[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op het verzoek van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om een kabinetsreactie op het krantenbericht ‘Hoe een nieuwe onderwijsmethode onrust naar Fontys bracht

Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Brief regering

Nummer: 2023D16341, datum: 2023-04-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31288-1035).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31288 -1035 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid.

Onderdeel van zaak 2023Z06943:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 1035 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 april 2023

Op 24 februari 2023 verscheen er in de Volkskrant een artikel onder de kop «Hoe een nieuwe onderwijsmethode onrust naar Fontys bracht: «Er wordt gevloekt en getierd, er is zoveel stress»». Door uw Kamer is naar aanleiding van het verschijnen van dit artikel op 7 maart 2023 een informatieverzoek gedaan. Voorts is op 23 maart 2023 door de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van uw Kamer besloten om een kabinetsreactie te vragen op voornoemde krantenbericht.

Het betreffende artikel gaat in op de wijze waarop een specifieke onderwijsmethode bij een aantal opleidingen van Fontys Hogeschool is ingevoerd. In mijn beantwoording van de Kamervragen gesteld door het lid Beertema (PVV) (2023Z03577) – die ik gelijktijdig met deze brief aan uw Kamer doe toekomen – ga ik uitvoerig inhoudelijk in op zowel de specifieke casus als op de manier waarop in het stelsel met onderwijsvernieuwing wordt omgegaan en de rol van accreditatie en toezicht. Gezien de inhoudelijke samenhang tussen de gestelde Kamervragen, het informatieverzoek d.d. 7 maart jl. en het verzoek om een kabinetsreactie van 23 maart jl., kan mijn reactie op de Kamervragen breder worden beschouwd als reactie op het krantenartikel.

In mijn antwoorden op de Kamervragen heb ik aangegeven welke rol instellingen hebben bij keuzes voor specifieke onderwijsmethodes en hoe ik aankijk tegen de betrokkenheid van de onderwijsgemeenschap hierbij. Ik vind het van groot belang dat binnen elke instelling en elke opleiding een kwaliteitsdialoog wordt gevoerd met alle betrokkenen, zodat in gezamenlijkheid en met draagvlak van de onderwijsgemeenschap wordt gewerkt aan het continu borgen en verbeteren van de onderwijskwaliteit.

Het betreffende krantenartikel heeft ook terechte vragen opgeroepen over de betrokkenheid van een specifieke deskundige bij visitatiepanels die twee opleidingen van Fontys Hogeschool hebben beoordeeld. Door alle betrokkenen is geconcludeerd dat in deze specifieke casus een andere afweging had moeten worden gemaakt. De NVAO heeft bij mij aangegeven dat zij de onafhankelijkheideisen voor panelleden gaat verduidelijken en ik steun dat ten zeerste. Onafhankelijkheid van deskundigen bij opleidingsbeoordelingen moet buiten kijf staan. Ik hecht er aan om te benadrukken dat in zijn algemeenheid de wijze waarop de NVAO visitatiepanels samenstelt een zorgvuldig proces is waar ik vertrouwen in heb. Dit neemt niet weg dat het ook een lerend proces is.

Aanvullend op voornoemde antwoorden op de Kamervragen wil ik uw Kamer meegeven dat de Inspectie van het Onderwijs ook toezicht houdt op het accreditatiestelsel in het hoger onderwijs. Door de inspectie wordt daarom periodiek een evaluatie van het accreditatiestelsel uitgevoerd. Dit onderzoek loopt op dit moment. De inspectie heeft bij mij aangegeven dat onderzocht wordt welke bestaande procedures bijdragen aan de borging van onafhankelijke, deskundige en valide, betrouwbare beoordelingen en accreditaties van bestaande opleidingen. Ook procedures rond de onafhankelijkheid van visitatiepanels komen daarbij aan de orde. De inspectie verwacht voor de zomer de eerste bevindingen te publiceren. Deze zal ik aan uw Kamer toezenden zodat de uitkomsten mogelijk kunnen worden betrokken in het door uw Kamer op 23 maart eveneens aangekondigde commissiedebat.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf