Amendement van het lid Ouwehand over dat de landbouwmaatregelen alleen van dien aard kunnen zijn dat ze het aantal dieren in de veehouderij daadwerkelijk reduceren
Tijdelijke regels over de instelling van een begrotingsfonds voor het landelijk gebied en de natuur (Tijdelijke wet Transitiefonds landelijk gebied en natuur)
Amendement
Nummer: 2023D16686, datum: 2023-04-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36277-14).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E. Ouwehand, Tweede Kamerlid (PvdD)
Onderdeel van kamerstukdossier 36277 -14 Tijdelijke regels over de instelling van een begrotingsfonds voor het landelijk gebied en de natuur (Tijdelijke wet Transitiefonds landelijk gebied en natuur).
Onderdeel van zaak 2023Z07099:
- Indiener: E. Ouwehand, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
- 2023-05-16 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (đ origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
36 277 Tijdelijke regels over de instelling van een begrotingsfonds voor het landelijk gebied en de natuur (Tijdelijke wet Transitiefonds landelijk gebied en natuur)
Nr. 14 AMENDEMENT VAN HET LID OUWEHAND
Ontvangen 19Â april 2023
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel 1 worden in de alfabetische volgorde ingevoegd:
landbouwhuisdier: zoogdier of vogel voor de productie van vlees, eieren, melk, wol of veren of een paard of pony voor het fokken;
veehouderij: onderneming voor het houden van landbouwhuisdieren;.
II
Aan artikel 2 wordt twee leden toegevoegd, luidende:
3. Landbouwmaatregelen als bedoeld in het tweede lid, aanhef, kunnen slechts betrekking hebben op:
a. de onomkeerbare sluiting van een veehouderij;
b. extensivering van een veehouderij; of
c. het geheel omschakelen van een veehouderij naar een andere vorm van landbouw.
4. Voor zover het derde lid wordt toegepast op een veehouderij voor het houden of het mede houden van diersoorten met een productierecht als bedoeld in de Meststoffenwet, wordt de maatregel slechts gefinancierd uit het fonds onder de voorwaarde dat de veehouder overeenkomstig artikel 31, eerste lid, van die wet een kennisgeving heeft gedaan van het geheel of voor een evenredig deel vervallen van zijn productierecht.
Toelichting
De indiener beoogt alleen maatregelen in de landbouw te financieren die bijdragen aan het integraal bereiken van de in artikel 2 lid 2 genoemde doelen. Nederland is het meest vee-dichte land ter wereld en voor het behalen van de genoemde milieudoelen en dierenwelzijnsdoelen is het noodzakelijk dat het aantal dieren dat jaarlijks wordt gefokt, gebruikt en gedood in de veehouderij substantieel afneemt. Bovendien is een afname van het aantal dieren de enige maatregel waarmee met zekerheid de schadelijke effecten op de natuur, het klimaat en water zullen afnemen. Voor het voldoen aan de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarmee om uit de stikstofcrisis te geraken, is deze zekerheid randvoorwaardelijk. Alleen met de zekerheid dat de uitstoot fors omlaag gaat en de natuurdoelen op den duur bereikt zullen worden, kan de vergunningverlening weer van het slot komen. Dit is noodzakelijk om belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen, zoals de woningbouw of de energietransitie, mogelijk te maken.
De indiener stelt daarom dat de landbouwmaatregelen alleen van dien aard kunnen zijn dat ze het aantal dieren in de veehouderij daadwerkelijk reduceren. Dit kan middels de uitkoop van veehouderijen, waarbij de fosfaat- of dierrechten uit de markt worden genomen. Op deze manier wordt voorkomen dat andere veehouders de productierechten kopen en kunnen uitbreiden.
Andere te financieren maatregelen zijn het fors extensiveren van veehouderijen door minder dieren te houden, waarbij de fosfaatrechten, varkensrechten of pluimveerechten voor een evenredig deel worden ingenomen en doorgehaald. Ook waar het veehouderijen betreft waarvoor geen productierechten bestaan (zoals de kalver- of geitenhouderij) duidt extensivering in dit geval op een reductie van het aantal dieren op dezelfde hoeveelheid grond en niet andersom (meer grond bij een gelijkblijvend aantal dieren).
Tot slot behoort de volledige overschakeling naar een andere vorm van landbouw die wel toekomstperspectief heeft, zoals plantaardige voedselproductie, tot de te financieren maatregelen. De indiener stelt daarbij dat omschakeling naar sierteelt (een sector met een bovengemiddeld gebruik van pesticiden, een negatieve impact op de waterkwaliteit en die geen bijdrage levert aan de voedselzekerheid) hier niet onder valt.
Indiener sluit de verplaatsing van veehouderijen uit van financiering, omdat dit niet bijdraagt aan een daadwerkelijke reductie van de algehele uitstoot en het dierenleed in de veehouderij. Ook bij verplaatsing van een veehouderij zal het bedrijf blijven bedragen aan de landelijke stikstofdeken, de uitstoot van broeikasgassen, het mestoverschot en â dan wel op een andere plaats â lokale stankoverlast. De indiener wijst erop dat het financieren van verplaatsingen geen doelmatige besteding is van belastinggeld.
Ouwehand