Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Milieuraad 18 en 19 april 2023 (Kamerstuk 21501-08-896)
Milieuraad
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2023D16392, datum: 2023-04-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-08-899).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: N. Wiendels, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 08-899 Milieuraad.
Onderdeel van zaak 2023Z06961:
- Indiener: V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2023-05-09 16:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-05-17 09:45: Procedurevergadering Infrastructuur en Waterstaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2023-05-25 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
21 501-08 Milieuraad
Nr. 899 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 20 april 2023
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 27 maart 2023 over de geannoteerde agenda informele Milieuraad 18 en 19 april 2023 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 896).
De vragen en opmerkingen zijn op 5 april 2023 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 17 april 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Tjeerd de Groot
De adjunct-griffier van de commissie,
Wiendels
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reacties van de bewindspersonen
Concurrentievermogen
In de geannoteerde agenda lezen de leden van de VVD-fractie dat de Staatssecretaris de volgende aspecten belangrijk vindt en meeneemt in het gesprek over de groene transitie: een sterke en eerlijke interne markt; het waarborgen van een gelijk speelveld; een open economie en internationale samenwerking; een dynamische en wendbare beroepsbevolking; EU-lidstaten met gezonde overheidsfinanciën; het verminderen van regeldruk en administratieve lasten; en samenhang tussen de diverse Europese initiatieven op klimaat, energie, circulaire economie en biodiversiteit. Deze leden onderschrijven deze uitgangspunten. Deze leden vragen zich af welke aandachtspunten de Staatssecretaris nog meer ziet en wat de Staatssecretaris doet om die samenhang te bereiken.
De groene transitie is een complex vraagstuk waar veel aspecten en (grote en kleine) veranderingen voor nodig zijn, op Europees, nationaal en regionaal niveau. Het kabinet is van mening dat de geformuleerde punten de belangrijkste zijn om in te brengen tijdens de informele Milieuraad.
In de conclusies van de meest recente Europese Raad wordt nader ingegaan op verschillende aspecten om het Europees concurrentievermogen te versterken.1 De Nederlandse aandachtspunten zijn hier goed in verwerkt. In de verschillende BNC-fiches die uw Kamer binnenkort zal ontvangen over de concrete wetgevende voorstellen zal dieper worden ingegaan op de aandachtspunten en hoe deze voorstellen bij kunnen dragen aan het versnellen van de groene transitie en het versterken van de samenhang tussen de verschillende Europese initiatieven.
De leden van de VVD-fractie vragen zich daarnaast af op welke manier voldoende aandacht gegeven wordt aan het verloop van de transities. Is de Staatssecretaris bereid te onderzoeken in hoeverre er sprake is van een gelijk speelveld, en in hoeverre regeldruk en administratieve lasten in de lidstaten verschillen?
Zoals vermeld in de geannoteerde agenda verwelkomt het kabinet de Europese ambitie om koploper te blijven in de klimaattransitie en onderschrijft het de recente aandacht voor schone technologieën in de EU. Een gelijk speelveld op Europees niveau is hierbij een van de aandachtspunten waar het kabinet zich actief op inzet in Europees verband via de Europese Raad en de diverse Raden, maar ook via andere Europese platforms zoals de Single Market Emergency Taskforce (SMET). Hierbij is ook aandacht voor de verschillen in regeldruk en administratieve lasten en belemmeringen die burgers en ondernemers ervaren. Deze inzet is geformuleerd in het kabinetsbrede Interne Markt Actie plan.2 Op dit moment wordt daarom een afzonderlijk onderzoek naar de verschillen in regeldruk en administratieve lasten in de lidstaten niet opportuun geacht.
Hoe ziet de Staatssecretaris de strategie als het gaat over de geopolitieke verhoudingen ten aanzien van een circulaire economie, bijvoorbeeld binnen de chemiesector? Hoe verhouden de uitgangspunten «open economie» en «internationale samenwerking» zich tot een meer zelfvoorzienend en onafhankelijk Europa, zoals met genoemde maatregelen betracht wordt?
Voor Nederland geldt dat een open economie van wezenlijk belang is om onze publieke belangen te kunnen behartigen. Tegelijkertijd zetten verschuivende geopolitieke belangen en een ongelijk internationaal speelveld deze openheid onder druk. Om onze publieke belangen te kunnen blijven borgen is het versterken van de economische weerbaarheid samen met gelijkgezinde landen van groot belang. Een weerbare Europese Unie is een Unie die in staat is om in een onderling verbonden wereld negatieve ontwikkelingen op te vangen of te weren, maar tegelijkertijd op positieve ontwikkelingen in te spelen. De kabinetsvisie op deze Open Strategische Autonomie3 zet uiteen hoe het kabinet de weerbaarheid van de EU wil borgen door het politiek-economisch fundament van de Unie te versterken, risicovolle strategische afhankelijkheden af te bouwen, en de geopolitieke slagkracht van de EU wil vergroten. Daarbij is het devies open waar het kan, gesloten waar het moet.
De circulaire economie is een belangrijk onderdeel van de duurzame en digitale transities die onmisbaar zijn bij het bereiken van onze publieke belangen. Deze transities dragen enerzijds bij aan het verminderen van strategische afhankelijkheden, bijvoorbeeld in relatie tot fossiele energiedragers. Anderzijds kunnen deze transities ook de strategische afhankelijkheden van nieuwe kritieke grondstoffen juist vergroten. De nationale grondstoffenstrategie4 geeft een handelingsperspectief aan voor de beschikbaarheid van kritieke grondstoffen voor productie en de realisatie van de energie- en digitale transities. Hierbij wordt onder andere aandacht besteed aan circulariteit en innovatie. Ook via Europese samenwerking via bijvoorbeeld de Net-Zero Industry Act 5 en de Critical Raw Materials Act6 komen deze afwegingen samen. Uw Kamer wordt hierover binnenkort separaat via de BNC-fiches geïnformeerd.
De chemische sector in Nederland is qua omzet de op drie na grootste van Europa. De sector zorgt voor werkgelegenheid en draagt bij aan het Nederlandse verdienvermogen. Binnen de chemie zijn organische basischemie en plastics de grootste subsectoren. Het sluiten van de plasticketen is voor dit kabinet een belangrijk onderdeel bij het realiseren van een circulaire economie. Het kabinet stimuleert bijvoorbeeld de toepassing van plastic recyclaat en biogebaseerd plastic om te zorgen voor minder afhankelijkheid van primaire fossiele plastics en op die manier bij te dragen aan strategische autonomie van Nederland en Europa. Bovendien kan het versnellen van het sluiten van plasticketens, door bijvoorbeeld normering, bijdragen aan de concurrentiekracht van Nederland en Europa in een open economie. Tegelijkertijd zorgt plastic ook voor milieuvervuiling. Plasticvervuiling houdt zich niet aan landsgrenzen en vindt plaats over de gehele plasticketen, bij grondstoffenwinning, productieprocessen, consumptie en afvaltransport- en verwerking. Om plasticvervuiling aan te pakken is het nodig om mondiaal samen te werken. Daarom is het voor dit kabinet van belang om snel te komen tot een ambitieus VN Verdrag om plastic vervuiling te beëindigen, met bindende maatregelen die gemonitord en gehandhaafd kunnen worden.
De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over het versterken van het concurrentievermogen van lidstaten in de groene transitie. De Staatssecretaris geeft aan dat de Europese inzet zich richt op het verminderen van regeldruk en administratieve lasten. Het is goed dat de Staatssecretaris daarbij focust op de interactie tussen de diverse Europese initiatieven. Kan de Staatssecretaris verduidelijken wat de inzet hierop zal zijn?
Het kabinet constateert dat de Commissie voorstellen doet die met elkaar te maken hebben of van invloed zijn op elkaar. Het gevaar schuilt dan in voorstellen die niet voldoende op elkaar zijn afgestemd en daardoor tegenstrijdig zijn met elkaar, elkaars doelen kunnen tegenwerken, of in de uitvoering tot vertraging kunnen komen. Om dit te voorkomen vraagt het kabinet de Commissie om overzichtelijk te maken hoe de voorstellen zich tot elkaar verhouden, onder meer in de context van de Net Zero Industry Act (NZIA). Dit draagt bij aan enerzijds het voorkomen van ongewenste tegenstrijdigheden en anderzijds aan het onderling versterken van voorstellen. Dit draagt tevens bij aan het voorkomen van bijvoorbeeld dubbele administratieve lasten.
In het BNC-fiche over de NZIA dat uw Kamer binnenkort zal ontvangen zal dieper worden ingegaan op hoe dit voorstel bij kan dragen aan het versnellen van de groene transitie en het versterken van de samenhang tussen de verschillende Europese initiatieven.
Het lid van de BBB-fractie leest dat de Staatssecretaris van mening is dat het versterken van het lange termijn concurrentievermogen begint bij een sterk economisch fundament, zoals een sterke en eerlijke interne markt, het waarborgen van een gelijk speelveld, een open economie en internationale samenwerking. Wordt er hier ook rekening gehouden met de rol van overheidsaanbestedingen en op welke manier deze invloed hebben op oneerlijke concurrentie tussen sectoren van verschillende landen, zoals bijvoorbeeld te zien is bij de maritieme maakindustrie? En met welke inzet?
Ja, het aanbestedingsbeleid is er onder andere op gericht om bij aanbestedingen het gelijk speelveld te waarborgen. Dit draagt bij aan het concurrentievermogen van Nederlandse en Europese bedrijven. Daarvoor is nodig dat we in Europa markten voor elkaar openstellen en open houden. Daarnaast zijn we als Nederland en Europa ook gebonden aan een aantal handelsverdragen met landen buiten Europa die ook die ook deze markten voor de Europese industrie en vice versa openstellen. Om oneerlijke concurrentie bij aanbestedingen tegen te gaan zet de regering ook in op toepassing van twee nieuwe Europese instrumenten: het Internationaal Aanbestedingsinstrument (International Procurement Instrument, IPI)7 en de verordening buitenlandse subsidies (Foreign Subsidies Regulation, FSR).8 In recente Kamerbrieven is de Kamer al over deze instrumenten geïnformeerd. Daarnaast presenteerde de Europese Commissie onlangs de Net Zero Industry Act (NZIA). De NZIA bevat eveneens voorstellen om met de inkoop van netto-nul technologieën, zoals zonnepanelen en windmolens, bij te dragen aan het concurrentievermogen van de interne markt. Hierover ontvangt uw Kamer binnenkort het BNC-fiche.
Groene transitie
De leden van de D66-fractie lezen dat tijdens deze informele Milieuraad bewindspersonen en deelnemers uit het bedrijfsleven worden gevraagd hun ervaringen te delen op het gebied van het versnellen van de groene transitie. Wat zal hier precies de inbreng van de Staatssecretaris zijn namens Nederland?
Gezien het versnellen van de groene transitie een breed onderwerp is met een grote reikwijdte, zal het kabinet zich tijdens de informele bijeenkomst van klimaat- en milieuministers richten op wat nodig is om een circulaire textielketen te realiseren, en een sterke interne markt om de concurrentiekracht op de lange termijn te bevorderen. In dat kader zal het kabinet het belang benadrukken van geharmoniseerde en ambitieuze wetgeving voor de Europese circulaire economie op het gebied van textiel, het bevorderen van groene innovaties in de EU, het tegengaan van vervuiling, en recycling van materialen om de circulaire economie te bevorderen.
De leden van de D66-fractie hebben onlangs kennisgenomen van het bericht dat bureaucratie de verduurzamingsambities van veel Nederlandse bedrijven belemmert9. Bij het verduurzamen van bedrijven, producten en productieprocessen lopen ondernemers – groot en klein – aan tegen dure financiering, onduidelijke regelgeving en subsidiepotjes die net niet aansluiten. Ook binnen Nederland zelf moet er op het gebied van de groene transitie dus worden gewerkt aan het verminderen van regeldruk en administratieve lasten daaromtrent. Op welke manier hangt dit samen met de Europese inzet van de Staatssecretaris? Op welke manier wordt besluitvorming doorvertaald naar door Nederland in te zetten middelen?
Het kabinet erkent het belang van verminderde regeldruk en administratieve lasten, voorspelbaarheid van wetgeving en simpele uitvoering voor het vestigingsklimaat en uitvoering van de groene transitie. Graag verwijs ik hiervoor naar het actieplan vestigingsklimaat van de Minister van Economische Zaken en Klimaat.10
De recente voorstellen van de Commissie voor de NZIA en CRMA kunnen bijdragen aan het concurrentievermogen van de EU, en specifiek het verminderen van regeldruk en administratieve lasten, maar het succes zal met name liggen in de uitvoering en implementatie van de wetgeving. In de respectievelijke BNC-fiches over de voorstellen vindt uw Kamer de specifieke onderhandelingsinzet van het kabinet en de impact op regeldruk. Vooralsnog is niet voorzien dat deze voorstellen leiden tot aanpassing van de door Nederland in te zetten middelen.
Kan de Staatssecretaris duiden wat het effect is van de versoepeling van de staatssteunregels binnen de Net Zero Industry Act? Op welke manier draagt dit bij aan het Nederlandse beleid en hoe zet de Staatssecretaris in op het verbeteren van het concurrentievermogen? Is daarbij oog voor de al bestaande zorgen om bureaucratie in de groene transitie?
Binnen de Net Zero Industry Act (NZIA) zijn geen aanvullende staatssteunmogelijkheden aangekondigd. Wel wordt in het voorstel verwezen naar de recent herziene kaders: het tijdelijk crisis- en transitiekader en de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. Deze herziene kaders bieden meer en snellere mogelijkheden voor lidstaten om steun te bieden aan bedrijven, gericht op versnelling van de groene transitie. Het kabinet acht het van belang om de transitie naar een groene en digitale economie te ondersteunen en procedures te versimpelen en te versnellen, en verwelkomt daarom de herziening van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.
Er zijn al veel nationale maatregelen beschikbaar die de industrie ondersteunen met verduurzaming. Bijvoorbeeld de maatwerkafspraken met de grootste uitstoters, maar ook subsidieregelingen zoals de Versnelde Klimaatinvesteringen Industrie (VEKI), Demonstratie Energie Innovatie (DEI+), en de Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE++). Het kabinet bestudeert, ook in het kader van motie van het lid Amhaouch (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1941), de mogelijkheden van de herziene steunkaders. Het kabinet kijkt ook naar het ophogen van bestaande regelingen om mogelijke bureaucratie over versnippering te voorkomen. Het verhogen van bestaande regelingen heeft echter wel budgettaire consequenties. De besluitvorming daarover wordt meegenomen in de voorjaarsnota en zal dan aan de Kamer worden voorgelegd.
Circulaire economie
De leden van de VVD-fractie vragen aan de Staatssecretaris hoe zij ervoor gaat zorgen dat bedrijven die belangrijk zijn voor een circulaire economie zich in de Europese Unie (EU) of Nederland vestigen en niet in China en/of de Verenigde Staten.
Net als bij de klimaattransitie is het ook voor de omslag naar een circulaire economie van groot belang dat niet alleen Nederlandse en Europese bedrijven omschakelen naar circulaire businessmodellen, maar bedrijven buiten Europa dat ook doen. Het kabinet zet zich ervoor in om in Nederland en in Europa een aantrekkelijk vestigingsklimaat te creëren voor circulaire bedrijven. Dit doet het kabinet door in Europa en in Nederland in te zetten op een hoge ambitie voor de circulaire economie, door transparantie over duurzaamheid te bevorderen, door wetgeving op het terrein van de circulaire economie te steunen, door innovatie te bevorderen en door bij het instrumentarium waar bedrijven gebruik van kunnen maken steeds meer mogelijkheden te bieden voor bedrijven met een circulair businessmodel. Voorbeelden hiervan zijn de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil)11, en de subsidieregeling voor circulaire ketenprojecten die sinds 23 maart jl. beschikbaar is bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).12 Ook stimuleert het kabinet een werkgroep van financiële instellingen om knelpunten in de financiering op te lossen. Deze werkgroep financiering circulaire economie is aangesloten bij het platform voor duurzame financiering onder coördinatie van De Nederlandsche Bank.13
Het kabinet streeft naar een klimaatneutrale economie in 2050. Dit is noodzakelijk om de klimaatdoelen te halen, maar kan ook bijdragen aan het verdienvermogen van Nederland. Onder meer op terreinen als circulaire grondstoffen en materialen (inclusief digitalisering van ketenmanagement) liggen er kansen die goed aansluiten bij waar Nederlandse bedrijven goed in zijn. Waar de overeenkomsten liggen tussen groeimarkt (vraag) en Nederlandse sterktes (aanbod) ligt de basis van een duurzame industriële portfolio voor Nederland. Het doel van het kabinet is dit portfolio richting 2030 verder uit te bouwen. De opbouw van een kansengerichte portfolio voor CO2-neutrale en circulaire industrie vergt langdurige samenwerking van uiteenlopende bedrijven uit verschillende bedrijfstakken in consortia voor innovatie en opschaling. Hierbij neemt het kabinet de regierol.
Op verschillende manieren ondersteunt het kabinet bedrijven die belangrijk zijn voor de circulaire economie. Zo worden in het Nationaal Groeifonds projecten ingediend die bijdragen aan de circulaire economie en zijn er instrumenten beschikbaar om circulaire projecten te ondersteunen, bijvoorbeeld de Demonstratie Energie Innovatie (DEI+).
In Europees verband heeft de Commissie onlangs de Net Zero Industry Act (NZIA) en Cricial Raw Material Act (CRMA) gepresenteerd. In beide voorstellen doet de Commissie voorstellen die de circulaire economie sector ten goede kunnen komen. Binnenkort ontvangt uw Kamer de BNC-fiches over deze voorstellen. Daar wordt dieper ingegaan op hoe deze voorstellen bij kunnen dragen aan het stimuleren van circulaire economie in de EU en Nederland.
Ook willen deze leden graag van de Staatssecretaris weten welke producten en sectoren volgens haar van strategisch belang zijn binnen een circulaire economie in Nederland. En wat is de inzet van de Staatssecretaris daarop?
Op 3 februari jl. heeft het kabinet het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE) aan uw Kamer aangeboden14. In het NPCE zijn vijf prioritaire productketens opgenomen, namelijk consumptiegoederen, kunststoffen, bouw, maakindustrie en biomassa en voedsel. Deze ketens zijn om meerdere redenen gekozen, waaronder het belang van de Nederlandse economie, de grote milieudruk, de grote maatschappelijke energie die voor de transitie naar een circulaire economie bestaat en omdat ze aansluiten bij de prioriteiten van de Commissie.
In het NPCE zijn binnen deze ketens, productgroepen geselecteerd met de sterkste effecten op het gebied van klimaatverandering, milieuvervuiling, biodiversiteitsverlies en leveringsrisico’s. Dan gaat het bijvoorbeeld om elektrische apparaten, textiel en plastic verpakkingen. In het NPCE zijn alle maatregelen opgenomen die daarop zullen worden ingezet. Dit is een mix van stimulerende, beprijzende en normerende maatregelen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris ervaringen met betrekking tot een circulaire economie zal delen en daarbij zal benoemen dat innovatieve bedrijven van belang zijn om die economie vorm te geven. Is de Staatssecretaris bereid om tijdens de informele Milieuraad ook aandacht te vragen voor de belemmeringen waar deze innovatieve bedrijven in Nederland tegenaan lopen, zoals het verkrijgen van vergunningen om grondstoffen, voorheen afval, te mogen verhandelen of het feit dat regels voor voedselveiligheid in de Verenigde Staten meer ruimte bieden voor hergebruik dan in Europa?
Het is belangrijk om onbedoelde belemmeringen die innovatieve bedrijven ervaren aan te pakken. Binnen het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE) zal actief gezocht worden naar een zo goed mogelijke afstemming tussen de gewenste circulaire innovaties en het benodigde flankerend beleid om opschaling te versnellen. In dit kader werkt het kabinet bijvoorbeeld samen met het Interprovinciaal Overleg (IPO) en Omgevingsdienst NL (ODNL) aan een kennisgremium met als doel een gelijk speelveld te creëren voor de beoordeling van de status van een materiaal of product en bij te dragen aan meer uniformiteit. Kennis over de manier van beoordelen en casuïstiek kan via dit gremium sneller worden opgebouwd en gedeeld. Het verduidelijken van het beleid rondom einde-afval en de mogelijkheden om ook afvalstoffen nuttig toe te passen kan worden gezien als flankerend beleid om circulaire innovaties binnen duurzaamheidskaders te faciliteren.
Het is daarbij belangrijk om in aanvulling te benadrukken dat de bestaande afvalwetgeving15 erop is gericht te zorgen dat afvalstoffen op een voor mens en milieu veilige manier worden verwerkt of nuttig worden toegepast. Binnen die wetgeving wordt ruimte geboden op het gebied van het toepassen van afvalstoffen, mits dat op een verantwoorde manier gebeurt. Bedrijven kunnen zelf, en in overleg met hun bevoegd gezag, aan de slag met de beoordeling of iets een afvalstof is of niet wanneer zij een bepaald materiaal willen toepassen in een product. Hiervoor is geen formele goedkeuring vanuit het Rijk nodig. Het kabinet biedt ondersteuning in de vorm van de Leidraad Afvalstof of product16, andere handreikingen en de Helpdesk afvalstoffen bij Rijkswaterstaat17. Deze ondersteuning wordt ook uitgebreid en versterkt. Daarnaast zet het kabinet zich op Europees niveau in voor meer einde-afval verordeningen. Zo wordt er momenteel gewerkt aan een einde-afval verordening voor bepaalde typen kunststof en voor textiel18. Bovendien zet het kabinet bij de herziening van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) in op het vergemakkelijken van afvaltransport voor hoogwaardige verwerking binnen de EU, en op digitalisering, wat de lasten verder verlicht voor ondernemers. De EU-regels ten aanzien van voedselveiligheid zijn terecht strikt. Tegelijkertijd wordt gekeken naar de mogelijkheden die innovatieve technologieën bieden voor de toepassing van gerecycled materiaal in voedselcontactmaterialen. Daarmee zet het kabinet zich op zowel nationaal als internationaal niveau in om onbedoelde belemmeringen weg te nemen.
In de geannoteerde agenda staat dat de Staatssecretaris hier vooral in zal gaan op circulaire economie. Op welke manier zal de Staatssecretaris het ruimtelijke vraagstuk, wat komt kijken bij een overgang naar een circulaire economie, onder de aandacht brengen bij de Europese collega’s? Ziet de Staatssecretaris hier mogelijkheden om op Europees niveau samen te werken en hoe is de Staatssecretaris van plan daar opvolging aan te geven?
Er is nog weinig bekend over de toekomstige ruimtelijke (gekwantificeerde) impact van een (volledig) circulaire economie in 2050. Om deze reden is door de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en Infrastructuur en Waterstaat (IenW)het kabinet een onderzoek gestart ten behoeve van beleidsvorming en (toekomstige) ruimtelijke planvorming. De eerste resultaten, een analyse en duiding van bestaande kennis, worden voor de zomer verwacht.
De focus van het kabinet voor het ruimtelijke vraagstuk ligt op nationaal niveau. Het Rijk en provincies maken in 2023–2024 bestuurlijke afspraken over de ruimtelijke inpassing van opgaven op het gebied van wonen, bereikbaarheid, energie, economie, landbouw en natuur. Circulaire economie valt daar ook onder. Deze grote urgente opgaven krijgen vorm via de verschillende nationale programma’s van de verschillende ministeries in het fysieke domein. Niet alles kan en niet alles kan overal, waarbij een deel van de keuzes op nationaal niveau gemaakt moeten worden. Provincies zijn gevraagd in oktober 2023 met ruimtelijke voorstellen te komen die zicht geven op wat ruimtelijk mogelijk en realiseerbaar is. Deze voorstellen vormen de opmaat naar 12 ruimtelijke arrangementen en vormen de basis voor de nieuwe nota ruimte in 2024. Er wordt nauw opgetrokken met diverse nationale en regionale stakeholders die zich hiermee bezighouden. Zo is het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat bezig met de ontwikkeling van het programma Werklocaties dat inzet op toekomstbestendige werklocaties met voldoende en kwalitatief goede ruimte voor bedrijven op de juiste plek. Circulaire bedrijvigheid maakt hier onderdeel van uit. Daarnaast is recent de Ruimtelijke Verkenning van het Planbureau voor de Leefomgeving gepubliceerd19 en wordt een speciaal beleidsrapport (voor de zomer) van het Planbureau voor de Leefomgeving verwacht waarin de ruimtelijke consequenties van een circulaire economie en de implicaties voor beleid worden verkend. Tijdens de uitvoering van het eerder genoemde onderzoek zal, indien bestaand, worden gekeken naar enkele best practices uit andere EU-lidstaten.
Hoe is de Staatssecretaris van plan om ook in de toekomst vorm te blijven geven aan de Europese koplopersrol van Nederland op het gebied van de circulaire economie?
Met het Nationaal Programma Circulair Economie (NPCE) geeft het kabinet een nieuwe impuls aan onze nationale ambitie op het gebied van Circulaire Economie. In het NPCE zijn concrete doelen opgenomen op productgroepniveau en beleidsmaatregelen die gaan helpen om de transitie naar een circulaire economie verder te brengen. Daarmee zijn we verder dan andere EU-lidstaten. Met het NPCE zet het kabinet in op 1) vermindering van grondstoffengebruik, 2) substitutie van primaire grondstoffen, 3) levensduurverlenging en 4) hoogwaardig hergebruik alsook het belang van circulair ontwerp voor al deze vier punten. Met de inzet op punten 1 t/m 3 legt het kabinet meer focus op de voorkant van de productieketen en wordt beoogd de nationale koplopersrol binnen de EU die nu vooral op het gebied van recycling zit, verder te verbreden en daar economisch de vruchten van te plukken.
Circulaire economie is ook in EU-verband een prioritair thema, als onderdeel van de Europese Green Deal20 en uitgewerkt in het EU-actieplan Circulaire Economie21. Het kabinet zal zich dan ook in blijven zetten voor ambitieuze beleidsontwikkeling vanuit de EU op circulaire economie. Daarbij draagt het kabinet actief bij aan ambitieuze invulling van onze circulaire ambities, en stimuleren we tegelijkertijd een gelijk speelveld binnen de EU. Zo draagt Nederland bijvoorbeeld actief bij aan de ontwikkeling van afspraken op EU-niveau over minimale circulaire eisen aan producten die op de markt komen. Door deze eisen steeds scherper te stellen, wordt het circulaire niveau van de markt steeds verder omhooggetrokken. Ook is het de inzet van het kabinet dat de interne markt voor secundaire grondstoffen wordt gestimuleerd door in verschillende algemene en sectorspecifieke EU-wetgeving te werken aan verplichte percentages recyclaat. Ook is de inzet gericht op versterking van de samenhang tussen klimaat- en circulair beleid, en een ambitieus EU-staatssteunkader voor de circulaire economie, net zoals dat voor klimaat is gedaan. Wat moet en kan wil het kabinet op EU-niveau regelen. Er wordt proactief gekeken wat er eventueel aanvullend op nationaal en internationaal niveau buiten de EU kunnen doen. Het kabinet draagt nationaal en op EU-niveau actief uit dat het belangrijk is om hierbij niet alleen naar recycling te kijken, maar ons te richten op acties gericht op de gehele productketen om zo het grondstoffengebruik en daarmee gepaard gaande milieu-impact te verminderen.
De leden van de D66-fractie lezen dat er op het gebied van textiel veel gebeurt in Europees verband. Wat is de Nederlandse inzet bij het verder uitwerken van de wetgevingsvoorstellen onder de textielstrategie? Ziet de Staatssecretaris ruimte om in de uitwerking van de wetgevingsvoorstellen het ambitieniveau te verhogen? Is de Staatssecretaris van plan om ook op Europees niveau te pleiten voor het tegengaan van kleding gemaakt van fossiele bronnen (polyester) en tegen het mengen van verschillende stoffen wat recycling nagenoeg onmogelijk maakt?
Het kabinet heeft in de afgelopen jaren in EU-verband actief gepleit voor een ambitieuze strategie voor circulair en duurzaam textiel. Om te komen tot een circulaire textielketen in 2050, is het van belang dat textiel van goede kwaliteit is, lang meegaat en aan het einde van de levensduur goed en hoogwaardig kan worden gerecycled.
Bij de uitwerking van specifieke ontwerpeisen voor textiel onder de Ecodesign kaderverordening22 zal in het bijzonder gepleit worden voor een verplicht percentage recyclaat in nieuwe producten en het minimaliseren van zeer zorgwekkende stoffen in textiel en maatregelen voor het tegengaan van vervuiling door microplastics.23 De Commissie heeft aangekondigd dat textiel één van de eerste productgroepen is waarvoor specifieke Ecodesign eisen worden uitgewerkt. Dit zal naar verwachting voor textiel uitgewerkt worden in 2024. Om daarop voor te bereiden, voert het kabinet twee onderzoeken uit. Het eerste onderzoek wordt uitgevoerd om te bepalen welke minimale eisen aan het ontwerp van een kledingstuk gesteld kunnen worden. Dit onderzoek wordt opgeleverd in Q2 van 2023. Het tweede onderzoek moet inzicht geven in welke stoffen en kledingstukken duurzamer zijn. Dit onderzoek wordt opgeleverd in Q2 van 2024. Op basis van de uitkomsten van beide onderzoeken zal het kabinet de inzet bij de EU-onderhandelingen bepalen.
In beide onderzoeken wordt ook gekeken naar materiaalkeuze en de gevolgen voor recyclebaarheid, zoals het toepassen van polyester en het gebruiken van gemengde materialen. Het past binnen het kabinetsbeleid om het gebruik van fossiele grondstoffen af te bouwen. Overgaan op alternatief grondstofgebruik brengt echter niet alleen maar voordelen met zich mee. Het is niet zo dat plastic in kleding per definitie slechter is dan bijvoorbeeld katoen. Zo is katoen één van de meest waterverbruikende gewassen, en gaat polyester kleding over het algemeen heel lang mee. Het kabinet zet daarom in eerste plaats in op hergebruik en langer gebruik van kleding, zodat er minder nieuwe grondstoffen nodig zijn bij de productie van kleding.
Naast de Ecodesign kaderverordening zal onder de herziening van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen, die begin juni verwacht wordt, ingezet worden op een Europese uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textiel met tariefdifferentiatie. Het kabinet is, en zal nauw betrokken zijn bij beide wetgevingsvoorstellen. Daarnaast zal het kabinet op basis van de uitkomsten van deze wetgevingsvoorstellen bepalen of een verhoging van het ambitieniveau op nationaal niveau nodig is.
Chemicaliën en REACH
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen aandacht voor het belang om zo snel mogelijk menselijke en dierlijke blootstelling aan hormoonverstorende chemicaliën te verminderen. Hormoonverstorende chemicaliën, waaronder PFAS, zijn volop aanwezig in ons leefmilieu en worden in verband gebracht met ernstige nadelige gezondheidseffecten. Groepen zoals zwangere vrouwen en kinderen zijn extra vatbaar voor de effecten van hormoonontregeling. Dat betekent dat actie die nu wordt ondernomen schade aan toekomstige generaties kan voorkomen. Deze leden hebben vernomen dat er een voorstel ter herziening van de REACH-verordening klaarligt, maar dat er onenigheid bestaat over het tijdstip van de publicatie en dit daarom is vertraagd. Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat de herziening van de REACH-verordening zeer urgent is, om zo toxische en persistente stoffen zoals onder andere PFAS beter te reguleren? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat een spoedige aanpak van de blootstelling aan schadelijke stoffen van groot belang is en dat er geen kans moet worden gemist om burgers tegen schadelijke stoffen te beschermen? Is de Staatssecretaris bereid om de voorzitter van de Europese Commissie per brief aan te sporen om het klaarliggende voorstel ter herziening van de REACH-verordening zo snel mogelijk te publiceren, uiterlijk vóór de zomer van 2023, zodat de herziening nog in de huidige ambtstermijn van de Europese Commissie afgerond kan worden? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet deelt de urgentie om de REACH-verordening te herzien om zo de aanpak van stoffen die schadelijk zijn voor gezondheid of milieu verder te verbeteren en te versnellen. Het kabinet zet zich daar toe in, ook al onder de huidige regelgeving, bijvoorbeeld door het initiatief te nemen voor het restrictievoorstel van PFAS, opgesteld in samenwerking met Duitsland, Denemarken, Zweden en Noorwegen.24 Daarnaast zet Nederland zich op verschillende niveaus in op verdere verbetering van de REACH verordening. Zo heeft het kabinet tijdens de Milieuraad in oktober 2022 steun uitgesproken voor een brief door andere lidstaten die de Commissie opriep om zich te houden aan de oorspronkelijke planning van de herziening REACH en een goede implementatie van de ambitieuze Europese Strategie voor Duurzame Chemische Stoffen.25
Helaas ligt er op dit moment niet een compleet voorstel voor een herziene verordening klaar. Wel blijft het kabinet er met een aantal andere EU-lidstaten bij de Commissie op aandringen om het voorstel voor de herziening zo snel mogelijk te publiceren, sneller dan de huidige planning eind dit jaar.
Maritiem
De leden van VVD-fractie lezen dat een akkoord bereikt is tussen de Raad en Europees Parlement op FuelEU Maritime. Schepen moeten hun broeikasgasemissies verminderen, walstroomvoorzieningen gebruiken en hernieuwbare brandstoffen opnemen in hun energiemix. Wordt tijdens de informele Milieuraad besproken hoe omgegaan moet worden met de uitdagingen rond de beschikbaarheid van specifieke hernieuwbare brandstoffen, zoals e-fuels, die vooral voor zee- en luchtvaart moeten worden ingezet?
Het bereikte akkoord op FuelEU Maritime en daaraan gerelateerde onderwerpen, zoals hernieuwbare brandstoffen voor zee- en luchtvaart, staan niet op de agenda van de informele bijeenkomst van klimaat- en milieuministers, en zal daar dan ook niet besproken worden.
Is de samenwerking tussen de verschillende Europese havens voor het implementeren van de walstroomvoorziening en het gebruik van hernieuwbare brandstoffen onderwerp van gesprek, en welke richting kiest de Staatssecretaris in deze samenwerking?
De samenwerking tussen de verschillende EU-havens voor het implementeren van walstroomvoorziening en het gebruik van hernieuwbare brandstoffen is geen onderdeel van de agenda van de informele bijeenkomst van klimaat- en milieuministers.
Milieucriminaliteit
De leden van de D66-fractie merken op dat in 2021 de Europese Commissie haar voorstel voor het tegengaan van milieucriminaliteit presenteerde. Nu ook de Raad en het Europees Parlement hun posities duidelijk hebben gemaakt, kunnen de trilogen beginnen. Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat milieucriminaliteit passend moet worden bestraft zodat milieucriminaliteit nooit loont? Hoe kijkt de Staatssecretaris naar de verschillen tussen de voorstellen van het Europees Parlement, de Europese Commissie en de Raad? Hoe kijkt de Staatssecretaris naar het verschil in maximumboetes?
Het kabinet is voorstander van een effectieve bestraffing van milieucriminaliteit zoals ook toegelicht in het BNC-Fiche Mededeling en Richtlijn milieucriminaliteit26 dat uw kamer heeft ontvangen in verband met het voorstel van de Europese Commissie voor een richtlijn inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht en tot vervanging van Richtlijn 2008/99/EC. Het kabinet steunt het doel van dit voorstel: het Europees versterken van de strafrechtelijke aanpak van grensoverschrijdende milieucriminaliteit.
De inzet van het Kabinet is datgene wat de Raad heeft afgesproken met het oog op het vaststellen van de richtlijn.27 Zo heeft het kabinet het voorstel voor omzetgerelateerde geldboetes voor milieudelicten gesteund. Het kabinet kan niet vooruitlopen op de trilogen en zal uw Kamer informeren over de te zijner tijd beschikbare uitkomsten.
EUCO 4/23↩︎
Kamerstukken 22 112 en 21 501-31, nr. 3437↩︎
Kamerstuk 35 982 nr. 9↩︎
Kamerstuk 32 852 nr. 224↩︎
COM(2023) 161↩︎
COM(2023) 160↩︎
Kamerstuk 22 112, nr. 3389↩︎
Kamerstukken 21 501-30 en 22 112, nr. 557↩︎
Financieel Dagblad, 29 maart 2023, «Bureaucratie is groot obstakel voor bedrijven die willen verduurzamen.». https://fd.nl/bedrijfsleven/1471498/weg-naar-verduurzaming-bedrijf-ligt-vol-obstakels-ied3cah5y3pu.↩︎
Kamerstuk 32 637, nr. 513↩︎
http://www.rvo.nl/subsidies-financiering/mia-vamil/ondernemers↩︎
Kamerstuk 32 852, nr. 225↩︎
Kamerstuk 32 852, nr. 225, pagina 134↩︎
Kamerstuk 32 852, nr. 225↩︎
Kamerstuk 22 112, nr. 3259↩︎
Afvalstof of product, Richtsnoeren voor de uitleg en toepassing van de begrippen «afvalstof», «bijproduct» en «einde-afvalstatus» https://www.afvalcirculair.nl/onderwerpen/afval/↩︎
https://www.afvalcirculair.nl/onderwerpen/linkportaal/helpdesk-afvalbeheer/↩︎
Verordening (EU) 2019/1009.↩︎
Planbureau voor de Leefomgeving, Vier scenario’s voor de inrichting van Nederland in 2050. Ruimtelijke Verkenning 2023↩︎
COM(2019) 640 final (Kamerstuk 35 377, nr. 1)↩︎
COM(2020) 98 final (Kamesrtuk 22 112, nr. 2865)↩︎
Kamerstuk 22 112, nr. 3422↩︎
Kamerstuk 22 112, nr. 3422↩︎
Kamerstuk 35 334, nr. 220↩︎
Kamerstuk 21 501-08, nr. 884↩︎
Kamerstuk 22 112, nr. 3312↩︎
Kamerstuk 32 317, nr. 801↩︎