van de wensen van slachtoffers, waarin alle partners samenwerken? Dan zou bijvoorbeeld een centrale financiering van dat centrum wellicht logischer zijn.

Ik ben zoekende. Ik hoop dat zowel mevrouw Van der Werf als de Minister hier toch op even op terug wil komen. Zelf liep ik er tijdens mijn werkbezoek aan het CSG 16- in Rotterdam tegen aan dat de gecombineerde medische en forensische zorg niet voldoende door verzekeraars wordt gefinancierd. Gemeenten hebben ook te weinig financiering voor de psychische zorg van CSG 16-. Dit gaat echt om kinderen onder de 16 jaar. Wat zou de Minister daartegen willen doen? Ik doel op het gesprek tussen de zorgverzekeraar en de gemeente.

Voorzitter, dan nog een paar laatste punten. Er liggen inderdaad nog veel zaken op de plank. Ondanks de Klavergelden van 15 miljoen lukt het nog niet om meldingen en zedenzaken binnen een maand een vervolg te laten krijgen. Sinds 2019 is de inzetbaarheid van de zedenteams nauwelijks toegenomen. Sterker nog, ondanks de miljoeneninvesteringen worden de wachttijden juist langer. Er zou 40,5 fte zijn aangesteld, maar Argos gaf via een onderzoek aan dat dit een papieren werkelijkheid is. Sinds 2019 zou het aantal daadwerkelijk inzetbare fte van zedenteams zijn gestegen met slechts 8,5 fte. Dat is een stijging van minder dan 2% ten opzichte van 2019. Tegenover de 7 miljoen die beschikbaar was voor extra zedenrechercheurs komt dit neer op een structurele investering van bijna 1 miljoen per extra inzetbare zedenrechercheur. De Politiebond zegt dat dat geld is gebruikt voor de pensioengolf. Ik wil graag dat de Minister daarop reageert.

Tot slot vraag ik de Minister hoe vaak er sinds vorig naar aanleiding van de plankzaken herstelrecht is ingezet, waarbij slachtoffers en daders met elkaar het gesprek konden voeren. Dat kan leiden tot genoegdoening van het slachtoffer en tot recidiveverkleining bij de dader. Wellicht willen de initiatiefnemers ook ingaan op dat herstelrecht.

Dank u wel, voorzitter, dat u coulant bent geweest. Dat waardeer ik heel erg.

De voorzitter:

U bedankt, mevrouw Mutluer. Dan ga ik door naar de volgende bijdrage: mevrouw Van der Laan van D66.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dank u wel, voorzitter. Let's talk about seksueel geweld is ook een verwijzing naar het nummer Let's talk about sex uit 1990. In dit refrein zingen de zangeressen van Salt-N-Pepa «let's talk about all the good things and the bad things that may be». Volgens mij is dat een uitnodiging die ook ruim 30 jaar later nog steeds resoneert, want het blijft onverminderd belangrijk dat we spreken over seksuele weerbaarheid en seksueel geweld. Als je overigens dat lied nog kent, dan wil dat zeggen dat we iets ouder worden met elkaar.

Bijna iedere vrouw kent de dreiging van seksuele intimidatie of seksueel geweld, in het uitgaansleven, op straat en vaak ook thuis of op het werk. De meeste mannen zijn zich daar ook van bewust, omdat ze de verhalen kennen van hun vrouw of dochter, moeder, vriendin, collega of van zichzelf, want ook mannen kunnen slachtoffer worden van seksueel geweld. 1 op de 8 vrouwen en 1 op de 25 mannen heeft ooit seksueel geweld meegemaakt en dat wil zeggen: werd gedwongen tot seks of had seks tegen haar of zijn wil.

Toch blijft dit onderwerp vaak onbesproken. Seksueel geweld blijft vaak hangen in de taboesfeer. Slachtoffers durven zich niet altijd uit te spreken uit angst of schaamte. Het bespreekbaar maken van dit onderwerp is dus een belangrijke stap om het aan te pakken. Daarom vind ik het ook belangrijk dat we dit onderwerp blijven agenderen. Of het nu gaat om grensoverschrijdend gedrag in de sportwereld – daar is ook wat aan de hand – om femicide of om online seksuele intimidatie: we mogen niet wegkijken. Ik ben de initiatiefneemster Hanneke van der Werf dan ook heel erg dankbaar voor deze nota. Die vormt volgens mij een goede aanvulling op het werk dat door verschillende mensen wordt gedaan, onder anderen door regeringscommissaris Hamer, in opdracht van de beide Ministers. Ik kijk ook uit naar het debat dat we op korte termijn daarover zullen voeren.

We kunnen dit onderwerp niet vaak genoeg bespreken, want ook in deze Kamer zitten we nog niet altijd op één lijn. Twee weken terug vond hier in de Kamer nog een stevige discussie plaats over de lessen seksuele vorming in het kader van de Week van de Lentekriebels. Ik ben echt geschrokken van de hoeveelheid weerstand die er bestaat om seksuele weerbaarheid en het aangeven van grenzen bespreekbaar te maken in het onderwijs. Want met die allereerste gesprekken daar, en ook thuis natuurlijk, begint de preventie van seksuele intimidatie en seksueel geweld.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik ben het zeer eens met wat mevrouw Van der Laan hier zegt. Dat zei ik in mijn eigen bijdrage ook en wij zitten hier met drie woordvoerders, die het daarover denk ik alle drie eens zijn. Je zag aan het vragenuurtje over lentekriebels dat er partijen zijn, hier nu niet aanwezig, die daar heel anders over denken. Dat laat ook maar zien dat scholen daar eveneens verschillend over denken. Zij zijn net als wij volksvertegenwoordigers. Hoe beoordeelt mevrouw Van der Laan de vrijheid van scholen om daar toch anders over te denken en er anders mee om te gaan? We zagen dat terug in de opvatting van collega-Kamerleden. Wat zouden we daarop terug moeten zeggen?

Mevrouw Van der Laan (D66):

Een hele goede vraag. Het lijkt mij ook een terecht punt dat de kerndoelen op dit moment heel veel ruimte bieden aan de uitvoering. Er zijn scholen – bepaalde confessionele scholen, we kennen ze allemaal – die nu zeggen «wij vinden dat op dit moment niet onze taak, omdat we geen geschikt aanbod kunnen vinden». Er ís wel aanbod. Kijk maar naar het aanbod van Rutgers, maar er zijn ook nog twee andere bewezen methodes. Ik vind dat we moeten proberen om de kerndoelen strakker te formuleren. De Kamer moet zich uitspreken over wat er uiteindelijk onderwezen moet worden en scholen niet ontslaan van de plicht daar uitvoering aan te geven. Ik snap dat daar enige ruimte moet zitten, maar het moet klip-en-klaar zijn dat wij vinden dat dit onderwerp besproken moet worden en dat scholen ook niet weg mogen kijken.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ja, maar zelfs met het aanscherpen van de kerndoelen kunnen we niet afdwingen dat scholen daadwerkelijk bewezen methodes gebruiken. Daar zijn scholen vrij in. We toetsen daar ook niet op bij scholen. Ik probeer oprecht inhoudelijk te begrijpen hoe we met het aanscherpen van kerndoelen de gewenste inzet op scholen krijgen. Hoe krijgen we de inzet op scholen die wat mij betreft nodig is om al onze kinderen het juiste mee te geven voor de rest van hun leven?

Mevrouw Van der Laan (D66):

Als een kerndoel wordt aangescherpt, wordt het uiteindelijk onderdeel van het curriculum. Dan komt de leerplicht natuurlijk ook om de hoek kijken, om de kwaliteit van ons onderwijs te toetsen. Ik vind dus dat we zeker moeten kijken naar het aanscherpen van de kerndoelen, waarbij we moeten bekijken hoe dat uiteindelijk effect heeft. Ik ben het zeker met u eens dat het geen makkelijke route is, want we hebben natuurlijk ook gewoon vrijheid van onderwijs. Maar ik denk dat we hier wel wat strakker aan de wind moeten gaan zeilen.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw bijdrage.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik had het over preventie en de allereerste gesprekken, zodat kinderen ook al leren wat kan en wat niet kan. Het gaat erom dat ze leren hun grenzen aan te geven en die van anderen te respecteren. Ik wil dan ook van de gelegenheid gebruikmaken om de medewerkers van Rutgers te bedanken voor het goede werk dat zij verrichten. Nu maakt een op de drie basisscholen gebruik van deze lespakketten. Wij willen dat alle basisscholen hieraan een degelijke invulling geven, zoals ik net al aangaf in het interruptiedebatje.

Wat ons betreft scherpen we dus de kerndoelen hiervoor aan. Wellicht moeten die andere scholen, die samen twee derde deel vormen, nog ondersteund worden bij het vinden van effectieve interventies. Ik snap natuurlijk ook wel dat daar verschillen in zitten en dat er scholen zijn die het lastig vinden om te bepalen op welke manier ze deze materie moeten behalen. Maar het is voor ons niet acceptabel dat we kinderen deze belangrijke stap in hun ontwikkeling ontzeggen, dus dat een school met een bepaalde achtergrond zegt: we bespreken dit in het geheel niet, want er is geen passend aanbod. Daar willen wij ver weg van blijven. Welke rol ziet het kabinet voor zichzelf om scholen hier verder in te ondersteunen?

Voorzitter. Naast preventie speelt ook vroegsignalering een belangrijke rol. Slachtoffers durven vaak niet naar buiten te treden of weten niet waar ze naartoe kunnen. De initiatiefneemster doet de suggestie om bijvoorbeeld consultatiebureaus een grotere rol te geven. Wat mij betreft is dat een volkomen logische keuze. Consultatiebureaus hebben een groot bereik en zien bijna alle kinderen in de leeftijd tot 4 jaar. Dat is een groep die bijna nergens anders in beeld is. Dat is dus nagenoeg de enige vindplaats waar signalen van geweld opgepikt kunnen worden, maar dan moeten deze consultatiebureaus daar ook wel voor zijn toegerust.

De Minister geeft aan dat in het kader van het nationaal actieprogramma zal worden bezien hoe de signalering door consultatiebureaus kan worden versterkt. Kan de Minister dit nog wat nader toelichten? Wanneer kunnen we hiervan de uitkomst verwachten? Want ook maatschappelijke organisaties zoals sportclubs of contactberoepen zoals kappers zouden een signalerende rol kunnen spelen. In de coronaperiode hadden ook apothekers expliciet deze rol als het ging om huiselijk geweld. «Masker 19» was daarbij een codewoord. Het gaat erom dat mensen een signaal kunnen afgeven op een plek waar zij zich veilig voelen, want voor sommige mensen is dit de enige uitweg. Ik kan me goed voorstellen dat we zo'n code ook in andere sectoren introduceren. Mijn vraag aan de Minister is waarom zij deze aanbeveling niet overneemt. Ik ben in ieder geval heel blij dat de Minister voor Sport heeft aangekondigd het Centrum Veilige Sport Nederland onafhankelijk te maken. Zo zorgen we er ook voor dat andere betrokken maatschappelijke organisaties hun rol echt goed kunnen invullen.

Voorzitter. De Centra Seksueel Geweld zijn een belangrijke vluchtheuvel voor slachtoffers van seksueel geweld, bijvoorbeeld via het landelijke telefoonnummer. In de afgelopen jaren is het beroep daarop toegenomen, zo begrijp ik van de initiatiefneemster. Hoe duidt mevrouw Van der Werf deze stijging? Zij verwacht ook dat deze stijging doorzet, onder andere als gevolg van de nieuwe zedenwet. Wat zouden de gevolgen hiervan kunnen zijn voor de bereikbaarheid van deze landelijke contactfuncties? Kan zij nog eens toelichten waarom de continuïteit van deze functies zo belangrijk is? Ik ondersteun de oproep van de initiatiefneemster om in ieder geval de landelijke functies van de Centra Seksueel Geweld structureel te borgen. Ik begrijp dat de Minister nog twijfelt op dit punt, maar ziet de Minister dan andere manieren om die landelijke functies structureel te borgen?

De Minister geeft ook aan dat er geen middelen beschikbaar zijn voor een publiekscampagne. In het kader van het wetsvoorstel over seksuele misdrijven en het nationaal actieprogramma zijn echter al publiekscampagnes aangekondigd. Kan de Minister daarom toezeggen dat het vrijblijvende en 24/7 gratis beschikbare telefoonnummer 0800–0188 onderdeel wordt van deze campagne? Dat lijkt mij een mooie combinatie.

Voorzitter. Seksueel geweld en seksuele intimidatie nemen vele vormen aan. Zo wordt een op de drie vrouwen slachtoffer van online seksueel geweld. Ik heb een motie ingediend – die is aangenomen – die verzocht om in kaart te brengen wat er nodig is om de GREVIO-aanbeveling omtrent de digitale dimensie van geweld tegen vrouwen te implementeren. Ik heb dit nog niet teruggelezen in de brief die de Minister hierover recent aan de Kamer stuurde. Kan de Minister aangeven op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan deze motie?

Tot slot, voorzitter. Ik ben ervan overtuigd dat we seksueel geweld in onze samenleving kunnen terugdringen, maar dan mogen we niet terugdeinzen voor lastige gesprekken. Ik zie dat de maatschappelijke dialoog op gang aan het komen is, door middel van het nationaal actieplan, de nieuwe zedenwet en de bredere discussie rondom grensoverschrijdend gedrag. Ik vind het ook hartstikke fijn dat de dialoog met mijn collega's steeds meer op gang komt. Die beweging moeten we doorzetten. Ik wil mevrouw Van der Werf dus hartelijk danken. Zij doet dit namelijk ook, via deze initiatiefnota. Voor de duidelijkheid: ik ondersteun alle beslispunten.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw bijdrage, mevrouw Van der Laan. Dit was de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Er zijn drie partijen aanwezig, maar er zijn toch wel wat vragen gesteld. Ik stel dus voor dat we schorsen tot 11.00 uur. Daarna gaan we verder met de termijn van de zijde van het kabinet en de initiatiefneemster.

De vergadering wordt van 10.29 uur tot 11.01 uur geschorst.

De voorzitter:

Het is 11.01 uur. We gaan starten met de eerste termijn van de zijde van de initiatiefneemster, mevrouw Van der Werf, en de Minister.

Mevrouw Van der Werf, aan u het woord.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Voorzitter. Let's talk about seksueel geweld. Ik wil alle collega's die er vandaag zijn, danken voor het feit dat zij precies dat hebben gedaan. Ik wil aan de aanwezigen in de zaal vertellen dat zij allemaal wel iemand kennen die dit is overkomen; zij kennen zelfs meerdere slachtoffers. 1 op de 8 vrouwen en 1 op de 25 mannen is ooit verkracht, en 1 op de 3 kinderen onder de 18 jaar heeft ooit te maken gehad met seksueel geweld. Dat deze omvang moeilijk voor te stellen is, komt natuurlijk ook omdat wij het er heel weinig met elkaar over hebben. Dat is heel begrijpelijk, als je bedenkt dat in ruim 80% van de gevallen van seksueel geweld de dader een bekende is, of zelfs een familielid van het slachtoffer.

Gelukkig zijn er veel dappere vrouwen en mannen die hun verhaal wél durven te delen, in de hoop dat ze het daarmee makkelijker maken voor anderen. Vier van hen waren zelfs zo dapper om dat hier, in de Tweede Kamer, te doen. Ik denk echter ook aan degenen die na die rondetafel een-op-een naar mij toe kwamen. Dat waren bekenden van wie ik niet wist wat zich bij hen thuis heeft afgespeeld. Hun verhalen waren de aanleiding om deze initiatiefnota te schrijven. Hun verhalen waren de aanleiding om iets te doen aan een van de lelijkste dingen die een mens kan overkomen: seksueel geweld.

Voor de slachtoffers is onveiligheid niet iets wat zich in de grote buitenwereld afspeelt, maar iets heel ingewikkelds, iets persoonlijks, iets wat heel dichtbij komt. We hebben de verantwoordelijkheid om mensen te behoeden voor dit onheil. We hebben de verantwoordelijkheid om kinderen te informeren over wat wel en niet normaal is. We hebben de verantwoordelijkheid om slachtoffers duidelijkheid te bieden over hulp. We moeten ervoor zorgen dat die laagdrempelig is. Ik wil namelijk dat daders de straf krijgen die zij verdienen. Dat is een strijd van de lange adem.

Voorzitter. Ik wil graag overgaan tot de beantwoording van de vragen die door de Kamer zijn gesteld. Daarbij zal ik de volgorde van de nota aanhouden, te beginnen met preventie, vroegsignalering en veilige gezinnen. Daarna ga ik naar het kopje versterken van de hulpverleningsstructuur, effectieve aanpak en erkenning. Tot slot heb ik nog het kopje overige belangrijke vragen, zoals de Minister dat zou noemen. Als je in dat vakje valt, weet je dat je het helemaal hebt gemaakt.

Ik begin met het eerste blok: preventie, vroegsignalering en veilige gezinnen. De VVD stelde een hele terechte vraag, namelijk of het aanscherpen van de kerndoelen genoeg is. Het is een begin. Ik denk dat het de vrijblijvendheid wegneemt. Met name de onderwijsinspectie heeft dan namelijk een stok achter de deur om te toetsen of het ook gebeurt. Voor hen ligt daar natuurlijk een hele belangrijke rol, maar ik ben het met mevrouw Michon eens dat het pas een eerste stap is in de goede richting. Voor het basisonderwijs zijn er nu drie erkende interventies in een doorlopende leerlijn, namelijk Kriebels in je buik, van Rutgers, die door 23% van de scholen wordt gebruikt, Veiligwijs, van Zorg voor Seksualiteit, die door 5% van de scholen wordt gebruikt en Wonderlijk gemaakt, van Driestar educatief, die door 10% van de scholen wordt gebruikt. Dat betekent inderdaad dat meer dan de helft van de scholen op dit moment geen erkend lesmateriaal gebruikt; laat staan dat dit structureel wordt aangeboden. Ik ben dus blij met de toezeggingen van het kabinet, maar ik hoor ook heel graag hoe die erkende interventies gefaciliteerd kunnen worden.

Daarbij blijft wel overeind staan dat ik denk dat die aanscherping ook een stimulans kan zijn om die lespakketten breder bekend te maken en om die uit te breiden. Het gaat mij er namelijk niet om dat iedereen hetzelfde lespakket gebruikt. Met het oog op hoe het onderwijsveld van Nederland er nu uitziet, kan je dat ook niet verwachten. Scholen kiezen namelijk nu eenmaal voor hun eigen signatuur en hun eigen stijl, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat je verschillende lespakketten die bewezen effectief zijn niet in de verschillende signaturen zou kunnen maken. Dit zeg ik als antwoord op uw vraag.

Voorzitter. Ik heb universiteiten niet bewust buiten de nota gehouden, maar ik denk wel dat we binnen de nota met name heel erg focussen op seksueel geweld binnen gezinnen en gepleegd door bekenden. Ik vond dat de groep van echt jonge kinderen daarbij onderbelicht is gebleven. Daarom heb ik de universiteiten niet specifiek benoemd.

U vroeg ook of het rapport van de commissie-Hendriks is meegenomen. Dat kwam in december pas, terwijl mijn nota in november naar de Kamer is gegaan. Ik heb wel nagedacht of er nog alinea of kopje bij zou moeten komen, maar dat rapport konden we dus simpelweg op dat moment nog niet meenemen.

De VVD en PvdA vroegen naar reflectie op de Week van de Lentekriebels. Volgens mij is dit een hele goede manier om kinderen kennis te laten maken met het aangeven en herkennen van grenzen. Het is eigenlijk een soort projectweek voor veel scholen, die daar vrijwillig aan meedoen en ook zelf kiezen hoe ze die vormgeven. Er is helaas heel veel onzin over dit programma de wereld in geholpen, ook door partijen hier uit de Tweede Kamer. Zij vonden het wel nodig om voorbeelden bij het vragenuur te noemen die niet kloppen, maar ze namen niet de moeite om vandaag naar dit debat te komen, terwijl dit onderwerp hier gewoon wordt besproken. Dat vind ik dus heel kwalijk, vooral voor kinderen die deze week echt keihard nodig hebben. Sommige kinderen ontdekten namelijk dat er bij hen thuis misschien iets aan de hand is wat niet helemaal klopt. Ik zag verschillende nieuwsberichten over meisjes die naar hun juf waren gegaan en waarbij seksueel misbruik aan het licht is gekomen. Elk geval is er een te veel, en ik ben heel blij dat we dat met dit soort programma's kunnen voorkomen.

Dan, voorzitter, blok twee, over het versterken van de hulpverleningsstructuur bij seksueel geweld.

De VVD vroeg of het centrum voor seksueel geweld niet ook lokaal gefinancierd moet worden, en deed ook een suggestie voor de dekking daarvan. En mevrouw Mutluer vroeg of centrale financiering niet leidt tot het korten van andere initiatieven. Ik zeg daarover een aantal dingen. Ik heb begrip voor de aanvankelijke reactie van het kabinet dat die landelijke financiering voor een onlogische knip zou zorgen, maar ik denk dat het niet alleen gaat om lokale initiatieven. We zien wat het CSG op die zestien locaties doet. Dat is echt wat anders dan wat er bijvoorbeeld landelijk gebeurt. Op die landelijke functies wordt een steeds groter beroep gedaan, met 33% meer slachtoffers in 2021 dan in de jaren daarvoor. Ik begreep van het CSG zelfs dat er in 2022 een stijging van 54% was. Er zijn vorig jaar dus ruim 15.000 mensen geholpen. Ook begreep ik dat het eigenlijk steeds meer een soort vraagbaak is voor professionals uit het onderwijs- en het zorgveld, en dus niet alleen maar voor slachtoffers die om een doorverwijzing vragen. Dat gaat dus om de functie van het telefoonnummer, dat 24/7 beschikbaar is: 0800–0188. Daarvan kan je lastig zeggen dat het een regionale functie is, die dus eigenlijk onder die centrumgemeenten zou moeten worden bekostigd.

Met de komst van dat nationale actieprogramma ...

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, heb ik een interruptie van mevrouw Mutluer. Nee? Dan mevrouw Van der Werf weer.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Met de komst van het nationaal actieprogramma en de Wet seksuele misdrijven zal die vraag, denk ik, alleen maar verder toenemen. Je ziet namelijk dat het onderwerp steeds meer onder de aandacht komt en dat steeds meer mensen ook achteraf toch nog hulp willen en op zoek gaan naar contact. Dus ik denk dat die landelijke functie nog steeds versterkt zou moeten worden. Volgens mij hoeft dat niet te bijten met subsidies aan andere. Maar we hebben natuurlijk ook gezien dat je op dit terrein, om het maar even oneerbiedig te zeggen, een hele hoop sjacheraars hebt rondlopen die heel erg weinig verstand van het onderwerp hebben. Als je googelt op hulp, dan kom je niet alleen maar bij het CSG terecht, maar ook bij een hoop mensen die eigenlijk zomaar wat doen of die zichzelf als een soort arts benoemen. Dat willen we eigenlijk niet. Ik denk dus dat welke financiële hulp dan ook gelieerd zou moeten zijn aan kwaliteitseisen en aan samenwerking met andere instanties. Maar ik denk ook dat je niet moet vergeten dat iets als het Centrum Seksueel Geweld natuurlijk niet een club is die in een toren van alles zit te doen; dat is natuurlijk ook een soort spin in het web. Het is niet alleen een vraagbaak, maar het is ook een organisatie die zegt: u moet naar de politie, u zou naar de zorg moeten en voor u kunnen we op zoek naar passende hulp op het gebied van het strafrecht of de politie. Ik denk dat het belangrijk is om dat even te benoemen, zodat we het niet alleen maar als een organisatie an sich zien.

De VVD en de PvdA vroegen ook naar de keuze...

De voorzitter:

Voordat u dat doet, wil mevrouw Mutluer toch op dit onderdeel interrumperen.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik dacht: ik laat mijn collega even uitpraten, want ik wil graag met haar meedenken over het CSG, dat ik zelf een warm hart toedraag. Ik zie dat het CSG veel meer slachtoffers moet gaan helpen. Hoe moet ik die landelijke financiering zien? Want nu sturen we via de DUVO-middelen, de Doeluitkering Vrouwenopvang, geld naar centrumgemeenten. Die moeten dat verdelen. Ik heb in de praktijk gezien dat het CSG altijd net iets minder krijgt. Er is altijd te weinig geld om alle initiatieven via de DUVO-middelen te ondersteunen. Óf je moet het CSG uit dat DUVO-middel halen, maar dan gaat het ten koste van andere initiatieven. Óf je gaat het landelijk financieren. Maar goed, JenV heeft ook een begroting, dus dan gaat het ook ergens ten koste van. Dus ik wil het wel, maar de vraag is hoe. Dan zou u er extra middelen voor moeten uittrekken. Want ik denk dat mijn collega wel gelijk heeft: als die Europese richtlijnen over het bestrijden van geweld tegen vrouwen onze kant op komen, moeten wij ook iets met het CSG. Mijn vraag aan collega Van der Werf is dus hoe we dat gaan fiksen. Want ik wil het fiksen en ik wil meedenken over het hoe. Ik hoop dat Minister straks ook ingaat op deze gedachtenkronkels, die ik heb.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Ik heb hier natuurlijk zelf ook over na zitten denken. Kijkend naar de toenemende vraag en naar de structuur denk ik dat je twee dingen kan doen. Je kan richting de begroting anticiperen op die toenemende vraag. Want als je ziet dat het in het afgelopen jaar om 15.000 mensen ging en je een behoorlijk stijgende lijn ziet, dan kan je volgens mij niet meer aan de achterkant in de marge blijven rommelen. En je kan kijken naar de opzet van die club, om het maar even oneerbiedig te zeggen. Daar zitten namelijk gewoon een aantal takken aan waarvan je met heel goed recht kan zeggen dat ze een landelijke functie vervullen, maar er zitten ook een aantal takken aan waarvan je kan zeggen: hierbij is het logisch om de lokale samenwerking voort te zetten. Daarbij wil je dan wel een bepaalde zekerheid inbouwen dat dat ook kan blijven gebeuren, want ook dáár zal de druk toenemen; ik denk dat we dat allemaal zien. Ik denk ook dat dat een gezamenlijke verantwoordelijkheid is en niet iets alleen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Het behoeft een integrale aanpak; iedereen zou moeten kijken naar hoe je daaraan kan voldoen. Want je kan als kabinet en als Kamer niet enerzijds zeggen dat je slachtoffers zo goed mogelijk wil helpen en vervolgens wegblijven als de club die daarbij vooraan staat steeds meer het water aan de lippen heeft staan.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dank voor het antwoord. Nogmaals, ik wil heel graag dat het CSG geborgd wordt. Dat kan, hoor ik mijn collega zeggen, door in de begroting extra middelen aan de DUVO toe te voegen, zodat centrumgemeenten dat kunnen doen. Dat zou kunnen. Je zou het ook landelijk kunnen organiseren. Maar nogmaals, ik wil, maar ik ben op zoek naar het hoe. Een van de vragen die ik ook stelde is de volgende. In Amsterdam en Rotterdam zie je heel mooie initiatieven ontstaan met één centraal punt waar meerdere disciplines samenwerken. Het lijkt me ook heel interessant om dat eventueel goed te financieren. Er zijn dus meerdere wegen. Ik ben er zelf nog niet uit welke weg de beste is. Ik hoop dat mevrouw Van der Werf daar nog één keer op kan reflecteren, hoewel ik weet dat dit lastig is. Anders moet de Minister daar wat licht op werpen, denk ik.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Twee dingen. Ik vind het zelf lastig om vanuit mijn plek, die eigenlijk dezelfde plek is als die van mevrouw Mutluer, hoewel ik vandaag toevallig hier zit, te zeggen hoe dat geld het beste gestuurd kan worden. Ik vind dat wij erover moeten gaan dat we het willen. We kunnen suggesties doen, maar we gaan niet over de uitvoering. Ik denk dus dat de Minister misschien iets over de DUVO-uitkering zou kunnen zeggen. Het is wel goed om even het volgende aan te vullen. In de Wet seksuele misdrijven is eigenlijk al 1 miljoen vrijgemaakt voor de regionale functie. Daar zit al wel een plukje geld. Het is de vraag of dat voldoende is en of het structureel voldoende is. Daar zit in ieder geval wel een begin.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik ga ook in op het punt van het CSG en de financiering daarvan. Ik vroeg in mijn bijdrage daarnaar. Ik ben zeer te spreken over de rol van het CSG, maar ik zou ook weer niet zeggen dat het CSG het enige loket is dat dit kan doen. Als je de nota van de initiatiefneemster erbij pakt, dan zegt zij zelf: «Er zijn nog steeds veel verschillende meldpunten waar slachtoffers naartoe kunnen, zonder de professionaliteit en de multidisciplinaire hulp die het CSG biedt.» Ik denk dat het goed zou zijn als de initiatiefneemster bevestigt wat wij hier vandaag met elkaar vaststellen, namelijk dat er meerdere loketten kúnnen zijn en dat het ook juist van belang is om zowel een landelijke als een lokale inbedding te hebben, maar dat we er vooral naar moeten kijken wat slachtoffers zelf het liefst wensen. Ik denk dat juist veel mensen in dit gedeelte geïnteresseerd zullen zijn, omdat dit van belang is. Ik zou het mooi vinden als we dat als Kamer breed onderschrijven.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Een korte reflectie hierop, want volgens mij willen mevrouw Michon en ik hetzelfde. Dat zijn twee verschillende dingen en die kunnen naast elkaar bestaan. Enerzijds wil je, volgens mij, dat zorgveld een beetje opschonen en wil je daar met de stofkam doorheen om ervoor te zorgen dat je geen mensen die iets heel heftigs hebben meegemaakt naar de wichelroedelopers en de tante Annies stuurt – ik zeg het bewust weer even oneerbiedig – waar ze vervolgens slechte hulp krijgen. Anderzijds wil je vanuit de Kamer natuurlijk ook niet bij voorbaat zeggen: er moet een monopolie komen voor één organisatie die wij de komende 50 jaar gaan helpen en daar is geen enkele voorwaarde aan verbonden. Volgens mij moet je dus sturen op kwaliteit, op samenwerking met elkaar en op bepaalde functies die de organisaties kunnen leveren. Op dit moment ziet het ernaar uit dat het CSG de organisatie is die de spin-in-het-webfunctie nu oppakt. Ik blijf ook maar even benadrukken – dat deed ik net ook al tegen mevrouw Mutluer – dat het natuurlijk ook niet meer is dan een samenwerking tussen artsen, politie en hulporganisaties. Het is dus voor mensen die hulp zoeken niet zo dat ze dan per definitie niet doorverwezen kunnen worden, want er zijn natuurlijk ook gewoon hele verschillende vragen van mensen bij wie kort of lang geleden iets gebeurd is. U refereerde daar ook al aan, volgens mij. Het CSG kan tegen hen ook zeggen: dan kunt u beter daarnaartoe.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik ben het met mevrouw Van der Werf eens. Ik zou iets andere woorden kiezen. Maar juist dat ene netwerk dat nodig is vanuit het perspectief van de slachtoffers, werkt nog niet overal even goed. Dus ook in de discussie over financiering zou ik dan vooral willen benadrukken dat het van belang is dat dit netwerk goed werkt. Wat mij betreft wordt iedere hulporganisatie die dus bewezen kwalitatief voldoende is en daarvoor wordt gefinancierd – dat is dus een hulporganisatie die evidencebased werkt – ook hiervoor gefinancierd. De hulporganisaties werken dan met elkaar in een netwerk samen. Dan kan je als slachtoffer misschien bij a of bij h binnenkomen, maar dat maakt dan eigenlijk niet uit, want ze weten van elkaar waar dat slachtoffer het best mee geholpen is. Dat gegeven zou ik deze ochtend graag willen uitstralen, zodat we ook de kwalitatief goede hulporganisaties vooral uitnodigen om met elkaar samen te werken om er zo voor te zorgen dat een slachtoffer altijd krijgt wat hij of zij nodig heeft.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Volgens mij sluit dat ook heel erg aan bij wat het Verwey-Jonker Instituut heeft gezegd, namelijk dat slachtoffers meer begeleiding naar de juiste hulp nodig hebben. Op dit moment bestaan er heel veel verschillende vormen van hulp, waarbij je je van sommige initiatieven kunt afvragen of ze mensen echt helpen en een aantal andere heel erg goed zijn. In dat woud kunnen we nog meer duidelijkheid scheppen. Dat gaat dus ook verder dan het overzicht bieden van welke verschillende organisaties er zijn. Het gaat ook over echt informeren over mogelijke vervolgstappen en specifieke situaties waarin ook andersoortige begeleiding of advies geboden kan worden. Dat is volgens mij ook de multidisciplinaire hulp die het CSG op dit moment tracht aan te bieden. Ik denk dus dat je heel erg moet kijken naar de hulpvraag die wordt neergelegd en dat je van partijen ook mag verwachten dat zij optimaal naar elkaar kunnen doorverwijzen.

Voorzitter. De Partij van de Arbeid vroeg mij naar een reflectie op het herstelrecht. Ik denk dat weinig mensen deze route kennen. Als je kijkt naar de groep slachtoffers en hun relatie tot de dader, zie je in sommige gevallen ook dat mensen er bewust voor kiezen om niet de route van het strafrecht te nemen, omdat het voor hen te heftig is dat die bekende of dat familielid dan een gevangenisstraf boven het hoofd hangt, of omdat ze dit misschien wel zouden willen, maar dat ze zelf geen zin hebben in een jarenlang juridisch gevecht. Dat zijn nou specifiek gevallen waarbij dat herstelrecht en mediation – daar had u het volgens mij over – een heel grote meerwaarde kunnen hebben. Ik denk dat we nog iets aan de bekendheid daarvan kunnen doen. Dat is vooral bij de slachtoffers van seksueel geweld een heel belangrijke groep. We hebben nog geen signalen gekregen dat organisaties de vraag niet aan zouden kunnen. Ik denk dat het omgekeerd is. Ik denk dat nog steeds een groeiende groep mensen die nu dus niks doet, zoekt naar andere opties. In het grijze gebied tussen niks doen en de weg van het strafrecht kan volgens mij nog een hoop gebeuren, maar dan moeten we wel mensen op die mogelijkheid wijzen, ook in het licht van het toenemende aantal zedenzaken. Dus ik denk dat dat een heel goed idee is.

Dan kom ik bij het blokje overige vragen. De VVD vroeg naar de wettelijke grondslag voor de nationaal rapporteur. Volgens mij is het heel belangrijk om voldoende mogelijkheden te hebben voor het uitwisselen en verwerken van gegevens. Dat heb ik ook in de beantwoording van uw schriftelijke vragen daarover aangegeven. Ik verwelkom de voorstellen om de werkzaamheden van die nationaal rapporteur te ondersteunen. Dus wat ons betreft is de grondhouding daarbij positief. Nu het wetsvoorstel Seksuele misdrijven in een vroeg stadium is en mogelijk naar aanleiding van de consultatie en het advies van de Raad van State nog wat zal veranderen, zouden we dat hierbij mee kunnen nemen. Zodra het definitieve voorstel naar de Kamer komt, kunnen we als fractie beoordelen wat het advies is op dit punt.

Mevrouw Mutluer vroeg nog hoe dit voorstel van ons zich verhoudt tot het werk van de regeringscommissaris. Dat is ook een terechte vraag. We zijn natuurlijk heel blij dat zij er is, ook om het gesprek met de samenleving, veel breder dan alleen over seksueel geweld, duurzaam te faciliteren. Ik denk dat het belangrijk is dat je tegelijkertijd vanuit de Kamer zelf de handschoen oppakt op het moment dat je als Kamerlid dingen ziet gebeuren waarvan je denkt: hier schiet op dit moment het beleid nog tekort. Wij hebben hier al in 2021 dat rondetafelgesprek gehad. Ik weet niet of u toen al in de commissie Justitie en Veiligheid zat. Toen hadden we hier slachtoffers van seksueel geweld en experts op bezoek, en hebben we heel veel suggesties gehoord voor wat er in de praktijk nog ontbreekt. Toen hebben ik en mijn medewerker hiernaast de handschoen opgepakt om dit stuk te schrijven. Pas daarna werd de regeringscommissaris ingeschakeld. Dat is de volgorde der dingen en de reden waarom we dat toen al hebben opgepakt. Als je kijkt naar het stuk van de commissaris, is er wel een verschil in focus te zien. Seksueel grensoverschrijdend gedrag is natuurlijk van een andere categorie dan seksueel geweld. Dat ontloopt elkaar niet helemaal, maar je kan niet met een schaartje knippen wat het een of wat het ander is. Wij zijn heel bewust op de lelijkste kant van dit verhaal gedoken en hebben ons echt gefocust op seksueel geweld. Ik ben heel blij dat er nu een integraal, uitgebreid plan ligt. Volgens mij hoeft dat elkaar niet te bijten. Hiervoor lag dit onderwerp bij verschillende ministeries. In het verleden hebben die elkaar soms vertraagd en hebben dingen gewoon heel erg lang geduurd. Ik hoop dat dat in de toekomst sneller goed zal gaan, ook door de urgentie die de commissaris dit onderwerp geeft. Ik zou het gewoon zonde vinden als we niet allebei met ons werk verder kunnen.

De voorzitter:

Dank voor de beantwoording van de vragen, initiatiefneemster. Ik kijk even naar de Kamerleden. Volgens mij zijn alle vragen aan de initiatiefneemster beantwoord en zijn er geen overige vragen, behalve aan de Minister, waarschijnlijk. Dan gaan we daarnaartoe. Minister Yeşilgöz-Zegerius, aan u het woord.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dank u wel, voorzitter. Laat ik ook beginnen met een dankwoord aan de initiatiefneemster. Veel dank voor het indienen van deze belangrijke nota. Ik moet zeggen dat die plek u goed staat, maar dat is even een side note.

Het gaat over een ongelofelijk belangrijk onderwerp, namelijk de aanpak van seksueel geweld. De betrokkenheid die uit de initiatiefnota spreekt, is daarbij onontbeerlijk. De brede benadering die mevrouw Van der Werf kiest in haar nota, spreekt mij heel erg aan. Zij merkt terecht op dat seksueel geweld uitsluitend effectief kan worden bestreden met een integrale aanpak. Daar ging het net tegen het einde ook over. Als je dat slim doet, met een aanpak die alle niveaus van onze samenleving breed betrekt, kun je heel ver komen, veel verder dan als je het geïsoleerd zou doen. Het onderwijs is aan zet. Werkgevers zijn aan zet. Bestuurders zijn aan zet. De politiek is aan zet. Dat betekent: de samenleving at large is aan zet.

Voorzitter. De laatste jaren wordt steeds duidelijker hoe wijdverspreid seksueel geweld in onze samenleving is. Mevrouw Van der Werf voert in haar nota statistieken op waar je alleen maar stil van kan worden. Uit de recent gepubliceerde Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend gedrag blijkt dat in 2022 13% van de bevolking van 16 jaar en ouder – dat zijn dus ruim 1,8 miljoen Nederlanders – in de afgelopen twaalf maanden slachtoffer is geweest van een of meer vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. 2% van de bevolking van 16 jaar en ouder – dat zijn dus 270.000 personen – werd hiervan structureel slachtoffer. Dat wil zeggen: op maandelijkse, wekelijkse of dagelijkse basis.

De brede prevalentie van seksueel geweld kan alleen maar worden voorkomen en bestreden met een brede reactie. Zoals uw Kamer weet, heeft het kabinet er een absoluut speerpunt van gemaakt om seksueel geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag breed en effectief aan te pakken. De kernpunten van het beleid zijn inmiddels bekend. Op 13 januari jongstleden heeft uw Kamer het Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld ontvangen, dat onder regie van de Ministeries van OCW en SZW tot stand gekomen is. Vorig jaar is ook de regeringscommissaris begonnen, mevrouw Mariëtte Hamer, om de regering gevraagd en ongevraagd van advies te voorzien over de aanpak die de komende jaren verder wordt vormgegeven. Op 24 mei aanstaande spreekt uw Kamer verder over het nationaal actieprogramma tijdens het commissiedebat dat daarover gaat. Ik zal bij het antwoord op een paar vragen naar dat debat verwijzen. Ik zal daar straks natuurlijk ook op ingaan. Ook op ons eigen departement van JenV worden talrijke initiatieven ontplooid om het net rond daders van seksueel geweld te sluiten en te voorzien in een betere en effectievere bescherming van slachtoffers. Bij uw Kamer ligt inmiddels het wetsvoorstel Seksuele misdrijven, dat voorziet in de noodzakelijke aanpassingen van ons strafrecht om seksueel geweld breder strafbaar te stellen.

Voorzitter. Ik weet dat er al heel veel over gezegd is, maar ik zou het graag willen herhalen vanwege het belang: onvrijwillige en ongelijkwaardige seks is altijd strafwaardig, ongeacht of er sprake is van het gebruik van dwang, geweld of bedreiging door de pleger, dan wel of het slachtoffer zich heeft verzet. Om die reden kijk ik er in het bijzonder naar uit om binnen afzienbare termijn met uw Kamer te debatteren over de nieuwe uitgebreide strafbepalingen over aanranding en verkrachting.

Voorzitter. Dat gezegd hebbende, ga ik nu richting de antwoorden. Ik zal beginnen met strafrecht en de politie. Daarna zal ik een en ander zeggen over het actieprogramma. De eerste vraag die ik voor mij heb liggen, is van mevrouw Michon-Derkzen. Zij zegt: wanneer komt de beleidsreactie op het rapport Tussen ongeloof, ondersteuning en opsporing? Dat rapport gaat over georganiseerd sadistisch misbruik van minderjarigen. Wij streven ernaar dat u de beleidsreactie voor de zomer hebt.

Vervolgens vroeg mevrouw Michon, net als anderen, naar achterstanden bij de zedenrecherche. Zij verwees naar het voorbeeld van Midden-Nederland, waar men aan de slag is gegaan met het wegwerken van achterstanden. Zij vroeg: kunnen we dat niet ook op andere plekken toepassen en hoe staat het daarmee? Om te beginnen heeft men in elke regio met andere achterstanden te maken. Dat is te verwachten. We hebben het er in een ander commissiedebat ook al over gehad met elkaar. Het was voor mij eerlijk gezegd ook leerzaam om te horen dat men in iedere regio met specifieke uitdagingen en problematiek te maken kan hebben. Het is dus heel lastig om te zeggen: iets werkt daar, dus rol het maar uit over het hele land. Dat probeer ik eigenlijk te zeggen. Om achterstanden weg te werken, heeft een groot aantal eenheden bijstand georganiseerd én gekregen, van bijvoorbeeld de KMar, rechercheurs die op andere gebieden werkzaam zijn en vrijwilligers. Dat is gebeurd in onder meer de eenheden Noord-Holland, Oost-Nederland, Limburg, Oost-Brabant, Zeeland, West-Brabant, Noord-Nederland, Den Haag en Midden-Nederland. De politie werkt bij de aanpak van zedenzaken zo effectief mogelijk samen, dus ook met andere disciplines binnen de politie en met alternatieven die bij de aanpak van zedenzaken kunnen helpen. Dit is allemaal gericht op het terugdringen van de werkvoorraden. De afspraak in de huidige cao dat voor het domein zeden ook extra deskundigheid kan worden ingewonnen, zal ook een bijdrage leveren aan de snelheid in het wervings- en selectieproces. De vraag was nu natuurlijk specifiek hoe het ermee staat en hoe we de uitrol van al die elementen zien. Ik zal ervoor zorgen dat de laatste stand van zaken in juni aan de Kamer wordt gerapporteerd in het halfjaarbericht van de politie. Er wordt dus heel hard aan gewerkt en dat zal voorlopig ook wel de situatie blijven.

Mevrouw Mutluer vroeg op welke wijze er uitvoering wordt gegeven aan de motie-Klaver en wat de totale capaciteit is. Met de motie-Klaver wordt de formatie uitgebreid. In de vraag van mevrouw Mutluer ging het bijvoorbeeld ook over mensen die uitstromen vanwege pensioen of andere redenen. Er zal altijd sprake zijn van natuurlijk verloop. Medewerkers krijgen een andere baan of gaan met pensioen. Het werven en selecteren kost tijd. De bezetting fluctueert daardoor altijd. De extra gelden voor de aanpak van zedenzaken worden niet gebruikt om de vacatures die gepensioneerden achterlaten op te vullen, zoals de politievakbonden stelden of leken te stellen. De gelden worden daar niet voor gebruikt. In het halfjaarbericht van de politie van juni aanstaande zal ik daar inderdaad ook nader op ingaan.

Voorzitter. Ik ga even door ...

De voorzitter:

Voordat u dat doet, is er een interruptie van mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik was wat kritischer in mijn vraagstelling omdat er in een eerdere brief van de Minister een hoopvoller perspectief werd geboden. Er zou 40,5 fte zijn aangesteld. We zouden op koers liggen bij het besteden van de Klavergelden. Uit onderzoek van Argos blijkt het tegenovergestelde. Dat geeft aan dat er tegenover de 7 miljoen die beschikbaar was voor extra zedenrechercheurs een structurele investering is gedaan van bijna 1 miljoen per extra inzetbare zedenrechercheur. Het hoopvolle perspectief dat door de Minister werd geboden, is dus een papieren werkelijkheid. Ik wil dat de Minister daarop reageert. Als dat nu niet kan, wil ik dat het in de voortgangsrapportage inzichtelijk wordt gemaakt. Ik wil dat de Minister daarin ingaat op de «aantijgingen» – misschien is dat niet het juiste woord, maar zo komt het wel over – van Argos in het kader van de geschetste fte's voor zedenrechercheurs. Ik hoor de Minister zeggen dat wat de Nederlandse Politiebond vermoedt, namelijk dat die gelden worden gebruikt om de pensioengolven bij de zedenrecherche op te vangen, niet klopt. Ik geloof de Minister uiteraard op haar bruine ogen, maar ik wil dat zij toch even op deze vraag ingaat. Dat kan nu, maar misschien is het beter als ze dat schriftelijk doet, tijdens die voortgangsrapportage.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

We komen er altijd op terug via de voortgangsrapportages. Mevrouw Mutluer hoeft mij nu dus niet op mijn woord te geloven. Argos haalt bezetting en formatie door elkaar. Dan krijg je cijfers die niet kloppen. De motie-Klaver gaat over nieuwe mensen. Ik heb de aantallen hier voor mij liggen, maar die zijn eerder ook gedeeld in de halfjaarrapportage. De uitvoering van die motie ligt echt volledig op schema. Zoals altijd zullen we er ook nu voor zorgen dat we in de halfjaarrapportage van de politie, in juni, een update geven. Ik zou de Kamerleden graag mee willen geven dat de cijfers niet synchroon lopen als je bezetting en formatie door elkaar haalt. Het is wel een ingewikkeld debat; dat geef ik zelf meteen toe. Maar daar zit het ’m in. Mocht het gewenst zijn, dan kan ik de cijfers ook nu noemen. Het antwoord is nu prima te geven, maar het komt ook altijd terug in die zesmaandelijkse rapportages over de politie en de ontwikkeling, zoals we die de afgelopen jaren ook hebben verstrekt. Dan doen we dat.

De voorzitter:

Oké. Dan kunt u verdergaan.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Wat zijn de ontwikkelingen met betrekking tot de werkvoorraden van seksuele misdrijven bij de politie, zo vroegen de VVD en de PvdA. De politie had in 2021 12.900 geregistreerde incidenten en in 2022 15.523. Een geregistreerd incident betekent niet dat het altijd tot een aangifte komt. Deze registraties bestaan uit meldingen van burgers met betrekking tot zedenmisdrijven of grensoverschrijdend gedrag, maar kunnen ook adviesvragen aan de politie zijn of burgers betreffen die meldingen doen namens een slachtoffer. Het kan ook zijn dat politiemedewerkers zelf hun bevindingen registreren als een melding. In 2021 zijn in totaal 3.059 aangiftes gedaan. In 2022 is het aantal aangiftes gestegen met 410 ten opzichte van 2021. Dus dat was in 2022 in totaal 3.469. Het totaalaantal zaken dat de politie op 2 juni 2022 in voorraad had, was 3.361 en de voorraad op 1 januari 2023 was 3.445. Ik noem hier een aantal getallen, maar gelukkig rapporteren we hier ook regelmatig over, zodat je het ook terug kunt lezen, wat natuurlijk een stuk beter is voor Kamerleden om het te kunnen volgen. In mijn brief van 6 juni 2022 informeerde ik uw Kamer al dat het aantal zaken langer dan zes maanden in voorraad, 694 was; op 1 januari, een halfjaar later, was dat 856. Dus dat zijn de huidige zaken en we blijven, zoals net gezegd, fors alles op alles zetten om ervoor te zorgen dat de termijnen zo kort mogelijk zijn.

Dan de vraag van mevrouw Mutluer over de inzet van herstelbemiddeling: op welke wijze vindt intensivering van herstelrecht plaats binnen het zedendomein? In zedenzaken is er een intensivering zichtbaar als het gaat om de inzet van herstelrecht. Zo staat de zedenpolitie bij iedere melding van een zedendelict stil bij de mogelijkheid van herstelrecht. De zedenpolitie zorgt er daarnaast voor dat in alle zedenteams kennis over het herstelrecht aanwezig is en dat deze kennis ook geborgd is. De toenemende aandacht voor herstelrecht bij de zedenpolitie zorgt onder andere voor een stijging van het aantal aanmeldingen van zedenzaken bij Perspectief Herstelbemiddeling. Zo heeft Perspectief Herstelbemiddeling 396 zedenzaken uitgezet bij bemiddelaars. In 2021 waren dit er 231. Dus er is een stijging zichtbaar. Dat gaat ook altijd primair vanuit het slachtoffer, waar betrokkenen ook behoefte aan en recht op hebben.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dank voor die aantallen; daar heb ik inderdaad concreet naar gevraagd. Het is heel positief om te horen dat er meer gebruikgemaakt wordt van herstelrecht. Betekent dit dat Perspectief Herstelbemiddeling daar ook een vergoeding voor krijgt? Ik weet namelijk niet of ze het redden met de mensen en de capaciteit die ze daar hebben om al die aanvragen aan te kunnen. Want we zien heel veel zaken plankzaken worden. Als ze op deze wijze getackeld kunnen worden, kan je eventueel ook de strafrechtketen ontluchten en er met name voor zorgen dat slachtoffers genoegdoening krijgen en wellicht zelfs recidivegedrag kan worden voorkomen. Dus wellicht kan de Minister daar ook een korte reactie op geven.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik begrijp de vraag heel goed. Herstelbemiddeling is ook een belangrijk onderdeel van het actieplan inzake de ketenaanpak van de hele strafrechtketen. Voor de zomer komt daarover weer informatie richting de Kamer. Is het goed dat ik daarin dan hierop inga? Dan kan ik namelijk ook ingaan op deze specifieke vraag en weten we ook de stand van zaken op dat moment.

De voorzitter:

Dat is akkoord.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan ga ik nu naar mijn tweede mapje en dat gaat over het actieprogramma, waarbij ik mijn best zal doen om daarop in te gaan. Het betreft hier iets van mevrouw Hamer en primair OCW en SZW, maar vanuit Justitie en Veiligheid zijn wij er natuurlijk ook erg nauw bij aangesloten. Het actieprogramma is vooral gericht op agenderen en preventie, juist aan de voorkant. Vanuit Justitie en Veiligheid zitten we als sluitstuk aan de achterkant, maar het moet natuurlijk wel op elkaar aansluiten. Mevrouw Mutluer heeft gevraagd of het actieprogramma en deze belangrijke initiatiefnota niet dwars door elkaar heen lopen. Ik denk niet dat dit het geval is. Het is natuurlijk wel aan de departementen om de acties goed op elkaar af te stemmen en te zorgen dat de integraliteit die we nastreven echt effectief is en het dus uiteindelijk niet betekent dat we elkaar in de weg lopen. Deze nota zie ik vooral als een hele goede aanvulling op al die elementen die gaande zijn. Het is ook goed om te zien dat er op deze manier vanuit de Kamer betrokkenheid is op dit belangrijke onderwerp en dat de Kamer daarbij niet alleen betrokkenheid toont, maar ook accenten aangeeft en bepaalde zaken extra onderstreept. Dat is volgens mij alleen maar goed voor het traject van mevrouw Hamer.

Mevrouw Mutluer vroeg ook wat de reactie van mevrouw Mariëtte Hamer op de initiatiefnota zal zijn. Of, hoe en in welke vorm zij gaat reageren, laat ik aan haar. Dat past natuurlijk ook bij haar rol als onafhankelijke regeringscommissaris. Er zal natuurlijk ook een debat zijn over het actieprogramma. Ik kan me zomaar voorstellen dat elementen daar langskomen.

Dan had mevrouw Michon een vraag over voorlichting bij universiteiten. Ze vroeg of ik ook van mening ben dat seksuele voorlichting niet alleen een taak is van het funderend onderwijs. Het lijkt mij inderdaad van groot belang dat er ook op universiteiten aandacht wordt besteed aan seksuele voorlichting. Er zijn ook mooie ontwikkelingen op dat gebied gaande. Zo gaat de Universiteit Maastricht vanaf dit jaar alle eerstejaarsstudenten voorlichten op dit gebied en verricht een organisatie als GELIJKSPEL heel mooi werk door studenten in het verenigingsleven voor te lichten en het gesprek aan te gaan over seksueel grensoverschrijdend gedrag. Bij het voorbereiden van deze antwoorden hoorde ik van verschillende ambtelijke collega's dat hun kinderen al kennis hadden gemaakt met dergelijke programma's. Het bestaat dus ook nog eens echt. Minister Dijkgraaf gaat dergelijke initiatieven stimuleren om te zorgen dat dit op alle onderwijsinstellingen in het hoger onderwijs het geval is. Zoals u weet, kent het hoger onderwijs geen curriculum met kerndoelen zoals het funderend onderwijs, maar het is zeker mogelijk om goede initiatieven te stimuleren, faciliteren en ondersteunen. Ik heb ook begrepen dat via mijn collega van OCW binnenkort naar uw Kamer zal komen hoe dat eruit zal zien.

Dan had ik een vraag van mevrouw Van der Laan over de ophef rondom Lentekriebels. Daar is mevrouw Van der Werf ook al op ingegaan. Laat ik vanuit het kabinet zeggen dat wij het ontzettend belangrijk vinden dat kinderen leren over seksualiteit, hun eigen grenzen, hun gevoelens en dat zij kunnen aangeven wanneer een ander over hun grenzen heen gaat. Dat is natuurlijk ongeveer de kern van zo'n programma. Kinderen moeten ook de vrijheid hebben om te zijn wie ze zijn, wie ze willen worden en om verliefd te zijn op wie dan ook. Scholen hebben een nadrukkelijke rol in de seksuele vorming van kinderen. Vanuit de kerndoelen zijn zij ook verplicht aandacht te besteden aan seksualiteit, waaronder seksuele diversiteit. Het is aan scholen zelf hoe zij dat doen. De Week van de Lentekriebels is een goede manier om hier aandacht aan te besteden. Ik vind het belangrijk om hier nog eens te benadrukken – dat is al eerder gedaan – dat het kabinet ferm afstand neemt van de bedreigingen aan het adres van leraren, onderwijsprofessionals en medewerkers van Rutgers. Het is echt onacceptabel. Ik vind het echt verschrikkelijk dat we af en toe in dit land in de richting lijken te gaan dat als je het ergens niet mee eens bent, je het niet snapt of je er een complot op plakt, het eerstvolgende antwoord het bedreigen van mensen is. Het is pure armoe. Ik walg er echt van.

Dan de vraag van mevrouw Mutluer over de signalering van seksueel geweld bij maatschappelijke beroepen, zoals kappers. Was die vraag niet van u, mevrouw Mutluer? Excuus.

De voorzitter:

Laten we niet buiten de microfoon praten.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

De vraag was van mevrouw Van der Laan, maar mevrouw Mutluer had ’m ook gesteld kunnen hebben. Sorry, mevrouw Van der Laan. De vraag ging over vroegsignalering bij verschillende branches, waarbij de kapper een belangrijk voorbeeld is. Vroegsignalering en laagdrempelige hulp zijn essentieel bij het bestrijden en voorkomen van seksueel geweld. Het signaleren is niet altijd even eenvoudig. Dat is heel complex. Voor slachtoffers is de drempel om erover te praten of hulp te zoeken erg hoog. Het Radboudumc voert momenteel een onderzoek uit naar de mogelijke rol van kappers specifiek in de aanpak van huiselijk geweld. In 2020 speelde dit vraagstuk ook. Uit gesprekken destijds met de kappersbranche bleek dat zij daar voor zichzelf geen kerntaak in zagen. Dat vonden zij in die zin als doel een ingewikkelde. In het kader van het nationaal actieprogramma worden de resultaten van het onderzoek van het Radboud natuurlijk met interesse tegemoetgezien. Indien de uitkomsten daar aanleiding toe geven, zal dat door VWS en SZW worden besproken met relevante betrokkenen, zoals werkgevers en werknemers. In het verleden is daar wel naar gekeken, maar het staat weer op de agenda. Dat volgt via de andere ministeries.

Dan de vraag over de landelijke financiering voor het Centrum Seksueel Geweld. Daar is het net eigenlijk al over gegaan, maar laat ik daar ook van mijn kant antwoord op geven. Bij de voortgangsrapportage van het programma Geweld hoort nergens thuis, van december 2021, heeft uw Kamer ook de uitkomsten van de onderzoeken Financiering Centrum Seksueel Geweld en Toekomstbestendig Centrum Seksueel Geweld ontvangen. De reactie op deze rapporten wordt op korte termijn door verschillende collega's van mij, namelijk de Staatsecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Rechtsbescherming, aan uw Kamer verzonden. Zij zijn nu dus met elkaar bezig om te kijken hoe zij daarop zullen reageren.

In die reactie wordt ingegaan op de gesprekken die op dit moment worden gevoerd tussen gemeenten en het Centrum Seksueel Geweld. Dat zal ook gaan over de uniformering van de begrotingen en het meerjarige commitment van gemeenten, dus eigenlijk de bespreekpunten die hier op tafel werden gelegd. Daar moet je dan wel een samenhangend verhaal bij hebben. Daar zijn de collega's van VWS en de Minister voor Rechtsbescherming dan ook mee bezig. Ik neem aan dat die reactie voor de zomer komt. Klopt dat? Ja, hoor ik. Dat heb ik dan hierbij namens de collega's toegezegd. Dat komt dus snel naar uw Kamer.

Dan was er een vraag van mevrouw Van der Laan over het beschikbaar blijven van het telefoonnummer. De genoemde publiekscampagne, waar die vraag over ging, vormt onderdeel van het nationale actieprogramma. De coördinerende bewindspersonen van OCW en SZW zullen daarop terugkomen tijdens het debat in mei. Zij nemen dat daar dus in mee.

Even kijken. Volgens mij was er nog een vraag van mevrouw Van der Laan over het versterken van de landelijke functie van het Centrum Seksueel Geweld. Dat kwam eigenlijk ook in de gesprekken met mevrouw Van der Werf al goed naar voren. Je ziet dat er samenlevingbreed echt een ontwikkeling plaatsvindt waarbinnen er steeds meer aandacht is voor seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. Naar aanleiding van het Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld en het wetsvoorstel Seksuele misdrijven verwachten we een hogere instroom bij hulporganisaties. Voor de verwachte hogere instroom is er al structureel 1 miljoen beschikbaar gesteld. Dat bedrag komt boven op het bedrag van 1,5 miljoen dat in 2020 structureel is toegekend in verband met de verhoogde instroom door de aandacht voor het onderwerp in de media. De mogelijke knelpunten die daarnaast nog bestaan, zullen meegenomen moeten worden in de trajecten die ik zojuist noemde.

Volgens mij was er nog specifiek gevraagd of zorgverzekeraars en dergelijke daarbij betrokken zouden zijn. Dat wordt allemaal meegenomen in de beleidsreactie van de collega's van VWS, die specifiek gaat over de pilot met het eigen risico voor slachtoffers van seksueel geweld.

Daarmee heb ik volgens mij de kernvragen beantwoord.

De voorzitter:

Dank voor de beantwoording. Ik kijk even naar de Kamerleden om te zien of alle vragen die aan de Minister gesteld werden, nu beantwoord zijn. Nee. Mevrouw Van der Laan.

Mevrouw Van der Laan (D66):

«Nee» is misschien wat kort door de bocht. Ik wil samen met de Minister even kijken of ik de juiste conclusie trek. Ik heb aangegeven dat ik de oproep van mevrouw Van der Werf om te komen tot een borging van de landelijke functie van de Centra Seksueel Geweld ondersteun. Ik heb geconstateerd dat de Minister daarover nog twijfelde. Ik heb haar gevraagd of er dan ook andere manieren zijn. Nu heb ik de beantwoording gehoord. Klopt mijn conclusie dan dat wij samen denken dat het Centrum Seksueel Geweld de aangewezen route is om de landelijke functie op dit gebied te borgen?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

«Nee» is vanuit mijn kant ook een te hard antwoord. Daar kan ik niet op vooruitlopen. Wij hebben door de verwachte hoge instroom structureel 1 miljoen beschikbaar gesteld om ervoor te zorgen dat het centrum die centrale rol speelt. Maar er moet verder met de collega's van VWS, maar ook met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in de gesprekken die gaande zijn met het centrum, gekeken worden naar hoe die borging er dan uitziet. Dus dan zou ik er nu te ver op vooruitlopen.

De voorzitter:

Dank u wel. Volgens mij zijn er geen andere vragen meer. Dank voor de beantwoording, Minister. Dan ga ik naar de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Dat is het moment om, als u moties heeft, die voor te lezen en in te dienen. De bode zal daarin begeleiding bieden. Mevrouw Michon-Derkzen van de VVD.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de initiatiefneemster en de Minister voor de beantwoording. Nogmaals, we zitten hier vandaag vanwege de nota van de initiatiefneemster en we zien hoe nuttig en goed het is om dit onderwerp een keer integraal te bespreken. Dit zijn arbeidsintensieve initiatieven, waarvoor zeer veel dank. Het wordt zeer gewaardeerd en het is heel goed.

Mijn pleidooi in eerste termijn was dat we op papier alles wel goed in de steigers hebben staan en dat we wel weten wat ons te doen staat, maar dat de praktijk weerbarstig is. Daar zal ik op blijven hameren. Ik kijk uit naar de voortgangsbrief in juni van dit jaar over de strafrechtketen. Die moet beter functioneren. Ik ben kritisch op de rol van de basisscholen, omdat die er nog te makkelijk onderuit komen en hier, ondanks aangescherpte kerndoelen, niet over kunnen spreken. Ten aanzien van de hulpverlening kijk ik ook zeer uit naar de informatie die we voor de zomer krijgen. Ik hoop dat we dan een netwerk voor hulpverlening hebben dat een kwalitatief goede basis heeft en waartoe het slachtoffer, al naar gelang zijn behoefte daaraan, altijd goede toegang heeft. Ik hoop dat die hulporganisaties elkaar helpen in plaats van beconcurreren. Wat mij betreft volgt daar dan ook het geld; daar sta ik zeer achter. Waar ze een taak vervullen, moet er ook financiering naartoe.

Ik was positief verrast door het antwoord van de Minister over de rol van universiteiten en het initiatief in Maastricht. Ik heb één motie om Minister Dijkgraaf via deze Minister aan te moedigen om aan de gang te gaan met de universiteiten, of om dat initiatief in ieder geval voort te zetten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit onderzoek blijkt dat een op de tien vrouwelijke studenten in Nederland tijdens de studietijd slachtoffer wordt van verkrachting en dat een veelvoud hiervan te maken krijgt met seksuele intimidatie en grensoverschrijdend gedrag;

overwegende dat in veel Angelsaksische landen zoals het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Australië, veel effectieve maatregelen zijn genomen om seksueel geweld tijdens de studententijd in deze landen te voorkomen;

overwegende dat deze ontwikkeling mede is ingegeven door de cultuur van het leven van studenten op campussen;

constaterende dat in de Verenigde Staten sinds 1972 onder Title IX verplichte voorlichting over seksueel overschrijdend gedrag de norm is, evenals een onafhankelijke laagdrempelige procedure waar studenten en medewerkers terechtkunnen met meldingen over seksueel overschrijdend gedrag;

overwegende dat op sommige universiteiten in Nederland al wordt geëxperimenteerd met verplichte voorlichting over seksueel overschrijdend gedrag;

overwegende dat effectieve maatregelen om slachtoffers van seksueel overschrijdend gedrag te helpen nog niet op alle universiteiten zijn geïmplementeerd, waardoor bijvoorbeeld contactverboden of campusverboden niet kunnen worden opgelegd aan (vermoedelijke) daders;

verzoekt de regering te onderzoeken welke onderdelen van Title IX toepasbaar kunnen zijn in de Nederlandse situatie, en de Kamer hierover te informeren voor 1 januari 2024,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Michon-Derkzen en Van der Woude.

Zij krijgt nr. 5 (36 234).

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan wij door naar de volgende partij, met mevrouw Mutluer van de PvdA.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Voorzitter. Ook mijn dank voor dit initiatiefvoorstel van mijn collega Van der Werf en voor de beantwoording van de vragen door haar en door de Minister. Mijn waardering ook voor alle medewerkers die hieraan hebben gewerkt, want zij mogen ook niet vergeten worden.

Dat gezegd hebbende ben ik heel blij dat we dit onderwerp van seksueel geweld, seksuele mishandeling en grensoverschrijdend gedrag de komende maanden en jaren regelmatig met elkaar gaan bespreken. In mei spreken we met de regeringscommissaris en voor de zomer bespreken we hopelijk de Wet seksuele misdrijven. Dat is alleen maar nodig, zo blijkt.

Ik heb in mijn bijdrage heel nadrukkelijk aangegeven dat ik het heel erg belangrijk vind dat de eerste lijn goed en adequaat reageert op het moment dat sprake is van seksueel geweld, dat slachtoffers direct worden geholpen en dat er ruimte is voor hun herstel. Daar heb ik een motie voor.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit onderzoek blijkt dat slachtoffers en daders die hebben deelgenomen aan mediation in strafzaken en herstelbemiddeling in staat zijn de gebeurtenis beter te verwerken en het incident meer los te laten;

overwegende dat 85% van alle slachtoffers en daders die een mediation of bemiddeling zijn aangegaan, tevreden tot zeer tevreden zijn over het verloop;

constaterende dat de meeste slachtoffers niet van het bestaan van mediation in strafzaken en herstelbemiddeling af weten;

verzoekt de regering te bewerkstelligen dat de optie van mediation in strafzaken en herstelbemiddeling breder bekend wordt onder slachtoffers van seksueel geweld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mutluer, Van der Werf en Ellemeet.

Zij krijgt nr. 6 (36 234).

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Deze motie is medeondertekend door mijn collega's Van der Werf en Ellemeet. Ik heb vandaag ook het woord gevoerd namens GroenLinks.

We hebben het ook uitgebreid over het CSG gehad. Ik heb ook in mijn bijdrage gezegd dat ik het Centrum Seksueel Geweld een ontzettend warm hart toedraag. Ze doen goed werk, samen met andere ketenpartners zoals Slachtofferhulp. Je moet die netwerkorganisaties verstevigen om dit aan te kunnen. Ik ben blij dat de Ministeries van VWS en OCW nog ingaan op de financiering van het CSG. Ik heb wel een motie over het CSG voor kinderen, voor 16-min. Ik hoop dat de Minister dit kan overbrengen aan haar collega's, zodat ze met name kijken naar de financiering van CSG voor kinderen onder de 16 jaar. Mijn aanname is dat dat net iets anders is dan voor volwassenen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat met name bij seksueel geweld jegens kinderen goede en voldoende medische, forensische en psychische zorg geboden moet worden door CSG's;

overwegende dat op dit moment de gecombineerde medische forensische en psychische zorg bij kinderen onder de 16 niet altijd afdoende gedekt wordt door zorgverzekeraars en gemeenten;

verzoekt de regering om in samenspraak met de zorgverzekeraars en gemeenten te bewerkstelligen dat er eenduidige en afdoende financiering komt voor forensische, medische en psychische zorg voor kinderen onder de 16 jaar, en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mutluer en Ellemeet.

Zij krijgt nr. 7 (36 234).

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dat was het, voorzitter. Dank.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan D66, mevrouw Van der Laan.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan mevrouw Van der Werf en aan de Minister voor de correcte beantwoording. Ik denk dat we hier met heel betrokken mensen aan tafel zitten om dit pijnlijke en gevoelige onderwerp in de maatschappij te bespreken en het een beetje beter te doen. Ik vind ook dat we het met elkaar een beetje beter kunnen doen. Mijn moties zullen erop gericht zijn een beetje te duwen.

Ik vind wegkijken geen optie als je ziet wat er maatschappelijk aan de hand is. Aan de ene kant verwachten we heel veel van bijvoorbeeld vrijwillige sportverenigingen, die een hele structuur moeten optuigen, terwijl bijvoorbeeld de kappersbranche op dit moment nog zegt «wij zien geen taak voor onszelf bij dit maatschappelijke probleem». Daar kan ik gewoon met mijn pet niet bij. Ik vind dat wij met elkaar niet langer mogen wegkijken. Daarom is de grote lijn in mijn moties dan ook duwen, zodat we uiteindelijk in onze maatschappij een heel grote sneeuwbal aan het rollen krijgen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de onderwijsinspectie in 2016 al concludeerde dat de lessen seksuele vorming ondermaats zijn, en dat er sindsdien niets is veranderd aan de kerndoelen ten aanzien van seksualiteit;

overwegende dat het kabinet in de kabinetsreactie op de initiatiefnota-Van der Werf «Let's talk about seksueel geweld» toezegt te werken «aan aanscherping van de kerndoelen ten aanzien van seksualiteit, het verbeteren van de sociale veiligheid, het toegankelijk en bekend maken van effectieve lesmethodes en het ondersteunen van leraren bij het doceren over seksualiteit en gelijkwaardigheid»;

verzoekt de regering deze toezeggingen uit te werken in een voorstel waarin duidelijk wordt hoe effectieve lesmethoden laagdrempelig toegankelijk en bekend worden gemaakt en hoe deze aansluiten op de aangescherpte kerndoelen, en de Kamer daarover in het najaar van 2023 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Laan en Van der Werf.

Zij krijgt nr. 8 (36 234).

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dan de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het consultatiebureau de enige plek is waar ongeveer 95% van alle kinderen tussen de geboorte en het vierde levensjaar geregeld naartoe gaat;

constaterende dat meer dan de helft van de jgz-professionals de afgelopen twee jaar seksueel geweld heeft opgemerkt bij kinderen, jongeren of hun ouders;

overwegende dat zij volgens de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen aanlopen tegen een gebrek aan handelingsperspectief;

overwegende dat het kabinet in de kabinetsreactie op de initiatiefnota-Van der Werf «Let's talk about seksueel geweld» toezegt dat «in het kader van het nationaal actieprogramma zal worden bezien hoe signalering door consultatiebureaus kan worden versterkt»;

verzoekt de regering een voorstel te doen voor het versterken van de signaleringsfunctie van consultatiebureaus en het handelingsperspectief voor jgz-professionals bij vermoedens van seksueel geweld, en de Kamer daar in het najaar van 2023 over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Laan en Van der Werf.

Zij krijgt nr. 9 (36 234).

Mevrouw Van der Laan (D66):

Voorzitter. Tot slot heb ik er nog een.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat jaarlijks ongeveer 100.000 mensen slachtoffer zijn van seksueel geweld, dat 1 op de 8 vrouwen en 1 op de 25 mannen ooit is verkracht en dat 1 op de 3 kinderen jonger dan 18 jaar een vorm van seksueel misbruik heeft meegemaakt;

overwegende dat de landelijke stichting Centrum Seksueel Geweld essentiële hulpverlening biedt aan deze slachtoffers, middels een 24/7 beschikbare telefonische hulplijn en anonieme chat, een landelijk expertisecentrum en ondersteuning aan de regionale Centra Seksueel Geweld;

constaterende dat deze functies nu afhankelijk zijn van regionale financiering en onder druk staan door de grote jaarlijkse toename in meldingen van slachtoffers (ruim 15.000 in 2022);

constaterende dat de Minister van Justitie en Veiligheid verwacht dat er door het wetsvoorstel Seksuele misdrijven in toenemende mate een beroep zal worden gedaan op het Centrum Seksueel Geweld;

verzoekt de regering met een voorstel te komen om de landelijke stichting Centrum Seksueel Geweld te versterken, en de Kamer daarover te informeren voorafgaand aan de behandeling van de begroting van Justitie en Veiligheid voor 2024,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Laan, Van der Werf en Michon-Derkzen.

Zij krijgt nr. 10 (36 234).

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even naar de Minister en de initiatiefneemster. Heeft u behoefte aan een korte schorsing? U heeft niet alle moties, hoor ik. Ik ga de vergadering dus schorsen. Aan hoeveel minuten heeft u behoefte? Tien minuten? Oké, ik schors de vergadering tien minuten.

De vergadering wordt van 12.01 uur tot 12.08 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de tweede termijn van de zijde van de initiatiefneemster en de Minister. Mevrouw Van der Werf, ik geef u het woord.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Voorzitter. Laat ik beginnen met een woord van dank aan alle collega's die links van mij zitten en die hier op deze maandagochtend een heel constructieve bijdrage hebben geleverd, met goede vragen. Dank ook aan de Minister die zich zeer welwillend heeft getoond om mee te denken over dit onderwerp. Ik zal even heel kort ingaan op de punten die de collega's vanuit de Kamer nog hebben gemaakt. De moties zullen worden behandeld door de Minister.

Mevrouw Michon had het over het verschil tussen papier en praktijk. Ik voel dat heel erg. Volgens mij zit daar nu de grootste frictie en moeten we als Kamer als een bok op de haverkist zitten om op te letten dat er ook echt gebeurt wat wij hier, vaak in grote meerderheid, met elkaar hebben afgesproken. Dat is volgens mij gewoon de essentie van dit verhaal: hoe ga je het nou echt veranderen voor mensen die ermee te maken hebben? Mevrouw Michon gaf ook aan dat zij kritisch blijft op het functioneren van de strafrechtketen, de basisscholen en de hulpverlening. Ik ben dat met haar. Dit stuk is een begin, niet het einde. Dit onderwerp verandert steeds en er komen steeds nieuwe dingen bij. Maar hopelijk lukt het ons ook om daarbij aangehaakt te blijven en steeds meer dingen voor elkaar te krijgen, zodat je het niveau van de hulpverlening in Nederland omhoog krijgt. Het gaat erom dat we het in deze krappe arbeidsmarkt toch voor elkaar krijgen dat mensen op de belangrijkste plekken waar ze de overheid nodig hebben, ook iemand weten te vinden die hen verder kan helpen. Dat is de essentie van dit verhaal, denk ik. Er zit dus weinig licht tussen uw wensen en de mijne.

Mevrouw Mutluer gaf aan dat het heel belangrijk is dat die eerste lijn goed is. Daarmee bedoelt zij, denk ik, het eerste contactmoment van mensen op het moment dat ze hulp zoeken. Ik ben dat zeer met haar eens. Op dat punt is het nu veel te vaak weggelopen vanwege capaciteitstekorten bij de politie of zijn mensen tegen iemand aangelopen die hen niet goed geholpen heeft. Daarom hadden we in de eerste termijn ook even het debatje over het kaf en het koren dat we beter moeten scheiden, denk ik. Daar kunnen we ook meer op sturen met het al dan niet verlenen van subsidies.

Mevrouw Mutluer heeft ook een motie ingediend over herstelbemiddeling, die ik van harte ondersteun, omdat ik denk dat er voor deze specifieke groep slachtoffers andere keuzes zijn dan alleen maar wel of niet een strafrechtelijk traject ingaan. Ik zou het zeer aanmoedigen als mensen die route weten te vinden.

Mevrouw Van der Laan zei dat we met elkaar moeten gaan duwen. Ook dat kan ik alleen maar van harte onderschrijven. We moeten hier kritisch op blijven. We moeten dit debat vaak blijven voeren. We moeten ervoor zorgen dat de neuzen in de maatschappij dezelfde kant op staan. Mevrouw Van der Laan heeft een aantal moties ingediend. Daar zal zo meteen een reactie op komen.

Tot slot. Een initiatiefnota maak je niet alleen. Ik wil alle organisaties die mee hebben gedacht, die suggesties hebben gedaan – een aantal organisaties zitten vandaag ook op de publieke tribune – zeer hartelijk danken voor hun tijd en inzet op dit punt. Ook wil ik oud-medewerkers Manon en Ronne danken – wellicht luisteren zij mee – voor hun hulp bij het stuk. Ik wil natuurlijk de man naast mij, Yared Stifanos, bedanken. Hij was voor mij onmisbaar, want hij heeft heel veel werk verzet. Last but not least wil ik de slachtoffers bedanken die durfden te praten. Daar gaat het namelijk uiteindelijk om. Zeer veel dank voor het feit dat u uw kop boven het maaiveld heeft uitgestoken, want daarmee hebben wij deze initiatiefnota kunnen maken.

Dank!

De voorzitter:

Dank u wel. Dan wil ik graag het woord geven aan de Minister.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dank u wel, voorzitter. Na deze mooie, warme woorden ter afronding ga ik over naar het zakelijke deel. Dat zijn de moties. Die zijn natuurlijk ook belangrijk. Als u het goedvindt, ga ik de moties direct van een oordeel voorzien.

Ik begin met de motie op stuk nr. 5 van mevrouw Michon-Derkzen. Wat in de motie gevraagd wordt, is aan de Minister van OCW. We hebben dit echter meteen kunnen nagaan, en de motie krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie-Michon-Derkzen/Van der Woude op stuk nr. 5 krijgt oordeel Kamer.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja. Collega Dijkgraaf werkt namelijk aan een aanpak voor sociale veiligheid in het hoger onderwijs. Hij zal die zo snel mogelijk met uw Kamer delen. De suggesties die in de motie staan, worden daarin meegenomen, geeft meneer Dijkgraaf aan.

De motie op stuk nr. 6 krijgt oordeel Kamer. Die wordt meegenomen in het Actieplan versterken ketenaanpak zedenzaken van de strafrechtketen. Dat is gaande. Deze motie zal daar een plek in krijgen. Wij zorgen ervoor dat we ’m daarin laten landen.

Ik wil vragen of mevrouw Mutluer de motie op stuk nr. 7 aan wil houden. De Minister voor Rechtsbescherming is bezig met een brief aan de Kamer die specifiek gaat over dit onderwerp. Die zal voor de zomer komen. Die gaat over de 16-minners. Hij zal er in de brief op ingaan of dit gewenst is, en zo ja, hoe hij dat gaat doen. Om die reden wil ik vragen om de motie aan te houden.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, wil ik aan mevrouw Mutluer vragen of zij de motie wil aanhouden.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Voordat ik besluit of ik de motie wel of niet ga aanhouden, heb ik een vraag. Ik heb de Minister in haar eerdere beantwoording zo begrepen dat haar collega met een brief komt over het CSG in het algemeen, dus over de volwassenen. Deze motie gaat over de 16-minners. Mijn aanname was dat het voor die groep net iets anders gaat. Kan de Minister mijn motie zo zien dat haar collega hiermee aan de slag gaat en de Kamer hier sowieso over informeert? Kan de Minister mijn motie dan oordeel Kamer geven? Ik wil namelijk dat er in die brief expliciet wordt ingegaan op de 16-minners en de rol van de zorgverzekeraars daarin. De motie vraagt echt om hier vooraf op in te gaan en om daarop terug te komen bij de Kamer, in plaats van om achteraf ... Volgens mij begrijpt de Minister wel waar ik naartoe wil.

De voorzitter:

Dat hoop ik dan ook.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dit is een andere brief. Er komt een specifieke brief. Ik vraag nog steeds om de motie aan te houden, omdat daarin concreet wordt gevraagd om financiering en dergelijke. Die kan ik niet zonder dekking overnemen of oordeel Kamer geven. Ik kan echter wel zeggen dat de Minister voor Rechtsbescherming in een aparte brief ook op dit onderwerp, op de 16-minners, terugkomt.

De voorzitter:

Wilt u ’m dan alsnog aanhouden, mevrouw Mutluer? U krijgt namelijk een toezegging op uw vraag.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dat moet ik nu besluiten, hè, voorzitter? O, ik hoor dat dat niet hoeft. Ik hoef niets! Ik hoorde mijn collega wat influisteren.

De voorzitter:

Dat hoorde ik ook.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Oké. Ik kom daar zo bij u op terug.

De voorzitter:

Dat is goed. Dan gaan we door met de motie op stuk nr. 8.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan ga ik zo meteen zien of het loont dat wij meedenken met Kamerleden of dat zij voortaan gewoon een kneiterhard «ontraden» krijgen.

De motie op stuk nr. 8 krijgt oordeel Kamer. Dit is wederom aan de collega van OCW, maar goede seksuele voorlichting in het onderwijs is inderdaad cruciaal om seksueel geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag te voorkomen. Dit moet dus beter worden. Ik heb hier een lang antwoord voor klaarliggen, maar deze motie krijgt oordeel Kamer. Ik geleid dit door naar OCW. Ik zie ook dat de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs met u op 7 juni verder zal spreken over dit onderwerp. We zorgen er dus voor dat dit ook die kant opgaat.

Dan ben ik aangekomen bij de motie op stuk nr. 9. Ik ga u vragen om die aan te houden tot het debat over het actieprogramma, dat 24 mei plaatsvindt. Als de motie niet wordt aangehouden, moet ik die ontraden, maar ik hoop eerlijk gezegd dat die wordt aangehouden en dat die gewoon bij dat debat wordt betrokken, want dan kan die daar inhoudelijk worden gewogen. Volgens mij leent dat debat zich daar namelijk goed voor.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Laan, zou u uw motie ook namens mevrouw Van der Werf willen aanhouden?

Mevrouw Van der Laan (D66):

Nou, 24 mei is ook qua tijd te overzien. Als dat dus het inhoudelijke debat ten goede komt, vind ik het prima om de motie aan te houden.

De voorzitter:

Dank u wel, dan hebben we dat genoteerd.

Op verzoek van mevrouw Van der Laan stel ik voor haar motie (36 234, nr. 9) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 10.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Die krijgt oordeel Kamer. Daarbij pak ik het woordje «versterken» gewoon als uitgangspunt. We willen dit namelijk allemaal versterken en borgen. Over hoe we dat dan moeten doen, hebben we het vanochtend uitgebreid gehad, maar volgens mij hebben we elkaar daarin goed verstaan. Vanuit dat idee geef ik de motie dus oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dank u wel voor de appreciaties, Minister. Ik ga terug naar mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik moest even nadenken, maar na deze constructieve bijdrage van de Minister zal ik de motie voor nu aanhouden. Ik zal wel zeker op dit onderwerp terugkomen.

De voorzitter:

Dan noteren we dat.

Op verzoek van mevrouw Mutluer stel ik voor haar motie (36 234, nr. 7) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Heel veel dank daarvoor. De motie ziet ook op de Minister voor Rechtsbescherming en in het verlengde daarvan op de Minister van VWS. Terwijl u de motie aanhoudt, komt de brief eraan en daar zal dit dan ook bij betrokken kunnen worden. Dat geef ik mevrouw Mutluer even mee. Ik kan me namelijk voorstellen dat ze er bij een volgende keer inhoudelijk op in wil gaan, maar ik heb het liefste dat ze dat bij een van die bewindspersonen doet.

De voorzitter:

Oké, dank u wel. Dan hebben we met elkaar alle moties behandeld. Dank aan de Minister en natuurlijk ook aan mevrouw Van der Werf voor de tweede termijn. Er zijn vijf moties ingediend. O nee, er zijn twee moties aangehouden. Dank voor het opmerken; ik moet inderdaad beter voorzitten. De stemming is dus op 11 april 2023; dan kunt u daar rekening mee houden. Er wordt buiten de microfoon gevraagd of ik zeker weet dat die niet morgen is; dat weet ik zeker. Ontzettend dank voor uw inzet, zeg ik aan u allen. Het is namelijk toch waardevol als u als Kamerlid inhoudelijk betrokken raakt en ook inzet toont om een initiatiefnota met elkaar te behandelen. Complimenten dus aan allen voor de constructieve wijze waarop u dit deed en ook complimenten aan de Minister en haar ambtelijke organisatie. Ik wil u allen bedanken. Graag tot de volgende keer.

Sluiting 12.19 uur.