[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Eindtekst

Wijziging van de Wet forensische zorg en enige andere wetten (Reparatiewet forensische zorg)

Eindtekst

Nummer: 2023D17220, datum: 2023-04-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2021Z17672:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

20 april 2023







Wijziging van de Wet forensische zorg en enige andere wetten
(Reparatiewet forensische zorg)







VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om enkele
wijzigingen van technische of van anderszins ondergeschikte aard aan te
brengen in de Wet forensische zorg en enige andere wetten naar
aanleiding van geconstateerde gebreken of onvolkomenheden; 

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1	Wijziging van de Wet forensische zorg

ARTIKEL I

De Wet forensische zorg wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1.	Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a.	Onderdeel f komt te luiden:

f.	instelling: een rijksinstelling of een private instelling; 

b.	Onder verlettering van de onderdelen g tot en met o tot h tot en met
p wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

g.	instelling voor de verpleging van ter beschikking gestelden: een
rijksinstelling of een private instelling met een bijzondere aanwijzing
als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid;

c.	Onderdeel h (nieuw) komt te luiden:

h.	Onze Minister: de Minister voor Rechtsbescherming;

d.	In onderdeel i (nieuw) wordt “de Minister van Veiligheid en
Justitie” vervangen door “de Minister voor Rechtsbescherming”.

e.	In onderdeel j (nieuw) wordt “artikel 3.2, eerste lid” vervangen
door “artikel 3.2,” en wordt “op basis van een contract dat”
vervangen door “op basis van een schriftelijke overeenkomst die”.

f.	In onderdeel k (nieuw) wordt na “een door Onze Minister aangewezen
instelling” ingevoegd “als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid,”.

2.	In het tweede lid wordt “een psychiatrische aandoening of
beperking, verslaving daaronder begrepen, of een verstandelijke
handicap” vervangen door “een psychische stoornis, verslaving
daaronder begrepen, een psychogeriatrische aandoening of een
verstandelijke handicap”.

B

Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:

1.	In het eerste lid wordt, onder vernummering van de onderdelen 5° tot
en met 11° tot 6° tot en met 12°, een onderdeel ingevoegd, luidende:

5°.	bij de rechterlijke beslissing op vordering van het openbaar
ministerie tot tenuitvoerlegging of tot verlenging van de
tenuitvoerlegging van de op grond van artikel 38z van het Wetboek van
Strafrecht opgelegde maatregel;

2.	In het eerste lid wordt in onderdeel 7° (nieuw) “maatregel van
terbeschikkingstelling” vervangen door “de maatregel van
terbeschikkingstelling”.

3.	In het eerste lid komt onderdeel 8° (nieuw) te luiden:

8°.	indien de rechter de maatregel van terbeschikkingstelling, waarvan
de verpleging van overheidswege voorwaardelijk is beëindigd, niet
verlengt;

4.	In het eerste lid wordt in onderdeel 12° (nieuw) “artikel 2.4 van
de Wet forensische zorg” vervangen door “artikel 6:3:14 van het
Wetboek van Strafvordering”.

5.	In het tweede lid wordt “onder 1° tot en met 11° genoemde
gronden” vervangen door “genoemde gronden”.

C

Artikel 2.4 vervalt.

D 

In artikel 2.5 wordt “krachtens de Wet langdurige zorg of de
Zorgverzekeringswet nodig is” vervangen door “als bedoeld in artikel
3.2, eerste lid, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg of
artikel 1, derde lid, van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en
verstandelijke gehandicapte cliĂ«nten nodig is”. 

E

In artikel 2.7 vervalt onderdeel f, onder vervanging van de puntkomma
aan het slot van onderdeel e door een punt.

F

Na artikel 2.7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.8

1.	Onze Minister verwerkt gegevens die betrekking hebben op forensische
zorg met het oog op het beleid van die forensische zorg.

2.	De zorgaanbieder die forensische zorg verleent, het hoofd van de
instelling of de directeur van de instelling waar forensische zorg wordt
verleend en de reclasseringsinstelling verstrekken desgevraagd en
kosteloos gegevens aan Onze Minister ten behoeve van de verwerking,
bedoeld in het eerste lid. 

3.	De gegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid, kunnen
persoonsgegevens zijn, inclusief het strafrechtsketennummer, voor zover
deze gegevens noodzakelijk zijn voor de taak, bedoeld in het eerste lid.
Het strafrechtsketennummer wordt slechts verwerkt bij het verstrekken en
ontvangen van deze persoonsgegevens teneinde te waarborgen dat deze
persoonsgegevens betrekking hebben op de juiste betrokkene.

4.	De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden niet verwerkt voor
andere doeleinden dan aldaar bedoeld en worden daar waar mogelijk
verwerkt op een wijze die waarborgt dat zij niet tot een persoon
herleidbaar zijn.

5.	Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld
omtrent de inhoud van de gegevens, bedoeld in het eerste, tweede en
derde lid, de wijze waarop de verwerking en de verstrekking
plaatsvinden, de tijdvakken waarop de gegevens betrekking hebben en de
tijdstippen waarop de gegevens dienen te worden verstrekt. 

6.	Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald dat de gegevens in
plaats van aan Onze Minister op een bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur aangewezen wijze kunnen worden verstrekt aan en kunnen
worden verwerkt door een door Onze Minister aan te wijzen instantie.

 

G

Artikel 3.2 komt te luiden:

Artikel 3.2

Onze Minister wijst de instellingen aan welke bestemd zijn als private
instelling voor forensische zorg.

H

Artikel 3.3 wordt als volgt gewijzigd:

1.	In het eerste lid wordt “artikel 3.2, eerste lid,” vervangen door
“artikel 3.2,”.

2.	Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Delen van de
Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden kunnen bij wet van
toepassing worden verklaard ten aanzien van ter beschikking gestelden
die verblijven in een private instelling, niet zijnde een private
instelling met een bijzondere aanwijzing als bedoeld in het eerste lid. 

I

Artikel 3.4 komt te luiden:

Artikel 3.4

1.	Het hoofd van de instelling voor de verpleging van ter beschikking
gestelden stelt huisregels vast voor de instelling of voor een of meer
afdelingen daarvan, met inachtneming van het bij regeling van Onze
Minister vast te stellen model.

2.	Het hoofd van de instelling voor de verpleging van ter beschikking
gestelden is, voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de
handhaving van de orde of de veiligheid in de instelling of een
ongestoord verloop van de verpleging of behandeling, bevoegd aan de
forensische patiënten aanwijzingen te geven. De forensische patiënten
zijn verplicht deze aanwijzingen op te volgen.

J

Onder vernummering van artikel 3.5 tot artikel 3.6 wordt een artikel
ingevoegd, luidende:

Artikel 3.5

1.	Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens
deze wet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en de
Penitentiaire beginselenwet, zijn belast de bij besluit van Onze
Minister aangewezen ambtenaren voor zover het bepaalde betrekking heeft
op:

a.	de toeleiding naar forensische zorg,

b.	de verlening van forensische zorg aan personen ten aanzien van wie de
tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende straf of maatregel in een
instelling plaatsvindt, en

c.	de tenuitvoerlegging van deze straf of maatregel.

2.	Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan
in de Staatscourant. 

3.	De met het toezicht belaste ambtenaren hebben te allen tijde toegang
tot een instelling. 

4.	De met het toezicht belaste ambtenaren zijn, voor zover dit voor de
vervulling van hun taak redelijkerwijs noodzakelijk is, bevoegd tot
inzage van de dossiers die betrekking hebben op personen aan wie
forensische zorg wordt verleend, het maken van kopieën daarvan en het
vorderen van inlichtingen. De inzage, het maken van kopieën en het
vorderen van inlichtingen strekken zich ook uit tot de in die dossiers
verwerkte persoonsgegevens, met inbegrip van gegevens over gezondheid of
persoonsgegevens van strafrechtelijke aard in de zin van § 3.2 van de
Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming. Indien het
maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden, zijn de met het
toezicht belaste ambtenaren bevoegd de in dit lid bedoelde gegevens voor
dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hen af te geven
schriftelijk bewijs.

5.	Voor zover de desbetreffende beroepsbeoefenaar uit hoofde van ambt,
beroep of overeenkomst tot geheimhouding van het dossier en de daarin
opgenomen persoonsgegevens verplicht is, kan hij deze verplichting, in
afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet
bestuursrecht, niet inroepen tegenover de met het toezicht belaste
ambtenaren. Op de met het toezicht belaste ambtenaren rust dezelfde
geheimhoudingsplicht als op de desbetreffende beroepsbeoefenaar. 

6.	De toezichthouder en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd maken in
het belang van een doelmatig en doeltreffend toezicht op de naleving
afspraken en stellen daartoe gezamenlijk een samenwerkingsprotocol vast.
Het samenwerkingsprotocol kan mede betrekking hebben op de verstrekking
van persoonsgegevens, van gegevens over gezondheid en van
persoonsgegevens van strafrechtelijke aard in de zin van § 3.2 van de
Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, en de wijze
waarop deze verstrekking plaatsvindt tussen deze toezichthouders
onderling. Het samenwerkingsprotocol wordt bekendgemaakt in de
Staatscourant. 

7.	De toezichthouder en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd zijn
bevoegd aan elkaar de gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor
de uitvoering van de taak bedoeld in het eerste lid, of de taak, bedoeld
in artikel 36 van de Gezondheidswet, voor zover betrekking hebbend op
forensische zorg, mits de beoogde ontvangende partij ook zelfstandig
bevoegd is om de betreffende gegevens in te zien of op te vragen. De
verstrekking kan, voor zover dit noodzakelijk is, ook betrekking hebben
tot de in de dossiers, bedoeld in het vierde lid, verwerkte
persoonsgegevens, met inbegrip van gegevens over gezondheid of
persoonsgegevens van strafrechtelijke aard in de zin van § 3.2 van de
Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming. In voorkomend
geval mogen de gegevens in afwijking van eventuele
geheimhoudingsplichten worden verstrekt. De ontvangende partij is ten
aanzien van die gegevens verplicht tot geheimhouding, zoals de
verzendende partij hiertoe in beginsel verplicht was. 

8.	Onze Minister kan een last onder dwangsom opleggen ter handhaving van
het vierde lid en van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht. 

9.	Aan de leden van het Subcomité ter preventie als bedoeld in het op
18 december 2002 te New York tot stand gekomen Facultatief Protocol bij
het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende
behandeling of bestraffing (Trb. 2005, 243) en het Comité als bedoeld
in het op 26 november 1987 te Straatsburg tot stand gekomen Europees
Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende
behandeling of bestraffing (Trb. 1988, 19), zoals gewijzigd door
Protocol 1 en 2 (Trb. 199, 106 en 107), komen dezelfde bevoegdheden toe
als waarover de met het toezicht belaste ambtenaren beschikken. Zij
maken van deze bevoegdheid slechts gebruik voor zover dit voor hun taak
redelijkerwijs nodig is.

K

Artikel 4.1 wordt als volgt gewijzigd:

1.	In het eerste lid wordt “op basis van contracten” vervangen door
“op basis van schriftelijke overeenkomsten”.

2.	In het tweede lid wordt “in artikel 196” vervangen door “in de
artikelen 196”.

L

In artikel 4.2 wordt “over de inhoud van het contract” vervangen
door “over de inhoud van de schriftelijke overeenkomst”.

M

Artikel 6.4 wordt als volgt gewijzigd:

1.	In het eerste en derde lid wordt “de artikelen 14c, artikel 38g en
artikel 38p van het Wetboek van Strafrecht” telkens vervangen door
“artikel 14c en artikel 38p van het Wetboek van Strafrecht of artikel
6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering”. 

2.	Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

4.	De machtiging tot beëindiging van de behandeling en het ontslag,
bedoeld in het derde lid, onderdeel c, onder 1°, wordt niet eerder
afgegeven dan nadat Onze Minister het openbaar ministerie heeft
geïnformeerd over de voorgenomen beëindiging van de behandeling en
ontslag bij een persoon aan wie door de rechter een voorwaarde is
opgelegd op grond van artikel 14c, artikel 38, eerste lid, artikel 38p
van het Wetboek van Strafrecht of artikel 6:6:10 van het Wetboek van
Strafvordering. Indien het openbaar ministerie niet besluit een
vordering in te stellen als bedoeld in artikel 6:6:11 of artikel 6:6:21,
derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan Onze Minister de
machtiging tot beëindiging en ontslag verlenen. 

N

In artikel 6.5, tweede lid, wordt “de bij hem geconstateerde
psychische stoornis, of verstandelijke beperking zulks eist” vervangen
door “de bij hem geconstateerde psychische stoornis, verslaving
daaronder begrepen, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke
handicap zulks eist”.

O

In artikel 6.7 wordt “Indien de aard van de bij de forensische
patiënt geconstateerde psychische stoornis, psychogeriatrische
aandoening of verstandelijke handicap daartoe aanleiding geeft”
vervangen door “Indien de aard van de bij de forensische patiĂ«nt
geconstateerde psychische stoornis, verslaving daaronder begrepen,
psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap daartoe
aanleiding geeft”.

HOOFDSTUK 2	Wijziging van andere wetten van het Ministerie van Justitie
en Veiligheid

ARTIKEL II 

De Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden wordt als volgt
gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1.	De onderdelen a en b komen te luiden:

a.	Onze Minister: de Minister voor Rechtsbescherming;

b.	instelling: een instelling voor de verpleging van ter beschikking
gestelden als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel g, van de Wet
forensische zorg; 

2.	De onderdelen f, g en h komen te luiden:

f.	hoofd van de instelling: het hoofd van de instelling, alsmede diens
plaatsvervanger als bedoeld in artikel 3.1, vijfde lid, of artikel 3.3,
vierde lid, van de Wet forensische zorg; 

g.	private instelling: een instelling als bedoeld in artikel 3.2, van de
Wet forensische zorg, niet zijnde een private instelling als bedoeld in
artikel 3.3, eerste lid, van de Wfz;

h.	hoofd van de private instelling: het hoofd van de instelling, bedoeld
in artikel 3.2 van de Wet forensische zorg, niet zijnde het hoofd van de
instelling, alsmede de voor de behandeling van de ter beschikking
gestelde persoon verantwoordelijke persoon.

3.	In onderdeel s wordt “een private instelling” vervangen door
“een private instelling als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid van de
Wet forensische zorg”.

4.	In onderdeel cc wordt “regels als bedoeld in artikel 7, eerste
lid” vervangen door “regels als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid,
van de Wet forensische zorg”.

B

Het opschrift van Hoofdstuk II komt te luiden:

HOOFDSTUK II. DOELSTELLING, BEHEER EN TOEZICHT

C

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1.	De zinsnede “instelling voor verpleging van ter beschikking
gestelden” wordt telkens vervangen door “instelling”.

2.	Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

3.	Indien ter beschikking gestelden als bedoeld in artikel 1, onderdeel
n, van de Wet forensische zorg, verblijven in een private instelling,
niet zijnde een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, zijn
voor de duur van dat verblijf de artikelen 50, 51, 69 en 71 van de
Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en de daarop rustende
bepalingen van overeenkomstige toepassing.

D

Na artikel 2 worden een paragraaf en een artikel ingevoegd, luidende:

Paragraaf 2 Beheer

 

Artikel 3

1.	Het hoofd van de instelling kan de uitoefening van een bij of
krachtens deze wet of de Wet forensische zorg gestelde bevoegdheid of de
naleving van een bij of krachtens deze wet gestelde plicht, met
uitzondering van de bevoegdheden en plichten genoemd in het tweede lid
en het eerste lid van artikel 3.4 van de Wet forensische zorg,
overdragen aan personeelsleden of medewerkers.

2.	Voor zover in deze wet niet anders wordt bepaald, zijn aan het hoofd
van de instelling voorbehouden:

a.	de beslissingen met betrekking tot plaatsing of voortzetting van het
verblijf op een afdeling van intensieve zorg als bedoeld in artikel 32;

b.	de separatie of de verlenging van de separatie als bedoeld in artikel
34;

c.	een beperking van het recht op onaantastbaarheid van het lichaam als
bedoeld in de artikelen 25 tot en met 28;

d.	de beslissing tot het verrichten van geneeskundige behandeling als
bedoeld in artikel 16b, onder a of b;

e.	de beslissingen met betrekking tot de onderbrenging van een kind in
de inrichting als bedoeld in artikel 47;

f.	de beslissingen met betrekking tot disciplinaire straffen als bedoeld
in de artikelen 48 en 49;

g.	de beslissingen met betrekking tot het verlof en proefverlof als
bedoeld in artikel 50, onderscheidenlijk artikel 51;

h.	de hoorplicht als bedoeld in artikel 53 en de mededelingsplicht als
bedoeld in artikel 54, voor zover het hoofd van de instelling de
desbetreffende beslissing zelf neemt onderscheidenlijk heeft genomen.

 

E

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1.	In het eerste lid wordt “inrichting’’ vervangen door
“instelling’’.

2.	In het derde lid wordt “een private instelling” vervangen door
“een private instelling met een bijzondere aanwijzing als bedoeld in
artikel 3.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg”.

F

In de artikelen 30, 50, en 71 wordt “Het hoofd van de instelling voor
verpleging van ter beschikking gestelden” telkens vervangen door
“Het hoofd van de instelling” en in de artikelen 30, 50 en 51 wordt
“het hoofd van de instelling voor verpleging van ter beschikking
gestelden” telkens vervangen door “het hoofd van de instelling”.

G

In de artikelen 34a en 35 wordt “hoofd van de inrichting’’ telkens
vervangen door “hoofd van de instelling’’.

H

In artikel 36, eerste lid, onderdeel k, wordt “een private
instelling” vervangen door “een private instelling met een
bijzondere aanwijzing als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de Wet
forensische zorg”.

I

In artikel 59, tweede lid wordt “bij justitiĂ«le particuliere
inrichtingen” vervangen door “bij private instellingen met een
bijzondere aanwijzing als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid van de Wet
forensische zorg”.

J

Artikel 69, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1.	De onderdelen a en b komen te luiden:

a.	de plaatsing of overplaatsing overeenkomstig het bepaalde in de
artikelen 6.1, eerste lid, 6.5 en 6.7 van de Wet forensische zorg;

b.	de verlenging van de termijnen, bedoeld in artikel 6.3, eerste lid,
en artikel, 6.5, vierde lid, van de Wet forensische zorg;

2.	In de onderdelen d en e wordt “het hoofd van de private
instelling” vervangen door “het hoofd van de private instelling,
bedoeld in artikel 1, onderdeel h”. 

K

Hoofdstuk XVIII vervalt. 

ARTIKEL III

Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 36f, eerste lid, wordt “of aan wie bij rechterlijke
uitspraak een maatregel of een last als bedoeld in artikel 37 wordt
opgelegd” vervangen door “of aan wie bij rechterlijke uitspraak een
maatregel wordt opgelegd dan wel ten aanzien van wie met toepassing van
artikel 2.3, onderdeel 1°, 2° of 4°, van de Wet forensische zorg een
zorgmachtiging is afgegeven”.

B

In artikel 90quinquies van het Wetboek van Strafrecht wordt “bedoeld
in artikel 1.1, onderdeel e, van de Wet forensische zorg” vervangen
door: “bedoeld in artikel 1.1, onderdeel g, van de Wet forensische
zorg”.

ARTIKEL IV

Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 352, tweede lid, wordt “als voorzien in artikel 37, 37a,
37b of 77s van het Wetboek van Strafrecht” vervangen door “als
voorzien in artikel 37a, 37b of 77s van het Wetboek van Strafrecht”.

B

Artikel 361, tweede lid, onderdeel a, komt als volgt te luiden:

a.	de verdachte enige straf of maatregel wordt opgelegd, of een
zorgmachtiging met toepassing van artikel 2.3, onderdeel 1°, 2° of
4°, van de Wet forensische zorg is afgegeven, dan wel in geval van
toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht; en

C 

In artikel 451a, eerste lid, wordt “artikel 1.1, eerste lid, onderdeel
i”, vervangen door “artikel 1.1, eerste lid, onderdeel k”.

D

In artikel 457, tweede lid, wordt “als bedoeld in de artikelen 37 en
37a van het Wetboek van Strafrecht” vervangen door “als bedoeld in
artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht”.

E

In artikel 458, vijfde lid, wordt “een zodanige psychische stoornis,
psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap” vervangen
door “een zodanige psychische stoornis of verstandelijke handicap”.

F

In artikel 482g, vijfde lid, vervalt “dan wel de maatregel, bedoeld in
artikel 37 Wetboek van Strafrecht,”.

G

In artikel 509f komt de definitie van “psychiatrisch ziekenhuis” als
volgt te luiden: 

psychiatrisch ziekenhuis:

1°.	een accommodatie als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel
b, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg;

2°.	een accommodatie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b,
van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk
gehandicapte cliënten.

H

Artikel 509g wordt als volgt gewijzigd:

1.	In het eerste lid wordt “artikel 37 of 38c van het Wetboek van
Strafrecht” vervangen door “artikel 37b van het Wetboek van
Strafrecht”.

2.	In het derde lid wordt “artikel 38c van het Wetboek van
Strafrecht” vervangen door “artikel 6:6:10, eerste lid, onder e”.

3.	In het vierde lid vervalt de eerste volzin.

ARTIKEL V

Artikel 1 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden wordt als volgt
gewijzigd:

1.	In het eerste lid, onderdeel c, wordt “of een straf als bedoeld in
artikel 6, onder a, van het Wetboek van Militair Strafrecht dan wel tot
een maatregel als bedoeld in artikel 37, 37a juncto 37b of 38, 38m of
77s van het Wetboek van Strafrecht” vervangen door “een straf als
bedoeld in artikel 6, onder a, van het Wetboek van Militair Strafrecht
of een maatregel als bedoeld in artikel 37a, juncto 37b of 38, 38m of
77s van het Wetboek van Strafrecht dan wel ten aanzien van wie met
toepassing van artikel 2.3, onderdeel 1°, 2° of 4°, van de Wet
forensische zorg een zorgmachtiging is afgegeven”.

2.	In het tweede lid wordt “artikel 37, 37a” vervangen door
”artikel 37a” en wordt “alsmede een persoon aan wie bij
onherroepelijke strafbeschikking een taakstraf is opgelegd” vervangen
door “een persoon aan wie bij	 onherroepelijke strafbeschikking een
taakstraf is opgelegd en een persoon ten aanzien van wie met toepassing
van artikel 2.3, onderdeel 1°, 2° of 4°, van de Wet forensische zorg
een zorgmachtiging is afgegeven”.

HOOFDSTUK 3	Wijziging van wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid

ARTIKEL VI

Artikel 1 van de Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:

1.	In onderdeel m wordt “een instelling voor verpleging van ter
beschikking gestelden” vervangen door “een instelling voor de
verpleging van ter beschikking gestelden”. 

2.	In onderdeel o vervalt “, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel
37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht”.

ARTIKEL VII

Artikel 1 van de Algemene ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:

1.	In onderdeel f wordt “een inrichting voor verpleging van ter
beschikking gestelden” vervangen door “een instelling voor de
verpleging van ter beschikking gestelden”.

2.	In onderdeel h vervalt “, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel
37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht”.

ARTIKEL VIII

In artikel 13, derde lid, van de Participatiewet wordt “een inrichting
voor verpleging van ter beschikking gestelden” vervangen door “een
instelling voor de verpleging van ter beschikking gestelden”.

 

ARTIKEL IX

In artikel 1, onderdeel n, van de Remigratiewet vervalt “, behoudens
de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van
Strafrecht”.

ARTIKEL X

In artikel 19, elfde lid, van de Werkloosheidswet wordt “een
inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden” vervangen
door “een instelling voor de verpleging van ter beschikking
gestelden”.

ARTIKEL XI

In artikel 6, vierde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere
werklozen wordt “een inrichting voor verpleging van ter beschikking
gestelden” vervangen door “een instelling voor de verpleging van ter
beschikking gestelden”.

ARTIKEL XII

In artikel 1, onderdeel n, van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering vervalt “, behoudens de gevallen,
bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht”.

ARTIKEL XIII

In artikel 1, onderdeel o, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering
zelfstandigen vervalt “, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37,
eerste, lid van het Wetboek van Strafrecht”.

ARTIKEL XIV

In artikel 1:1, eerste lid, onderdeel r, van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten vervalt “,
behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het
Wetboek van Strafrecht”.

ARTIKEL XV

Artikel 1 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als
volgt gewijzigd:

1.	In de definitie van justitiĂ«le inrichting wordt “een inrichting
voor verpleging van ter beschikking gestelden” vervangen door “een
instelling voor de verpleging van ter beschikking gestelden”.

2.	In de definitie van vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel
vervalt “, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid,
van het Wetboek van Strafrecht”.

ARTIKEL XVI

Artikel 1 van de Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:

1.	In onderdeel g wordt “een inrichting voor verpleging van ter
beschikking gestelden” vervangen door “een instelling voor de
verpleging van ter beschikking gestelden”.

2.	In onderdeel k vervalt “, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel
37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht”.

HOOFDSTUK 4	Wijziging van wetten van het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport

ARTIKEL XVII

Artikel 12.4.8 van de Wet langdurige zorg vervalt.

ARTIKEL XVIII

De Wet marktordening gezondheidszorg wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 17, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1.	Het eerste onderdeel k vervalt. 

2.	Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door een
puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

m.	de Inspectie Justitie en Veiligheid. 

B

In artikel 19, tweede lid, wordt “de Inspectie voor de
Sanctietoepassing” vervangen door “de Inspectie Justitie en
Veiligheid”.

C

In artikel 22a, vierde lid, wordt “bedoeld in het eerste lid”
vervangen door “bedoeld in artikel 20 van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen”.

D

In artikel 70, eerste lid, wordt “de Inspectie voor de
Sanctietoepassing’’ vervangen door “de Inspectie Justitie en
Veiligheid”.

E

Artikel 72, eerste lid, onderdeel e, komt te luiden: 

e.	ambtenaren van de Inspectie Justitie en Veiligheid.

ARTIKEL XIX

De Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg wordt als volgt gewijzigd:

1.	In artikel 5:3, wordt “artikel 1.1, onderdeel o, van de Wet
forensische zorg” vervangen door “artikel 1.1, onderdeel p, van de
Wet forensische zorg”.

2.	In artikel 5:19, eerste lid, wordt “artikel 2.3, eerste lid,
onderdelen 6 tot en met 11 van de Wet forensische zorg” vervangen door
“artikel 2.3, eerste lid, onder 6° tot en met 12°, van de Wet
forensische zorg”.

3.	In artikel 6:4, vijfde lid en artikel 8:12, achtste lid, wordt “de
artikelen 7, eerste en derde lid, 42, vijfde lid en 44” vervangen door
“artikel 3.4 van de Wet forensische zorg, artikel 42, vijfde lid en
artikel 44”.

HOOFDSTUK 5		Slotbepalingen

ARTIKEL XX

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL XXI

Deze wet wordt aangehaald als: Reparatiewet forensische zorg.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Rechtsbescherming,

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

 

 

 PAGE    

 PAGE   1