Voorstel van wet
Voorstel van wet van het lid Van Houwelingen betreffende het houden van een raadplegend referendum over het Nederlandse lidmaatschap van de Europese Unie (Wet raadplegend referendum Nederlands EU-lidmaatschap)
Voorstel van wet (initiatiefvoorstel)
Nummer: 2023D17558, datum: 2023-04-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36346-2).
Onderdeel van kamerstukdossier 36346 -2 Voorstel van wet van het lid Van Houwelingen betreffende het houden van een raadplegend referendum over het Nederlandse lidmaatschap van de Europese Unie (Wet raadplegend referendum Nederlands EU-lidmaatschap).
Onderdeel van zaak 2023Z07471:
- Indiener: P. van Houwelingen, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-05-17 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-09-06 18:30: Extra procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-09-14 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-10-05 12:00: Voorstel van wet van het lid Van Houwelingen betreffende het houden van een raadplegend referendum over het Nederlandse lidmaatschap van de Europese Unie (Wet raadplegend referendum Nederlands EU-lidmaatschap) (TK 36346) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-03-07 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-03-07 13:59: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-03-27 14:05: Voorstel van wet van het lid Van Houwelingen betreffende het houden van een raadplegend referendum over het Nederlandse lidmaatschap van de Europese Unie (Wet raadplegend referendum Nederlands EU-lidmaatschap) (36346) (1e TK) (Plenair debat (initiatiefwetgeving)), TK
- 2024-05-30 20:40: Voorstel van wet van het lid Van Houwelingen betreffende het houden van een raadplegend referendum over het Nederlandse lidmaatschap van de Europese Unie (Wet raadplegend referendum Nederlands EU-lidmaatschap) (36346) (antwoord 1e termijn + rest) (Plenair debat (initiatiefwetgeving)), TK
- 2024-06-04 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
36 346 Voorstel van wet van het lid Van Houwelingen betreffende het houden van een raadplegend referendum over het Nederlandse lidmaatschap van de Europese Unie (Wet raadplegend referendum Nederlands EU-lidmaatschap)
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is het Nederlandse lidmaatschap van de Europese Unie aan een raadplegend referendum te onderwerpen;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
In deze wet wordt verstaan onder:
a. Onze Minister: Onze Minister voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
b. referendum: raadplegend referendum, bedoeld in artikel 2.
Artikel 2
Er wordt een referendum gehouden over het Nederlandse lidmaatschap van de Europese Unie.
HOOFDSTUK 2. KIESGERECHTIGHEID
Artikel 3
1. Kiesgerechtigd voor het referendum zijn diegenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor het kiesrecht is voldaan, is de toestand op de vierenveertigste dag voor de dag van de stemming, bedoeld in artikel 12, bepalend. Het vereiste van het hebben bereikt van de achttienjarige leeftijd wordt beoordeeld naar de toestand op de dag van de stemming.
Artikel 4
Artikel B 6 van de Kieswet is van toepassing.
Artikel 5
De registratie van de kiesgerechtigdheid van de ingezetenen van de gemeente in de gemeentelijke administratie voor de verkiezingen van de Tweede Kamer geldt tevens als registratie van de kiesgerechtigdheid voor het referendum.
Artikel 6
De artikelen D 2 tot en met D 10 van de Kieswet zijn van toepassing.
HOOFDSTUK 3. KIESKRINGEN, STEMDISTRICTEN EN STEMBUREAUS
Artikel 7
Voor het houden van het referendum wordt Nederland verdeeld in kieskringen die overeenkomen met de kieskringen voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer.
Artikel 8
1. Burgemeester en wethouders stellen één of meer stembureaus in de gemeente in.
2. Een stembureau bestaat uit een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen aantal leden, van wie er één voorzitter is.
3. Burgemeester en wethouders benoemen tijdig voordat de stemming voor het referendum wordt gehouden de leden van elk stembureau en een voldoende aantal plaatsvervangende leden.
4. Artikel E 4, tweede tot en met vierde lid, van de Kieswet is van toepassing, met dien verstande dat:
a. in artikel E 4, tweede lid, onderdeel b, in plaats van «voor de desbetreffende verkiezing» wordt gelezen «voor het referendum»;
b. in artikel E 4, tweede lid, onderdeel c, in plaats van «bij een vorige verkiezing» wordt gelezen «bij een vorig referendum of een vorige verkiezing»;
c. in artikel E 4, derde lid, in plaats van «nadat over de toelating van de gekozenen is beslist» wordt gelezen «nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld».
Artikel 9
De hoofdstembureaus voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer treden op als hoofdstembureaus voor het houden van het referendum.
Artikel 10
De Kiesraad treedt op als centraal stembureau voor het houden van het referendum.
Artikel 11
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels gesteld worden omtrent inrichting, samenstelling en werkwijze van het centraal stembureau.
HOOFDSTUK 4. DE STEMMING
Artikel 12
1. De dag van de stemming wordt zo spoedig mogelijk bij koninklijk besluit bepaald. Het koninklijk besluit wordt in het Staatsblad geplaatst.
2. Als dag van de stemming wordt een woensdag aangewezen binnen een termijn die aanvangt op de vijfentachtigste dag en eindigt zes maanden na de datum waarop deze wet in werking is getreden.
3. Voor de berekening van de termijn van zes maanden wordt de periode van 1 juli tot en met 31 augustus niet meegeteld.
Artikel 13
1. Indien binnen de in artikel 12, tweede lid, bedoelde termijn een of meer stemmingen voor een verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, provinciale staten, de algemene besturen van waterschappen, de gemeenteraden of het Europees Parlement plaatsvinden, of een ander referendum op grond van de Wet raadgevend referendum, wordt als dag van de stemming voor het referendum aangewezen de woensdag van die stemming, onderscheidenlijk voor een van die stemmingen.
2. Bij toepassing van het eerste lid zijn de krachtens artikel J 6 van de Kieswet bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gegeven voorschriften, bedoeld in artikel J 6b, voor combinatie van stemmingen van overeenkomstige toepassing.
Artikel 14
1. Op het bij de stemming te bezigen stembiljet wordt vermeld: «Zou Nederland lid moeten blijven van de Europese Unie (EU) of zou Nederland uit de Europese Unie (EU) moeten treden?» en wordt aan de kiezer de keuze geboden tussen de opties «lid van de EU blijven» onderscheidenlijk «uit de EU treden». Op de achterzijde wordt de handtekening van de voorzitter van het centraal stembureau gedrukt.
2. Bij ministeriële regeling wordt voor het stembiljet een model vastgesteld.
Artikel 15
Ten aanzien van de stemming zijn de artikelen J 1, tweede lid tot en met vijfde lid, J 4, J 4a, J 5, eerste lid, J7 tot en met J8, J 10, J 11, eerste en tweede lid, J 12 tot en met J 19, J 21, J 24 tot en met J 31 en J 35 tot en met J 38 van de Kieswet van toepassing, met dien verstande dat:
a. in artikel J 5, eerste lid, de zinsnede «en dat ligt in het gebied van het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden» buiten toepassing blijft;
b. in artikel J 5, eerste lid, en J 7 in plaats van «dag van de kandidaatstelling» wordt gelezen «vierenveertigste dag voor de dag van stemming, bedoeld in artikel 12»;
c. in artikel J 11, eerste lid, in plaats van «het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden» wordt gelezen «het referendum»;
d. in artikel J 24, eerste lid, in plaats van «de verkiezing» wordt gelezen «het referendum»;
e. in artikel J 26, eerste lid, in plaats van «de naam van de kandidaat van zijn keuze» wordt gelezen «zijn keuze inzake de vraag, genoemd in artikel 14, eerste lid».
Artikel 16
1. Met toepassing van hoofdstuk K van de Kieswet kan gestemd worden in een andere gemeente met een kiezerspas.
2. Bij de toepassing van hoofdstuk K van de Kieswet wordt het volgende in acht genomen:
a. in artikel K 1, eerste lid, blijft de zinsnede «binnen het gebied van het orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden,» en het tweede lid buiten toepassing;
b. in de artikelen K 3, eerste en tweede lid, K 6, tweede lid en K 8, tweede lid, wordt in plaats van «dag van de kandidaatstelling» gelezen «vierenveertigste dag voor de dag van stemming».
Artikel 17
1. Met toepassing van hoofdstuk L van de Kieswet kan bij volmacht worden gestemd.
2. Bij de toepassing van hoofdstuk L van de Kieswet wordt in de artikelen L 7, tweede lid, L 8, eerste en tweede lid, en L 11, eerste lid, in plaats van «dag van de kandidaatstelling» gelezen «vierenveertigste dag voor de dag van stemming».
Artikel 18
1. Met toepassing van hoofdstuk M van de Kieswet, met uitzondering van artikel M 6a, kan bij het referendum door een kiezer die op de vierenveertigste dag voor de stemming, bedoeld in artikel 12, zijn werkelijke woonplaats buiten Nederland heeft of op de dag van de stemming wegens zijn beroep of werkzaamheden of wegens het beroep of de werkzaamheden van zijn echtgenoot, geregistreerd partner, levensgezel of ouder buiten Nederland verblijft, per brief worden gestemd.
2. Bij de toepassing van hoofdstuk M van de Kieswet wordt het volgende in acht genomen:
a. in artikel M 6, eerste lid, onder b, wordt gelezen «de vraag en de antwoordopties, genoemd in artikel 14, eerste lid, van de Wet raadplegend referendum EU-lidmaatschap»;
b. in artikel M 6, derde lid, wordt in plaats van «het overzicht van de kandidatenlijsten» gelezen «de vraag en de antwoordopties, genoemd in artikel 14, eerste lid, van de Wet raadplegend referendum EU-lidmaatschap»;
c. in artikel M 6, vierde lid, wordt in plaats van «het overzicht» gelezen «de vraag en de antwoordopties, genoemd in artikel 14, eerste lid, van de Wet raadplegend referendum EU-lidmaatschap»;
d. in artikel M 7, eerste lid, blijven de onderdelen 1° en 2° buiten toepassing en wordt in plaats daarvan gelezen «het stemvakje, geplaatst vóór het antwoord van zijn keuze inzake de vraag, genoemd in artikel 14, eerste lid, van de Wet raadplegend referendum EU-lidmaatschap, in te kleuren met een kleur naar keuze.»;
e. in artikel M 7, tweede lid, wordt gelezen «Daarna vouwt hij het stembiljet dicht en doet hij het stembiljet in de enveloppe voor het stembiljet»;
f. in artikel M &, vierde lid, wordt in plaats van «dag van de kandidaatstelling» gelezen «vierenveertigste dag voor de dag van stemming».
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven met het oog op de combinatie van stemmingen voor kiezers die per brief stemmen.
HOOFDSTUK 5. DE STEMOPNEMING DOOR HET STEMBUREAU
Artikel 19
1. Onmiddellijk nadat de stemming is geëindigd, vindt de stemopneming plaats.
2. De artikelen N 1 tot en met N 3 en N 5 van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat in artikel N 1, eerste lid, in plaats van «op iedere kandidaat van een lijst» wordt gelezen «op elk van de antwoordopties, genoemd in artikel 14, eerste lid, van de Wet raadplegend referendum EU-lidmaatschap», in artikel N 1, tweede lid, in plaats van «dag van de kandidaatstelling» wordt gelezen «vierenveertigste dag voor de dag van stemming», en in artikel N 5 de zinsnede «en voegen deze lijstgewijze bijeen» buiten toepassing blijft.
Artikel 20
1. Het stembureau stelt vast:
a. het aantal stemmen dat voor behoud van het Nederlandse EU-lidmaatschap is uitgebracht;
b. het aantal stemmen dat voor uittreden van Nederland uit de EU is uitgebracht;
c. het aantal blanco stemmen;
d. de som van de onder a, b en c bedoelde aantallen stemmen, zijnde het aantal geldig uitgebrachte stemmen;
e. het aantal ongeldige stemmen.
2. De artikelen N 6, derde lid, en N 7 tot en met N 8a van de Kieswet zijn van toepassing, met dien verstande dat:
a. in artikel N 6, derde lid, in plaats van «op kandidaten» wordt gelezen «voor behoud van het Nederlandse EU-lidmaatschap onderscheidenlijk voor uittreding van Nederland uit de EU»;
b. in artikel N 7, derde lid, in plaats van «op welke kandidaat hij zijn stem uitbrengt» gelezen wordt «welke keuze hij doet».
Artikel 21
1. Terstond nadat de stemmen zijn opgenomen, maakt de voorzitter de in artikel 20 bedoelde aantallen stemmen bekend. Door de aanwezige kiezers kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht.
2. Artikel N 9, tweede en derde lid, van de Kieswet is van toepassing, met dien verstande dat in artikel N 9, derde lid, in plaats van «lijstgewijs gerangschikt» gelezen wordt «verdeeld in stemmen voor behoud van het Nederlandse EU-lidmaatschap onderscheidenlijk voor uittreding van Nederland uit de EU.
Artikel 22
De artikelen N 10 en N 11, eerste lid, van de Kieswet zijn van toepassing.
Artikel 23
1. Nadat de burgemeester van alle in zijn gemeente gevestigde stembureaus het proces-verbaal van de stemming en de stemopneming heeft ontvangen, stelt hij voor zijn gemeente de totalen van de in artikel 20 bedoelde aantallen stemmen, het aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht en het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld vast. Voor zover mogelijk geeft de burgemeester een verklaring voor het in de vorige volzin bedoelde verschil. Tevens stelt hij op basis van de registratie, bedoeld in artikel 5, het aantal kiesgerechtigden in de gemeente vast.
2. De burgemeester van ’s-Gravenhage maakt bij de vaststelling van de in artikel 20 bedoelde aantallen apart melding van het aantal stemmen dat in de briefstembureaus is uitgebracht. Tevens maakt hij apart melding van het aantal op grond van artikel D 2 van de Kieswet geregistreerde kiesgerechtigde personen met een woonplaats buiten Nederland.
3. Voor de in het eerste lid bedoelde vaststelling wordt gebruik gemaakt van een formulier waarvoor bij ministeriële regeling een model wordt vastgesteld.
Artikel 24
De burgemeester draagt er zorg voor dat de processen-verbaal, met daarbij gevoegd de opgaven van de door hem vastgestelde aantallen stemmen, onverwijld worden overgebracht naar de voorzitter van het hoofdstembureau. Tevens legt hij een afschrift van deze stukken onverwijld voor een ieder ter inzage op het gemeentehuis totdat de uitslag van het referendum is vastgesteld.
Artikel 25
1. De artikelen en N 15 tot en met N 21, N 33 en N 34 van de Kieswet zijn van toepassing., met dien verstande dat:
a. in de aanhef van artikel N 33, eerste lid, in plaats van «nadat over de toelating van de gekozenen is beslist» gelezen wordt «nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld»;
b. in artikel N 33, eerste lid, onderdeel b, in plaats van «strafbaar gestelde gedraging in deze wet, de artikelen 125 tot en met 129 van het Wetboek van Strafrecht of de artikelen 131 tot en met 135 van het Wetboek van Strafrecht BES» gelezen wordt «op grond van deze wet strafbaar gestelde gedraging»;
c. in artikel N 34 in plaats van «Nadat is beslist over de toelating van de gekozenen» gelezen wordt «Nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld».
Artikel 26
1. De burgemeester draagt er zorg voor dat de niet op grond van artikel 25 of N 33 van de Kieswet naar de officier van justitie overgebrachte verzegelde pakken na drie maanden nadat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld, worden vernietigd.
2. Van de vernietiging van de verzegelde pakken wordt proces-verbaal opgemaakt.
HOOFDSTUK 6. DE VASTSTELLING VAN DE UITSLAG VAN HET REFERENDUM
Artikel 27
1. Het hoofdstembureau stelt de totalen van de in artikel 20 bedoelde aantallen stemmen vast.
2. De artikelen O 4, O 5, vierde lid, en O 7, van de Kieswet zijn van toepassing.
Artikel 28
1. De voorzitter van het hoofdstembureau doet terstond een afschrift van het proces-verbaal, bedoeld in artikel O 7 van de Kieswet naar het centraal stembureau overbrengen en doet tegelijkertijd het proces-verbaal ter secretarie van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd, voor een ieder ter inzage leggen. De terinzagelegging wordt beëindigd, zodra de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld.
2. De voorzitter van het hoofdstembureau doet tevens de processen-verbaal van de stembureaus en de opgaven, bedoeld in artikel 24, aan het centraal stembureau toekomen.
Artikel 29
1. Het hoofdstembureau maakt het proces-verbaal onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar. Bij ministeriële regeling kan hiervoor een internetadres worden aangewezen.
2. Het hoofdstembureau brengt zijn proces-verbaal onverwijld naar het centraal stembureau over.
3. Het hoofdstembureau brengt de processen-verbaal van de stembureaus en de opgaven, bedoeld in artikel 24 naar het centraal stembureau over.
Artikel 30
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de taak van het hoofdstembureau inzake de vaststelling van de uitslag van het referendum.
Artikel 31
1. Onmiddellijk nadat de afschriften van de processen-verbaal van alle hoofdstembureaus zijn ontvangen, gaat het centraal stembureau over tot de werkzaamheden ter vaststelling en bekendmaking van de opkomst en de uitslag van het referendum.
2. Artikel P 1a van de Kieswet is van toepassing, met dien verstande dat in het eerste en het tweede lid in plaats van «de uitslag van de verkiezing of de berekening van de zetelverdeling» wordt gelezen «de uitslag van het referendum».
Artikel 32
1. Het centraal stembureau onderzoekt de geldigheid van de stemming en de juistheid van de vaststelling van de uitkomsten van de stemming door de stembureaus en de hoofdstembureaus, en beslist de geschillen die te dien aanzien rijzen. Het neemt daartoe kennis van de processen-verbaal van de stembureaus en de hoofdstembureaus.
2. Ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, kan het centraal stembureau tot een nieuwe opneming van stembiljetten, zowel uit alle als uit een of meer stembureaus besluiten. besluiten. De burgemeester die de desbetreffende stembiljetten onder zich heeft, doet deze op verzoek van het centraal stembureau onverwijld naar dat orgaan overbrengen. Na ontvangst van de stembiljetten gaat het centraal stembureau onmiddellijk tot de opneming over. Het is bevoegd daartoe de verzegelde pakken te openen en de inhoud te vergelijken met de processen-verbaal van de stembureaus. Bij deze opneming is hoofdstuk N, paragraaf 1, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing.
3. Ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, is het centraal stembureau tevens bevoegd de verzegelde pakken, bedoeld in artikel N 2 van de Kieswet, te openen. De burgemeester die de desbetreffende pakken onder zich heeft, doet deze op verzoek van het centraal stembureau onverwijld naar dat orgaan overbrengen. Na beëindiging van het onderzoek worden de bescheiden uit de geopende pakken opnieuw ingepakt en verzegeld op de in artikel N 2 van de Kieswet voorgeschreven wijze.
Artikel 33
1. Indien het centraal stembureau besluit dat het referendum ongeldig is wegens de ongeldigheid van de stemming in één of meer stembureaus, geeft de voorzitter daarvan onverwijld kennis aan Onze Minister.
2. Uiterlijk op de dertigste dag nadat deze kennisgeving is ontvangen, vindt in de in het eerste lid bedoelde stembureaus een nieuwe stemming plaats en wordt de uitslag van het referendum opnieuw vastgesteld. De dag van de stemming wordt vastgesteld door Onze Minister.
3. Artikel V 7 van de Kieswet is van toepassing.
Artikel 34
Het centraal stembureau stelt vast:
a. het totale aantal stemmen dat voor behoud van het Nederlandse EU-lidmaatschap is uitgebracht;
b. het totale aantal stemmen dat voor uittreding van Nederland uit de EU is uitgebracht;
c. het totale aantal blanco stemmen dat is uitgebracht;
d. de som van de onder a, b en c bedoelde aantallen stemmen, zijnde het totale aantal geldig uitgebrachte stemmen;
e. het totale aantal ongeldige stemmen;
f. het totale aantal kiesgerechtigden;
g. het totale aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht;
h. het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld vast. Voor zover mogelijk geeft het centraal stembureau hiervoor een verklaring.
Artikel 35
1. Het centraal stembureau stelt de opkomst vast door de som van het totale aantal geldige en het totale aantal ongeldige stemmen te delen door het totale aantal kiesgerechtigden.
2. Het centraal stembureau stelt vervolgens vast welk percentage van de kiesgerechtigden dat bij de stemming een geldige stem heeft uitgebracht zich:
a. voor behoud van het Nederlandse EU-lidmaatschap heeft uitgesproken;
b. voor uittreding van Nederland uit de EU heeft uitgesproken, en
c. een blanco stem heeft uitgebracht.
Artikel 36
1. De voorzitter van het centraal stembureau maakt de opkomst en de uitslag van het referendum zo spoedig mogelijk bekend. De bekendmaking geschiedt in een openbare zitting van het centraal stembureau.
2. Artikel P 20, tweede tot en met vierde lid, van de Kieswet is van toepassing.
Artikel 37
1. Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, wordt daarvan aanstonds proces-verbaal opgemaakt. In dit proces-verbaal worden de opkomst en de uitslag van het referendum, alle ingebrachte bezwaren, alsmede de gerezen geschillen en de beslissingen die te dien aanzien zijn genomen, vermeld.
2. Artikel P 22, tweede en derde lid, van de Kieswet is van toepassing.
Artikel 38
Het centraal stembureau maakt zijn proces-verbaal onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar. Bij ministeriële regeling kan hiervoor een internetadres worden aangewezen.
Artikel 39
De voorzitter van het centraal stembureau doet een afschrift van het proces-verbaal toekomen aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en Onze Minister.
Artikel 40
1. Het centraal stembureau bewaart de pakken, bedoeld in artikel 32, tweede lid, drie maanden nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld. Daarna vernietigt hij deze stukken onmiddellijk, tenzij:
a. de officier van justitie of de rechter-commissaris in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht van deze stukken, in welk geval de vernietiging plaatsvindt nadat dit onderzoek is afgerond;
b. strafvervolging is ingesteld wegens een in deze wet strafbaar gestelde gedraging, in welk geval de vernietiging plaatsvindt nadat er een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is.
2. Van de vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.
3. Nadat de uitslag van het referendum is vastgesteld, is het centraal stembureau bevoegd, de pakken, bedoeld in artikel 32, tweede lid, het proces-verbaal, bedoeld in artikel 37 en de processen-verbaal van de hoofdstembureaus, ten dienste van een onderzoek naar enig strafbaar feit aan de officier van justitie over te dragen.
HOOFDSTUK 7. BEPALINGEN INZAKE BEROEP
Artikel 41
1. Geen beroep kan worden ingesteld tegen:
a. een besluit van het stembureau, het hoofdstembureau of de burgemeester inzake het verloop van de stemming, de stemopneming en de vaststelling van de uitslag van het referendum;
b. het besluit, bedoeld in artikel 12, eerste lid.
2. Een belanghebbende kan beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen besluiten van het centraal stembureau inzake het verloop van de stemming, de stemopneming en de vaststelling van de uitslag van het referendum.
Artikel 42
Bij besluiten als bedoeld in de artikelen 34 en 35 gelden de volgende afwijkingen van de Algemene wet bestuursrecht:
a. In afwijking van artikel 6:7 bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes dagen.
b. Titel 8.3 is niet van toepassing.
c. In afwijking van artikel 8:41, vijfde lid, bedraagt de termijn binnen welke de bijschrijving of storting van het verschuldigde bedrag dient plaats te vinden, twee weken. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan een kortere termijn stellen.
d. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State behandelt de zaak met toepassing van afdeling 8.2.3. Afdeling 8.2.4 blijft buiten toepassing. Aan het bestuursorgaan wordt terstond een afschrift van het beroepschrift gezonden.
HOOFDSTUK 8. STRAFBEPALINGEN
Artikel 43
Degene die bij het referendum door geweld of bedreiging met geweld opzettelijk iemand verhindert zijn of eens anders kiesrecht vrij en onbelemmerd uit te oefenen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van de derde categorie.
Artikel 44
1. Degene die bij het referendum door gift of belofte iemand omkoopt om zijn of eens anders kiesrecht hetzij niet, hetzij op bepaalde wijze uit te oefenen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de derde categorie.
2. Dezelfde straf wordt toegepast op de kiezer of de gemachtigde van een kiezer die zich door gift of belofte tot een of ander laat omkopen.
Artikel 45
Degene die bij gelegenheid van het referendum enige bedrieglijke handeling pleegt waardoor een stem van onwaarde wordt of een andere dan bij het uitbrengen van de stem bedoelde keuze aangeeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de derde categorie.
Artikel 46
Degene die opzettelijk zich voor een ander uitgevende, aan het referendum deelneemt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van de derde categorie.
Artikel 47
Degene die bij het referendum opzettelijk een plaats gehad hebbende stemming verijdelt of enige bedrieglijke handeling pleegt waardoor aan de stemming een andere uitslag wordt gegeven dan door de wettig uitgebrachte stemmen zou zijn verkregen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden of een geldboete van de vierde categorie.
Artikel 48
Degene die stembiljetten, kiezerspassen, volmachtbewijzen of briefstembewijzen namaakt of vervalst met het oogmerk deze bij het referendum als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of een geldboete van de vierde categorie.
Artikel 49
Degene die bij het referendum opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken stembiljetten, kiezerspassen, volmachtbewijzen of briefstembewijzen, die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij ze ontving, bekend was, of deze, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of een geldboete van de vierde categorie.
Artikel 50
Degene die stembiljetten, kiezerspassen, volmachtbewijzen of briefstembewijzen voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk bij het referendum te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of een geldboete van de vierde categorie.
Artikel 51
1. Degene die bij het referendum door gift of belofte een kiezer omkoopt om volmacht te geven tot het uitbrengen van zijn stem, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de derde categorie.
2. Met dezelfde straf wordt gestraft de kiezer die zich door gift of belofte tot het bij volmacht stemmen laat omkopen.
Artikel 52
1. Bij veroordeling wegens een van de in de artikelen 48 tot en met 51 omschreven misdrijven kan ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 1°, 2° en 4°, van het Wetboek van Strafrecht dan wel, indien de ontzetting wordt uitgesproken door de strafrechter in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, artikel 32, eerste lid, onder 1°, 2°, en 4° van het Wetboek van Strafrecht BES vermelde rechten worden uitgesproken.
2. Bij veroordeling tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar wegens een van de in de artikelen 43 en 46 tot en met 50 omschreven misdrijven, kan ontzetting van het in artikel 28, eerste lid, onder 3°, van het Wetboek van Strafrecht dan wel, indien de ontzetting wordt uitgesproken door de strafrechter in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, artikel 32, eerste lid, onder 3° van het Wetboek van Strafrecht BES vermelde recht worden uitgesproken.
Artikel 53
Degene die bij het referendum als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze overleden is, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of een geldboete van de tweede categorie.
Artikel 54
Degene die bij het referendum een ander heeft gemachtigd voor hem te stemmen en niettemin in persoon aan de stemming deelneemt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of een geldboete van de tweede categorie.
Artikel 55
Degene die stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert teneinde hen te bewegen het formulier op hun stempas, bestemd voor het stemmen bij volmacht bij het referendum, te ondertekenen en deze kaart af te geven, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of een geldboete van de derde categorie.
Artikel 56
De werkgever die de hem bij artikel J 10 van de Kieswet juncto artikel 15 van deze wet opgelegde verplichting niet nakomt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of een geldboete van de tweede categorie.
Artikel 57
De voorzitter, de leden en de opgeroepen plaatsvervangende leden van het stembureau die gedurende de zitting buiten noodzaak afwezig zijn zonder dat in vervanging is voorzien, worden gestraft met een geldboete van de eerste categorie.
Artikel 58
De in de artikelen 43 tot en met 51 bedoelde strafbare feiten worden als misdrijven beschouwd en de in de artikelen 53 tot en met 57 bedoelde strafbare feiten als overtredingen.
HOOFDSTUK 9. HET REFERENDUM IN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Artikel 59
Deze wet en de daarop berustende bepalingen is mede van toepassing in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met inachtneming van het in dit hoofdstuk bepaalde.
Artikel 60
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder «openbaar lichaam»: openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba.
Artikel 61
1. Voor de toepassing van de bij deze wet gestelde, de bij deze wet van toepassing verklaarde of de krachtens deze wet gestelde bepalingen in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, wordt, voor zover dit hoofdstuk niet anders bepaalt, telkens in die bepalingen gelezen in plaats van:
a. «gemeente»: openbaar lichaam;
b. «burgemeester»: gezaghebber;
c. «burgemeester en wethouders»: het bestuurscollege;
d. «het gemeentehuis»: het bestuurskantoor;
e. «artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht»: artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht BES.
2. Indien uitsluitend de gemeente, de burgemeester of burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage wordt bedoeld, geldt het eerste lid, onder a tot en met c, niet.
Artikel 62
De artikelen Ya 11, Ya 12, Ya 40 en Ya 42 van de Kieswet zijn bij het referendum van toepassing in een openbaar lichaam, met dien verstande dat:
a. in artikel Ya 11, eerste lid, in plaats van «artikel N 12, eerste lid» wordt gelezen «artikel 24 van de Wet raadplegend referendum Nederlands EU-lidmaatschap», in plaats van «vastgestelde aantallen stemmen» wordt gelezen «vastgestelde aantallen stemmen en kiesgerechtigden» en in plaats van «totdat het centraal stembureau de uitslag van de verkiezing heeft bekendgemaakt en over de toelating van de gekozenen is beslist» wordt gelezen «totdat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld»;
b. in artikel Ya 12, eerste lid, in plaats van «artikel O 3» wordt gelezen «artikel 30 van de Wet raadplegend referendum Nederlands EU-lidmaatschap»;
c. in artikel Ya 42, eerste lid, de zinsnede «en tegen een beschikking van de eilandsraad als bedoeld in de artikelen X 5, derde lid, en X 8, vierde lid,» buiten toepassing blijft.
HOOFDSTUK 10. SLOTBEPALINGEN
Artikel 63
1. Wanneer bij of krachtens deze wet voorgeschreven verrichtingen op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag zouden vallen, treedt de eerstvolgende dag, geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag zijnde, daarvoor in de plaats.
2. Voor zover de bepaling van de tijd voor die verrichtingen aan het openbaar gezag is opgedragen, worden daarvoor geen zaterdagen, zondagen of algemeen erkende feestdagen aangewezen.
3. Onder algemeen erkende feestdagen worden verstaan de in artikel 3 van de Algemene termijnenwet als zodanig genoemde en de bij of krachtens dat artikel daarmee gelijkgestelde dagen.
Artikel 64
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Artikel 65
Deze wet vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat in elk geval is gelegen drie maanden nadat de uitslag van het referendum onherroepelijk is vastgesteld.
Artikel 66
Deze wet wordt aangehaald als: Wet raadplegend referendum Nederlands EU-lidmaatschap.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,